hele dag het centrum onder granaat- vuur; de avond kwam voor een deel onzer mensen met het gelukkige gevoel der vrijheid, in sommige kelders hing de geur van een Engelse sigaret, snoep ten kinderen van heerlijke chocolades, sliepen bevrijders naast bevrijden, en in een andere kelder bad men weer tot Maria voor 'n uiteindelijke verlossing, waaraan sommigen zelfs begonnen te wanhopen. Ja de gevoelens jegens onze bevrij ders - kon men nog spreken van bevrij ders - waren zo bitter geworden; wij hadden ons die bevrijding zogeheel an ders voorgesteld. Waarom hield dat vuren maar niet op; de Duitsers waren toch al lang weg. Was het soms opzet om ook de be vrijde landen totaal te vernietigen? Ze zijn zo natuurlijk en vergeeflijk, deze gedachten. In onze angst, dachten wij niet aan hen, onze dappere bondge noten, aan die jonge kerels, die in het open veld in hevig mortiervuur, voort moesten. Wij zagen niet hoe zij plotse ling uiteengereten werden door een shrapnell of een verradelijke mijn. Wij zagen niet hoe zij voort moesten krui pen door de natte landen om zo zich te beschutten tegen het vijandelijk M.G. vuur. Wij zagen niet hoe hun handen van kou zich ineenwrongen en hoe dat gezicht van die? getroffen sol daat vaalgeel werd en tenslotte over ging in een wezenloos staren. Waarom trapten die kerels uit Engeland op een mijn voor ons, waarom lag daar die Australische boerenzoon met een opengereten buik in een sloot. Waarom kwam hij hier naar Venray om zijn leven te geven? Welk een verpletterende schuldige ereplicht hebben wij niet tegen al die gealieerde soldaten die allen in die da gen hun leven lieten voor ons. Ja wij voelden ons beschaamd over die bittere gevoelens, maar onze bevrijders, zij kenden reeds vanaf Normandië het vreselijke lot van de burgerbevolking in deze medogeloze strijd. Ja, ze zou den wel komen, mischien morgen al of overmorgen.... en de vreugde zou zo machtig, zo ontroerend zijn! De laatste dag voor de bevrijding brak aan, er was iets vreemds die mor gen, geen duikende Typhoons, geen granaten, maar wel het korte nijdige getak van mitrailleurs, het zwiepende fluiten van geweerkogels; het was op vallend rustig, vergeleken bij het ge dender der vorige dagen. Toch woedde de strijd op de Maas- hezerweg in alle felheid. Er werd ge vochten met handgranaten en blanke bajonet. Maar de Moffen weken slechts heel langzaam terug; tegen de middag vie len in het centrum tussen de Grote- en de Paterskerk weer granaten; de Engel sen slaagden er echter niet in zover door te dringen. Toen de avond viel, hadden zij de Stationsweg bereikt en stelden zij hun mijnenruimende tanks op om vroeg in de morgen de laatste aanval in te zet ten! Want zelfs dat vergaten de Moffen niet, toen zij dinsdag 's avonds in het donker het centrum van het dorp ont ruimden, enkel scherpschutters- snipers achterlatend; overal legden zij de verradelijke mijnen en booby-traps neer. Het was een vreemd gezicht; in het schemerdonker zagen wij de Duitsers geheimzinnig lopen met lange gele do Op de Gasstraat slopen de eerste Engelse soldaten van huis tot huis om via de Maasheseweg het centrum binnen te komen. zen. Voorzichtig werden ze neer gelegd in de straatgoot, wat puin er overheen en de verradelijke val was klaar. Mijnen! Dus zij trokken terug de Moffen en onze bevrijders zouden nu spoedig ko men! Nagegaan werd waar de mijnen ge legd waren zodat direct de Tommys bij hun komst gewaarschuwd konden worden. Achteraf bleek dat praktisch overbodig was geweest want de Mof fen hadden ze in hun haast zo stom zichtbaar neergelegd dat ze weinig ge vaar opleverden. DE BEVRIJDING 18 OKTOBER 1944 Zeer vroeg in de morgen, tegen drie uur, zetten de Engelse artillerie, on dersteund met mortier en tankgeschut