Vanuit de kelder van St. Jozef
met 200 vluchtelingen naar Belgie
Pater Evermarus Vrancken, zielzorger in Venrayse kelders
Voor de tweedemaal werd het duide
lijk dat de bevrijding weer niet zou ko
men in een sneltreinvaart met fanfares
en bloemen. Iedere avond donderden
uit de verte bij Helmond, Asten en
Oploo het geschut, soms luid dan
scheen het weer verder weg te zijn. En
weer zakte de stemming, moedeloos
heid kreeg de overhand, kwamen" ze
dan nooit.
Ja ze zouden komen, maar zo geheel
anders dan wij verwachten.
Het was 30 september toen 's avonds
om half zes 20 Britse Bommenwerpers
de Duitse artilleriestellingen op het
terrein van St. Anna bombardeerden.
Een verschrikkelijke verwoesting werd
aangericht onder de gebouwen, met de
Duitse stellingen werd een groot deel
van St. Anna volkomen vernietigd, 15
doden onder patiënten en ver
pleegsters! Dit was de oorlog, de eerste
vernielingen. De slachtoffers, daarmee
zouden wij de vrijheid moeten kopen.
De avond viel in, een drukkende stem
ming, een sfeer van onheil lag over
Venray, want overal maakten de mof
fen stellingen, stelden luchtafweer op,
terwijl in het donker de tiger-tanks
door de straten kletterden op weg naar
Overloon. Daar moesten ergens de En
gelsen zijn, niemand wist het precies.
Het was 's avonds half negen, toen
een akelig gierend geluid uit de verte
aankwam, steeds sterker werd, en plots
ophield met een ontzettende ontplof
fing. Wat was dat.... Granaten....
Die eerste angst die je bijna doet ver
stijven, maar waarna je onmiddelijk
als een automatische machine je bukt,
ergens tegen aan gaat liggen, als het
maar iets is, dat een gevoel van veilig
heid geeft. Voor de een is het een tafel
voor de ander de hoek van de kamer,
als je maar in elkaar ergens onder of
tegen aan ligt!
De ene slag volgde na de andere.
Plots was 't stil. IJselijk stil. De eerste
granaten waren gevallen, waar ze van
daan kwamen wist niemand, want het
front was nog ver weg. Het is een
vreemde gewaarwording, je denkt ie
dere keer, dat deze granaat voor jou
bestemd is, maar akelig huilend gaat
hij over je heen.
Naarmate er meer komen werd je
„Frontzintuig" wakker, aan de hoogte
van de fluittoon weet je dat de granaat
dichtbij of verder weg neerploft. Uit
eindelijk word je er geheel mee ver
trouwd, hoewel een gevoel van onvei
ligheid en gevaar altijd blijft.
Altijd blijf je gespannen, voortdurend
ben je op een nieuw salvo geconcen
treerd, en het dichtslaan van een deur
kan je tegen de grond doen slaan van
de schrik.
Dat waren dus de eerste granaten en
daarmee werd het kelderleven ingeluid.
Bijna niemand voelde zich meer veilig
's nachts bovengronds en zo werden de
kelders als slaapplaats en later ook als
woonplaats geïnstalleerd.
VENRAY TOEVLUCHTSOORD
VOOR EVACUÉS
De strijd bij Overloon naderde zijn
hoogtepunt, vanuit het Venrayse ge
bied brulden, loeiden de Duitse nevel
werpers, een der meest gevreeste mor
tieren voor de Tommys. Juist van deze
„sobbing sisters" of „moaning min-
nies" zoals onze bevrijders hen later
noemden waren uiterst angstaanjagend
en gevaarlijk.
De Duitse nevelwerpers, eleclrisch
geladen mortieren met 8 vuurmonden
Het naderbij komende oorlogsgeweld,
met alom inslaande granaten, deed menig
middenstander zijn etalage dichttimmeren.
Het mocht niet baten.
schoten vanaf St. Anna hun salvo's op
Overloon, doordat in een razend snel
tempo achtereen 8 granaten afgevuurd
worden heeft 't geheel 'n geluid van 'n
loeiende brullende leeuw, die ijselijke
honger heeft. Ook het geluid van een
loeiende koe, benadert de „muziek"
van de nevelwerper.
