halftig de consequenties van deze
ogenblikken aanvaarden. De mens was
in gevaar, ieder moment langer wach
ten kon voor hem de dood betekenen,
dus ging je zonder meer, je groef, je
droeg brancards, je. hielp gewonden.
Toen de avond viel waren reeds ve
len uit de puinhopen bevrijd en helaas
talrijke slachtoffers geborgen, maar
onder de ontzaggelijke steenmassa's
moesten nog veel doden liggen. Het
was echter een hopeloos werk, onder
het voortdurend granaatvuur. Met het
invallen van de duisternis moest het
opgravingswerk gestaakt worden, ge
bruik van licht - hier en daar was nog
een petroleum lamp - werd noch door
de moffen noch door de Tommys geto
lereerd, want aanstonds regende het
granaten neer op de bewuste plaats.
Het was een angstige avond, rood
smeulende puinhopen, de straten be
zaaid met stenen, balken omwoeld van
bom en granaattrechters, terwijl pa
trouillerende moffen een voortdurend
gevaar betekenden. Het kanonvuur dat
de gehele dag aanhoudend sterk was
geweest, hield met de duisternis plotse
ling op, en het werd akelig stil.
Af en toe werd in de verte tussen
Venray en Overloon het ratelen van
een mitrailleur gehoord, uit de kelders
klonken gedempte stemmen van men
sen, die in het donker op elkaar gepakt
zich een slaapplaats trachtten in te
richten, overigens heerste een benau
wende stilte.
Met regelmatige tussenpozen ver
brak het brullend geloei van de nevel-
werper, hel rood vurend, de rust, maar
ook dat hield op. Alle brandende beel
den der herinneringen aan de ver
schrikkingen van de afgelopen dag de
den je toch denken dat je in de vuurli
nie lag.
Waarom ben ik gespaard gebleven,
waarom viel de bom juist naast ons
huis, waarom werden die evacués uit
Overloon die al zoveel geleden hadden,
verbrijzeld en bedolven in die kelder en
waarom vonden zijn juist daar hun
dood?.
En wie was die morgen aan de beurt,
was het niet dat wij allen de doden
reeds bij ons droegen, want een bom,
een granaatscherf of een kogel en dan
was het gebeurt. Was het dan maar een
legende, dat St. Oda Venray zou be
hoeden voor pest, hongersnood en
oorlog? Had God ons dan verlaten, liet
Onze Lieve Vrouwke van Oostrum
naar wien Venray al in vrijheid had
willen gaan, ons dan in de steek. Wat is
eigenlijk het leven, en wat is eigenlijk
de dood? Welk een geluk ons geloof,
nu je weet, dat, al word je geroe
pen, je leven overgaat in een ander
heilzamer leven? Waarom kunnen de
mensen nu zo goed bidden, hoor eens
hoe dat rozenhoedje met aandacht en
innigheid wordt gebeden! Waarom
geeft het al de mensen zulke gerustheid
en moed. God heeft hen niet verlaten,
O.L. Vrouwke is heel dicht bij hen, de
dood is niet het einde maar slechts het
begin van een nieuw leven.
Deze overdenkingen na de verschrik
kingen van die vuurhel, maken iemand
wonderlijk rustig. En als het morgen
jouw beurt is, zou je dan durven gaan,
zoals je bent zoals je altijd bent ge
weest. Een gevoel van angst, van
schuldbewustzijn kom in je op, wat
was je altijd afgunstig op het geluk van
een ander, wat was je trots op jezelf
om je vermeende prestaties, wat was je
fier, wat was je een egoist en blind
voor de nood van een ander. Wat voel
de je je voortreffelijk en eigenlijk
waarom? Zijn wij niet allen gelijk? Wij
mensen als we voor de dood staan
vraagt hij niet naar je bekwaamheden,
vraag hij of je arm of rijk bent? Je
voelt je zo machteloos klein worden
heel nietig bij dat gebeuren van deze
frontdag. En zijn er zo niet miljoenen
geweest aan die fronten, in de witte
steppen van 't Russische winterland,
in de verschroeiende zandwoestijnen
rond Alemein?
