Wind- en watermolens binnen de gemeente Venray PEEL EN MAAS Donderdag 2 februari - Pagina 9 NOG HONDERD JAREN.... In 1937 werd de St. Petrusmolen verkocht aan Gerard Stoks, die van 1918 tot 1921 de St. Annamolen had bemalen en daarna een stoomzagerij en maalderij van J. Claessens- Wijnhoven aan de Leunseweg had overgenomen. De molen was enigs zins in verval geraakt en werd in 1938 grondig gerestaureerd. Door een storm op 14 november 1940 werd de molenkap met de wieken uit de molen gerukt en tegen de grond gesmakt; als een "onthoofde" stond de molen in het landschap. Molenmaker Adriaens uit Weert zorgde voor het herstel en op 12 juli 1941 werd de molen officieel weer in gebruik genomen en als blijvende herinnering werd boven de ingang van de molen een gedenksteen met de beeltenis van St. Petrus aangebracht met daaronder de spreuk: "Sint Petrusmolen wil God bewaren; voor vuur en stormen, nog honderd jaren" In oktober 1944 bood de dikke molenromp en de molenberg een goede bescherming tegen de voort durend neerdalende granaten aan enkele familiesen de Duitsers gebruikten de molen als uitkijkpost. De molen was door granaat inslagen weliswaar beschadigd, maar ze deelde niet het lot van andere Venrayse windmolens (de Oirlose molen, de Catharina molen te Leunen en de St. Antonius molen tussen Oostrum en Venray), die door Duitse troepen werden opgeblazen. Na de bevrijding van Venray op 18 oktober 1944 kwam de Stoksmoien aanvankelijk stil te liggen en werd de Venrayse bevolking geëvacueerd. Maar mole naar Stoks keerde al spoedig naar Venray terug en de molen werd weer bedrijfsklaar gemaakt. In 1956 kwam de molen in handen van Piet Stoks en in 1964 werd de molen rerestaureerd. Met de uitbrei ding van Venray kwam de molen steeds meer ingeklemd te liggen tussen de bebouwing en groenaan- plant; dit maakt niet alleen het in werking stellen van de molen soms moeilijk, maar doet ook afbreuk aan de landschappelijke waarde. De "Stoksmoien" en de molen "Nooit Gedacht" te Merselo zijn de enigste windmolens binnen de ge meente Venray, die behouden zijn gebleven; de windmolen te Venray- Heide had weliswaar ook het oorlogsgeweld overleefd, maar werd in 1958 gesloopt, waarbij de wieken en hel drijfwerk werden gebruikt bij de herbouw van de molen "Nooit Gedacht" te Afferden. Een regionaal dagblad van 23 januari 1988 vermeldt: dat de St. Petrusmolen te koop is en in betreffend artikel staat ook vermeld: „De molen is gebouwd in 1856 en opdrachtgever was Hannes Gitzeis, die met zijn gezin tot 1938 in de St. Petrusmolen woonde" "NOOIT GEDACHT" TE MERSELO Op 3 mei 1867 diende Simon van Brekel, molenaar te Haaren bij Oisterwijk bij het gemeentebestuur van Venray een verzoek in tot de bouw van een windkorenmolen in Merselo. Op het verzoek werd welwillend beschikt en binnen tien maanden na verlening van de vergunning diende de molen voltooid te zijn. De molen "Nooit Gedacht" is een ronde stenen beltmolen, boven kruier. Op 1 mei 1881 deed Van Brekel de molen over aan Mathijs Michels, landbouwer te Merselo; er werd gemalen van de agrariërs van Merselo, Weverslo en Heide. De klandizie van Heide viel weg, toen daar in het begin van deze eeuw de St. Josephmolen in bedrijf werd genomen. In 1897 deed Mathijs Michels de molen over aan zijn zoon Frans, die voor de molen en het molenhuis 9500 gulden moest neertellen. In 1913 werd een zuiggasmotor in gebruik genomen, welke in Mooie voorbeelden van open standmolens zijn te zien op de wallen van het in zijn oude glorie herstelde vestingsstadje Heusden in Noord Brabant. De Bosche Molen en de Leunse Molen (tot 1775) waren ook