Ook in Venray werden de Duitsers en hun handlangers gesaboteerd DAILY HERALD CHURCH STEEPLE HOLDS UP DEMPSEY! KERKTOREN HOUDT DEMPSEY'S LEGER TEGEN Saboteren is afkomstig van het Franse woorde „sabot", hetgeen klomp betekent. Op een zeker dag gooide een Franse arbeider een klomp in zijn machine, die daarop vanzelfsprekend tot stilstand kwam. Daarmee was de be- drijfssabotage geboren. Tijdens de bezetting betekende sabo teren (in de meest enge betekenis) het uitvoeren van handelingen die gericht waren tegen het Duitse militaire appa raat. Het doorsnijden van telefoonkabels kon belangrijk zijn wanner het een ra dar of een afluisterpost van de luchtaf weer betrof. Ook het opblazen van spoorrails, waardoor een Duits trans port (tijdelijk) tot stilstand kwam was belangrijk. Door het vernietigen van Duitse voorraden kon men afbreuk doen aan de Duitse oorlogsvoering. Zo werden veel stroleveranties aan de Duitse Weermacht gesaboteerd. Stro was namelijk een belangrijk oor- logsprodukt, dat gebruikt werd als ver pakkingsmateriaal voor granaten, maar ook voor de vervaardiging van cellulose. In de ruime betekenis werd onder sa botage begrepen alles wat de inspan ning van de vijand zou kunnen belem meren. Hieronder viel bijvoorbeeld het onderduiken. Door zich te onttrekken aan de „Arbeitseinsatz" (verplichte te werkstelling in Duitsland), werd veel afbreuk gedaan aan de Duitse wapen- fabrikage. Vermeldenswaard is nog dat een belangrijke Belgische inlichtin gendienst (hoofdzakelijk werkzaam in Frankrijk, maar ook met contakten in Nederland), de naam „Sabot" droeg. SABOTAGE IN VENRAY Aan een ambtelijk rapport van 18 augustus 1945 over sabotagehandelin- gen in de gemeente Venray gedurende de Duitse bezettingstijd, ontlenen wé de volgende gegevens. In de avond van 22 op 23 mei 1941, omstreeks 23.00 uur op de Deur- neseweg, een viertal NSB-leden door een drietal jongelieden opgewacht en afgeranseld met het doel de betrokke nen tot inkeer te brengen. Het resultaat was nihil. Op 30 juli 1941, omstreeks 21.30 uur zijn te Oostrum drie leden van de NSB, die met „Volk en Vaderland" colporteerden, door een aantal inwo ners gemolesteerd, omdat zij het niet op prijs stelden dat genoemd NSB-blad in Oostrum werd verspreid. Het col porteren bleef nadien te Oostrum ach terwege. Op of omstreeks 16 maart 1941 werden te Venray, Horst, Deurne, Ba- kel en Milheeze op diverse plaatsen te lefoonverbindingen van de Duitse Weermacht doorgesneden. Dit beweer den althans de Duitsers, die hierover veel ophef maakten. De bevolking van genoemde plaatsen werd hiervoor gestraft. Ingaande dinsdag 18 ma^.t was het tot nader order verboden om tussen 18.00 uur 's middags en 7.00 uur 's morgens buitenshuis te verblij ven. Met speciale vergunningen bestond er een uitzondering voor geestelijken, doktoren en vroedvrou wen, echter uitsluitend voor de uitoefe ning van hun ambt of praktijk. Het uitgaansverbod gold ook niet voor per soneel van de Luchtbeschermings dienst en de PTT. Resultaat: de verbin dingen waren slechts korte tijd verbro ken; ze waren zeer spoedig hersteld. Overvallen op distributiekanto ren, bevolkingsregister, arbeidsbureau en spoorwegen hebben niet plaatsge vonden. Op 5 april 1944, omstreeks 21.30 uur werd te Venray-Lull op een opslag plaats een grote hoeveelheid stro in brand gestoken. Op diezelfde dag, om streeks 22.00 uur werd op een opslag plaats te Oirlo, ook de vlam ontstoken in een partij stro. Hierdoor ging een hoeveelheid stro van ongeveer 400.000 kg, bestemd voor vervoer naar Duits land, in vlammen op. In de avond van „Dolle Dinsdag" (5 september 1944), toen ve le gemotoriseerde eenheden Venray passeerden op hun vlucht naar de Duit se grens vanuit België, werden dicht bij Venray (op de