Waarom voeren wij mensen eigen
lijk deze medogenloze strijd tegen
elkander, waarom vernietigen wij el
kaar, terwijl wij mensen zo beschaafd
heten?
Zijn wij beter dan die wilden in het
oerwoud, die nooit hoorden van een
bom, die nooit een Typhoon zagen
duiken, die nooit een shrapner zagen
uiteen spatten?
Hoe mooi kon de wereld niet zijn als
alle waren zoals die helden van van
daag, die zichzelf uitschakelden en al
leen hun evenmens wilden helpen. Ja
de nood bracht velen die vroeger el
kaar belasterden, het licht niet in de
ogen gunden, bij elkaar.
Zij hebben leren beseffen, dat wij
mensen elkaar nodig hebben Wat voel
de ik mij niet van allen verlaten in die
bomtrechter tijdens dit trommelvuur
en hoe blij was ik toen in de verte ie
mand haastig aan kwam rennen.
Zou dat geval van saamhorigheid,
die bereidheid om alles met elkaar te
delen, om over alle kleinigheden heen
te stappen zou dat, als eenmaal dit lij
den voorbij was, blijven.
Zouden wij allen dan betere mensen
worden, zouden wij ons dan houden
aan de woorden van berouw en aan die
goede voornemens die we vandaag in
het gezicht van de dood hadden ge
maakt.
Zou Venray, ondanks al deze ver
woestingen, ondanks de smartelijke
verliezen van zovele dierbaren uitein
delijk niet veel kunnen winnen, zou het
leven wanneer dit eenmaal voorbij was
niet mooier kunnen zijn. Wij hadden
nu toch leren beseffen wat een rijkdom
het is, te mogen leven. Ja het leven,
God geeft toch dat, wat er ook moge
komen, we mogen blijven leven; wij
zullen alles doorstaan, maar laat ons,
laat ons toch in leven...!
De volgende dag werd ingezet door
de Engelsen met een moordend artille
rievuur, urenlang donderden granaten
neer op het centrum, het zwaartepunt
scheen echter vooral te liggen op het
noordelijk gedeelte. De Engelse infan
terie, ondersteund door tanks, was de
dag tevoren na het trommelvuur de
Duitse stellingen in de bossen binnen
gedrongen en was er in geslaagd de
Duitsers een kilometer terug te drijven.
Het waren gevechten geweest van man
tegen man met de blanke bajonet.
Maar de verdedeging der Jerrys was
niet ineengestort en dus mokerde de ar
tillerie met honderden kanonnen er
weer op los, de gehele streek van Over
loon tot Venray onder zwaar vuur hou
dend.
Dien dag werd in Venray ondanks
het vuur met koortsachtige haast het
opgravingswerk weer voortgezet, het
harde werken werd echter niet be
loond, men slaagde er niet in de nog
bedolven slachtoffers te bevrijden.
Men stond machteloos tegen deze
gruwzame vernieling, het gebeurde
Gezicht vanaf het klooster der Paters
Franciscanen over de Draalstraat. de
huidige Julianasingel.
Gezicht "over de muur van Jerusalem"
naar de hoek van de Raadhuisstraat-Stati
onsweg; de huidige Burggraaf.
soms dat een granaat inslag alle vorde
ringen van het opgraafwerk te niet
deed, doordat met donderend geraas
half overeind staande muren instorten
en zo de puinmassa nog groter maak
ten.
Bleven de eerste dag nog gedeelten
van ons dorp onbeschadigd, het con
centrische vuur over een grote opper
vlakte maakte de verwoesting over het
gehele dorp compleet.
Geen huis zonder gat in muur of
dak, ruiten waren bijna allen verbrij
zeld door scherven of door luchtdruk,
boomtakken lagen afgeslagen, overal
verspreid. Zelfs Hensenius, die de
bommen rondom zich had zien ont
ploffen en kalm met zijn boek in de
hand, ongedeerd was blijven staan,
verloor zijn stenen hoofd.
Het enige standbeeld dat Venray be
zat, viel ten offer aan het moordend
vuur der 84mm granaten.