standaardmolens, waarvan thans in Noord- en Midden Limburg nog resteren de St. Antoniusmolen in Kes- sel, de St. Jansmolen in Stramproy, de Aurora te Baexem en de molen te Beeg- den. als deze molens niet geregeld in bedrijf zijn. In 1884 telde Limburg nog 150, in 1946 nog 7? en in 1975 nog 35 watermolens; in 1933 nog 96 windmolens, in 1943 nog 81 en ip 1946 nog 37. waaruit wel blijkt, welke tol men - vooral wat betreft de windmolens - heeft moeten betalen aan de zinloze vernieling van vele molens in de oorlogsjaren 1944/45. Vooral in Noord- en Midden-Lim burg verdwenen hierdoor veel wind molens. Dergelijke molens in maalvaardige staat treft men thans nog aan in Afferden, Venray-Merse- lo, Venray, Horst-Meterik, Kessel en Beesel. We mogen ons gelukkig prijzen, dat de resterende molens onder monumentenzorg zijn gesteld en in verschillende gemeenten de overheid de nodige aandacht en financiële middelen besteed aan onderhoud en eventuele restauratie van de molens. In een artikel in het DvNL van 11 juni 1983 beschreef A. Lamberts "De molen "Nooit Gedacht" in Merselo, waarvoor nog steeds hoop op betere tijden bestaat". Het behoud van een maalvaardige molen als "Nooit Gedacht" te Merselo en ook de molen "Nooit Gedacht" te Afferden of de St. Antoniusmolen te Kessel is veel urgenter, dan het lanceren van plannen om in Venlo nabij de kapel van Genooi aan de Maaszijde een grote nieuwe windmolen op te richten, op een plaats waar nooit een molen gestaan heeft voor een bedrag van naar schatting 750.000 gulden. Een molen kan gelden als een symbool, een "Wahrzeichen" van een plaats, vanaf verre afstand zichtbaar. Zo zijn de St. Petrusmolen en de molen "Nooit Gedacht" - evenals de St. Petrus Bandenkerk voor Venray e.o. belangrijke oriënta tiepunten, van verre afstand zicht baar. Venlo bezit in de St. Martinuskerk een uitstekend symbool en voor de Blerickse zijde van de Maas kan als zodanig de Knoepert gelden.... Het is een uitstekend plan van de stichting "Restauratie molen Nooit Gedacht" te Merselo, om certificaten uit te geven, waardoor particulieren of bedrijven een steentje kunnen bijdragen aan het behoud van deze molen. Een dringend noodzakelijke restauratie om de molen "Nooit Gedacht" te Afferden maalvaardig te houden is enkele jaren geleden op een mislukking uitgelopen. We wensen de Stichting in Merselo met haar plannen alle succes toe. (wordt vervolgd) "Beeksche molen" op de Loobeek aan de orde, waarbij ook enkele gegevens over het aan de Loobeek gelegen (verdwenen) kasteel makken worden vermeld. STICHTING WINDMOLENS TE OIRLO Op 23 juli 1818 kocht Gerard Aerts uit Meerlo - hij was pachter van de watermolen in de buurtschap Elshout aldaar - een stuk grond te Oirlo en in 1819 liet hij op het door hem aangekochte stuk grond een wind molen bouwen. De molen werd gebouwd uit baksteen; het was een ronde stenen bovenkruier en de molen bezat twee paar molenstenen: één paar voor het malen van rogge en één paar voor het malen van boekweit. De molen was gelegen MOLENAAR ENGELBERT "DE KORVER" De molen te Klein-Oirlo werd verpacht en voor het malen van graan betaalden de boeren aanvankelijk in natura: een gedeelte van het graan werd afgehouden: het z.g. scheploon, dat in sommige streken van ons land. in zwang is gebleven tot in het begin van deze eeuw. Het scheploon bedroeg in de regel 1/16 tot 1/24 van het te malen graan. Uit het artikel van W. Willemsen over de Oirlose windmolen blijkt, dat er tot 1888 een sterke wisseling was van pachters van de Oirlose molen. Waarschijnlijk ging het de molenaars in Oirlo niet zo erg voor de wind: het aantal inwoners van Oirlo en Castenray