De barre tocht van Gerard Baltissen Leenen Leenen WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMGEVING Peel en Maas volgende week ^J^erótfleeót a». S&! a». a». P0 Va Va Va Va va va va va v» va va va va IENSDAG 24 DECEMBER 1980 Nr. 52 HONDERDENEERSTE JAARGANG VOOR AL UW DRANKEN PEEL EN MAAS VOOR AL UW DRANKEN ITGAVE DRUKKERIJ VAN DEN MUNCKHOF B.V. VENRAY POTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 82727 GIRO 1050652 ADVERTENTIEPRIJS 27 ct. per mm. ABONNEMENTSPRIJS PER HALF JAAR f 10,- UITSLUITEND BIJ VOORUITBETALING V turfvuur onder de rookvang, het be trekkelijke van de genoeglijkheid aan het samenzijn ervaren. lerard werd op 17 juli 1744 te nray geboren; zijn ouders waren ter Baltissen en Hendrina Hoefs. i 30-jarige leeftijd huwde hij met mberdina Sweijen. Voor zijn da- üjks brood oefende hij het eer- me beroep uit van akkerman cn woonde met zijn gezin in oen irderij aan het Eind. De work men waren voor onze landman tg en zwaar, cn zij regen zich met regelmaat van de klok aaneen levensjaren, die opgingen in de iur van alledag. In verband met Nieuwjaar ver schijnt ons blad volgende week op woensdag 31 december. Voor zover dit ook buiten de gemeente moge lijk is wordt ons weekblad op die woensdag bezorgd- WU doen een dringend beroep op adverteerders, correspondenten e.d. om toch vooral zo spoedig mogelijk hun kopy bij ons in te leveren. Zo mogelijk zelfs gaarne nog dit week end. In ieder geval sluit de ge legenheid tot inleveren dinsdag voor de middag. Tegen het einde van de 18e eeuw lersten politieke troebelen West- iropa. on de daarmee gepaard ande militaire ondersteuning ging aan Venray niet ongemerkt orbij. Door militair ingrijpen in tober 1794 veranderde Venray n een Pruisisch in een Frans ensplaatsje. De Franse aflossing kende het tot een eer, ten nadele n de plaatselijke bevolking, te be- ijzen, dat bij hen culinaire en fou- gerende activiteiten in hoog aan- en stonden. Zo gebeurde het in 1793, dat er lige dagen voor Kerstmis een oep huzaren in Venray aankwam tzich in het centrum van het dorp Stalleerde. In gedachten likke- lardend proefden de ongenode sten reeds het formidabele kerst- ner met gebraden ganzen, over- oedig begoten met een volle bour- >gne, en zij zagen het allemaal al )or hun praktisch onverzadigbare eel glijden. Het zou echter allemaal anders pen. Venray was in de voorbije ld al vaak het doelwit van plunde ren geweest en een barre armoe orpriemde bijna élk huisgezin, aar kwam nog bij, dat het sedert üge dagen zeer streng vroor en de riemende noordoosten wind gesel- i de deuren en ramen, en hield de lensen binnen de schrale beschut- ag van hun huizen. Menigmaal t men hier, dicht bij het karige Zo ook deze 24ste december. De Franse logé's hadden als specialis ten van het culinaire al begrepen, dat het Venrayse kerstdiner als oen waar fata morgana aan hun magen zou voorbij gaan. Daarom besloten ze. aan de overzijde van de Peel, in Gcmert te gaan fou ra geren cn daar op kosten van do ingezetenen hun magen vol te proppen Gemert vormde in het departement Bra bant een enclave van het Roer- departement, omdat het voordien aan de ridders van de Duitse Orde had toebehoord. Het was zes uur gaans, maar in de nu geldende weersomstandigheden rekende men op zeker zeven uur. De bevelvoeren de officier, onvoldoende op de hoog te van de begaanbare wegen, zeker met zoveel stuifsneeuw, gelastte Ge rard Baltissen hen als hun gids in dit gebied te begeleiden. Bij het invallen van de schemer werd door de trompetter verzame len geblazen, De stoet vertrok vanaf de Markt, via de Hoendei straat, langs het Sint Odakapelletje naar Merselo. Het was doods en akelig stil, daar aan het begin van de enor me toegesneeuwde Peelvlakte. Langs de Bakelse Dijk passeerden