Wind- en watermolens binnen de gemeente Venray H z n f WATERMOLENS LANGS DE GROTE MOLENBEEK 1 kfa-tef /<ey PEEL EN MAAS Donderdag 16 februari - Pagina 7 De Grote Molenbeek is de langste en waterrijkste beek in Noord- Limburg en aan de oevers lagen in het verleden verschillende water molens. De beek had haar oorsprong in het voormalige plassengebied van de Vliegert en de Struiken aan de rand van de Peel in de gemeente Helden. Op Sevenums en Horster grondgebied neemt de Grote Molen beek verschillende zijtakken op. In het verleden voedde de Molen beek de grachten van Huis Stemha gen te Sevenum en een bepaalde bron vermeldt, dat in het verleden nabij Huis Steinhagen een watermolen was gelegen aan een omleiding van de beek. Verder stroomafwaarts voedde de Grote Molenbeek de grachten van het kasteel te Horst en zorgde voor de aandrijving van de Horster water molen, een dubbele watermolen, een uitzondering in Noord-Limburg. DE LOLLEBEEK ALS GRENS Ten noorden van de weg Horst- Tienray buigt de Grote Molenbeek om in noord-oostelijke richting en vóór Tienray mondt de Lollebeek er in uit. De Lollebeek had haar oorsprong aan de rand van het Peelgebied, stroomde door het Cas- tenrayse Broek. Het dal van de Lollebeek met haar moerassige gronden en omringende heidevelden op de hoger gelegen gronden was tot ver in de negentiende eeuw de scheiding tussen de cultuur gronden rond de buurtschappen Castenray - Klein Oirlo (gemeente Venray) en die van de buurtschap Oostenrijk (gemeente Horst). Nog steeds vormt het dal van de Lollebeek de grens tussen de gemeenten Horst en Venray en een bekend punt was vroeger de zoge naamde "Castenrayse Brug", op de plaats, waar de (oude) provinciale weg Horst-Venray de beek kruiste. OUD MAASDAL Vanaf het Kasteelke noordelijk van Meerlo stroomt de Grote Molenbeek door een breed dal, zoals dat duidelijk waarneembaar is vanaf de provinciale weg Venray-Wanssum. Duizenden jaren geleden stroomde door dit gedeelte van het Molenbeek dal immers de Maas. De oudholocene Maasmeander noordelijk van Broekhuizenvorst - Gun - Megelsum - Meerlo boog bij het Kasteelke noordwaarts en thans stroomt door dit gedeelte van de oude Maasloop de Grote Molenbeek. Op de linker oever van het Molenbeekdal ligt hier de St. Goar-kapel. STICHTING KAPELLEN Men vertelde ons in Geysteren het verhaal, dat St. Goar, St. Willibrord en St. Jozef door het Limburgse land noordwaarts trokken, maar vermoeid raakten door de zware'gang door de mulle veldwegen. St. Goar kon op een gegeven moment niet verder en besloot ter plaatse een kapel te stichten om hier aan de rand van het Molenbeekdal uit te rusten. St. Willibrord gaf de pijp aan Maarten, nadat hij Geysteren was gepasseerd en stichtte in de bossen bij Geysteren de bekende St. Willibrord kapel. St. Jozef ging alleen verder, maar kwam niet verder dan de Smakt, waar de bekende St, Jozefkapel werd gesticht. HET MOLENBEEKDAL BIJ WANSSUM Het dorp Wanssum lag vanouds op beide oevers van het Molenbeekdal en nabij de voormalige hoeve "de Staai" mondde de Grote Molenbeek in de Maas uit. Het dal van de Grote Molenbeek ter plaatse was vroeger deels moerassig, deels als wei- en hooiland in gebruik en stond bekend als het Dorpsbroek en de Koeweide. In de dertiger jaren van deze eeuw werd de Grote Molenbeek genorma liseerd: rechtgetrokken, van -haar bochten ontdaan en de bedding plaatselijk verbreed en uitgediept. De loop van de beek werd daardoor teruggebracht van circa 36 km tot circa 29 km. Vóór de Maaskanalisatie lagen de gronden, waar thans de toegang tot én de haven van Wanssum liggen, circa 