was niet groot en de Wim Hendrix stichtte, op basis van het door zijn vader Engelbert de Körver - jarenlang molenaar te Oirlo - begonnen fouragehandel, een familiebedrijf, waarvan thans de produkten wereldwijd afzet vinden. Sinds 1980 is het familiebedrijf in veevoederprodukten een dochteron derneming van British Petroleum met een wereldwijde omzet van enkel miljarden guldens. In 1986 verscheen het boek "Op het spoor van de Körver" (uitgave Nijhoff - Leiden), waarin Dr. L. Biasing de bedrijfshis- torie van het concern tot en met de overname van Hendrix door British Petroleum beschrijft. MODERNISERING EN VERWOESTING OIRLOSE MOLEN In 1903 werd Peter Joosten STICHTING NIEUWE WINDMOLENS Opvallend is, dat gedurende de eerste helft der negentiende eeuw binnen de gemeente Venray slechts één nieuwe windmolen werd gesticht, namelijk in 1819 te Oirlo. Vanaf 1850 zien we echter een sterke uitbreiding van het cultuurland (vooral na de komst van de kunstmest rond 1880), de aanleg van verharde wegen én een toenemende bebossing. Vooral de toename van het aantal agrarische bedrijven en de uitbreiding van de oppervlakte cultuurland zijn de oorzaak geweest van de stichting van een vijftal nieuwe windmolens binnen de gemeente Venray na 1850: de St. Petrusmolen Gitzelsmolen Stoksmoien) in 1856; de molen "Nooit Gedacht" te Merselo in 1867; de Catharinamolen te Leunen in 1893; de St. Antoniusmolen molen van Van Aarssen tussen Oostrum en Venray) in 1898 en de St. Josephmo len te Venray-Heide in 1904. In het begin der tachtiger jaren werd in "Peel en Maas" een uitstekende artikelen-serie over de elf wind- en watermolens binnen de gemeente Venray van de hand van W. Willemsen gepubliceerd; mede dank zij deze artikelen zijn we in staat een beknopt overzicht van de molens, die ooit op Venray's grondgebied hebben gelegen, samen te stellen. In dit overzicht is vooral aandacht besteed aan de ruimtelijke aspecten en enkele algemene zaken betreffende het molen wezen. De artikelen-serie "Wind- en watermolens binnen de gemeente Venray" zal worden voort gezet met een artikel over de watermolens, die eens aan de Grote Molenbeek waren gelegen: de Onder ste- en Bovenste Molen te Wanssum, de watermolens te Meerlo, Elshout, Tienray en een dubbele watermolen te Horst. - In een slotartikel komen dan de watermolen te Geysteren op de Oostrumse beek - ter plaatse Geysterse beek genoemd- en de eigenaar van de Oirlose molen en als reklame voor zijn klanten stelde hij het scheploon op 1/25In 1913 plaatste hij een gasmotor in de korenmolen. In 1921 ging de molen in andere handen over en het maalloon werd gesteld op 60 cent per 100 kg. In 1924 werd de gasmotor vervangen door een ruwe-oliemotor van 20 PK, die op zijn beurt in 1932 vervangen werd door een elektromotor van 20 PK. Nadat Duitse troepen de molen wekenlang als uitkijkpost hadden gebruikt, brachten zij op 22 novem ber 1944 - daags voor de bevrijding van Oirlo - de in de molen aangebrachte springlading tot ont ploffing. Van de molen bleef slechts een ruïne over, die naderhand weer opgeruimden bewaard bleef alleen de herinnering, in stand gehouden door de naam Molenhoek.. de ST. PETRUSMOLEN Op 4 september 1855 kreeg Hannes Gitzeis uit Venray toestemming tot de bouw van een molen, nadat in 1853 een verzoek daartoe door het gemeentebestuur van Venray was afgewezen. Op 29 juni 1856 - op de feestdag van de apostel Petrus - werd de molen in gebruik genomen en ze kreeg de naam van St. Petrusmolen, alhoewel de molen in de volksmond meestal "Gitzelsmolen" en later toen er een nieuwe eigenaar kwam "Stoksmoien" werd genoemd. De molen werd