Wind- en watermolens
binnen de gemeente Venray
H z n
f
WATERMOLENS LANGS DE
GROTE MOLENBEEK
1 kfa-tef /<ey
PEEL EN MAAS
Donderdag 16 februari - Pagina 7
De Grote Molenbeek is de langste
en waterrijkste beek in Noord-
Limburg en aan de oevers lagen in
het verleden verschillende water
molens. De beek had haar oorsprong
in het voormalige plassengebied van
de Vliegert en de Struiken aan de
rand van de Peel in de gemeente
Helden. Op Sevenums en Horster
grondgebied neemt de Grote Molen
beek verschillende zijtakken op.
In het verleden voedde de Molen
beek de grachten van Huis Stemha
gen te Sevenum en een bepaalde bron
vermeldt, dat in het verleden nabij
Huis Steinhagen een watermolen was
gelegen aan een omleiding van de
beek.
Verder stroomafwaarts voedde de
Grote Molenbeek de grachten van het
kasteel te Horst en zorgde voor de
aandrijving van de Horster water
molen, een dubbele watermolen, een
uitzondering in Noord-Limburg.
DE LOLLEBEEK ALS GRENS
Ten noorden van de weg Horst-
Tienray buigt de Grote Molenbeek
om in noord-oostelijke richting en
vóór Tienray mondt de Lollebeek er
in uit. De Lollebeek had haar
oorsprong aan de rand van het
Peelgebied, stroomde door het Cas-
tenrayse Broek.
Het dal van de Lollebeek met haar
moerassige gronden en omringende
heidevelden op de hoger gelegen
gronden was tot ver in de negentiende
eeuw de scheiding tussen de cultuur
gronden rond de buurtschappen
Castenray - Klein Oirlo (gemeente
Venray) en die van de buurtschap
Oostenrijk (gemeente Horst).
Nog steeds vormt het dal van de
Lollebeek de grens tussen de
gemeenten Horst en Venray en een
bekend punt was vroeger de zoge
naamde "Castenrayse Brug", op de
plaats, waar de (oude) provinciale
weg Horst-Venray de beek kruiste.
OUD MAASDAL
Vanaf het Kasteelke noordelijk van
Meerlo stroomt de Grote Molenbeek
door een breed dal, zoals dat
duidelijk waarneembaar is vanaf de
provinciale weg Venray-Wanssum.
Duizenden jaren geleden stroomde
door dit gedeelte van het Molenbeek
dal immers de Maas.
De oudholocene Maasmeander
noordelijk van Broekhuizenvorst -
Gun - Megelsum - Meerlo boog bij
het Kasteelke noordwaarts en thans
stroomt door dit gedeelte van de oude
Maasloop de Grote Molenbeek.
Op de linker oever van het
Molenbeekdal ligt hier de St.
Goar-kapel.
STICHTING KAPELLEN
Men vertelde ons in Geysteren het
verhaal, dat St. Goar, St. Willibrord
en St. Jozef door het Limburgse land
noordwaarts trokken, maar vermoeid
raakten door de zware'gang door de
mulle veldwegen. St. Goar kon op
een gegeven moment niet verder en
besloot ter plaatse een kapel te
stichten om hier aan de rand van het
Molenbeekdal uit te rusten.
St. Willibrord gaf de pijp aan
Maarten, nadat hij Geysteren was
gepasseerd en stichtte in de bossen bij
Geysteren de bekende St. Willibrord
kapel.
St. Jozef ging alleen verder, maar
kwam niet verder dan de Smakt,
waar de bekende St, Jozefkapel werd
gesticht.
HET MOLENBEEKDAL BIJ
WANSSUM
Het dorp Wanssum lag vanouds op
beide oevers van het Molenbeekdal en
nabij de voormalige hoeve "de
Staai" mondde de Grote Molenbeek
in de Maas uit. Het dal van de Grote
Molenbeek ter plaatse was vroeger
deels moerassig, deels als wei- en
hooiland in gebruik en stond bekend
als het Dorpsbroek en de Koeweide.
In de dertiger jaren van deze eeuw
werd de Grote Molenbeek genorma
liseerd: rechtgetrokken, van -haar
bochten ontdaan en de bedding
plaatselijk verbreed en uitgediept. De
loop van de beek werd daardoor
teruggebracht van circa 36 km tot
circa 29 km.