Deurneseweg) kopspij kers gestrooid. Omdat de Duitsers rijs hout voor hun auto's hadden be vestigd, waardoor de spijkers werden weggeveegd, bleef het aantal lekke banden beperkt. In de avond van 6 september 1944, daags na „Dolle Dinsdag" wer den tussen Heide en Ysselsteyn tele foonkabels van de Duitse Weermacht doorgesneden. Tegen het middernach telijk uur verschenen daarop 3 Duitse militairen van de Ortskommandatur te Veulen in Venray om de burgemeester verantwoordelijk te stellen voor deze daad. Hij zou er voor dienen te zorgen dat de volgende morgen vóór 12.00 uur 300 inwoners van Venray op post zou den staan voor bewaking van de Duitse telefoonlijnen. Aangezien de burge meester en het politiekorps sinds kort waren ondergedoken, slaagden de Duitsers er niet in hun voornemen tot uitvoering te brengen. W. Willemsen Dit bleef er over van de oude jongensschool in de Schoolstraat. Toch werd dit ge bouw weer opgeknapt en kon de LTS er van start gaan. AM- SATURDAY, OCTOBER 14, 1944 ONE PENNY De Duitsers, die de stad Venray, 4 mijl van de Maas, verdedigen, zetten hevig artillerievuur en hun nevelwer pers in, tegen de Britse infanterie, die probeert op te trekken uit de bossen, een mijl ten zuiden van Overloon. Vele malen bulderden Typhoon- gevechtsbommenwerpers over, om te proberen de toren van Venray's kerk omlaag te krijgen van waaruit de Duit sers het gehele gevechtsfront comman deren, dat 2 mijl ten noord-westen van deze stad ligt. Maar zij slaagden er niet in de uit kijkpost uit te schakelen, die de hoogste is, mijlen in de omtrek. Daarom heeft men Britse artillerie ingezet om de toren uit te schakelen, maar tegen zonsondergang stond de toren er nog steeds. Ergens uit de top van deze toren commanderen de Duitsers, die met veldverrekijkers zijn uitgerust, hun 88 en 150 mm kanonnen, telkens als een Britse patrouille zijn neus uit de bossen durft te steken. Het is onwaarschijnlijk dat de op mars voortgang zal maken ten zuiden van Overloon voordat de toren is ver dwenen en de Duitse artillerie is uitge schakeld. Zelfs als de Britse troepen uit het bos komen, dan komen zij nog te staan voor een natuurlijke hindernis (de Loobeek, red.), 500 yards ten zuid en van de bossen, die waarschijnlijk een smerige tank-val kan worden, als de Duitsers dit stuk nog willen verdedi gen. Infanterie op de linkerflank van de weg van Overloon naar Venray stootte op Duitse infanterie en vocht met hen vandaag in de bossen en in het onder gelopen land, waarin veel schuttersput- ten liggen. Overal elders lairgs het front, waar het Tweede Britse leger vecht, is het rustig, ook in de streek tussen het Reichswald en Nijmegen, waar eerder hevig kanonvuur was. Op het noord-westelijke topje van de wig is er wat lichte patrouille activi teit geweest. pers op de stellingen neergelaten? Waarom geen zwaar trommelvuur zo als bij Caen, waar het pleit binnen en kele uren beslist was!. De avond van de lie October viel in, met dezelfde nerveuze dreigende sfeer van ieder weerkerende duisternis, ver weg brulde de nevelzwaaier, ploften granaten met een matte slag neer, klet terden de laarzen van schreeuwende moffen over de straat. En in de kelders klonk die avond het gewone rozen krans gebed, want het was Maria maand. Het was een avond vol heldere ster ren met ongekende en toch vertrouwde geluiden met aan de kant van Overloon het flitsen van de monotoon vurende kanonnen. En aan de einder ver weg scheen een blauw witte streep, het kunstmatige maanlicht dat boven het front hing. Het was een avond als ieder ander der laatste weken, het leek alsof de strijd was gaan stilstaan. En weer werd het dag. 12 October, hij staat in onze harten geschreven als iets vrese lijks en iets verlossends, hij bracht een einde aan de afmattende