2Zi meter boven de waterspiegel van de Maas, maar de voltooiing van de Maaskanalisatie rond 1930 had voor het laatste gedeelte van het Molenbeekdal grote gevolgen. Door de plaatsing van stuwen in de Maas werd in het stuwpand Belfeld - Sambeek het Maaswater opgestuwd; werd de waterstand van de Maas aanmerkelijk hoger en kwamen de gronden in het Molenbeekdal ter hoogte van Wanssum. ongeveer gelijk te liggen met de hoogte van het Maaswater. Het water van de Molenbeek kon hierdoor niet snel genoeg lozen, zodat het beekwater werd opgestuwd. De aanleg van het toegangskanaal en de haven bracht niet alleen het dorp Wanssum binnen het bereik van de scheepvaart, maar met de uitgebag gerde grond kon het omringende IPfo £a.-yc£ 7tPJ~o I Bijgaand kaartje is een sterk vereenvoudigde weergave van de Militaire Topo grafische kaart rond 1850 met de daarop weergegeven windmolens te Well, Oir lo, Swolgen én de Blitterswijckse windmolen. Als watermolens staan voor het betreffende gebied op de genoemde kaart aangeduid een aantal watermolens op de Grote Molenbeek, o.a. te Wanssum (1), nabij het Kasteelke te Meerlo (2) en in de buurtschap Elshout (3) èn op de Geysterse beek te Geysteren (5) en de Rosmolen (6). Een watermolen te Tienray staat niet op genoemde kaart van 1850 aangeduid, maar wèl op de Tranchotkaart uit het begin der negentiende eeuw, evenals een tweede watermolen te Wanssum, die gelegen Was stroomafwaarts van de aange geven watermolen; tot circa 1800 stonden in Wanssum aan de Grote Molenbeek de Onderste en Bovenste Molen.De watermolen te Tienray bestond in 1850 niet meer, maar op de Tranchotkaart kan de ligging ervan - via de ingetekende molenkolk, gebouw en omloop" - gelokaliseerd worden (4); deze watermolen was gelegen in de knik, waar de Grote Molenbeek noordwaarts ging stromen. Aangegeven zijn ook de kastelen te Geysteren en Well, de hoeve ,,de Staai" (8) bij Wanssum en de Castenrayse Brug (7) over de Lollebeek, op de plaats, waar genoemde beek de provinciale weg Horst- Venray kruiste. Van de dorpen Geysteren, Wanssum, Well, Meerlo en Swolgen - plaatsen, waar rond 1850 een parochiekerk stond - is het kerngebied ingetekend, evenals van de toenmalige buurtschappen Klein-Oirlo, Tienray en Megelsum. Wanssum lag vanouds aan beide zijden van het da! van de Grote Molenbeek. terrein worden opgehoogd en her schapen worden in bouwterrein. In het begin der dertiger jaren werd met het graafwerk voor de haven begonnen en in juni 1934 was de aanleg van het toegangskanaal en de haven voltooid. De Grote Molenbeek mondt nu uit in de haven van Wanssum NAAM GROTE MOLENBEEK Langs de Geul in Zuid-Limburg lagen in het verleden talrijke watermolens, evenals in de grens overschrijdende rivieren de Jeker en de Voer. In Midden-Limburg lagen langs de Haelense beek en de Leubeek talrijke watermolens; evenals in het aangren zende Nederrijnse gebied langs de Niers, de Swalm en de Nette. Vóóf 1800 lagen in en rond de steden Venlo, Roermond en Maas tricht ook diverse watermolens. Noord-Limburg wordt in de litera tuur over molens aangeduid als een gebied, waarin vooral windmolens voorkwamen. Voor de periode nó 1850 zal dit juist zijn; maar in de periode vóór 1800 was in Noord- Limburg het aantal watermolens groter dan het aantal windmolens. Het aantal watermolens langs de Grote Molenbeek was weliswaar geringer dan het aantal langs genoemde riviertjes, maar toch draagt deze beek de naam Grote Molenbeek met ere: een watermolen nabij Huis Steinhagen te Sevenum, de dubbele watermolen ten noorden van het kasteel te Horst, watermolens te