Voortdurend cirkelen de dub-
belstaartige Lightnings, de snelle Spit
fires en Hurricanes over het front en
het Duitse hoofdkwartier Venray. De
ene Typhoonaanval na de andere
volgde op de bossen bij Overloon.
De Duitsers, die kostte wat kostte,
hun goed te verdedigen linies wilden
houden, dreven de bevolking van dein
het front gelegen plaatsen eruit, die
van Overloon, Vierlingsbeek, Maas
hees en Holthees.
Onder granaatvuur en voortdurend
gevaar beschoten te worden door dui
kende Typhoons, trokken de vluchte
lingen voort, slechts weinig mochten
zij meenemen. Waar zij heen trokken
interesseerde de moffen niet, in zwei
stunden heraus dat was alles! Toen bo
den de wegen naar Venray in de eerste
octoberdagen de meest verschrikkelij
ke stoet die ik ooit gezien heb. Mensen
met kruiwagens vol beladen met de
kens en koffers, handkarren met aller
lei bagage. Veel waren er ook die enkel
een zware koffer droegen; gelaten en
willoos sjokten zij voort, af en toe om
kijkend naar hun dorp, waar de hemel
reeds rood door het vuur getekend
was. Dit leek mij de ergste verschrik
king, liever gebleven in de hel van gra
naten bij elkaar, dan in het zicht van
de bevrijding verdreven van datgene
waar je je hele leven voor gewerkt
hebt. Alles ten prooi aan plundering en
vernieling!
Nooit zal ik vergeten de uitdrukking
van die oude man van 70 jaar, een
Overloonse boer, die wist dat zijn
zoons heimelijk waren gebleven „zij
zullen ons goed beschermen".
Ja er waren van die onverschrokken
kerels die zich in de grond groeven en
twaalf dagen leefden van veldwortels,
tot de moffen hen ontdekten en hen
naar Venray stuurden.
Zo werd Venray naast het centrum
der Duitse verdediging tussen corridor
en Maas, toevluchtsoord voor alle ver
drevenen uit de dorpen, die onmidde
lijk in de frontlijn lagen. Dat daardoor
de meest verwarde toestanden ontston
den, is duidelijk.
Maar in nood leren de mensen el
kaar vinden en iedereen nam graag 10
tot 20 evacués in huis; sommige boeren
gaven onderdak aan 50 k 60 mensen!
Het klinkt nu bijna ongeloofelijk
maar in tijd van nood en gevaar is alles
mogelijk. Eten was er ruim voldoende,
vlees in overvloed want de meesten
slachten.hun vee af, omdat of de mof
fen het meenamen of het ten offer viel
aan granaten. Venray's inwoner aantal
steeg in enkele dagen van 17.000 tot
25.000! Intussen vielen enkele malen
per dag de overrompelende salvo's gra
naten storingsvuur noemt men zoiets,
want stond aan de toegang van Venray
niet: Achtung die Stadt liegt unter feu-
erlichem Störungsfeuer?.
Dit storingsvuur, dat zo eng en ver
anderlijk was door het plots gebeuren,
eiste veel slachtoffers. Ineens was de
lucht gevuld met gierende geluiden,
zware ontploffingen en daarna ijselijke
stilte. Iedere keer klonk daarop het ge
kerm van gewonden, waren sommige
straten gekleurd van het bloed. In één
huisgezin op een morgen drie doden;
ergens anders een jongen voor zijn le
ven verminkt. Venray werd frontstad.
Nu wisten wij het zeker, de moffen
zouden niet meer terugtrekken. Ster
ker, talrijker kwamen de salvo's. On
ophoudelijk doken de Typhoons nog
dicht in de buurt van 't dorp. In al zijn
verschrikking, biedt de duikaanval van
dit vliegtuig, dat deze gevaarlijke ra
ketten neerschiet, iets geweldigs impo
nerend! Eerst enkele malen cirkelend
als een roofvogel die zijn prooi zoekt,
dan plots in een hooggierend geluid
neerstortend, pijlsnel omlaag, terwijl
vuurstralen uit zijn neus spuiten,
gevolgd met raketbommen, die met
een donderende ontploffing alles ver
brijzelen. Wat waren ze bang, de
moffen, voor deze „roofvogels".