Vóór de Maaskanalisatie lagen de
gronden, waar thans de toegang tot
én de haven van Wanssum liggen,
circa 2Zi meter boven de waterspiegel
van de Maas, maar de voltooiing van
de Maaskanalisatie rond 1930 had
voor het laatste gedeelte van het
Molenbeekdal grote gevolgen. Door
de plaatsing van stuwen in de Maas
werd in het stuwpand Belfeld -
Sambeek het Maaswater opgestuwd;
werd de waterstand van de Maas
aanmerkelijk hoger en kwamen de
gronden in het Molenbeekdal ter
hoogte van Wanssum. ongeveer gelijk
te liggen met de hoogte van het
Maaswater.
Het water van de Molenbeek kon
hierdoor niet snel genoeg lozen, zodat
het beekwater werd opgestuwd. De
aanleg van het toegangskanaal en de
haven bracht niet alleen het dorp
Wanssum binnen het bereik van de
scheepvaart, maar met de uitgebag
gerde grond kon het omringende
IPfo £a.-yc£ 7tPJ~o
I
Bijgaand kaartje is een sterk vereenvoudigde weergave van de Militaire Topo
grafische kaart rond 1850 met de daarop weergegeven windmolens te Well, Oir
lo, Swolgen én de Blitterswijckse windmolen. Als watermolens staan voor het
betreffende gebied op de genoemde kaart aangeduid een aantal watermolens op
de Grote Molenbeek, o.a. te Wanssum (1), nabij het Kasteelke te Meerlo (2) en
in de buurtschap Elshout (3) èn op de Geysterse beek te Geysteren (5) en de
Rosmolen (6).
Een watermolen te Tienray staat niet op genoemde kaart van 1850 aangeduid,
maar wèl op de Tranchotkaart uit het begin der negentiende eeuw, evenals een
tweede watermolen te Wanssum, die gelegen Was stroomafwaarts van de aange
geven watermolen; tot circa 1800 stonden in Wanssum aan de Grote Molenbeek
de Onderste en Bovenste Molen.De watermolen te Tienray bestond in 1850
niet meer, maar op de Tranchotkaart kan de ligging ervan - via de ingetekende
molenkolk, gebouw en omloop" - gelokaliseerd worden (4); deze watermolen
was gelegen in de knik, waar de Grote Molenbeek noordwaarts ging stromen.
Aangegeven zijn ook de kastelen te Geysteren en Well, de hoeve ,,de Staai"
(8) bij Wanssum en de Castenrayse Brug (7) over de Lollebeek, op de plaats,
waar genoemde beek de provinciale weg Horst- Venray kruiste.
Van de dorpen Geysteren, Wanssum, Well, Meerlo en Swolgen - plaatsen,
waar rond 1850 een parochiekerk stond - is het kerngebied ingetekend, evenals
van de toenmalige buurtschappen Klein-Oirlo, Tienray en Megelsum. Wanssum
lag vanouds aan beide zijden van het da! van de Grote Molenbeek.
terrein worden opgehoogd en her
schapen worden in bouwterrein. In
het begin der dertiger jaren werd met
het graafwerk voor de haven
begonnen en in juni 1934 was de
aanleg van het toegangskanaal en de
haven voltooid. De Grote Molenbeek
mondt nu uit in de haven van
Wanssum
NAAM GROTE MOLENBEEK
Langs de Geul in Zuid-Limburg
lagen in het verleden talrijke
watermolens, evenals in de grens
overschrijdende rivieren de Jeker en
de Voer.
In Midden-Limburg lagen langs de
Haelense beek en de Leubeek talrijke
watermolens; evenals in het aangren
zende Nederrijnse gebied langs de
Niers, de Swalm en de Nette.
Vóóf 1800 lagen in en rond de
steden Venlo, Roermond en Maas
tricht ook diverse watermolens.
Noord-Limburg wordt in de litera
tuur over molens aangeduid als een
gebied, waarin vooral windmolens
voorkwamen. Voor de periode nó
1850 zal dit juist zijn; maar in de
periode vóór 1800 was in Noord-
Limburg het aantal watermolens
groter dan het aantal windmolens.
