Wind- en watermolens
binnen de gemeente Venray
berden
in prijs verlaagd
alle
restanten
winterkleding
dames-, heren-,
kinderen
nu nogmaals EXTRA
PEEL EN MAAS
Donderdag 12 januari - Pagina 7
In het noordelijk deel van het Land
van Kessel - zoals Noord-Limburg ten
westen van de Maas in vroeger
eeuwen werd aangeduid - stroomden
in het verleden al kronkelend een
tweetal beken in de richting van de
Maas, namelijk de Loobeek ten
westen en noordwesten van Venray
én de Geysterse of Oostrumse beek,
oostelijk van Venray. Langs beide
beken stonden in het verleden een
aantal watermolens. Talrijke beken in
Limburg droegen in het verleden de
naam Molenbeek; in Noord-Limburg
kampten vele beken, waaraan water
molens lagen - vooral in de zomer-
maanden - met watergebrek, zelfs bij
de aanwezigheid van een molenvijver.
Hierop was slechts één uitzondering:
de Grote Molenbeek, de waterrijkste
beek van Noord-Limburg, waaraan
diverse watermolens lagen: de Onder
ste en Bovenste watermolen te Wans-
sum, de molen bij het Kasteelke te
Meerlo, watermolens in de buurt
schap Elshout en Tienray, een
dubbele watermolen te Horst (met
twee waterraderen) en waarschijnlijk
bij Huis Steinhagen te Sevenum.
In het begin der tachtiger jaren
publiceerde W. Willemsen in Peel en
Maas een uitstekende artikelen-serie
over de wind- en watermolens binnen
de gemeente Venray. Een samenvat
ting van de wind- en watermolens
binnen de gemeente Venray leek ons
een nuttige zaak en de nadruk zal
gelegd worden op het ruimtelijke
element, ondersteund door enkele
kaartjes, die de situatie rond 1800 en
1850 zullen weergeven; een aantal
gegevens zijn ontleend aan de in
1981/84 gepubliceerde artikelen.
Deze artikelen-serie wordt afgesloten
met een overzicht van de verdwenen
watermolens van Meerlo en Wanssum
en de historie van de Geysterse
watermolen, thans als woonhuis in
gebruik. Waar een molendeskundige
spreekt van de Geysterse watermolen
en daarmee bedoelt de Rosmolen, zal
het bekend zijn, dat de Rosmolen is
gelegen op Venray's grondgebied en
verder stroomafwaarts te Geysteren
eveneens een watermolen was gele
gen, die tot na Wereld Oorlog II nog
als zodanig in bedrijf was.
DE LOOBEEK.
De Loobeek had haar oorsprong in
de nabijheid van de buurtschap
Weverslo; het dal van de Loobeek is
tot de Smakt vrij breed en was in de
negentiende eeuw in gebruik als wei
en hooiland óf het was moerassig
gebied. Het dal van de Loobeek
1 scheidde vroeger de cultuurgronden
rond Merselo-Kleindorp en de
Overloonse duinen enerzijds van de
woeste gronden westelijk en noord
westelijk van Venray anderzijds.
Kaarten uit de negentiende eeuw laten
een zijtak van de Loobeek zien,
komend uit het gebied van het
Rozendaal en de Giese-vennekens,
gelegen noordelijk van het huidige
bosgebied rond de Ballonzuil. In de
twintigste eeuw werd deze zijtak, die
westelijk van de Smakt in de Loobeek
uitmondde, een onderdeel van het uit
de Peel komende afwateringskanaal.
Aan de oevers van de Loobeek
lagen vroeger een tweetal water
molens, namelijk zuidwestelijk van
de Smakt de Loobeekmolen en ten
zuiden van Vierlingsbeek de „Beek-
sche molen".
De Loobeek stroomt - na vereni
ging met het afwateringskanaal -
noordwestelijk van de Smakt, weste
lijk van Holthees (gemeente Vier
lingsbeek), voedde vroeger de grach
ten van het voormalige kasteel
Makken en mondt ter hoogte van de
veerpont Vierlingsbeek/Bergen in de
Maas uit.
DE OOSTRUMSE BEEK.