gebouwd door de Venrayse molenbouwers, de gebroe ders Wijnhoven. Was de Oirlose molen in 1819 nog gebouwd als een grondzeiler, de St. Petrusmolen, een ronde stenen molen, werd gebouwd op een kunstmatige hoogte, de belt, om van voldoende windvang verzekerd te zijn. Dit was ook het geval met de andere Venrayse windmolens, die na 1856 werden gebouwd: beltmolens, bovenkruiers, waar de wieken vanaf de belt op de windrichting dienden te worden gesteld. Tot de klanten van de Petrusmolen behoorden vanaf het begin boeren uit de buurtschappen Veltum en het Brukske, nu woonwijken van Venray. In 1918 werd de molen gemoderni seerd, o.a. door de vervanging van de houten wieken door ijzeren. Uit een advertentie in Peel en Maas van 31 oktober 1924 blijkt, dat Johannes Gitzeis en zijn compagnon Jan Coenders ophouden met het rijden van de molenkar en dat het maalloon in het vervolg 35 cent per 100 kg. (bezorgd en afgehaald) zou bedragen. Het was vóór die tijd vaak de gewoonte, dat de molenaar het graan bij zijn klanten ophaalde en weer bezorgde. Tot het begin van deze eeuw werd op verschillende molens het maalloon nog in nature betaald. Dezelfde advertentie maakt ook melding van het feit, dat er "een werkpaard met kar en tuig" te koop was 1929 vervangen werd door een ruwolie-motor. In 1921 was Johannes Michels intussen zijn vader Frans opgevolgd als molenaar. In de maand oktober 1944 werd de molen door oorlogsgeweld bescha digd, maar kon na de bevrijding worden hersteld. In 1954 onderging de molen opnieuw een restauratie. In het slotartikel van de serie "Wind- en watermolens binnen de gemeente Venray" worden de Catha rinamolen te Leunen (1893), de St. Antoniusmolen tussen Venray en Oostrum (1898) en de St. Josephmo len te Heide (1904) besproken en gaan we ook nader in op de plannen om te komen tot een volledige restauratie van de molen "Nooit Gedacht" te Merselo. BEHOUD BESTAANDE MOLENS Het behoud van nog bestaande, maalvaardige molens levert steeds meer problemen op en brengt steeds hogere kosten met zich mee, vooral De in 1882 gebouwde en in 1944 vol ledig vernielde molen Nooit Ge dacht" te Afferden. In 1957/58 werd de molen herbouwd, waarbij gebruik gemaakt werd van de wieken en het drijfwerk van de gesloopte St. Jozeph- molen te Venray-Heide. Rond 1970 werd de molen stilgelegd, geraakte in verval en plannen om deze - nog maal vaardige - molen te restaureren, kon den tot op heden niet worden gereali seerd.... In de artikelen-serie "Wind- en watermolens binnen de gemeente Venray" werd in de voorafgaande weken reeds aandacht besteed aan de Loobeek, de Oostrumse beek en de aan deze beken gelegen watermolens: de Loobeekmolen, de Camps' molen te Oostrum en de Rosmolen. Ook werd besproken hoe de normalisatie van beken en de afkoop van.de water- en stuwrechten leidde tot de stillegging van genoemde molenbedrijven. Vervolgens werd de afschaffing van de heerlijke rechten en de maalplicht in de Franse tijd rond 1800 aan de orde gesteld; hierdoor werd de oprichting van nieuwe molens door particulieren (na ver leende vergunning door de gemeente lijke of provinciale overheid) moge lijk en de boeren en bakkers waren vrij hun graan te laten malen op de molen naar eigen keuze. Vóór 1800 waren de molens meestal in het bezit van de kasteelheer óf zoals in Venray de beide windmolens eigendom van de Grote Kerk. De verpachting van de molens verzekerde de eigenaar - mede als gevolg van de maalplicht - van goede, vaste inkomsten. Ook werd aandacht besteed aan 't oudste windmolentype, de houten standaardmolen; de beide eeuwen oude Venrayse windmolens, de Bossche molen de de Leunse