Het aantal watermolens langs de
Grote Molenbeek was weliswaar
geringer dan het aantal langs
genoemde riviertjes, maar toch
draagt deze beek de naam Grote
Molenbeek met ere: een watermolen
nabij Huis Steinhagen te Sevenum, de
dubbele watermolen ten noorden van
het kasteel te Horst, watermolens te
Tienray, Elshout, Meerlo en de
Onderste- en Bovenste Molen te
Wanssum.
DE ONDERSTE MOLEN TE
WANSSUM
Deze watermolen was gelegen in de
lage weiden van het Molenbeekdal op
de rechter oever tegenover de kerk te
Wanssum. Het was een korenmolen
en de Tranchotkaart uit het begin der
negentiende eeuw geeft de plaats van
de molen aan, maar op de
topografische kaart van 1850 staat ze
niet meer aangeduid.
Op 17 februari 1810 om tien uur 's
avonds stortte de Onderste Molen in.
Over de oorzaak kan men slechts
gissen. Was een grote stroomkracht
van het water na zware regenbuien de
oorzaak? Was het een houten molen,
die erg bouwvallig was geworden?
De Onderste Molen is sindsdien
niet meer opgebouwd en rond 1920
was de plaats, waar de molen gestaan
had nog herkenbaar, aldus pastoor
Janssen.
DE BOVENSTE MOLEN TE
WANSSUM
Deze molen lag verder stroomop
waarts aan de zuidzijde van Wans
sum, eveneens op de rechter oever.
Het was een olie- en looimolen, maar
ze was ook in staat om koren te
malen. De Rivierkaart van 1850
vermeldt de molen als "Waterkoren
molen".
Op 26 mei 1691 werden de beide
watermolens te Wanssum gekocht
door de echtlieden Michiel Fleuren en
Anna Lamberts. Een halve eeuw later
werd als eigenaar genoemd Gerardus
de Mulder. Zijn dochter Petronella
was gehuwd met Arnold Kessels en
hun erven bleven tot in de jaren zestig
van de vorige eeuw in het bezit van de
Bovenste Molen.
In 1786 liet de familie Kessels nabij
de molen een aanzienlijke hoeve
bouwen.
De watermolens verloren hun
bestaansrecht en zijn veelal verdwe
nen; in 1921 werd de Bovenste Molen
gesloopt en verdween een van de
fraaiste uitzichten van Noord-Lim
burg; schilders hebben de typische
molen met zijn rad meermalen op het
doek gebracht, aldus besluit pastoor
Janssen een artikel over de watermo
lens te Wanssum in 1922.
WATERMOLENS TE MEERLO
De heren van Meerlo bezaten vóór
1800 binnen de heerlijkheid een
drietal banmolens. Het kasteel te
Meerlo werd in een vroeg stadium
verwoest en later gedeeltelijk her
bouwd: het Kasteelke, dat enkele
jaren geleden werd gerestaureerd. Tot
de opstallen van het Kasteelke
behoorde ook een houten water
molen.
De tweede watermolen was gelegen
ten zuiden van het Brugeind, waar de
Meerlose Baan de Grote Molenbeek
kruiste; de omgeving van de water
molen droeg bij het Kasteelke de
naam Moleneind en verder zuid
waarts werd de omgeving van de
watermolen "het Elshout" genoemd.
Van de oliemolen in het Elshout
geeft M.J. Janssen, pastoor te
Meerlo, in een in 1912 gepubliceerd
artikel een aantal bijzonderheden.
De derde watermolen lag in de knik
van de Grote Molenbeek te Tienray;
waarschijnlijk is deze molen gedu
rende de eerste helft der negentiende
eeuw buiten gebruik gesteld, want op
de Tranchotkaart staan gebouw,
molenkolk en "omloop" wél, maar
op de topografische kaart van 1850
niet meer ingetekend.
Aangezien de molen te Elshout een
oliemolen was, komt men tot de
veronderstelling, dat de funktie van
de watermolen te Tienray als
korenmolen werd overgenomen door
de in 1833 gebouwde windmolen te
Swolgen.
De watermolens te Meerlo kwamen
in 1834 in het bezit van de weduwe
De Cocq van Haeften en haar
dochters, die op het kasteel te
Blitterswijck woonden; tot het begin
der twintigste eeuw werden de molens
verpacht.
Een artikel "De watermolen te
Tienray en haar bewoners" in de
Maasgouw (1970) is bijna uitsluitend
genealogisch en heeft over de molen
geen bijzonderheden. Reeds in het
begin van de zestiende eeuw werd de
watermolen van Tienray in een
oorkonde genoemd.