spanning want TOEN BEGON DE EINDSTRIJD Helder scheen de zon dien morgen, en de Spitfires met „het vliegend oog der artillerie" een langpotig langzaam vliegende tweedekker deden hun gewo ne ochtendpatrouilles en verkennin gen. Dat was zo sedert weken al het be gin van de dagorde. Om negen uur was de Parochiekerk, ondanks het gevaar voor granaatinsla gen vol met 'n biddende menigte, want weer werden 9 slachtoffers ten grave gedragen. In de verte vielen voortdu rend granaten, maar ook dat hoorde erbij. Nauwelijks was de rouwdienst afgelopen of omstreeks half elf begon nen de inslagen zich aaneen te rijgen tot een donderende orkaan en langza merhand kwam het gedonder naderbij, het onweer van huilende granaten en ontploffingen werd met de minuut he viger; iedereen vluchtte, waar hij kon, zo vlug mogelijk de kelder in. Dit uur werd het uur der verschrik king, overal donderslagen boven je, naast je, akelig huilend gierden ze over de 25 ponders, de 18 ponders. Het leek als of boven alle leven uitgeroeid moest worden en als het even stil was klonk angstig het loeien van het rondlopende vee of het janken van een hond. Ik be vond mij dien morgen buiten het dorp achter Servatius en de enige schuil plaats was een gat in de grond. Met ie dere inslag trilde de bodem en met on feilbare systematiek kwamen de slagen dichterbij, dit was het trommelvuur, dit moest de aanval zijn. Nu zouden de moffen het toch gaan begeven want zo'n hel is geen uren te harden. Dit trommelvuur, deze plotseling opgestoken orkaan van gegier en ge donder werd de redding voor Venray en wel in dubbele zin. Niet alleen be vonden de inwoners zich allen in de schuilkelders toen even later het bom bardement volgde, neen 'n even groot gevaar - zoniet ernstiger - was door de aanval voor Venray afgewenteld. Want de moffen voor wie geen men selijkheid meer bestond, hadden juist even voor half elf hun laatste slag wil len slaan: algehele deportatie der Ven- rayse mannen tussen 16 en 60 jaar. Zij kregen slechts gelegenheid om hun plannen tot dit lugubere drama op een plaats bekend maken en wel op de Sta tionsweg in de buurt van het Servatius gesticht. Verder zijn de slavendrijvers niet meer gekomen, het moordend Engelse trommelvuur vanuit Overloon bracht hen tot andere gedachten en de Griinen lieten zich daar, waar het zo warm toe ging nooit meer zien. Maar ondanks de afwenteling van dit dreigende deportatiegevaar bleef de bloedige hand van Mars naar Venray wijzen. Dat moest zijn slachtoffer wor den, totaal zonder mededogen. Nog achtte hij zijn krachten niet genoeg aangewend en hij riep de hulp van doodzaaiende vogels te hulp, die de laatste hand aan de vernietiging zou den leggen. Dit was de totale onder gang, dit was het einde, een bombarde ment door zware bommenwerpers. Opeens klonk in de verte tussen het gedonder der uiteenspattende grana ten,-vliegtuiggeronk. Het monotoom gebrom der motoren sloeg plots over tot een loeiend gehuil, steeds nader kwam het, alsof het je wilde doorbo ren, dan felle giertonen van omlaag- denderende projectielen, even laten schokkende explosies; keldermuren gingen op en neer, zwart en donker van het neervallend puinstof en steeds maar weer dat alles doordrin gend gehuil gevolgd door vreselijke slagen. Alles werd duister, in doods angst kropen de mensen in de kelders tegen elkaar, grepen iets vast, een stoel een fles, een vat, als het maar houvast gaf. De handen stijf van angst stijf voor het gelaat, een moeder klemde haar kleine kind aan de borst. Samen met haar kind zou zij bedolven worden onder neerstortend puin, haar kind verdedigend tegen verpletternde steen- brokken, zo werden zij later paars blauw verstikt in het puin gevonden. Alles scheen vernietigd te worden in deze ogenblikken. Machteloos