molen (tot 1775) waren standaardmolens. Vanaf 1850 werden binnen de gemeente Venray diverse nieuwe windmolens gesticht; dit leidde tot een toenemende concurrentie en daardoor besloot het kerkbestuur van de Grote Kerk rond 1880 om de beide windmolens te verkopen. De gerestaureerde watermolen te Oploo. grotendeels schrale zandgrond gaf geen hoge opbrengsten; gebrek aan mest was een van de grote problemen van het agrarisch bedrijf op de zandgronden in de negentiende eeuw; eerst met de komst van de kunstmest op het einde der vorige eeuw kwam hierin verandering. In 1888 werd de Oirlose molen eigendom van Engelbert Hendrix, geboren te Venray en gehuwd met Anna Michels, eveneens uit Venray afkomstig. Tot 1903 hield Engelbert Hendrix de molen te Oirlo draaiende en toen verhuisde Engelbert (bijge naamd "de Körver") naar Boxmeer. HENDRIX VEEVOEDER FABRIEKEN In 1923 stierf Engelbert Hendrix, zoon van een mandenmaker, vandaar de bijnaam Engelbert "de Körver". Zijn zonen Jan en Wim namen in Boxmeer de door Engelbert begonnen handel in agrarische produkten (aardappelen en spurrie) over; zes jaar later ging Wim alleen verder en hij legde de grondslag voor het familiebedrijf "Hendrix Pluimvee- en Veevoederfabrieken" te Boxmeer. In 1896 te Venray geboren en later opgenomen in het bedrijf van zijn vader zag Wim "de Körver" rond 1930 meer brood in de fabricage van mengvoeder voor pluimvee en vanaf 1930 groeide - ondanks de crisisjaren- het bedrijf te Boxmeer voorspoedig. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden ook surrogaten voor specerij en op de markt gebracht, onder de naam "de Körver", bijvoorbeeld: uit spinaziezaad en nootmuskaatolie werd een goed surrogaat-muskaat gebrouwen. In de naoorlogse jaren volgde een verdere uitbouw van het bedrijf, o.a. in 1961 met de in gebruikname van de mengvoederfabriek te Heijen. Ook werden bestaande slachterijen in Goor en Deventer opgekocht en een nieuwe slachterij gesticht in Druten. noordwestelijk van de buurtschap Klein Oirlo langs de weg van deze buurtschap naar Oirlo. OIRLOSE MOLEN: EEN GRONDZEILER Opvallend was, dat de in 1819 gebouwde Oirlose windmolen een grondzeiler was; hierbij reiken de wieken tot aan de grond. De molenaar moet de wieken stellen op de windrichting en bij een grondzeiler kan dit vanaf de begane grond gebeuren. Een grondzeiler was in Oirlo mogelijk, omdat de molen midden "in het veld" verrees, nagenoeg zonder bebouwing in de omgeving; de topografische kaart van 1850 laat ons dit duidelijk zien. Een windmolen moet verzekerd zijn van voldoende windvang, nabij gelegen bebouwing, bomen en derge lijke hebben 'n grote invloed op de windvang. De in een later stadium binnen de gemeente Venray gebouw de windmolens waren dan ook berg- of beltmolens; de molen werd gebouwd op een kunstmatige hoogte - de belt - om van voldoende windvang verzekerd te zijn. Vanaf de belt kon de molenaar de molen op de wind stellen. Alleen het bovenste gedeelte van de molen was draaibaar, de kap, en daarom spreekt men van boven kruier. Dit in tegenstelling tot de standaardmolens, waar het gehele molenhuis op de windrichting gesteld diende te worden. Opvallend is, dat in de gemeente Venray geen stellingmolens verrezen, zoals de molen van Beuyssen of die van "Op de Laak"; beide molens stonden in of nabij de kern van Horst en staken - om van voldoende windvang verzekerd te zijn, "toren hoog" boven de omringende be bouwing uit. halverwege de molen was een stelling of gaanderij aangebracht en vanaf deze stelling stelde de molenaar de wieken van de molen op de heersende windrichting.

Peel en Maas | 1989 | | pagina 9