HOUTEN WATERMOLENS
De watermolen bij het Kasteelke
was een houten graanmolen, een
uitzondering in Noord-Limburg. In
het boek "Watermolens in Neder
land" (1982), hét standaardwerk op
het gebied van de watermolens in ons
land, stelt auteur P. Nijhof, dat de
meeste oudere watermolens waar
schijnlijk van hout waren opgetrok
ken. Maar in een later stadium
werden ze vervangen door andere
materialen: in Noord- en Midden
limburg verrezen watermolens van
baksteen en in Zuid-Limburg werd
ook mergel als bouwsteen gebruikt.
Een opvallend verschijnsel was, dat
in Noord-Brabant en op de Veluwe
de houten watermolen het gangbare
type was en bleef; in Noord-Brabant
zijn bijna alle overgebleven water
molens van hout en in Noord- en
Midden-Limburg van baksteen.
Hout vereiste meer onderhoud en
was minder duurzaam dan een stenen
watermolen. De aanwezigheid van
klei en leem in de Maasvallei - waar
dan in veldovens stenen werden
gebakken - zal hierbij ook van
invloed zijn geweest. De verschillen in
duurzaamheid blijken ook uit het
feit, dat er in Noord-Brabant weinig
molenrestanten zijn en dat in
Limburg van tientallen voormalige
watermolens het molengebouw nog
resteert, al is het dan voor andere
doeleinden in gebruik.
De watermolen bij het Kasteelke te
Meerlo was een sober houten
gebouwtje, één der laatste houten
watermolens in Limburg. In 1908
werd deze graanmolen eigendom van
de molenaar Grad Tas; rond 1930 -
met de normalisatie van de Grote
Molenbeek en de afkoop van de
stuw- en molenrechten - werd de
watermolen buiten werking gesteld en
het houten molengebouw gesloopt.
Ter plaatse herinnert niets meer aan
de voormalige Meerlose watermolen.
DE OLIEMOLEN BIJ HET
ELSHOUT
Janssen vermeldt, dat de pachter
van de watermolen bij het Elshout in
de 18e eeuw ook de watermolen te
Tienray bemaalde. In 1796 werd de
oliemolen verpacht aan Gerard Aerts;
hij liet in Swolgen een windmolen
bouwen en in 1833 verliet hij de
molen bij het Elshout. Gerard Aerts
was ook degene die in 1819 de - reeds
beschreven - windmolen bij Klein
Oirlo liet bouwen, die hij verpachtte.
Het vertrek van Aerts kan wellicht
verklaard worden door het feit, dat
de oliemolen en de erbij behorende
hoeve in een bouwvallige staat
verkeerden
In 1839 liet de nieuwe eigenaar, de
weduwe De Cocq van Haeften, de
molen geheel vernieuwen. Verschil
lende pachters volgden elkaar op en
in 1908 werd de oliemolen aange
kocht door de molenaar Grad Tax,
die ook eigenaar werd van de
graanmolen bij het Kasteelke. In 1911
werd de oliemolen bij het Elshout
door Tax tot graanmolen ingericht.
De stuw ter plaatse vormt nog een
herinnering aan de watermolen bij
het Elshout, evenals enkele molenste
nen.
Het voormalige molengebouw,
thans als woning in gebruik, draagt
het ankerjaartal 1839 en de voorgevel
draagt de letters M A Bs V H: Maria
Antoinette Baronesse Van Haaften,
die in 1839 het geheel liet vernieuwen.
DUBBELE WATERMOLENS
Veel watermolens zijn vanaf de
oprichting gebouwd als een enkele
watermolen: een molen bestaande uit
Een van onze lezers heeft ooit eens
haar gevoelens onder woorden ge
bracht bij de afbraak van de St.
Jozefmolen in Heide: "de Hèdse
meule".
Graag voldoen wij aan haar
verzoek om haar literaire bijdrage in
ons blad op te nemen, nu wij de
geschiedenis van de molens uit
Venray (en de regio) regelmatig in
Peel en Maas behandelen.
Trots als een pauw stond daar eens onze moten,
tussen het groeiende gras en het rijpende koren.
Tot ver in de omtrek zag men hem staan,
met een prachtig silhouet bij volle maan.