Nog was Venray niet het onmiddelij-
ke doel en dus volgde ieder met
gespannen aandacht de duikmanoeu-
vres, van dit nieuwe vliegtuig. Hoog
optrekkend loeiden zij over het dorp
heen, steeds weer neersuisend op
de Duitsers, die zich in de bossen ver
schanst hadden. Voor de toeschouwers
een imponerende wedstrijd; voor hen
op wie het gericht is een vreselijke hel!
We zouden het later ondervinden.
Op 6 October kregen de moffen hun
laatste kans, de straten waren bezaaid
met in Duits gestelde vlugschriften,
de vorige nacht door Engelse vliegtui
gen uitgeworpen: Eine minute, die dir
das leben retten kan". Zij die zich over
wilden geven, moesten gebruik maken
van duidelijk zichtbare doeken of
hemden.
Het kwam er eigenlijk niet op aan
wat, als het gebaar maar overduidelijk
was! Hande hoch und weisze Fahne.
- Het bleef bij deze aanmoediging van
Engelse propaganda want er werd
weinig succes mee geoogst. Want lustig
vuurden de 88ers en in de avonden
brulden zoals gewoonlijk de nevelwer
per.
Intussen had de radio reeds enkele
malen gemeld dat Overloon gevallen
was en door Amerikaanse tankdivisies
bezet was. Het interesseerde eigenlijk
niemand meer, want waarom kwamen
zij dan niet door naar Venray.
Drie weken lagen ze nu al in een wij
de boog rond onze plaats, op een af
stand van slechts zes a zeven kilome
ter! En als zij dan toch niet doorstie
ten, waarom dan die verradelijke sal
vo's granaten midden in het dorp,
waar bijna geen Mof te zien was!
Niemand begreep er iets van, nooit
hadden wij een oorlog meegemaakt.
Wat wisten wij van de betekenis een
bepaalde streek achter het front door
beschieting tot gevaarzone voor de vij
and te maken? Venray met zijn vele
kloosters en gestichten, met zijn zie
kenhuis zou toch zeker wel ontzien
worden? Ze konden er toch wel om
heen trekken en zo de moffen de Maas
overdrijven! Wat wisten wij van de ij
zeren ring rond Venray, die onze be
vrijders op een of andere zwakke plek
Het St. Annagesticht werd onnoemelijk
zwaar getroffen. Deze foto van het
vernielde hoofdgebouw geeft daar maar
een zeer klein beeld van.
(als deze er was) open moesten breken
met enorme zware verliezen?
Voor de burger heeft de oorlogvoe
ring veel onbegrijpelijks, juist datgene
wat vanzelfsprekend lijkt gebeurt
nooit. Er schijnen zoveel factoren in
het spel te zijn, die nooit openbaar ge
maakt kunnen worden, dat ook na af
loop van de strijd nog talrijke vragen
open liggen. Vooral het bombarde
ment - de vernietiging der etappelinies
rond Venray aldus de BBC - waarbij
het centrum totaal verwoest werd, gaf
aanleiding tot de meest bittere uitlatin
gen. Het is zo natuurlijk en wellicht
waren de Engelsen ook wel niet precies
op de hoogte der juiste getalsterkten
en posities der Duitse troepen.
Tenslotte werd de bevrijding van
Overloon definitief door het ingrijpen
van de derde Britse Infanterie-divivsie
en zo was alles gereed voor de grote
aanval, de laatste slag de doorbraak
door de Duitse stellingen en mijnenvel
den tussen Overloon en Venray.
Het leven in deze laatste dagen voor
de grote strijd bestond voornamelijk
uit eten, melk halen bij de boeren en
het zorgen voor onze talrijke evacué's.
Per dag werden door vele meisjes dui
zenden boterhammen gesmeerd en ver
werkte de gaarkeuken talrijke ketels
heerlijke snert. Een haastig uit de
grond gestampt evacuatiecomité zorg
de voor kleren, schoeisel en definitief
onderdak.
Klooster Jeruzalem, hoofdpost van
de onvermoeid werkende Geneeskun
dige Dienst, nam 800 evacués op! Ja
die kloosters en gestichten, wat zijn ze
in deze tijd voor Venray niet geweest?
Onvergetelijk zijn de prachtige staalt
jes van persoonlijke moed van vele
broeders en zusters geweest, overal
stonden ze klaar om de zwaar getroffe
nen op te nemen!