De Oostrumse beek - in het laatste
gedeelte van haar loop Geysterse beek
I genoemd - had haar oorsprong in het
Steegse Broek, dat gelegen was
noordelijk van de kerk van het
huidige kerkdorp Veulen. Op de
De Camps' molen te Oostrum in
het begin van deze eeuw (foto archief
gemeente Venray).
Tranchotkaart uit het begin der
negentiende eeuw en de topografische
kaart van 1850 staat de beek aange
duid als de „Groote Beek". De beek
stroomt o.a. langs de buurtschappen
Overbroek en Laagriebroek, zuide
lijk van Leunen. Via de buurtschap
,,In de Wieën" ten noorden van
Leunen stroomde een zijtak van de
Oostrumse beek; waar deze zijtak de
provinciale weg Venray-Leunen-
Horst kruist, stond oostelijk van
genoemde weg de eeuwenoude Leun-
se windmolen. Zuidwestelijk van
Oostrum verenigden zich de beide
takken.
Binnen het grondgebied van de
gemeente Venray lagen vanaf 1800
een drietal watermolens: de water
molen op de Loobeek bij de Smakt,
de watermolen te Oostrum en de
Rosmolen. Vóór de Franse tijd rond
1800 vormde Geysteren-Spraelant een
afzonderlijke heerlijkheid platte
landsgemeente).
DE CAMPS' MOLEN
TE OOSTRUM.
De oudste vermelding van deze
molen dateert van 12 december 1421
in een stuk van de schepenbank van
Oostrum. De molen was waarschijn
lijk in het bezit van de heer van
Geysteren en Spraelant heerlijk
heid Oostrum), die woonde op het
kasteel te Geysteren. Op 20 septem
ber 1732 werd de molen (met hoeve,
schuur, bouw- en weiland) aange
kocht door het klooster Bethlehem te
Oostrum.
Gedurende de Franse tijd rond
1800 werden de heerlijke rechten
opgeheven en werden de kerkelijke
goederen geseculariseerd; de molen te
Oostrum werd eigendom van Domei
nen en in 1806 volgde verpachting
van de molen, die in dat jaar om
schreven werd als „de molen bezit
een groot waterrad, een as, een kam
rad, een steenrad en twee molen
stenen. Het dak van het molenge
bouw is bedekt met pannen en het
geheel bevindt zich in goede staat".
FAMILIE CAMPS
EIGENAAR.
Vanaf 1806 volgden verschillende
pachters elkaar op en bleven maar
een korte periode op de molen. In
1820 werd Peter Camps (geboren in
1784 te Venray) pachter en vanaf die
tijd waren leden van de familie
Camps mulder op de molen te
Oostrum en vond de naam Camps'
molen ingang. In een later stadium
kwam de molen en hoeve in bezit van
de familie Camps.
Was de molen rond 1820 een
combinatie van olie- en graanmolen?
Voor 1822 staat vermeld: „Twee paar
molenstenen, één voor rogge en één
voor het slaan van olie. Vaak kan de
molen maar een half jaar malen bij
gebrek aan water, vooral in de
zomer." Of dit de reden was, dat
Theodorus Camps in 1897 de
gemeente vroeg hem een vergunning
te verlenen voor de oprichting van
een wind-graanmolen? Om onduide
lijke redenen werd de vergunning niet
verleend; wel werd in 1897 de St.
Antoniusmolen aan de Stationsweg
gebouwd.
In 1911 werd een zuiggasmotor
aangeschaft. In de periode 1912/13
werd - aldus een getuige, die toender-
tijd op de molen werkte - veel
gemalen voor inwoners van Oostrum
en Oirlo en bakkers uit Venray. In
deze tijd werd ook de aan de over
zijde van de beek gelegen boerderij
van Camps gesloopt.
NORMALISATIE
VAN BEKEN.
Rond de eeuwwisseling werden -
mede door de invoering van de
kunstmest - veel woeste gronden
omgezet in akkerland en dit bracht
met zich mee, dat er ook voor een
betere afwatering gezorgd diende te
worden. Beken werden genormali
seerd: recht getrokken, uitdieping en
vaak verbreding van de bedding om
te komen tot een snellere afstroming
van het water. Men zou beter kunnen
spreken van abnormalisering der
beken
Voor een sneller afstroming van
het water waren de watermolens een
sta-in-de-weg en gedurende Wereld
oorlog I werden de water- en stuw-
rechten van de Camps' molen door
de gemeente Venray afgekocht in
verband met de normalisatie van de
Oostrumse beek stroomopwaarts van
de molen.