Als de wind waaide door de bomen,
brachten de boeren hem het koren,
Hij maalde het tot meel;
niets was hem te veel.
Al was het korreltje nog zo klein,
hij maalde het grof, hij maalde het fijn.
Waren wij des zomers het koren aan het maaien,
dan begonnen zijn wieken al langzaam te draaien.
Aan de stand van die wieken kon men zien,
of er rouw of vreugde wos in het dorp misschien.
Want werd er in ons dorp kermis gevierd,
dan was ook de molen prachtig versierd.
Slingers om zijn armen, twee vlaggen in top.
Een krans in het midden,
die zweefde daar boven zijn kop.
Ook in bange oorlogsjaren, als wij zaten in diepe nood
was het de molen die zorgde voor ons dagelijks brood.
Kwam 't wrede oorlogsgeweld op ons aanstormen,
dan bleef ook hij voor ons paraat.
En heeft menigeen hetzij groot of klein,
onder zijn wijde mantel geschaard.
Toen na de oorlog weer veel was hersteld,
trok de boer weer met paard en ploeg naar het veld.
Maar de boer was het niet meer naar de zin.
dat kleine gedoe was hem te min,
en 't inkomen te gering.
Men ging aan het bouwen en verbouwen,
kippenkooien, tig boxen en varkensstallen.
Dit alles liep wel in de getallen.
Maar de boer hij ploegde voort,
van oost naar west, van zuid naar noord.
De molen zag dit alles lijdend aan
en peinsde, nu is het spoedig met mij gedaan.
Dit grote werk wordt mij te veel;
ook hij kreeg van de oorlog zijn deel.
En stilletjes ging hij aan 't kwijnen
toen hij daar grootse magazijnen zag verschijnen.
Onder zware hamerslagen is hij toen heen moeten gaan
maar menig dorpsbewoner pinkte nog een traan.
Toen de magazijnen gereed waren gekomen,
klommen de boeren op hun karren en tractoren.
•Ze reden af en aan,
om te halen koeken, brokken en ook graan.
Maar dat duurde niet lang,
de bulkers kwamen, waaronder ook Landbouwbelang.
Die kwamen de boeren bevrijden,
van dat vele op en neer rijden.
Silo's moesten er weer worden gebouwd,
de boer had genoeg met zakken gesjouwd.
Aan vakantie was de boer nog niet toe.
Hij moest nog altijd zorgen voor kip, varken en koe.
Alles draaide op volle toeren,
het was de trots van onze boeren.
Maar de kleine kernen konden dit niet lang aan;
ze zijn nu met andere dorpen in fusie moeten gaan.
Daar staan nu de magazijnen,
waarvoor eens de molen moest verdwijnen.
Jammer van dit eens zo kostbaar monument.
Hij zorgde voor boer, burger, producent en consument.
één of meer molengebouwen op één
oever van de rivier gelegen. Een
enkele watermolen voorzien van twee
waterraderen geldt dus niet als een
dubbele watermolen.
Een dubbele watermolen bestaat
uit twee of meer molengebouwen,
gelegen op beide oevers; een dubbele
watermolen bestond uit molenge
bouwen aan weerszijden van het
water tegenover elkaar en elk gebouw
was voorzien van een waterrad.
Dikwijls was het ene gebouw
korenmolen en het andere gebouw
oliemolen. Van de dubbele watermo
lens in ons land resteert weinig meer;
één van de overgebleven dubbele
watermolens in Limburg is de Franse
molen te Valkenburg, maar hiervan is
nog één gebouw als molen kompleet
en het andere gebouw is alleen nog
als zodanig behouden gebleven. Ook
de watermolen te Heijthuizen en die
te Horst waren dubbele watermolens,
maar van deze watermolens resteert
niets meer.
DE HORSTER WATERMOLEN
Voor zover we konden nagaan was
de watermolen te Horst de enigste
dubbele watermolen binnen het Land
van Kessel. De molen was gelegen
aan de noordzijde van de weg van
Horst naar Tienray, ongeveer op de
plaats, waar thans de (nieuwe)
provinciale weg Horst - Venray
genoemde weg kruist.
Het was naast de "Oude Moolen"
- 'n windmolen - de tweede eeuwen
oude banmolen binnen de heerlijk
heid Horst. Bijgaande tekening geeft
de ligging van deze dubbele water
molen op de Grote Molenbeek aan.