ze nog enkele eenzame boerderijen, verscholen achter hoog opgewaaide wallen sneeuw. Vanachter de dicht gevroren raampjes gluurde hier en daar een van angst rillend en krom getrokken menselijk wezen naar de donkere contouren van de naderen de stoet ruiters. Daarbij St. Jan de Doper en alle overige bekenden uit de litanie van Alle Heiligen om hulp en bijstand smekend, dat het stelend gespuis daar buiten toch aan hun armzalig bdoeninkje voor bij zou trekken. Het was bitter koud en tussen de op grote hoogte voorbij ijlende wol ken door wierp de maan een grauw Een gebeurtenis die te Venray rond kerstmis 1798 plaats vond. De ge- gevens werden ontleend aan 't ge- meentelijk register van correspon- dentie uit de jaren 1810 en 1830. bleek schijnsel over de eindeloos lij kende Peel. Gerard voerde de troep over de aloude Bakelse Dijk tot even voor bij de Brabantse grens; daar ging hij over op de vaarweg, welke door Den Oude Peel naar Gemert leidde. Het liep al tegen middernacht, toen men er arriveerde en Gerard voor de hem opgelegde dienst werd afge dankt. De soldaten installeerden zich met enig geweld in enkele her bergen en deden zich tegoed aan op brutale wijze toegeëigende spijzen en drank. Gerard, die maar moest zien, dat hij onderdak kreeg, klopte bij ken nissen aan, waar hij gastvrij werd ontvangen. Het was 's anderdaags nog vroeg in de morgen, toen men voor de kerstviering gezamenlijk naar de kerk ging. Na de mis werd er een sober ontbijt genomen. Het moet tegen tien uur geweest zijn, toen Gerard aanstalten maakte naar Venray terug te keren. Een ijzige noord-oosten wind joeg de bevroren sneeuw over de vlakke Peel, zor gend voor een aangepast decor. Hierdoor werd het toch al geringe aantal oriëntatiepunten volledig aan het oog onttrokken. Gerard ploeterde eenzaam, zich een weg zoekend, door de Peel naar Venray. Maar bij het invallen van de duisternis raakte hij de weg kwijt en doolde in iets noordelijker richting verder. Soms zakte hij in manslange diepe turfkuilen, waar hij alleen met de grootst mogelijke Baltissen, aan het Henseniuspfein omstreek 1904, met links naast het karwiei Michel Baltissen, achterkleinzoon van verhaal gaat. (foto uit „Kent u ze nog... de Venrayers") inspanning weer uit kon komen. Hierdoor verloor hij veel lijd en het ging steeds moeilijker. Verstijfd en bijna hulpeloos van de kou als hij was. verstreken de moeilijkste uren van zijn leven. Gevoelloos geworden en door de kou bevangen, sleepte hij zich langzaam voort. Hij raakte uitgeput, krachteloos en voelde zich een menselijk wrak, toen hijin het flauwe schijnsel van de maan vlak voor zich een schaapskooi ontdekte. Gerard kon bijna niet meer; in een uiterste poging de schaapskooi te bereiken, dwong hij zidh voetje voor voetje verder te gaan, in de stellige verwachting daar enige beschutting te zullen vinden. Nog ongeveer vijf tig passen scheiden hem van de eenzame, beschutting biedende scha penstal. Dan. door de irenische stilte klonk het vlijmscherp gehuil van enkele hongerige wolven. Tergend, merg en been klievend, kwam het geluid dichterbij. Eenzaam, angstig bevend, meer voorover leunend op zijn stok, stond Gerard daar in het zidht van zijn redding. Hij kon niet meer. Bij de gedachte „Het is voorbij" werd hij bijna waanzinnig en de adem stokte in zijn keel. In een laatste helder moment zag hij de begerig glinsterende ogen van de naderende wolven en de alles verscheurende hagelwitte tanden in de opengesperde muilen. Het mono tone gehuil bezorgde hem angstige pijnen; hij wilde het uitschreeuwen, maar zijn mond was verstijfd; er kwam géén geluid uit. In één mo ment (het leek een eeuwigheid) zijn geweten inventariseerde. Het grau we werd donker, dan gitzwart; hij stortte voorover in de sneeuw, in een