een laatste, maar verschrikkelijk vuur in, op het centrum van Venray. Uren lang duurde deze nachtelijke beschieting, zo dicht bij stonden de stukken geschut, dat slechts een kleine pauze lag tussen het schot en de inslag. Meter voor meter werd de strook tus sen Grote Kerk en eind Langstraat af gemaaid! Wiskundig zuiver, met onfeilbare re gelmaat, kwamen de voltreffers terug, om daarna weer even verder in te slaan! Het was de meest angstige nacht van den strijd, deze laatste uren vergden het uiterste! Boem! Weer een voltreffer, krakend hoorde je balken boven je omlaag stor ten, puinstof drong door in de duister nis van den kelder. Ineens een donderende slag, een he vige steekvlam, puin stort naar binnen, sterke, prikkelende kruitdamp dringt tot ons door. Een granaat sloeg in op het keldergat, maar gelukkig vingen de pakken geperst stro, die als dekking dienden, de slag op! Hoe lang moest dit nog duren? Waarom toch deze zinneloze vernie ling? Plots tegen zes uur, na vier uur van aanhoudend concentrisch vuur, hield het gedonder op, er viel een merkwaar dige stilte. In de kelders hoorde men stappen op straat, het was alsof langzaam mensen langs de muur slopen! Natuurlijk te rugtrekkende Moffen, die de laatste dagen altijd zich tegen de muur druk ken voor dekking. Er klonken gedempte stemmen van buiten, was het Duits? In de verte kwam een tank de straat afgerateld, de keldermuren schokken ervan. Steeds meer voetstappen klak ken over de straat, maar dat konden geen Moffen zijn. Nt.ar buiten, dat zijn de Tommys!!! Daar trokken zij, de kerels met hun platte, komische helmen, met hun bruin uniform, hun zwarte, kleine stenguns, heel voorzichting sluipend langs de muur. Zij schenken geen aandacht aan ons, hun hele wezen was geconcentreerd op de onzichtbare vijand in die straat ver der, zij waren voorbereid op het schot van den verradelijke sniper. Op het Henseniusplein lag een En gelse mitrailleurpost, die de Henseni- usstraat en Patersstraat onder vuur hield. Wij liepen de straat over, onbe wust van het gevaar, want ze waren er! En daar kwamen zij aan, de kerels van Lancashire, van de Norfolks en de Suffolks, zij die ons bevrijd hadden. Met tranen in de ogen, diep ontroerd, drukken wij hem de hand, die eerste Tommy, de Rode Kruissoldaat Dick Stewart uit Newcastle. Alle spanning viel van je af en onder het roken van die eerste Engelse siga ret, voelde je je hopeloos moe. Daar zat hij nou tegenover je, jouw bevrijder, die eenvoudige, glimlachen de kerel, met zijn met groen versierde heim op, die je vroeg of „the battle bad" was geweest, die je vroeg naar de vrouwen en kinderen, of zij de ver schrikkingen goed doorstaan hadden; ,,I am sorry for you, this teribble destruction". Waren dat die kerels, die ons dagen lang beschoten hadden, waren deze gulle, belangstellende Tommys dezelf den als de duivels, die de Atlantische muur bij Normandië doorbroken had den? En zo na die eerste ogenblikken van uitbundige vreugde, word je stil van puur geluk en blijdschap. Alles is voor bij, wij zijn weer vrij! Is deze prijs te duur gekocht ge weest, doen de vernielingen je nog pijn? Vind je het verlies van zoveel beken den, opwegen tegen het grote geluk, dat nu onze mensen deelachtig zijn ge worden? Zal nu een nieuwe toekomst voor ons beginnen, nu van ons afgevallen is de druk van deze ongelukkige vier ja ren? Zullen wij nu in vrijheid weer allen samen, met dezelfde eenheid en liefde voor elkaar, kunnen gaan bouwen aan de uiteindelijke herrijzenis, van wat hier als prijs van ons gekocht geluk ten offer viel aan deze verschrikkelijke be- vrijdingsstrijd? Zullen wij nu de handen in elkaar slaan, om de gevolgen van dit samen- gedragen leed en van dit in ons aller harten geschreven lijden ook