's Avonds bereikten de Engelsen na
verwoede gevechten in de bossen, het
open terrein van weilanden en landerij
en, die hen van het noordoostelijk
deel van Venray scheiden. De volgen
de dag zouden zij trachten met een
frontale tankaanval deze ondermijnde
velden te doorbreken en dan lag de weg
naar Venray open.
Veel last ondervonden zij echter van
het goed gerichtte 88 mm vuur der
moffen, die waarschijnlijk in de hoge
toren van de Petrus Banden kerk een
uitstekende observatiepost hadden ge
vestigd.
Typhoons van de tactische lucht
macht kregen de opdracht deze voor de
moffen zo strategisch gewichtige hoog
te radicaal uit te schakelen!
DAT GEBEURDE OP DE
GEDENKWAARDIGE DAG VAN
ZATERDAG 14 OCTOBER
Rustig was de nacht voorbij gegaan,
granaten waren er weinig gevallen, wel
hadden de moffen onder de bescher
ming der duisternis druk geredert met
tanks en andere voertuigen.
Brachten zij hun zwaar materiaal in
veiligheid of stuurden zij versterkingen
naar het front. Niemand wist het want
in de kelders zijn de geluiden die van
buiten komen zo bedrieglijk.
Om zes uur in de morgen begonnen
de kanonnen reeds hun dagelijks werk,
zonder ophouden volgden de inslagen
op elkaar, uren ging het zo door; soms
even minderend om dan even met nog
grotere intensiteit aan te groeien. Het
was een zware storm, enige momenten
van stilte betekenden het begin van nog
hevigere vernielingsvlagen.
En weer die bommen, waartegen we
zo machteloos waren.
Het waren de Typhoons, die in de
ene duikaanval na de andere op de
Grote Kerk en alles wat daarom heen
lag losstormden. De pastorie werd
door raketbommen getroffen, de
Eindstraat in brand geschoten.
Akelig ratelend kwamen de raketten
naar beneden, met ongekend doordrin
gingsvermogen huizen verpletterend.
Maar de grote toren van Petrus Ban
den bleef staan, slechts hier en daar
vertoonde hij enkele littekens van in
geslagen granaten en raketten die op
't meterdikke massiefwerk praktisch
geen uitwerking hadden.
Zo verliep de morgen. Rondom de
Kerk werd alles geleidelijk verpletterd.
Een raketbom sloeg dwars door een
zijbeuk de kerk in en deed het prachti
ge orgel omlaag storten. Even later
volgde een duikaanval op het naar het
oosten gerichte gedeelte, boven het
hoofdaltaar stortte met donderend ge
raas de metershoge gewelven omlaag.
Door de brand werden vele mensen
uit de kelders gedreven, anderen waren
hun angst niet meer meester en vlucht
ten de straat op, het granaatvuur in,
weg moesten ze uit deze hel. Het
klooster Jeruzalem bleef gelukkig
gespaard met z'n 800 mensen in de kel
ders.
De aanval op de kerk was mislukt,
De Duitsers zaten nog in de toren,
ondom de Kerk en Eindstraat een ruï
ne.
's Middags om twee uur kwamen de
Britse tanks in beweging, granaten
schietend in alle richtingen en vuur
spuwend in de Duitse onderkomens.
Maar ook de moffen hadden hun
voorbereidingen getroffen, zware Ti-
gertanks en stukken Pag stonden klaar
om de ,,Churchills" en de
Shermans" te ontvangen.
Zo ontstond daar dien middag rond
Overloon op de weg naar Venray een
tankgevecht van ongekende hevigheid.
Getuigden later de meer dan honder
den uitgebrande wrakken van Engelse
en Duitse tanks niet van deze hevige
mechanische strijd, waarbij de inzet
was: de toegang tot de sleutelstelling
Venray!
Onderwijl hernamen de onvermoei
bare Typhoons in golven achtereen als
maar meer dui kaan vallen op de grote
stenen reus St. Petrus banden. Met een
donderende slag kwam een der grote
wijzerplaten naar beneden en dit maal
was de ingeslagen raketbom raak. In
doodsangst vluchtten de moffen langs
de donkere wenteltrap naar beneden,
weg uit die hel, in de Paterstraat kwa
men zij eerst op adem.