In de negentiende eeuw was de
watermolen in gebruik als olie- en
graanmolen. Opvallend is het ontbre
ken van een molenvijver bij deze
watermolen. Door sluizen kon men
de waterstand regelen. Doordat ten
zuidoosten van de watermolen het
kasteel te Horst omgeven was door
een stelsel van binnen- en buiten
grachten - eveneens gevoed door de
Grote Molenbeek en waarvan de
waterstand door sluizen geregeld kon
worden - beschikte de watermolen
over een reserve-reservoir met waar
schijnlijk ook in droge zomers een
voldoende watervoorraad voor het
aandrijven van de watermolen.
MOLENVIJVER EN MOLENKOLK
Veel watermolens beschikten over
een molenvijver, waardoor een
extra-voorraad water beschikbaar
was; bij andere molens trof men
stroomafwaarts van de molen direkt
achter de plaats van het vallende
water een molenkolk aan, ontstaan
als gevolg van de uitschurende
werking van het vallende water. De
Grote Molenbeek was en is de
waterrijkste rivier van Noord-Lim
burg en bij de in dit artikel
beschreven watermolens op de Grote
Molenbeek staan op de Tranchot
kaart uit het begin der negentiende
eeuw geen molenvijvers ingetekend;
de Grote Molenbeek bevatte in het
verleden doorgaans blijkbaar vol
doende water gedurende de verschil
lende seizoenen, zodat men met de
opstuwing alleen kon volstaan. Wél
staan op genoemde kaart bij de
watermolens te Horst, Tienray,
Elshout en de Bovenste Molen te
Wanssum molenkolken ingetekend.
De zogenaamde "omloop" bij een
watermolen bespreken we in een
slotartikel over de Geysterse water
molen.
HET EINDE VAN DE
HORSTER WATERMOLEN
In 1890 werd de dubbele watermo
len te Horst door de toenmalige
eigenaar Otto graaf von und zu
Westerholt und Gijsenberg verkocht
aan de gemeente Horst. De verkoop
prijs bedroeg 2500 gulden en in de
verkoopakte was bepaald, dat de
watermolen afgebroken zou worden,
hetgeen vóór 1 augustus 1891 diende
te geschieden. Ook was bepaald, dat
de verkoper ter plaatse of op een
andere plaats aan de Molenbeek in de
gemeente Horst geen nieuwe water
molen mocht bouwen. Deze laatste
bepaling in het verkoopkontrakt kan
enerzijds in verband staan met het
beëindigen van de water- en stuw-
rechten en anderzijds verband hou
den met het feit, dat een nieuw
gebouwde watermolen een grote
concurrent zou worden van de
bestaande partikuliere molens te
Horst, namelijk in 1890 waren dit de
Oude Moolen, de molen te Middellijk
en de Beuyssenmolen, terwijl in 1892
de "Meule van Op de Laak" werd
gebouwd. Blijkbaar was men in 1890
de vroegere monopolie-positie van de
Jcos-tf-
-7*7 Af
o//e-
rqo/ep
/f aZc
4
DUBBELE WATERMOLEN
TE HORST
1. Waterrad
2. Oude sluis, toegemaakt in 1834.'
3. Sluis in 1835 gemaakt ter breed
te van 51/2 voeten op 550 voeten
van de moten.
4. Sluis in 1855 gemaakt ter breed
te van 4 voeten en 8 duimen op
2000 voeten van de molen.
Schetskaartje van originele teke
ning (archief gem. Horst.)
adel als "Heer" van de heerlijkheid
nog niet vergeten.
(wordt vervolgd)
P.S.: Naar aanleiding van het
gestelde door pastoor Janssen in 1922
dat diverse schilders de Bovenste
Molen te Wanssum zouden hebben
geschilderd, zouden we lezers van dit
blad, die bekend zijn met het feit,
waar een schilderij of foto van
genoemde molen aanwezig is, willen
verzoeken dit door te geven aan de
redaktie van dit weekblad.
De Sint Catharinamolen aan de
Veulenseweg te Lennen. De molen
werd gebouwd in 1887. Eigenaar
was Adriaan Konings. Later, in
1927 werd de molen voor honderd
gulden overgenomen door Grad
Konings. Op 7 October 1944
hebben de Duitsers deze molen op
geblazen.