Tienray, Elshout, Meerlo en de Onderste- en Bovenste Molen te Wanssum. DE ONDERSTE MOLEN TE WANSSUM Deze watermolen was gelegen in de lage weiden van het Molenbeekdal op de rechter oever tegenover de kerk te Wanssum. Het was een korenmolen en de Tranchotkaart uit het begin der negentiende eeuw geeft de plaats van de molen aan, maar op de topografische kaart van 1850 staat ze niet meer aangeduid. Op 17 februari 1810 om tien uur 's avonds stortte de Onderste Molen in. Over de oorzaak kan men slechts gissen. Was een grote stroomkracht van het water na zware regenbuien de oorzaak? Was het een houten molen, die erg bouwvallig was geworden? De Onderste Molen is sindsdien niet meer opgebouwd en rond 1920 was de plaats, waar de molen gestaan had nog herkenbaar, aldus pastoor Janssen. DE BOVENSTE MOLEN TE WANSSUM Deze molen lag verder stroomop waarts aan de zuidzijde van Wans sum, eveneens op de rechter oever. Het was een olie- en looimolen, maar ze was ook in staat om koren te malen. De Rivierkaart van 1850 vermeldt de molen als "Waterkoren molen". Op 26 mei 1691 werden de beide watermolens te Wanssum gekocht door de echtlieden Michiel Fleuren en Anna Lamberts. Een halve eeuw later werd als eigenaar genoemd Gerardus de Mulder. Zijn dochter Petronella was gehuwd met Arnold Kessels en hun erven bleven tot in de jaren zestig van de vorige eeuw in het bezit van de Bovenste Molen. In 1786 liet de familie Kessels nabij de molen een aanzienlijke hoeve bouwen. De watermolens verloren hun bestaansrecht en zijn veelal verdwe nen; in 1921 werd de Bovenste Molen gesloopt en verdween een van de fraaiste uitzichten van Noord-Lim burg; schilders hebben de typische molen met zijn rad meermalen op het doek gebracht, aldus besluit pastoor Janssen een artikel over de watermo lens te Wanssum in 1922. WATERMOLENS TE MEERLO De heren van Meerlo bezaten vóór 1800 binnen de heerlijkheid een drietal banmolens. Het kasteel te Meerlo werd in een vroeg stadium verwoest en later gedeeltelijk her bouwd: het Kasteelke, dat enkele jaren geleden werd gerestaureerd. Tot de opstallen van het Kasteelke behoorde ook een houten water molen. De tweede watermolen was gelegen ten zuiden van het Brugeind, waar de Meerlose Baan de Grote Molenbeek kruiste; de omgeving van de water molen droeg bij het Kasteelke de naam Moleneind en verder zuid waarts werd de omgeving van de watermolen "het Elshout" genoemd. Van de oliemolen in het Elshout geeft M.J. Janssen, pastoor te Meerlo, in een in 1912 gepubliceerd artikel een aantal bijzonderheden. De derde watermolen lag in de knik van de Grote Molenbeek te Tienray; waarschijnlijk is deze molen gedu rende de eerste helft der negentiende eeuw buiten gebruik gesteld, want op de Tranchotkaart staan gebouw, molenkolk en "omloop" wél, maar op de topografische kaart van 1850 niet meer ingetekend. Aangezien de molen te Elshout een oliemolen was, komt men tot de veronderstelling, dat de funktie van de watermolen te Tienray als korenmolen werd overgenomen door de in 1833 gebouwde windmolen te Swolgen. De watermolens te Meerlo kwamen in 1834 in het bezit van de weduwe De Cocq van Haeften en haar dochters, die op het kasteel te Blitterswijck woonden; tot het begin der twintigste eeuw werden de molens verpacht. Een artikel "De watermolen te Tienray en haar bewoners" in de Maasgouw (1970) is bijna uitsluitend genealogisch en heeft over de molen geen bijzonderheden. Reeds in het begin van de zestiende eeuw werd de watermolen van Tienray in een oorkonde genoemd. HOUTEN WATERMOLENS De watermolen bij het Kasteelke was een houten