Maar nog waren de Typhoons niet
uitgeraasd, bij een volgende aanval
stortte een der vier kleine zijtorentjes
naar beneden en het zou de moffen
voor goed onmogelijk gemaakt wor
den de toren nog als waarnemingspost
te gebruiken.
Het waren bange uren voor hen die
in de kelder van de kerk en in de buurt
daarvan machteloos deze örkaan van
ratelend geweld ondergingen; vergele
ken hierbij was het concentrische
trommelvuur der op en neergaande
tanks slechts een onbeduidend vuurge
vecht.
Machtig, hoewel zwaar gehavend,
keek de Petrus Banden nog over zijn
land, waarvan hij eeuwen het hart, de
polsslag was geweest. Bloedend lag
zijn land opengescheurd, maar onge
schokt bleef hij waken. Geen vliegtui
gen, geen granaten of raketbommen
zouden hem verpletteren, maar ron
dom hem onderging alles het lot van de
totale vernieling.
Tegen het invallen van de duister
nis volgde een laatste en he
vige raketaanval, de apotheose van
de dag. Bij tientallen schoten de raket
ten omlaag op de kerk, het klooster Je
ruzalem, de omringende huizen van de
Hofstraat. Dat was het einde. Plotse
ling klonk in een der kelders een
angstig schorre stem: brand. Verstik
kende brandlucht drong door tot in de
kelders, een verschrikkelijke paniek
ontstond.
Oude Oostrumseweg, de Henseni-
usstraat, de Schoolstraat en het begin
van de Merseloseweg. Ook daar was de
ravage enorm.
Van grote gebouwen, zoals Patro
naat en de Jongensschool was bijna
niets meer over. Andere gebouwen als
het St. Servatius-complex en het Pa-
tersklooster hadden grote schade opge
lopen.
Meteen na de bommenregen stegen
geweldige rook- en stofwolken ten he
mel en hing er een indringende kruit
lucht. Huizen waren ruïnes geworden,
bomen ontworteld en de lucht ingeslin-
gerd. In de straten lag het puin meters
hoog. Tuinen, boomgaarden en vooral
het terrein tussen de tegenwoordige Ju
lianasingel en de Oostsingel waren be
zaaid met bomtrechters, 6 a 7 meter in
doorsnede en 4 a 5 meter diep.
Dit bombardement zal nooit door ie
mand die het overleefde vergeten kun
nen worden, schreef een Venrayer in
zijn dagboek. De luchtdruk drong
door tot diep in de kelder. De sterkste
gebouwen trilden. Angstige ogenblik
ken. We voelden ons in Gods hand en
baden vurig en luid.
Veel, veel erger dan de materiele
schade, was het verlies aan mensenle
vens. Op diverse plaatsen hadden wo
ningen een voltreffer te incasseren ge
kregen. De bewoners waren daardoor
op slag gedood of onder het puin be
dolven. De hulpverlening kwam on
danks de uiterst moeilijke omstandig
heden, snel op gang.
Met een geweldige inzet is er door de
Vrijwillige Brandweer, de Luchtbe
schermingsdienst, het Rode Kruis en
een aantal vrijwilligers gewerkt om de
doden te bergen en de overlevenden te
bevrijden uit de puinmassa's, ondanks
dat er af en toe nog granaten vielen.
Aan het plichtsbesef en de onver
schrokkenheid van deze helpers heb
ben veel ingeslotenen hun leven te dan
ken.
ZWARE BEPROEVING
Helaas mocht hun edelmoedige hulp
niet meer baten voor iedereen. Toen de
balans werd opgemaakt bleek dat er 32
doden te betreuren waren, voor het
grootste deel inwoners van Venray
maar ook een aantal toch al zo zwaar
beproefde vluchtelingen uit Overloon
en Vierlingsbeek. Zij waren de on
schuldige slachtoffers van een wrede
oorlog.