De gestichten en kloosters St. Anna,
Servaas, Jeruzalem, St. Jozef, Zieken
huis, Patersklooster even zovele centra
voor gewonden, zieken en evacués!
Venray kan hen niet genoeg dankbaar
zijn voor hun heroisch werk in de uren
des gevaars! Ja het gevaar, het maakt
iemand ofwel tot een lafaard, of tot
een held. Angst in deze tijd overviel ie
dereen, het was slechts de vraag of je
meester van jezelf kon blijven of niet.
Naast tonelen van ergerlijk egoisme en
angst voor eigen lijfsbehoud zijn er
veel mannen en vrouwen geweest die
enkel het woord plicht kenden. Dik
wijls waren het juist de eenvoudigen
die met ware doodsverachting gewon
den hielpen of doden wegbrachten.
Boven alles zie ik de figuren van de lei
der van de geneeskundige dienst, de
geestelijken, de jongens en kerels van
de luchtbescherming en brandweer.
Overal zijn ze geweest, de helden, iede
re straat en iedere buurt kende zo zijn
eigen leiders in die dagen, naamloos
zijn ze, zij zullen het wellicht blijven.
Iedere dag bracht nieuwe slachtof
fers men raakte eraan gewend. Dins
dag 10 october negen doden ineens bij
een onverhoedse granaat beschieting.
Woensdag 11 october werd het aantal
vermeerderd tot 15 en de volgende dag
zou wel weer zijn slachtoffers eisen.
Het was deze verschrikkelijke onzeker
heid die zo ondraaglijk was, gebeurde
er maar iets definitiefs, iets geweldigs,
dat aan alle spanning een einde maakt.
Als het dan zo moeilijk ging de moffen
eruit te krijgen waarom dan geen
luchtvloot van duizend bommenwer-
Wanneer men met „mensen" die het
meegemaakt hebben praat over de be
vrijding van Venray, nu veertig jaar
geleden, dan blijkt, dat iedereen de be
vrijding op een andere manier heeft be
leefd. Geen enkele belevenis is het zelf
de, de enige overeenkomst in alle ver
halen is de herinnering aan angst en
dood, aan bommen en granaten, brant1
en vernieling....
Ook het tijdstip, waarop de bevrij
ding kwam, ligt voor ieder weer ver
schillend. Toen het grootste gedeelte
van Venray in handen was van de En
gelsen, was het gebied tussen St. Ser
vaas en het station in Oostrum weken
lang beurtelings in handen van Engel
sen of Duitsers. Bovendien lag er een
groot verschil in de bevrijding van
noord en zuid Venray.
Een van degene, die de bevrijding
van het gebied rond het St. Jozef
klooster heeft meegemaakt is pater
Anthoninus Walenkamp, thans gardi
aan van de Franciscanencommuniteit
in de Patersstraat.
In 1943, zeven jaar na zijn wijding,
kwam hij als afgestudeerde in de Duit
se letteren naar Venray. Het klooster
was net ontruimd maar in het Gymna
sium werd nog een jaar les gegeven. In
de zomer van 1944 werden de internen
naar huis gestuurd en veel kloosterbe
woners trokken naar elders. Een aan
tal paters en broeders van het klooster
had al eerder onderdak gevonden in
het toenmalige hotel Gitsels. Pater
Walenkamp en een aantal confraters
van het Gymnasium kwam terecht in
het Sint Jozef klooster aan de Over-
loonseweg.
In de oktoberdagen van 1944 begon
hier het kelderleven voor ongeveer
tweehonderd mensen: zusters, patiën
ten en jongens.
Toen over de Overloonse weg de
eerste Engelse tanks binnen rolden had
men in en rond de kelder al bloot
gestaan aan de ergste verschrikkingen.
In de nabijgelegen gymnastiekzaal van
Jerusalem lagen de lijken opgebaard
van de slachtoffers van bommen en
granaten. In de tuin van Jerusalem
werden de stoffelijke overschotten in
een massagraf begraven, twee dagen
na de bevrijding.
Toen brak de dag aan, dat de kelder-
bewoners: 100 patiënten, een zeventig
tal zusters en 30 interne jongens
moesten worden geevacueerd naar
Deurne.
Pater Walenkamp, een keukenzuster
en een ondergedoken neef van moeder
Overste bleven achter in het klooster
om de geevacueerden te helpen. Regel
matig kwamen wagens uit Deurne naar
het St. Jozefklooster om daar spullen
op te halen, totdat het drietal werd
ontdekt en naar Deurne moest vertrek
ken.