smalle bodemloze spelonk, er gens tussen iets leven en dood; zijn belagers naderden. In de schaapskooi bevonden zich op dat ogenblik een herder met zijn twee potige honden, die naar de na men Max en Hector luisterden. Hij verzorgde en bewaakte er de kudde van Laurent Claessens uit Merselo <Stiene), aan wie de schapen be hoorden. Opeens spitsten de honden hun oren, gromden en sprongen blaffend tegen de gesloten deur op. Het moest reeds laat in de avond geweest zijn. De herder, die diep onder het stro lag te slapen, schrok wakker en hoorde van nabij het ge huil van de wolven. Hij sloeg zijn mantel over de schouders, knoopte die dicht, stak de kraag omhoog en trok zijn muts diep over de oren; snel greep hij zijn gereed staande snaphaan en ontgrendelde de deur. De beide honden stoven nijdig blaf fend en grommend naar buiten, ter wijl de herder riep: „Pak ze! Pak ze!" Niet ver van de ingang lag in de sneeuw een donkere vlek en eni ge tientallen passen verder bewo gen zich de schimmen van een drie tal wolven. Zonder zich nog te be denken bracht de herder zijn snap haan aan de schouder en vuurde in de richting van de wolven. Deze sprongen verschrikt opzij en sloegen, nog even achtervolgd door de hon den, op de vlucht. Bij de zwarte plek aangekomen, ontwaarde de herder een oudere man. Hij nam hem op en sleepte De schaapskooi van Laurent Claessens (Stiens) later Pubben, zoals deze op 17 april 1905 door Hub van Baar werd getekend. hem naar binnen in de stal. Stak een klein olielampje aan en bij het weinige licht herkende hij hem. Hij legde Gerard op wat stro en dekte hem toe met een peluw. Vervolgens kleedde de herder zich zo goed mogelijk tegen de bijna on draaglijke kou, voorzag zijn snap haan van een nieuwe lading,nam zijn herdersschop en ging naar Mer- tselo om hulp te halen voor de on gelukkige Gerard Baltissen. Hector vergezelde hem op deze tocht, ter wijl Max bij Gerard en de schapen achterbleef. Bij de boerderij van Laurent Claes sens aangekomen, klopte hij deze snel en doeltreffend uit zijn bedstee. In de grote steenkoude keuken ver telde de schaapherder, een beetje op adem komend, bij stukken en brok ken, wat er gebeurd was. En dat hij Gerard bij de schapen in het stro had gelegd, maar betwijfelde, of die npg zou leven: „Hij was zó verdóm mes stief en kalt!" aldus de herder. Onmiddellijk werden de twee naaste buren en de rector van Mer selo van het voorval in kennis ge steld. De rector haalde direct de pyxis uit de kerk en maakte zich gereed mee te gaan, en indien nog mogelijk, de stervende van de. laat ste sacramenten te voorzien. Intus sen had Laurent zijn paard uit de stal gehaald, in gereedheid gebracht en voor de slede gespannen. Geza menlijk trokken ze naar de Vrede- peel, waar de schaapskooi lag. Daar troffen ze Gerard Baltissen aan, zo als hij door de schaapherder was achtergelaten; hij was nog steeds buiten kennis. Volgens de rector was de polsslag nog voelbaar, zodat hij hem het H. Oliesel toediende. Men legde hem vervolgens tussen enkele bossen stro op de slede en bracht hem naar de familie Claes sens. Anne-Marie, de echtgenote van Laurent, had inmiddels onder de grote schouw een vuur aangemaakt en er enkele ferme blokken hout op gelegd. Gezien de ijzige kou buiten, was het in de keuken ,waar voor een pijpaarden Mariabeeldje een kaars brandde, redelijk warm. Op de witgeschuurde tafel stond al 'n kruik foezel klaar voor de mannen, die elk moment verkleumd van de kou thuis konden komen. Na aankomst werd Gerard op de donkerrood geschilderde zitbank ge legd en zo dicht mogelijk bij het vuur geschoven. Daardoor zou de warmte goed in zijn bevroren lede maten trekken en kon hij weer snel bij kennis komen, zo redeneerde men. Maar deze onvoorzichtigheid had bijzonder kwalijke