Het zwaarst getroffen waren de fa
milies Kemps aan het Henseniusplein
(5 doden, de dienstbode inbegrepen),
Verschuuren aan de Oude Oostrumse
weg (5 doden met inbegrip van de
dienstbode), Lenssen aan de Draal (3
doden) en Janssen (Hotel de Keizer),
Patersstraat (4 doden). In dit hotel
kwamen ook elf geëvacueerden om het
leven. Voor zover bekend werden twee
Duitse soldaten gedood. Ze werden ge
vonden bij een bomtrechter bij het huis
van Dr. Janssen in de Grotestraat (nu
pand van Oorschot). Vermoedelijk
zijn ze om het leven gekomen door dé
enorme luchtdruk van een in hun na
bijheid ontploffende bom.
RAPPORTEN
Uit de rapporten die onmiddelijk na
de terugkeer var. de Marauders op het
vliegveld van Beauvais-Tilè werden ge
maakt, blijkt dat van de 36 vliegtuigen
die bij het bombardement betrokken
waren, slechts 29 hun bommenlast op
Venray hadden gedeponeerd. Zeven
vliegtuigen waren met in totaal nog 129
bommen aan boord teruggekeerd.
Hiervan hadden er zes (het tweede
zestal van de eerste box) hun bommen
niet afgeworpen door een verkeerd be
grepen mededeling over de
„intercom" van hun leider. Verder
was een toestel niet in staat geweest om
te bombarderen omdat als gevolg van
een mechanische fout het bomluik niet
openging.
De rapporten vermelden verder, dat
4 men vanaf Helmond tot Venray en ook
boven Venray zelf, te maken kreeg met
zwak tot matig afweervuur vanaf de
grond (FLAK). De nauwkeurigheid
hiervan was echter niet groot geweest.
Ook toen ze van Venray wegdraai
den voor de thuisvlucht waren ze van
af de grond beschoten door kanon
nen die opgesteld waren westelijk van
de Maas in de omgeving van Venlo.
Vier van de 36 toestellen hadden hier
door schade opgelopen, d.w.z. ruim
11%. Het resultaat van het bombarde
ment werd op een enkele uitzondering
na (vermoedelijk voor wat betrof de
Grotestraat en Henseniusplein) als ma
tig gekenmerkt.
Veel bommen waren in het open veld
terechtgekomen, vooral tussen de
Veldstraat (nu Wilhelminastraat) en de
Oude Oostrumseweg.
Verder nog een aanzienlijk aantal in
het veld westelijk van St. Servatius en
de Oude Oostrumseweg (op het voet
balveld van St. Servatius telde men 32
bomtrechters). Waren ze allemaal op
het dorp terecht gekomen dan zou het
aantal slachtoffers aanzienlijk hoger
geweest zijn.
MISLUKTE DEPORTATIE
In de vooravond van het bombarde
ment hadden de Duitsers een bekend
making aangeplakt, waarin alle Ven-
rayse mannen tussen 16 en 60 jaar, be
volen werd om zich gereed te houden
om de volgende dag te vertrekken naar
Duitsland. Door het bombardement en
het daaraan voorafgaande zware gra
naatvuur heeft men geen kans meer ge
zien dit snode plan tot uitvoering te
brengen. De prijs die men voor de af
wending van dit onheil heeft moeten
betalen is echter wel verschrikkelijk
hoog geweest.
ANGST EN ONZEKERHEID
Bij het invallen van de duisternis was
het artillerievuur opgehouden. Het was
akelig stil geworden. Af en toe hoorde
men uit de richting Overloon nog het
ratelen van een mitrailleur of het brul
lend geloei van een „nebelwerfer".
Veel inwoners van Venray waren in
de loop van de middag en avond weg
getrokken naar de Venrayse kloosters,
vooral naar St. Servatius, waar men
een veiliger onderkomen hoopte te vin
den. Anderen zochten een slaapplaats
op in eigen kelder, temidden van nog
smeulende puinhopen en versperde en
omwoelde straten.
Angstig en aangeslagen ging men de
nacht in, zich afvragend wat de volgen
de dag weer voor onheil zou brengen.
Venray had zijn „zwartste dag" be
leefd. Een dag die nog altijd diep ge
grift staat in de herinnering van hen die
het overleefd hebben.
Moeilijke dagen zouden nog volgen,
maar men putte moed uit de overtui
ging dat de „schoonste dag", de dag
der bevrijding, niet lang meer op zich
zou laten wachten.
W, Willemsen