In februari 1945 moesten de Venray
se evacue's uit Deurne vertrekken met
België als uiteindelijke bestemming.
Maar het grote gezelschap werd tien
dagen opgehouden in Eindhoven, om
dat er problemen waren over tien
zusters van het St Jozefklooster, die de
Duitse nationaliteit hadden... België
wilde deze zusters niet binnenlaten.
Als oplossing van het probleem werd
uiteindelijk het idee geopperd de pa-
tienten in een gesticht onder te bren
gen, pleegouders te zoeken voor de
dertig jongens en de zusters te versprei
den over andere kloosters. De tien
Duitse zusters zouden geïnterneerd
moeten worden. Tenzij zich iemand
garant stelde voor die Duitse zusters in
de leeftijd tussen 70 en 80 jaar...
Nadat Pater Walenkamp deze ga
rantstelling had gegeven werd een lan
ge avond - van 9 tot 2 uur - per trein
door België gereden. Om twee uur
kwam men in Gent aan, waar een vleu
gel van het klooster van de Zusters van
Liefde voor hen was ontruimd. Het
ontruimen was in de meest letterlijke
zin van het woord gebeurd, want de
zusters hadden voor de komst van de
Nederlandse vluchtelingen het meubi
lair op zolder gezet.
De volgende dag deed zich een nieuw
probleem voor. De tweehonderd Ven
rayse vluchtelingen moesten te eten
hebben.
Pater Walenkamp sjouwde van het
ene kantoor naar het andere en kwam
tenslotte bij de Belgische
„Winterhulp" terecht.
Als herinnering aan de dagen in België,
heeft p. Walenkamp o.f.m. een foto be
waard van de dertig jongens, die als inter
nen van het St. Jozefklooster de evacuatie
hebben meegemaakt.
Op de foto herkennen we p. Walen
kamp. br. Solanus van Bohemen en p. Do-
lonus Schopman. Links boven de onderge
doken neef van de toenmalige moeder
Overste en in het midden een Gentenaar die
veel voor de evacué's heeft gedaan
Pater Walenkamp: „Ik keek natuur
lijk wel vreemd tegen die 'Winterhulp'
aan, omdat die instelling in Nederland
op Duitse leest was geschoeid. In Bel
gië echter was deze instelling gesanctio
neerd door de Belgische bisschoppen.
Bijna vier maanden hebben wij van de
Belgische Winterhulp gegeten.
Op 13 juni 1945, het feest van St.
Antonius, keerden de bewoners van
het St. Jozefklooster weer in Venray
terug.
Pater Walenkamp herinnert zich,
dat er voor de vluchtelingen veel geld
beschikbaar kwam in België. Iedereen
werd in het nieuw gestoken en men kon
zich allerlei luxe veroorloven. De te
rugreis naar Venray werd gemaakt met
een wagon vol met in België gekochte
goederen, die men in Venray best kon
gebruiken.
Op die 15e juni zag ik voor het eerst
de verwoesting van Venray, aldus pa
ter Walenkamp, die meteen begon met
het bewoonbaar maken van het Gym
nasium.
Op een fiets met rubberbanden trap
te hij naar Steyl, waar het moederhuis
van de „Zusters van St. Jozef" was,
om verslag uit te brengen. Als dank
voor de goede zorgen, maandenlang
gegeven aan de zusters, de patiënten en
de jongens werden vier zusters naar
Venray gestuurd om het Gymnasium
„uit te mesten" en voor de huishou
ding te zorgen.
Ook de Paterskerk en -klooster kwamen er niet zonder kleerscheuren af. Deze foto
werd genomen toen al noodherstel (dak dicht) was uitgevoerd.
Pater Evermarus Vrancken, de
Fransiscaan, die in de dagen rond de
bevrijding van Venray niet bang was
voor de „duvel en de dood", zit thans
gekluisterd aan zijn rolstoel in het ver
pleegtehuis „de Wilbert" in Katwijk
aan de Rijn. Ondanks zijn zware licha
melijke handicap is het voor hem alsof
de bevrijding van Venray in het zeer re
cente verleden is gebeurd. Namen van
vele Venrayers, waarvan de meesten
zijn overleden, weet hij zich maar al te
goed te herinneren, wanneer hij gaat
vertellen over het Venrayse kelderle
ven, sinds de eerste granaten op 30
september op Venray zijn gevallen. Pa
ters en broeders hadden onderdak ge
vonden in Hotel Gitsels.