gevolgen. Want door de overvloed aan warm te verliep het ontdooiingsproces te snel. Terwijl zijn hart het half ge stolde bloed door en in gekrompen aderen perste, lewam Gerard Baltis sen vrij snel weer bij kennis. Hij schreeuwde het uit van de pijn in armen en benen. Zijn handen en voeten tintelden. Het klamme zweet brak hem uit. Enkele flinke slokken uit de bruingeglazuurde foezelkruik zorgden voor enige verkwikking. Na enkele dagen was men toch genoodzaakt een beroep te doen op een heelmeester, maar helaas: te laat! Aan beide handen bleken alle vingers bevroren te zijn. De aange wende middelen en therapieën ble ven zonder resultaat en de behan delende heelmeester was gedwongen de vingers te amputeren. Deze trieste operatie van eerst drie vingers werd uitgevoerd donr de Venrayse meester chirurgijn Ge rard Roefs, die bijgestaan werd docr Gerard Raeymaeckers, dokter in de medicijnen. Gerard Baltissen werd eerst, bij wijze van verdoving en om aan de onvermijdelijke pijnen weer stand te kunnen bieden, stomdron ken gevoerd. Vervolgens werd hij op een zware houten tafel gelegd en stevig vastgebonden. De heelmeesters wa ren potige en buitengewoon handige kerels, die bij het amputeren zeer snel en efficiënt te werk gingen. De armen en handen werden op een stevige plank vastgegespt; een paar flinke zuiver gerichte houwen, en de drie zwart gekleurde vingers lagen op de grond. De wonden werden on middellijk in azijn gedrenkt, dan af gedekt met fijn linnen, dat bestre ken was met het wit van een ei, en verder omwonden met linnen zwachtels. Terwijl Gerands voor hoofd en armen bedekt waren met natte compressen tegen mogelijke wondkoorts, hielden familie en vrienden een noveen tot Onze Lieve Vrouw, Behoudenis der Krenken, le Oostrum. Korte tijd koesterde men nog de hoop de andere bevroren vingers te kunnen behouden, maar tevergeefs. De verrotting zette zidh zo snel voort en de pijnen verhevigden zo erg, dat genezing of verlichting niet meer mogelijk was. Er bleef voor meester Roefs geen andere moge lijkheid, dan de overige zeven vin gers eveneens te amputeren. Bij de ze operatie werd hij geassisteerd door de ervaren chirurg Theitz, die als dokter in Horst praktijk had ge had en nu teruggetrokken leefde in Holland. Langzaam herstelde Gerard. Hij probeerde de afschuwelijke pijnen te vergeten. Maar één ding bleef: hij was voor het leven invalide. Hij was niet meer in staat handenarbeid te verrichten en zo in zijn levens onderhoud te voorzien. Hij wendde alle moeite en invloed aan bij de gemeentebestuurders, om via dezen bij de overheid een passende ver goeding of een jaarlijks pensioen los te krijgen. Het verliep allemaal bij zonder traag en moeizaam, voordat het departementaal bestuur te Aken voor zijn problemen interesse kon opbrengen. Maar in 1809 was het dan eindelijk zover. En op 29 augus tus schreef generaal Alexander La- met een brief hierover aan de bur gemeester van Venray. Het gevolg was, dat op 17 februari 1810 de ge meenteraad hierover in 'n buiten gewone zitting bijeen 'kwam en Ge rard Baltissen met terugwerkende kracht een jaarlijks pensioen van 200 franken uitbetaald kreeg van het Ministerie van Landsverdedi ging- Met ingang van 1813 stopte het Ministerie de betaling aan Gerard, en op 28 jan. kwam deze aangele genheid opnieuw in de gemeente raad. Nu vroegen de vroede vade ren aan de onderprefect te Kleef hun besluit, waarbij Gerard in de functie van gemeentebode werd aangesteld, goed te willen keuren, zodat zijn levensonderhoud gewaar borgd zou zijn. Gerard Baltissen leefde echter niet lang meer. Hij overleed 69 jaar oud op 19 april 1814. Een achter kleinzoon van hem was de latere smid Michel Baltissen aan het Hen- seniusplein. J. VERLLNDEN

Peel en Maas | 1980 | | pagina 1