In een zeer korte tijd breidde de
brand zich naar alle kanten uit, de ge
hele Hofstraat leek een vlammenzee
en achter de kerk laaiden metershoge
vlammen op van het brandend klooster
Jeruzalem. Fel rood stond de toren
daar, hoog oprijzend tussen twee vuur
zeeën in, onder het loeien der vlammen
klonken de ontploffingen der steeds
weer aanvliegende granaten.
En in deze brandende hel bevonden
zich die honderden evacués in de kel
ders van Jerusalem. In radeloze angst
werden zij door het verzengende vuur
de straat opgedreven, het granaatvuur
in. Overal vuur, overal uitspattende
projectielen. Akelig loeide het vee, dat
losgebroken in wilde angst tussen de
vluchtende menigte holde.
Moesten wij dan alles verliezen,
moest dan eerst iedereen omkomen in
deze bevrijdingshei?
Machteloos stond de mens tegenover
dit medogenloze vernielingswerk van
vuur en ontploffend ijzer. En om deze
orgie van razernij en angst volledig te
maken stonden Duitse filmreporters
deze tonelen te verfilmen om de mens
heid gedocumenteerde bewijzen te le
veren van de onmenselijke wreedheid
der geallieerden.
Want zij hadden immers de kerk ge
bombardeerd, zij waren de aanstich
ters geweest van deze vuurzee. Hadden
de Amerikanenzo ook niet het klooster
van Monte Cassino vernietigd?
Het is een verschrikkelijk
schouwspel geweest, die avond* aan
weerszijden van de kerk laaiden de vu
ren omhoog, klonk het gegil van de
angstig vluchtende kinderen en vrou
wen, donderden brandend gloeiende
balken en steenbrokken omlaag, alles
vernietigend in hun val.
Was dit een godsoordeel over Ven-
ray, zoals eens de steden Sodoma en
Gomorra verwoest werden? Was deze
totale vernietiging dan de prijs om het
geluk van een herwonnen vrijheid te
kunnen smaken.
Daar kwamen zij aan de evacués, die
gevlucht waren uit het brandende Jeru
salem, 't weinige dat zij vroeger had
den gered nu in vlammen verloren.
Hoor hun angstige roepen, zie hen
voortrennen in wilde paniek over stuk
ken steen en brandende balken.
Zie hoe zij neervallen voor dekking
tegen de granafen; sommige lopen zelfs
door, zij horen de slagen niet meer, zij
voelen de brandwonden niet, zij ken
nen slechts een doel: weg, weg uit deze
hel. Zie hoe daar in Jeruzalem in de
vlammen de opgebaarde lijken van hen
die in de afgelopen dagen sneuvelden,
verschroeien tot vormeloze zwarte
massa's.
Maar ook nu had God zijn hand
van Venray niet afgewend, want ston
den daar de broeders van St. Servaas
niet klaar om de vluchtelingen op te
nemen, waren daar weer niet de onver-
schrokkenen, die vuur en vernieling
trotseerden en kinderen uit de bran
dende ruines wegdroegen. Heeft O.L.
Heer onze mensen op die vlucht onder
granaten door niet beschermd, en kwa
men allen tenslotte niet behouden aan
in de ruime kelders van St. Servaas? O
zeker, er is bij zoveel rampspoed zo
veel genade geweest, zoveel bescher
ming van Hem die alles leidt.
Nadat allen in veiligheid waren ge
bracht in Servaas waar de normale be
volking van 1000 mensen ruim verdub-
beid was en allen in de kelders moesten
worden ondergebracht, kon men aan
blussen gaan denken. Het granaatvuur
stierf langzaam uit en kon men met
emmers water de gebouwen die nog
niet door het vuur waren aangetast,
nat houden. Zo werd eindelijk na lang
en afmattende arbeid de grote brand
,,De tweede brand van Rooy" over
meesterd.
Het klooster Jerusalem brandde to
taal af terwijl een groot gedeelte van de
Hofstraat nog slechts blakende resten
puin was. Dat was de grote verliespost
van deze derde dag, die alles in ver
schrikking had overtroffen. Zouden de
Tommys nu erin geslaagd zijn de toe
gang tot Venray te forceren?
Wij in Venray in de kelders wisten
het niet maar zaterdags 's avonds om
11.00 uur drongen Engelse Patrouilles
door tot in de Grote straat zij vonden
geen Duitsers in Venray.