samen te ondergaan; zullen wij klaar blijven staan wanneer de ander in nood is, wanneer zijn woning totaal kapot is en de onze niet? Zullen wij bereid blijken te zijn de consequenties van deze strijd te dragen doordat wij jaren hard zullen werken om uit deze puinen een nieuwe plaats te doen herrijzen? Maar boven alles zullen wij dat gevoel van saamho righeid, dat begrip voor de nood van den ander, dat wij in de afgelopen dagen zo voor elkaar getoond hebben, met ons dragen, zullen wij dat in ons vast houden, nu dit geluk van vandaag een nieuwe toe komst opent? Zullen wij nu, na zoveel verloren te hebben, niet ontzaggelijke rijkdom De "arbeidswoningen" aan de Maashese weg werden niet gespaard. Veel granaten sloegen daar in en brachten grote schade men kunnen winnen? En hoe zal het zijn, als eenmaal deze volkerenstrijd ten einde is, als heel ons vaderland weer vrij is? De opwindende ogenblikken der eerste ontmoeting met je bevrijders blijven je bij voor heel je leven. Je staat eenvoudig verpletterend door het zo gewoon aanvaarden van het telkens terugkerende doodsgevaar. Want daar komen zij weer de granaten, nu niet meer van onze vrienden, maar van de woedende Mof, die Venray onder vuur houdt. Rustig staan zij daar die Tommys, binnen schijnen ze niet veel angst te kennen. Valt een zware 88 mm granaat erg dicht bij, dan trekken zij zich terug op de keldertrap. Venray is omstreeks acht uur op en kele snipers na, geheel in Engelse han den. Maar de zuidelijke en oostelijke toegangswegen blijven onder Duits mi- trailleurvuur liggen. Steeds heviger wordt nu het zware granaatvuur, reeds spoedig worden Engelse gewonden de huizen binnenge dragen. Ik weet het nog zo goed, Dick Ste wart was bij ons, hij bracht een gewon de binnen, het gehele dijbeen door 'n zware scherf opengescheurd. Vaal-wit lag hij daar, die Tommy, zachtjes hij- gênd van pijn. De sigaret en de borrel wijn, die wij hem gaven deden hem merkbaar goed. Even de broek losge- nipt, een snelverband op de wonde, de brancard op de jeep geklemd, vijf uren later lag deze zwaar gewonde onder zuivere lakens in een Engels hospitaal. Hoe zorgden de Tommys niet voor onze gewonde burgers, hun eerste vraag waar zij kwamen: wounded civi lians? Hoe hebben zij niet gezorgd voor die Rode Kruisjongen, die bij het helpen van een Engelse gewonde, door granaatscherven getroffen werd? Die eerste dag der vrijheid. Vele mensen wisten het pas in den middag, dat Venray vrij was, toen anderen zich reeds ziek gerookt hadden aan de pitti ge Players. Merkwaardig de eerste vraag van de bevrijde burger is: een si garet, al verging hij van de honger! Die dag was het in de kelders feest, er was zoveel warmte en ontroering. Nu was het lijden dan toch voorbij, binnen enkele dagen zouden de Tom mys naar Venlo trekken en geen grana ten zouden je meer in die nerveuse spanning vastklemmen. Vol dankbaar heid werden rozenhoedjes gebeden voor het geluk, dat allen gespaard wa ren gebleven. Hoeveel pijnlijker moest deze dag niet zijn voor hen, die hun dierbaren in de afgelopen dagen verloren wisten. En vooral voor hen klonk dat gebed, zo innig en oprecht, zo doordringend, want er heerste zoveel geluk. Die avond kwam de duisternis over Venray als een beveiligende sluier, in de kelders sliepen afgematte mensen met het rustige gevoel nu beschermd te zijn door die dappere Tommys, die bij hen in de kelder sliepen of buiten in een gat in de grond waakten tegen Duitse patrouilles, die in het donker tot het midden onzer puinen trachten door te dringen. Want zij wilden wcten, hoe sterk Venray bezet was; konden zij 't niet heroveren, dan zouden zij toch verder weer iedere meter grond tegen de op dringerige Englander verdedigen.

Peel en Maas | 1981 | | pagina 18