graanmolen, een uitzondering in Noord-Limburg. In het boek "Watermolens in Neder land" (1982), hét standaardwerk op het gebied van de watermolens in ons land, stelt auteur P. Nijhof, dat de meeste oudere watermolens waar schijnlijk van hout waren opgetrok ken. Maar in een later stadium werden ze vervangen door andere materialen: in Noord- en Midden limburg verrezen watermolens van baksteen en in Zuid-Limburg werd ook mergel als bouwsteen gebruikt. Een opvallend verschijnsel was, dat in Noord-Brabant en op de Veluwe de houten watermolen het gangbare type was en bleef; in Noord-Brabant zijn bijna alle overgebleven water molens van hout en in Noord- en Midden-Limburg van baksteen. Hout vereiste meer onderhoud en was minder duurzaam dan een stenen watermolen. De aanwezigheid van klei en leem in de Maasvallei - waar dan in veldovens stenen werden gebakken - zal hierbij ook van invloed zijn geweest. De verschillen in duurzaamheid blijken ook uit het feit, dat er in Noord-Brabant weinig molenrestanten zijn en dat in Limburg van tientallen voormalige watermolens het molengebouw nog resteert, al is het dan voor andere doeleinden in gebruik. De watermolen bij het Kasteelke te Meerlo was een sober houten gebouwtje, één der laatste houten watermolens in Limburg. In 1908 werd deze graanmolen eigendom van de molenaar Grad Tas; rond 1930 - met de normalisatie van de Grote Molenbeek en de afkoop van de stuw- en molenrechten - werd de watermolen buiten werking gesteld en het houten molengebouw gesloopt. Ter plaatse herinnert niets meer aan de voormalige Meerlose watermolen. DE OLIEMOLEN BIJ HET ELSHOUT Janssen vermeldt, dat de pachter van de watermolen bij het Elshout in de 18e eeuw ook de watermolen te Tienray bemaalde. In 1796 werd de oliemolen verpacht aan Gerard Aerts; hij liet in Swolgen een windmolen bouwen en in 1833 verliet hij de molen bij het Elshout. Gerard Aerts was ook degene die in 1819 de - reeds beschreven - windmolen bij Klein Oirlo liet bouwen, die hij verpachtte. Het vertrek van Aerts kan wellicht verklaard worden door het feit, dat de oliemolen en de erbij behorende hoeve in een bouwvallige staat verkeerden In 1839 liet de nieuwe eigenaar, de weduwe De Cocq van Haeften, de molen geheel vernieuwen. Verschil lende pachters volgden elkaar op en in 1908 werd de oliemolen aange kocht door de molenaar Grad Tax, die ook eigenaar werd van de graanmolen bij het Kasteelke. In 1911 werd de oliemolen bij het Elshout door Tax tot graanmolen ingericht. De stuw ter plaatse vormt nog een herinnering aan de watermolen bij het Elshout, evenals enkele molenste nen. Het voormalige molengebouw, thans als woning in gebruik, draagt het ankerjaartal 1839 en de voorgevel draagt de letters M A Bs V H: Maria Antoinette Baronesse Van Haaften, die in 1839 het geheel liet vernieuwen. DUBBELE WATERMOLENS Veel watermolens zijn vanaf de oprichting gebouwd als een enkele watermolen: een molen bestaande uit Een van onze lezers heeft ooit eens haar gevoelens onder woorden ge bracht bij de afbraak van de St. Jozefmolen in Heide: "de Hèdse meule". Graag voldoen wij aan haar verzoek om haar literaire bijdrage in ons blad op te nemen, nu wij de geschiedenis van de molens uit Venray (en de regio) regelmatig in Peel en Maas behandelen. Trots als een pauw stond daar eens onze moten, tussen het groeiende gras en het rijpende koren. Tot ver in de omtrek zag men hem staan, met een prachtig silhouet bij volle maan. Als de wind waaide door de bomen, brachten de boeren hem het koren, Hij maalde het tot meel; niets was hem te veel. Al was het