Op dat moment stond de hoofd
macht tussen Overloon en Venray aan
het riviertje, dat bij cafe Swinkels
dwars over den weg loopt. Die middag
was de beslissing om Venray gevallen,
de Duitse Tigers waren verslagen, In de
nacht van Zaterdag en zondag trokken
de moffen met al hun zwaar pantser
materiaal achter 'Venray (richting
Oostrum-Wanssum) terug.
DE DAG DER Z.G. BEVRIJDING
Het was die zondag, alsof er een
Godsvrede hing over het front, helder
scheen de zon op de nog smeulende
ruines, stilte, opvallende stilte heerste
rondom.
Geen Duitsers waren er meer te zien
en ieder kreeg het gevoel eindelijk ver
lost te zijn uit dit onmenselijk lijden.
De vreugde werd algemeen toen de En
gelse radio - er schenen toch mensen te
zijn die de berichten konden horen -
aankondigde, dat na uiterst hevige
strijd Venray bevrijd was. Geen Duit
ser en geen Engelsen, was dat nu de be
vrijding.
Inderdaad strategisch was Venray
bevrijd, maar zij die dagenlang in deze
hel geleefd hadden, snakten slechts
naar de bevrijding. Het bericht van de
BBC moet wel louter fantasie geweest
zijn van een of andere oorlogscor
respondent, die zijn collegas de loef
wilde afsteken. Want plots vielen de
granaten weer, en zij die een beetje
moed gekregen hadden door het ver
blijdende bericht, doken weer als ha
zen de kelder in.
Dus radio Oranje loog ook, ze had
den ons ook voor de gek gehouden met
hun bevrijding. Het scheelde niet veel
of je had door grotere lef nog juist een
granaat op je kop kunnen krijgen, dat
alles te danken aan de BBC. Toch bleef
het die zondag opmerkelijk kalm, af en
toe granaten. Hoog in de heldere octo-
berhemel cirkelden de Engelse verken
ners boven St. Anna en het gebied
rond de Grote Kerk. Wat was de be
doeling zouden de typhoons weer ko
men? Het bleek niet meer nodig, geen
typhoon zou nog een raketbom op de
kerk gooien?
Het was mogelijk de bereikte „resul
taten" van de vorige dag nog eens te
bekijken: de Hofstraat uitgebrand,
Eindstraat uitgebrand of vernietigd,
Jeruzalem zwart geblakerde muren en
verwrongen ijzer, De Grote Kerk, zwa
re littekens, grote gaten in het toren-
masief, een zijtoren weggeschoten, het
orgel verpletterd door een raketboni,
de gewelven boven het hoofdaltaar
eveneens door een bom.
In een der zijbeuken een groot gat
waardoor een raketbom in de kerk was
geschoten en daar een enorme ver
woesting had aangericht. En over het
gehele dorp daken zonder pannen,
stukgeschoten gevels, straten bezaaid
met puin.
Onvermoeid werkte men door om de
nog onder het puin bedolven slachtof
fers te verlossen, hoop op leven
bestond niet meer, maar het was de
eerbied voor de dode vriend of buur.
Op het Henseniusplein nog 5 mensen
bedolven; in de Patersstraat nog 13.
Twee huisgezinnen met evacues uit
Overloon bij het bombardement van
donderdag omgekomen. Eindelijk was
men zover op zondagmiddag dat de
kelder in de Patersstraat vrij was. Een
voor een werden de slachtoffers,
gestikt onder het puin, uitgegraven.
Nooit zal ik die middag vergeten, er
waren twee brancards om de doden
naar het kerkhof van het Paters-
klooster te brengen, er werd daar een
groot massagraf gegraven.
Granaten begonnen weer te vallen,
maar strompelend en struikelend over
steenbrokken droegen vrijwilligers uit
de buurt, hun droeve last naar het
kerkhof. Wat bezielde deze dapperen,
waarom waagden zij hun leven voor
deze doden?
Het was de genade, het was de eer
bied voor de gevallen evenmens die hen
bracht tot die ware edele grootheid, die
een mens kan bereiken, die met de
kracht van zijn geloof afgerekend
heeft met de dood, die met hem om
gaat als een kameraad. Ziet hoe zij af
en toe, afgemat stil staan met hun
zware last; omdat door deze mensen
reeds veel van hun krachten gevergd is,
maar dan gaat de droeve stoet weer
voort, de gevallenen zullen een vredige
rustplaats krijgen. Langzaam betrekt
de lucht en een miezerige motregen
dreinst uit een grauwe nevelmassa om
laag.