STILLEGGING
MOLENBEDRIJVEN.
In december 1917 werden de sluis-
werken en het waterrad van de
Camps' molen verwijderd; bijna vijf
eeuwen had de watermolen een
belangrijke functie vervuld voor de
.bewoners van Oostrum e.o. Het
molengebouw bleef gehandhaafd en
doet vanaf de zestiger jaren dienst als
onderkomen voor jeugdverenigingen
uit Oostrum.
Een soortgelijke gang-van-zaken
leidde ook tot de stillegging van de
watermolen aan de Loobeek nabij de
Smakt èn de Rosmolen. Gedurende
Wereldoorlog I werden de water- en
stuwrechten van de Loobeekmolen
door de gemeente Venray afgekocht
en werden de sluiswerken en het
waterrad opgeruimd. Bij de Ros
molen werden de water- en stuw
rechten eerst afgekocht op het einde
van de twintiger jaren.
DE LOOBEEKMOLEN.
Deze watermolen - reeds genoemd
in een rekening uit het midden der
veertiende eeuw - is waarschijnlijk de
oudste van de Venrayse watermolens.
Aanvankelijk was de molen in het
bezit van de hertogen van Gelre,
maar door „vererving van de heer
lijke rechten" kwam ze vóór 1800 in
bezit van verschillende adellijke
families, die de heerlijke rechten van
Venray in bezit hadden; deze zoge
naamde heerlijke rechten, o.a. het
maal-, jacht- en visrecht verzekerde
aan de betreffende families goede
inkomsten.
In 1818 werd de Loobeekmolen
met hoeve, bakhuis, enz. in erfpacht
overgedragen aan de molenaar
Andreas, Victor Asselberghs en de
molen werd toen omschreven als een
koren-, looi- en oliemolen. Met de
erfpacht kreeg Asselberghs - voor
1818 molenaar op de watermolen te
Wanssum - het recht de molen te
herbouwen, waarbij hij zonder ver
goeding gebruik mocht maken van
het materiaal van de oude molen. Of
de molen werd verbouwd vermelden
de geraadpleegde bronnen niet, maar
in een overzicht van de Venrayse
molens uit 1882, blijkt dat de
Loobeekmolen twee paar molenste
nen bezat: één paar voor het malen
van rogge en één paar voor het malen
van tarwe en boekweit. Ook blijkt uit
genoemd overzicht, dat de molen een
afzonderlijk rad had voor de olie
slagerij. Uit gemeentelijke documen
ten van 1840 blijkt, dat niet alleen de
Smakt, maar ook inwoners van de
Noordbrabantse plaatsen Holthees,
Overloon en Maashees van de Loo
beekmolen gebruik maakten.
In de negentiende eeuw verwisselde
de Loobeekmolen en hoeve herhaal
delijk van eigenaar en in 1838 kwam
ze in het bezit van de Venrayse
apotheker Albert Esser; de erfpacht
en het beheer bleef in handen van de
familie Asselberghs.
HET EINDE VAN DE
LOOBEEKMOLEN.
In 1916 kocht Frans Asselberghs de
watermolen en de hoeve van de toen
malige eigenares Theodora Josephina
Esser, een dochter van de in 1868
overleden apotheker Albert Esser.
Maar reeds in 1918 kwam er een
einde aan het bestaan van de Loo
beekmolen. In verband met de
normalisatie van de Loobeek kocht
de gemeente Venray in 1917 de water
en stuwrechten af voor een bedrag
van 6500 gulden; in december 1917
werden de stuwen sluiswerken)
opgeruimd en in februari 1918 werd
het waterrad verwijderd en ook de
watermolen werd afgebroken. Van de
drie eeuwenoude watermolens binnen
de gemeente Venray bleef alleen nog
in bedrijf
DE ROSMOLEN.