korreltje nog zo klein, hij maalde het grof, hij maalde het fijn. Waren wij des zomers het koren aan het maaien, dan begonnen zijn wieken al langzaam te draaien. Aan de stand van die wieken kon men zien, of er rouw of vreugde wos in het dorp misschien. Want werd er in ons dorp kermis gevierd, dan was ook de molen prachtig versierd. Slingers om zijn armen, twee vlaggen in top. Een krans in het midden, die zweefde daar boven zijn kop. Ook in bange oorlogsjaren, als wij zaten in diepe nood was het de molen die zorgde voor ons dagelijks brood. Kwam 't wrede oorlogsgeweld op ons aanstormen, dan bleef ook hij voor ons paraat. En heeft menigeen hetzij groot of klein, onder zijn wijde mantel geschaard. Toen na de oorlog weer veel was hersteld, trok de boer weer met paard en ploeg naar het veld. Maar de boer was het niet meer naar de zin. dat kleine gedoe was hem te min, en 't inkomen te gering. Men ging aan het bouwen en verbouwen, kippenkooien, tig boxen en varkensstallen. Dit alles liep wel in de getallen. Maar de boer hij ploegde voort, van oost naar west, van zuid naar noord. De molen zag dit alles lijdend aan en peinsde, nu is het spoedig met mij gedaan. Dit grote werk wordt mij te veel; ook hij kreeg van de oorlog zijn deel. En stilletjes ging hij aan 't kwijnen toen hij daar grootse magazijnen zag verschijnen. Onder zware hamerslagen is hij toen heen moeten gaan maar menig dorpsbewoner pinkte nog een traan. Toen de magazijnen gereed waren gekomen, klommen de boeren op hun karren en tractoren. •Ze reden af en aan, om te halen koeken, brokken en ook graan. Maar dat duurde niet lang, de bulkers kwamen, waaronder ook Landbouwbelang. Die kwamen de boeren bevrijden, van dat vele op en neer rijden. Silo's moesten er weer worden gebouwd, de boer had genoeg met zakken gesjouwd. Aan vakantie was de boer nog niet toe. Hij moest nog altijd zorgen voor kip, varken en koe. Alles draaide op volle toeren, het was de trots van onze boeren. Maar de kleine kernen konden dit niet lang aan; ze zijn nu met andere dorpen in fusie moeten gaan. Daar staan nu de magazijnen, waarvoor eens de molen moest verdwijnen. Jammer van dit eens zo kostbaar monument. Hij zorgde voor boer, burger, producent en consument. één of meer molengebouwen op één oever van de rivier gelegen. Een enkele watermolen voorzien van twee waterraderen geldt dus niet als een dubbele watermolen. Een dubbele watermolen bestaat uit twee of meer molengebouwen, gelegen op beide oevers; een dubbele watermolen bestond uit molenge bouwen aan weerszijden van het water tegenover elkaar en elk gebouw was voorzien van een waterrad. Dikwijls was het ene gebouw korenmolen en het andere gebouw oliemolen. Van de dubbele watermo lens in ons land resteert weinig meer; één van de overgebleven dubbele watermolens in Limburg is de Franse molen te Valkenburg, maar hiervan is nog één gebouw als molen kompleet en het andere gebouw is alleen nog als zodanig behouden gebleven. Ook de watermolen te Heijthuizen en die te Horst waren dubbele watermolens, maar van deze watermolens resteert niets meer. DE HORSTER WATERMOLEN Voor zover we konden nagaan was de watermolen te Horst de enigste dubbele watermolen binnen het Land van Kessel. De molen was gelegen aan de noordzijde van de weg van Horst naar Tienray, ongeveer op de plaats, waar thans de (nieuwe) provinciale weg Horst - Venray genoemde weg kruist. Het was naast de "Oude Moolen" - 'n windmolen - de tweede eeuwen oude banmolen binnen de heerlijk heid Horst. Bijgaande tekening geeft de ligging van deze dubbele water molen op de Grote Molenbeek