Daar aan het graf met de vele dier
baren staan naast de priester, die het
Requiescat in Pace uitspreekt drie
mannen wezenloos, de koude regen
stroomt hen langs het gezicht. Zij voe
len het niet, zij zien het niet, zij voelen
niet de doorweekte grond als zij met de
priester bij het graf van hun gevallen
moeder, vrouw kind of zusjes neer
knielend de vijf onze Vaders en Wees
gegroeten bidden.
Ook zij die op de achtergrond staan,
de vervuilde mannen die dagenlang
groeven met hun zwarte baarden hun
vermagerde gezichten, zij horen niet
dat de granaten over hen heen vliegen
of in de nabijheid ontploffen. De regen
giet in stromen neer, langs hun kleren
drijft het water, zij zijn verpletterd
door dit gebeuren. En als de priester
zegenend zijn handen uitstrekt over het
graf, valt er een traan uit hun ogen, die
toch reeds zo gewend waren aan het
zien van de dood.
Vroeg valt de duisternis in, de blijde
stemming van de heldere morgen is
verdwenen, met de somberheid van de
regenmiddag is ook weer teruggekeerd
Zelfs maanden later boden de puinhopen
en de provisorisch gedichte daken en
huizen een troosteloze aanblik.
die angstige sfeer van moedeloosheid.
Zal er dait nooit een einde komen, dit
leven is niet meer te harden, het is een
langzaam uitsterven van angst en ze-
nuwbrekende gevaren.
In de late avond hervatte de nevel
werper zijn doordringende geloei en
smakten Engelse granaten met een bit
se knal neer. Venray lag weer in het
front!
HET NOORDELIJK DEEL
BEVRIJD
Waarschijnlijk is de betrekkelijke rust
van de afgelopen zondag voor beide
partijen noodzakelijk geweest om na
de drie dagen van bloedige gevechten
op adem te komen en de geleden verlie
zen aan te vullen.
Maar dan zal er vandaag maandag
16 October met nog grotere verbeten
heid gevochten worden, want de direc
te aanval der Engelsen op Venray zal
vandaag plaats hebben.
Het eerste grote object aan de noor
delijk toegang van Venray is het ter
rein van het St. Anna gesticht. Ver
moedelijk zullen de Jerrys die daar
vandaan hun 88ers op de aanstormen
de Tommys afschoten, daar een uitge
breid net van verdediging bezitten in de
tuinen en de gebouwen.
De artillerie zal dus zo goed moge
lijk de weg voorbereiden en om 6 uur
in de morgen vallen de eerste 18 pon
ders, van de 15.000 in drie uren op St.
Anna en omgeving neer. Het is
vreemd, maar Duitsers waren er prac-
tisch geen meer op deze hoogte en aan
de onverschrokken moed van een
werkman van St. Anna, die met een
brief van de Overste 's middags door
het vuur naar de Engelsen trok, is het
te danken dat de Engelsen hun vuur
staakten. Tegen de avond was het St.
Anna gesticht in Engelse handen met
de daaraan liggende gedeelten van de
Overloonséweg.
Intussen hadden de moffen zich in
Venray ziende dat hun strijd verloren
was aan de laatste, meest onmenselijke
schanddaad vergrepen: de totale ver
nietiging van de eeuwenoude St. Petrus
Banden kerk.
Zes eeuwen lang beheerste deze mo
numentale toren het wijde land in de
vlakke Peel, zes eeuwen lang was hij
het middelpunt geweest in het Lim
burgse Peelland en met een donderen
de slag veroorzaakt, door honderden
kilo's dynamiet stortte dit cultuurmo
nument ineen, werk van eeuwen her
schapen in massale puinbrokken.
Wij begrijpen het niet, staan nog
perplex, wat zijn die Duitsers geweest?
Waren zij nog mensen als wij? Wat
heeft hen bezield. Een lasterlijke haat
tegen de kerk? Woede over een verlo
ren strijd, sadistische wraaklust?
Wij weten het niet, het is voor ons
een mysterie. Het schijnt dat de sa
disten tot midden in de Grote straat de
electrische ontstekingsleiding hadden
gelegd en van daaruit omstreeks elf uur
in de morgen hun oorlogsmisdaad ten
uitvoer brachten. Geen burger wist van
hun plannen en weer heeft God Venray
beschermd doordat geen der omwo
nende burgers onder het neerstortende
puin van de kerk verpletterd werd.
Het St. Annagesticht bevrijd, maar op
het uiteinde van de oprijlaan ver
schansten de Duitsers zich achter heg
gen in tuinen en huizen op de Maashe-
seweg. Zij zouden tot de laatste man
standhouden. Ondertussen lag de ge-