De Rosmolen wordt voor het eerst
genoemd in een document uit 1520;
in een „meetboek" van Venray uit
1628 staat vermeld, dat er „op de
Rosmolen" vroeger twee molens
lagen, namelijk een watermolen en
een rosmolen. Een rosmolen is een
door een paard aangedreven molen
en de combinatie watermolen-rosmo
len of windmolen-rosmolen kwam in
vroeger eeuwen wel vaker voor,
omdat een dergelijke combinatie een
grotere bedrijfszekerheid gaf; een
windmolen kon bij weinig of geen
wind niet malen en een watermolen
kampte vaak met watergebrek. Een
rosmolen was altijd bedrijfsvaardig.
Het gebied, waarin de huidige
watermolen ligt, heette vroeger „Aan
de Rosmolen" en het gebied werd
genoemd naar een boerderij, die op
circa 250 meter westelijk van de
watermolen lag en als zodanig op de
Tranchotkaart uit het begin der
negentiende eeuw is afgebeeld. In
1863 werd de hoeve „de Rosmolen"
door een brand volledig in as gelegd
en niet meer herbouwd. De naam
Rosmolen was al veel eerder overge
gaan op de watermolen met de daar
bij gelegen molenaars woning.
EEN BLIJVENDE
HERINNERING.
In 1809 kwam de Rosmolen in het
bezit van Charles Caspar baron de
Weichs de Wenne, die na zijn huwe
lijk met Maria van Hoensbroeck in
1806 de nieuwe bewoner werd van het
kasteel te Geysteren. Rond 1860
werden de sluiswerken en het water
rad van de Rosmolen vernieuwd en in
1910 volgde nogmaals een nieuw
waterrad.
In verband met de normalisatie van
de Oostrumse beek werden in 1928 de
stuwrechten door de gemeente Ven
ray afgekocht en in juli van dat jaar
werden de sluiswerken verwijderd.
Omdat voor een vrije doorstroming
van de beek kon worden volstaan met
het afzagen van de onderste schoe
pen, bleef het waterrad werkloos en
verminkt aan het gebouw hangen tot
in november 1944, toen Duitse
troepen om de aftocht te dekken de
houten brug over de beek lieten
springen. De hoeveelheid springstof,
die men hiervoor gebruikte was blijk
baar nogal aan de royale kant en dit
had tot resultaat dat het waterrad
werd vernield en ook het molenge
bouw veel schade opliep.
In 1975 werd het gebouw van de
Rosmolen (uiterlijk althans) in zijn
oude luister hersteld en van een nieuw
scheprad voorzien. Molendeskundige
Van Bussel merkt in een artikel in
1980 op: „Geysteren mag dan wel
met veel publiciteit een paar jaar
geleden een nieuw waterrad hebben
gekregen, het blijft een loos gebaar,
daar een molenvijver ontbreekt en het
draaiend rad er niets aan te drijven
heeft." ...Met „Geysteren" bedoelt
Van Bussel de Rosmolen... „Maar
een feit is en blijft, dat de Rosmolen
met het erbij behorende langgeveltype
huis, gelegen in een uniek stukje
natuur, een trekpleister is voor veel
recreanten en fotografen, een pracht
achtergrond-decor voor bruidsparen
en een romantische herinnering aan
vervlogen tijden," aldus besluit W.
Willemsen een artikel over de
Rosmolen in Peel en Maas van 26
maart 1983.
POLITIE GAAT STRENGER OP
TREDEN BIJ UITRIJDEN MEST
De politie gaat strenger optreden,
bij het uitrijden van mest. Aldus
brigadier Wiet van der Hoff. Enkele
weken geleden al werd een bedrijf uit
Merselo verbaliseerd, wegens het niet
tijdig onderwerken van de drijfmest
en het te veel verspreiden van gier,
zodat er op de akkers plassen
ontstonden.
Landbouwers die mest uitrijden,
moeten die mest binnen 24 uur
hebben ondergewerkt. Het versprei
den mag niet zó gebeuren dat er
plassen ontstaan. Als de grond
bevroren is, is het verspreiden
verboden. Brigadier van der hoff
verklaarde ons desgevraagd, dat in de
gehele gemeente Venray intensief zal
worden gecontroleerd. Dat in omlig
gende gemeente een ander beleid
wordt gevoerd als in Venray,
interesseert hem niet.