aan. In de negentiende eeuw was de watermolen in gebruik als olie- en graanmolen. Opvallend is het ontbre ken van een molenvijver bij deze watermolen. Door sluizen kon men de waterstand regelen. Doordat ten zuidoosten van de watermolen het kasteel te Horst omgeven was door een stelsel van binnen- en buiten grachten - eveneens gevoed door de Grote Molenbeek en waarvan de waterstand door sluizen geregeld kon worden - beschikte de watermolen over een reserve-reservoir met waar schijnlijk ook in droge zomers een voldoende watervoorraad voor het aandrijven van de watermolen. MOLENVIJVER EN MOLENKOLK Veel watermolens beschikten over een molenvijver, waardoor een extra-voorraad water beschikbaar was; bij andere molens trof men stroomafwaarts van de molen direkt achter de plaats van het vallende water een molenkolk aan, ontstaan als gevolg van de uitschurende werking van het vallende water. De Grote Molenbeek was en is de waterrijkste rivier van Noord-Lim burg en bij de in dit artikel beschreven watermolens op de Grote Molenbeek staan op de Tranchot kaart uit het begin der negentiende eeuw geen molenvijvers ingetekend; de Grote Molenbeek bevatte in het verleden doorgaans blijkbaar vol doende water gedurende de verschil lende seizoenen, zodat men met de opstuwing alleen kon volstaan. Wél staan op genoemde kaart bij de watermolens te Horst, Tienray, Elshout en de Bovenste Molen te Wanssum molenkolken ingetekend. De zogenaamde "omloop" bij een watermolen bespreken we in een slotartikel over de Geysterse water molen. HET EINDE VAN DE HORSTER WATERMOLEN In 1890 werd de dubbele watermo len te Horst door de toenmalige eigenaar Otto graaf von und zu Westerholt und Gijsenberg verkocht aan de gemeente Horst. De verkoop prijs bedroeg 2500 gulden en in de verkoopakte was bepaald, dat de watermolen afgebroken zou worden, hetgeen vóór 1 augustus 1891 diende te geschieden. Ook was bepaald, dat de verkoper ter plaatse of op een andere plaats aan de Molenbeek in de gemeente Horst geen nieuwe water molen mocht bouwen. Deze laatste bepaling in het verkoopkontrakt kan enerzijds in verband staan met het beëindigen van de water- en stuw- rechten en anderzijds verband hou den met het feit, dat een nieuw gebouwde watermolen een grote concurrent zou worden van de bestaande partikuliere molens te Horst, namelijk in 1890 waren dit de Oude Moolen, de molen te Middellijk en de Beuyssenmolen, terwijl in 1892 de "Meule van Op de Laak" werd gebouwd. Blijkbaar was men in 1890 de vroegere monopolie-positie van de Jcos-tf- -7*7 Af o//e- rqo/ep /f aZc 4 DUBBELE WATERMOLEN TE HORST 1. Waterrad 2. Oude sluis, toegemaakt in 1834.' 3. Sluis in 1835 gemaakt ter breed te van 51/2 voeten op 550 voeten van de moten. 4. Sluis in 1855 gemaakt ter breed te van 4 voeten en 8 duimen op 2000 voeten van de molen. Schetskaartje van originele teke ning (archief gem. Horst.) adel als "Heer" van de heerlijkheid nog niet vergeten. (wordt vervolgd) P.S.: Naar aanleiding van het gestelde door pastoor Janssen in 1922 dat diverse schilders de Bovenste Molen te Wanssum zouden hebben geschilderd, zouden we lezers van dit blad, die bekend zijn met het feit, waar een schilderij of foto van genoemde molen aanwezig is, willen verzoeken dit door te geven aan de redaktie van dit weekblad. De Sint Catharinamolen aan de Veulenseweg te Lennen. De molen werd gebouwd in 1887. Eigenaar was Adriaan Konings. Later, in 1927 werd de molen voor honderd gulden overgenomen door Grad Konings. Op 7 October 1944 hebben de Duitsers deze molen op geblazen.

Peel en Maas | 1989 | | pagina 7