lagen wij mensen ineen, geen kelder van be ton was bestand tegen deze vreselijke explosies. Tussen de slagen en het neerdonde- ren van puinbrokken klonken de gebe den van de hulpeloze mens overgele verd aan deze hel van vuur en dood. In hun doodsangst baden zij tot god, tot Maria, zagen zij in een flits hun leven voor zich, alles wilden ze beloven, maar God laat ons toch leven. Voor velen werd het hun laatste gebed en met de handen ineengewrongen van angst gingen zij over naar een nieuw le ven. Nog was deze hel niet ten einde, een nieuwe aanval volgde, weer doken loei ende machines neer op de reeds donke re zwarte rookmassa, die Venray moest zijn. Weer gierden zij pijlsnel omlaag, de 500 kg bommen die alles doorbraken waartegen niets bestand was. Een voltreffer betekende onher roepelijk de dood. De dood aan het be gin der bevrijding, de dood die nu voor iedereen kon komen, of je jong was of oud, of je geld had of straatarm was. 'T was eender in deze ogenblikken. Al le schijn viel van je af, en in die ogen blikken bracht de dreiging van de dood je tot zuivere grootte of armzalige kleinheid terug. Je voelde je niet meer De hoek van het Henseniusplein-School- straat zag er in de na-oorlogst* dagen nog steeds zó uit. Rechts op de achtergrond het huidige café Hulsman. Bergen puin, waar tussen menig stuk meubilair en huisraad, was maandenlang de aanblik van Venray. hoger dan de ander, die nu daar in doodsangst naast je lag, hij was een mens, dat was alles. Die ogenblikken van onmiddelijk doodsgevaar, ze zijn zo helder, zo heel scherp staat je hele leven voor je, je ziet je eigen fouten zo goed in en belooft God in vurig gebed dat 't zo heel anders zal worden als Hij maar het leven beschermt. Deze ogenblikken, momenten van vreselijke angst, soms ook van diepe genade. Het is zoals later eens een En gelse soldaat mij vertelde - hij studeer de voor Anglikaans priester - in het he vigst granaatvuur, wanneer je buiten in een gat of greppel op je dood ligt te wachten, bid ik zo veel, je voelt je zo heel dicht bij God, je staat op het punt naar Hem toe te gaan en dat schenkt het vredige gevoel van rust en veilig heid, midden in de dodelijkste geva ren. Ogenblikken van diepe genade, als je katholiek bent en weet dat Jezus Christus bij je is, is dat Hij zo heel dicht bij je is, wat kan deze gedachte dan niet een kracht en sterkte geven om je over de zo natuurlijke eerste angsten heen te brengen. VENRAY WERD VERNIETIGD Dit vreselijke bombardement werd uitgevoerd om Venray als spil van het gehele front te vernietigen. De opzet slaagde volkomen, Venray was vernie tigd, evenwel de Duitser niet, want hij was niet in Venray, hij was reeds lang vertrokken. Het Duitse hoofdkwartier was enkele dagen tevoren naar Horst overgeplaatst. In het centrum van het dorp bleek niets gespaard. De eerste bomaanval begon op St. Servatius, waar in een systematische volgorde de wasserij, daarna enkele paviljoenen geraakt werden, zo in de richting van het dorp. Het land tussen Servatius en het dorp, werd herschapen in een ware zandwoestijn met een keten van diepe kuilen er dwars doorheen. Nooit zal ik de eerste aanblik vergeten van de ver woeste Grote Straat. Het is zo heel vreemd wanneer je, waar voor een uur terug nog de mensen liepen, nu hopen puin liggen; het is een eigenaardige gewaarwording als je denkt dat op de plaats waar nu die ste nen en brokken puin branden, je voor een uur terug nog rustig stond te pra ten. Het treft je diep als je bij een huis komt, met de grond gelijk gemaakt, terwijl je weet dat de mensen in de kel der waren. Wie voelt niet de radeloze angst van de jongen die zijn plicht als helper van de Geneeskundige Dienst deed en thuis gekomen blijft staan voor verwrongen balken en