Toen op zondag 8 oktober 1944 in
de Langstraat granaten vielen, tenge
volge waarvan acht mensen de dood
vonden, was het in het hotel niet meer
te houden. Na het bombardement van
12 oktober sliep heel venray in de kel
ders.
Pater Evermarus herinnert zich, dat
in de kelders van Zwitserlood en
Schaeffers 80 a 90 mensen verbleven
die graag een pater bij zich hadden.
Pater Artemis bleef in de kelder van
Gitsels en hij ging daarom naar de kel
der van Zwitserlood (tegenwoordig
„De Monnikskap") waar behalve
mensen uit Venray ook vluchtelingen
uit Overloon en Vierlingsbeek zaten.
Vanaf dat moment moest ik twee
kelders bedienen, ik hoorde de biecht,
bad het rozenhoedje, deelde de H.
Communie uit en las de mensen voor
uit het nieuwe testament. De mensen
uit de kelder van Schaeffers kwamen
naar de H. Mis in de kelder van Zwit
serlood.
„Op een avond heb ik gezellig zitten
praten met Toon Derksen, broer van
Jan Derksen de garagehouder en broer
van de weduwe Schaeffers. De volgen
de dag moest ik hem bedienen en weg
dragen naar het St. Elisabeth zieken
huis. In de kelder van Zwitserlood was
een granaat ingeslagen tengevolge
waarvan Toon Derksen beide benen
verloor.
Het w^s een verschrikkelijke nacht
met veel doden en gewonden", zo ver
telt Pater Evermarus Vrancken, die
zich verder herinnert dat in Hotel de
Keizer 15 mensen de dood vonden.
Onder granaatvuur hielp hij mensen
uit de ingestorte kelders te bevrijden en
steeds stond hij klaar met de sacramen
ten der zieken.
Overal waar geestelijke bijstand
moest worden verleend was pater Ever
marus Vrancken aanwezig.
Op weg met een gewonde naar het
ziekenhuis ontmoette hij de eerste En
gelsman, die zijn hoofd uit een schut
tersputje stak.
In het ziekenhuis lagen op dat mo
ment 20 doden die, achter in de tuin
moesten worden begraven. Bij iedere
dode werd een fles begraven met per
soonlijke gegevens. Op die dag van de
bevrijding hielp een gedeserteerde
Duitse soldaat mee aan het graven van
het massagraf.
Urenlang zou de 72 jarige Fran
siscaan kunnen vertellen over zijn bele
venissen in Venray, over de evacuatie
naar Liessel, over Fun Smits die nog
een deken van hem heeft(!).
Als eerste wist hij dat de toren opge
blazen was en dat ging hij vertellen aan
Toon Vermeulen, die in de kelder En
gelse sigaretten zat te roken, Die had
hij gekregen van Engelse spionnen die
vooruit waren gestuurd en door Toon
werden ingelicht over de situatie in
Venray.
Ook als eerste kon hij Deken Berden
vertellen, dat zijn kapelaan Olieslagers
samen met een Rode Kruis verpleegster
was gedood. Tijdens een bezoek aan
een zieke in de Spurkt, werd het huis
door een granaat getroffen.
Tot slot vertelt hij ons nog het ver
haal van de koeien uit Vortum-Mullem
die door de Duitsers waren gestolen en
naar Venray waren gedreven. Pater
Evermarus vond deze dieren in de aula
van het gymnasium. Met anderen
slaagde hij er in de koeien naar buiten
te krijgen en naar slagerij Coenders te
drijven. Daar werden de dieren
geslacht en het vlees was een welkom
geschenk voor de bewoners van de kel
ders.
Dan slaat de klok in „De Wilbert"
twaalf uur, hetgeen betekent, dat de
maaltijd in aantocht is.
Een verpleegster ontfermt zich over
de bejaarde Fransiscaan, terwijl voor
de middag bezoek van confraters uil
Brazilië wordt aangekondigd.
Pater Evermarus blijft voorlopig al
leen met al zijn herinneringen aan Ven
ray