VERNIELINGEN AAN AUTO
Weer werd aangifte gedaan van
vernieling aan een op de Kruitweg
geparkeerde personenauto. Naast
enkele krassen bleken ook de
wisserbladen, de antenne en 'n paar
wieldoppen vernield te zijn. Voor de
eigenaar een schadepost van enkele
honderden guldens.
Bijgaand schetskaartje is een sterk
vereenvoudigde weergave van de
Tranchotkaart uit het begin der
negentiende eeuw; deze kaart geeft
ook het grondgebruik weer. Opval
lend is de concentratie van het akker
land rond de dorpen en buurtschap
pen Leunen-Venray-Oostrum, Merse-
lo-Klein Dorp, Oirlo-Zandhoek (ZK)-
Castenray, Overloon, Maashees-Gey-
steren-Wanssum en rond de hoeve
Weverslo (W). Weiland lag vooral in
de beekdalen van de Loobeek, de
Oostrumse beek, de Grote Molenbeek
(GB) en Lollebeek (LB). Zeer groot
was de oppervlakte woeste grond,
overwegend heidevelden en opvallend
zijn de verschillende stuifzandgebie-
den: westelijk en noordelijk (DB
de Brabander) van Venray, bij
Overloon (OD Overloonse duinen),
de Boshuizer bergen (BB) en de
Oostrumse bergen (OB). Als moeras
sige gebieden staan o.a. ingetekend
het Overloons Vlak (OV), het Zwart
LASTIGE EX-VRIJER
Tot tweemaal toe moest de politie
zondag in aktie komen voor een
lastige 22-jarige Venlonaar. Hij was
zijn in Venray wonende ex-vriendin
komen opzoeken, maar deze wilde
niets meer van hem weten.
De eerste keer werd de Venlonaar
met een waarschuwing van de politie
huiswaarts gezonden. Nadat hij zich
de nodige "moed" had ingedronken,
keerde hij, onder invloed, bij zijn ex
terug. Nu nam de politie hem mee om
zijn roes uit te slapen, in de daarvoor
ingerichte cel.
In de loop van maandag werd hij
Venlowaarts gezonden met de mede
deling dat proces verbaal zal worden
opgemaakt.
BESTUURDER REED DOOR
Op de kruising Deken Berdenstraat
-Tolstraat werd een 29-jarige Venray
se fietster aangereden door een
personenauto. De dame kwam ten
val, maar bleek geen ernstige
verwondingen te hebben opgelopen.
De autobestuurder stopte even, maar
voordat zijn identiteit kon worden
vastgesteld reed hij door.
Later kon hij door oplettende
politiemannen in de kom worden
aangehouden. Hij verklaarde niets
van een botsing te hebben bemerkt.
De politie konstateerde dat de man
behoorlijk gedronken had. Hem werd
een rijverbod van 9 uur opgelegd.
1 1
f "SP
- o/ èfa
Water (ZW), Roozendaal, 't Venrays
Broek en het Steegsbroek (ST) met
westelijk ervan enkele waterplassen,
o.a. de Rouwkuilen (RK); met 10 is
het Geysters Ven aangeduid.
De ingetekende beken zijn de Loo
beek met de watermolen nabij de
Smakt (9), de Oostrumse beek met
een watermolen zuidwestelijk van
Oostrum (3), de Rosmolen (4) en de
Geysterse molen (5). Met K is het
kasteel van Geysteren en met WK de
Willibrorduskapel aangegeven. Langs
de Grote Molenbeek (GB) lagen de
Onderste (6) en Bovenste Molen (7)
en het dorp Wanssum strekte zich uit
aan weerszijden van de beek. Verder
zijn ingetekend de windmolens: de
Bossche Molen (1) gelegen tussen de
parochiekerk van Venray (P) en de
buurtschap de Hiept (DH), de Leunse
Molen (2) en een windmolen bij Klein
Oirlo (8); de laatste windmolen werd
eerst in 1819 gebouwd.
Ingetekend zijn de „wegen" van
Venray naar Deurne, naar Horst (11),
van Venray via Oostrum naar Wans
sum en de veerovergang bij Well (12)
en naar Meerlo. Ook ingetekend zijn
de Loonse dijk en de Bakelse dijk
met de Hazenhut (H) en de Crayen-
hut (C) bij de weg van Venray naar
Deurne.
E0BÏH2