muurresten, terwijl moeder en zusjes daar ergens onder moeten zit ten. Waar moet de hulp vandaan ko men bij de uitgebroken branden, wan neer de stralen verdwenen zijn onder het puin en geen brandweerwagen er meer door kan. Wie zal met de wils kracht van een razende gaan graven houwen, brokken puin wegtorsen, als rondom je een regen van granaten neerkomt. Dan dat vreselijke verhaal in die eerste ogenblikken na de ve- schrikking, daar ginds in de Draalstraat moet iemand verbrand zijn maar niemand weet wie het slachtoffer is. Het vroegere beeld wat Venray bood voor altijd verdwenen, de brede open Patersstraat; de gezellige winkelstraat, de Grotestraat voor de helft met de grond gelijk gemaakt. Het Paters- klooster, waar het Duitse zendstation stond opgesteld aan de achterzijde een troosteloze ruine; de Draalstraat voor goed verdwenen; de ene zijde van het Henseniusplein bestond nog slechts uit resten verwrongen ijzer en massa's puin. De lijn der verwoestingen liep van Oost naar West van Servatius loodrecht op het dorp tot bij de bio scoop Luxor. De etappelinies, die de Engelsen volgens de BBC hadden ge bombardeerd bleken dus te liggen ten zuiden van deze lijn tot de lijn Paters kerk Langstraat. Het is begrijpelijk dat menige bittere verzuchtingen geslaakt werden, want men had ons altijd geleerd dat de RAF de burgerbevolking wel zou sparen. Deze raid schijnt wel een van de facto ren in de strijd te zijn geweest, waar van wij, die nu eenmaal deze strijd lij delijk moesten ondergaan, de draag wijdte niet kunnen overzien. Voor ons onbegrijpelijk. Voor onze bevrijders, bij het opzetten van hun doorbraak- plannen, een voor de hand liggende noodzakelijkheid. Naderhand zal de generaal, die het operatieplan opzette, wellicht tot ande re conclusie gekomen zijn, want ook hij kende niet alle omstandigheden. Zeker is, dat onze bevrijders voor een ontzaggelijke taak stonden om een vij and die letterlijk achter iedere heg en haag ieder huis zich verzette, van ieder bos een vesting had gemaakt, vernieti gend te verslaan. En eigenlijk gezien 't aantal verwoestingen was het doden aantal bij het bombardement nog aan de lage kant; helaas kostte deze aanval aan 35 burgers het leven. HET LEVEN IN VERWOESTING EN VERNIELING Venray was kapot gemokerd, het centrum van onze plaats verbrijzeld, maar boven de puinhopen stond nog steeds zij het gehavend de eeuwenoude Petrus Banden, als een trouwe waker, die met ons de hitte van het vuur zou doorstaan. Onder hem puinhopen, brokstukken, brandende ruines. Men sen lagen bedolven, doden en gewon den lagen tussen de steenbrokken op straat. Hulp moest er komen, maar was dit nog mogelijk onder het aan houdend granaatvuur?. Mogelijk was het menselijkerwijze niet, maar daar vroegen de mannen en de vrouwen die hun plicht kenden niet naar. Het leven van een ander stond op het spel. Daar lag een gewonde die moest naar het ziekenhuis, zelf was je gelukkig niet getroffen dus helpen. Ja, de geest was niet gebroken, de geest van hen, die hun angst overwonnen. Het was de priester die een stervende bijstond het was de dokter die, al was hij alles verloren, de leiding nam bij de hulp aan gewonden, het was de kerel die een schop in zijn handen nam en begon te graven tot hij niet meer kon, het was de bakker, die zorgde ondanks de granaten dat er brood was, het was het meisje dat zojuist nog door de li nies gekomen, zich aanstonds beschik baar stelde als verpleegster, het was de kleine gekrulde broeder van St. Serva tius die alles durfde, het waren zij die zorgden voor de gaarkeuken, de man nen der brandweer, het waren de talrij ke vrijwilligers, die mee aanpakten, die niet in de kelders uit angst tot zelfbe houd wegdoken, maar die allen held-

Peel en Maas | 1984 | | pagina 13