STATISTIEK 1874 I Kom uw raadhuis bekijken li m Het onderstaande is natuurlijk geen sta tistiek, maar een aantal losse gegevens uit een willekeurig gekozen jaar, bijeengezet om schetsmatig aan te geven, wat Venray was, een eeuw geleden. De gemeente Venray beslaat 14622 hecta ren, precies zoals tegenwoordig, maar dat is dan ook het enige, dat niet veranderde. Eén harde weg, komende van Venlo via Horst en via Maashees het land van Cuyk ingaande (een twintigtal jaren tevoren aan gelegd). vormt met een pas gereedgekomen grintweg naar Wanssum de enige moderne verbinding met de buitenwereld. Voor het overige zijn er, noch in de kom, nogh buiten de kom, harde wegen. Dwars door de Peel lopen twee lange rechte dijken van zand (uit de achttiende eeuw daterend), de een naar Deurne, de ander naar Bakel; maar veel verkeer komt er niet langs. Het dichtst bijzijnde spoorwegstation is Horst. Het aan tal inwoners bedraagt 5080. Charmant, maar erg bescheiden en nogal vervallen staat aan de markt het laatgoti sche raadhuis. Gebrek aan ruimte is er, on danks de kleine afmetingen, nog niet. Ven ray heeft een burgemeester (Jozef Frederik Sigmund Esser), twee wethouders (Peter Theodor Jansen en Hendrik Poels) en tien gemeenteraadsleden. Een gemeentesecreta ris. een ontvanger en een klerk ter secre tarie maken het administratief personeel uit. Het archief, opgeborgen in 'n paar oude kasten en kisten, ligt er vrij verwaarloosd bij. Ergens in het gebouw staat nog een merk waardig meubel, een grote tafel, waar in het midden een halfcirkelvormige ruimte is uitgespaard; ongeveer twee generaties eer der vervaardigd om de toenmalige burge meester, Verblackt, gelegenheid te geven zich op één lijn te plaatsen met de overige deelnemers aan vergaderingen en tegelijk de nodige expansieruimte te geven aan zijn volumineus onderlijf. Drie veldwachters en een nachtwaker staan borg voor de openbare veiligheid. Een lantaarnontsteker (Rudolph Dommeck; de schrijver van deze „statistiek" heeft hem nog gekend) zorgt er voor dat men ook na zonsondergang kan zien waar men loopt. Op de gemeentebegroting figureren in komsten en uitgaven ieder met 20761,88'-. Het voorgaande jaar (1873) waren de in komsten 28992,11 en uitgaven 20387.62; batig saldo dus (ja werkelijk!) niet minder dan 8604,49. De jaarwedden van de bur gemeester eri de secretaris bedragen elk 450,die van de wethouders elk 75, die van de ontvanger 320,De drie veld wachters verdienen ieder 250,de lan taarnontsteker 100,de nachtwaker 70- Voor het onderwijs wordt gezorgd. Er zijn 5 openbare lagere scholen, één in het „dorp", één in Leunen, één in Merselo, één in Oirlo en één in Oostrum. In elk van deze scholen is een hoofdonderwijzer, in het dorp en in Oirlo bovendien elk een hulp onderwijzer; in de dorpsschool, in Oirlo en in Merselo bovendien nog elk een „kwee- keling". De kosten van dat onderwijs (voor zover ten laste van de gemeente) bedragen f 4291,62. Er zijn nog twee bijzondere scho len voor meisjes, in stand gehouden door het klooster Jerusalem; zij worden niet ge subsidieerd. Het aantal leerlingen variëert naar het seizoen; er is nog geen leerplicht. Het hoogste aantal is voor de openbare scholen 527, het laagste 303, voor de bij zondere scholen resp. 261 en 206. Het grootste salaris van een hoofdonderwijzer bedraagt 700,(niet onaantrekkelijk voor die tijd), dat van een hulponderwijzer ligt aanzienlijk lager. Voor de armen zorgt het Burgerlijk Arm bestuur 31 Huisgezinnen en 27 afzonderlijk levende personen worden geregeld onder steund, 36 huisgezinnen en 12 afzonderlijk levende personen tijdelijk. De ontvangsten van het Armbestuur bedragen 5330,10, de uitgaven 5621,18. „Van den landbouw en den landbouwer was de algemeene toestand, in vergelijking met het vorige jaar, over het algemeen bij zonder gunstig". Een gewichtige opmerking voor een agrarische gemeenschap. Venray heeft nog 8412 hectaren woeste grond, on geveer 60% van het totale areaal. Het groot ste gedeelte is Peelgrond. Heidevelden be palen het landschap buiten de cultuurgron den. Aan bebossing wordt nog niet veel ge daan, want de heide is economisch meer waard dan de dennenbossen. Overal ge mengd bedrijf; met een merkwaardige veel soortigheid van gewassen en vee, want elke boerderij produceert in de eerste plaats voor eigen behoeften. Rogge is verreweg het belangrijkste gewas (1856 hectaren), hooiland volgt (560 hectaren). Haver, aard appelen, herfstspurrie volgen. Maar er zijn ook tarwe, zomergerst, boekweit, erwten, stamboontjes. winterkoolzaad, zomerolieza- den, vlas, lijnzaad, mangelwortels, koolraap, wortels, zomerspurrie, serradella en groene klaver. Verschillende van deze gewassen zullen zelfs de boéren van heden niet meer kennen. Ofschoon de landbouw in hoofdzaak nog op de eeuwenoude traditionele manier wordt beoefend, zijn er enkele tekenen van vernieuwing. Kunstmest is sedert een twin tigtal jaren bekend, maar wordt nog niet noemenswaardig gebruikt. En de eerste boerenorganisaties worden opgericht, de „casino's", zoals ze merk waardig genoeg heten. Het zijn organisaties die zowel voorlichting als steun geven aan de bij hen aangesloten boeren. Onder het hoofd veestapel merkt het jaar verslag op: „de toestand van de veestapel blijft voortdurend gunstig. Ziekten kwamen niet voor. De handel in rundvee was zeer levendig, alsmede die in varkens". Een paar cijfers: 315 paarden, 2532 stuks rund vee (waarvan 1501 melkkoeien), 7590 scha pen (verdeeld over 180 eigenaars), 670 gei ten en bokken, 989 varkens, 6340 hoenders. En dan is natuurlijk de bijenteelt, die in 1874 ook goede resultaten heeft te melden: 691 korven met een gemiddelde opbrengst van 18'- kg honing en 0,6 kg was (prijzen resp. f 0.50 en 1,per kg). En dan zijn er 1900 korven uit andere gemeenten, meest al uit Pruisen. Er zijn vier jaarmarkten, die in 1874 ge houden zijn op 16 maart. 29 april. 5 augus tus en 18 november. Voornamelijk voor de handel in rundvee, schapen en varkens, maar ook ..handelsvoorwerpen" En er is een wekelijkse botermarkt, waarop in 1874 20800 kg boter zijn aangevoerd. Aangaande kleinhandel en winkelnering bepaalt het verslag zich tot de aantekening: „was goed". En over de buitenlandse handel luidt de aantekening: „Deze bestaat enkel in scha pen, welke door een alhier gevestigde Compagnie schaapshandelaren gedreven wordt. De schapen worden hoofdzakelijk bui ten de gemeente in Nederland en de Prui sische staten opgekocht en naar Londen en Frankrijk verzonden". Tot zover het cijfermateriaal. Hoe staat het nu eigenlijk met het welzijn? Het valt op dat het gemeenteverslag erg optimistisch is gesteld. Enkele voorbeelden zijn al genoemd. Gemeente-eigendommen, al of niet voor publieke dienst, gebouwen, wegen, waterlossingen, het is allemaal per fect in orde. Begraafplaatsen dito. Bij de gemeentepolitie staat aangetekend: „De dienst geschiedt geregeld en de politie beambten leggen voortdurend den meest loffelijken ijver aan den dag". Vandaar: „Maatregelen vari politie zijn niet genomen. De algemeene toestand laat niet te wen- schen overig Over de Latijnse scholen. „De toestand is zeer gunstig". Over de toe stand van het Armwezen: „kan worden me degedeeld dat dezelve bevredigend is en vergeleken met het vorig jaar onveranderd is gebleven". En zo gaat het maar verder. Onwillekeurig wordt men een beetje arg wanend bij een zo wolkeloze hemel, terwijl de barometer op bestendig staat. Te meer omdat het gemeentebestuur is samenge steld op een wijze die men tegenwoordig met meer als democratisch zou aanmerken, want van de 5080 inwoners van Venray zijn er niet meer dan 127 kiesgerechtigd voor de Staten Generaal en de Provinciale Staten, en 267 voor de gemeenteraad. De eenzijdige visie van een happy few in de vorm van een ambtelijk stuk? Neen, zo is het toch niet. Want gezien tegen de landelijke toestanden en beoordeeld naar voor die tijd redelijke maatstaven, maakt Venray in 1874 geen slecht figuur. Rijkdom is er behalve die van de spreekwoorde lijke van den Boogaards niet, maar het bezit is goed verdeeld. De massale schrij nende'armoede die in de steden alle orga nisaties en alle pogingen tot rechtstreekse verbetering van het lot der armen boven het hoofd groeide, is in een dorpsgemeenschap, waarin iedereen iedereen kende en de barv den van nabuurschap zeer hecht waren, on bekend. De basis van deze gemeenschap is het boerenbedrijf, en het gaat in de eerste driekwart van de eeuw de boeren tamelijk voor de wind. Men behoeft de lijst of beter gezegd: het lijstje van de voor naamste in de gemeenteraad behandelde onderwerpen maar door te kijken om te zien dat er voor het gemeentebestuur geen wer kelijk grote problemen waren. Er zijn echter veranderingen op til, waar door allereerst het uiterlijk van het dorp ingrijpend wordt gewijzigd. Het oude raad huis wordt in 1884 afgebroken en vervangen door een efficiënter, maar ook nuchterder gebouw. Vier jaar later brand het klooster Jerusalem totaal af; het neogotische com plex dat er voor in de plaats komt heeft 'n heel ander voorkomen. Op een plek die de Konijnenwaranda heette en die op een oude tekening nog te zien is als een heuvelachtig zandig terrein, beginnen in 1905 de ge bouwen te verrijzen van Sint Anna. Korte tijd tevoren was het Venrayse veld. tussen Venray en Oostrum gelegen, opgekocht voor de aanleg van Sint Servaas. En in 1925 gaat door een ongelukkige brand het oude en intieme patersklooster verloren. Maar er komen ook veranderingen in de gemeenschap zelf. Voor de boeren zal spoe dig een zorgelijke tijd aanbreken, want re volutionaire veranderingen op de wereld markt doen de landbouwprijzen kelderen. Al is men reeds tientallen jaren bezig de land bouw te moderniseren, hierop is men niet voorbereid. Het zal jaren duren, voordal het evenwicht is hersteld. Maar tegen de tijd dat het zover is. is ook het gehele leefpa troon veranderd. Gemeente-archivaris Dr. H. P. H. Camps OPEN DAGEN op zaterdag 13 en zondag 14 oktober telkens van 13.00 tot 18 00 uur Bovendien in de hal tentoonstelling ,.Van klooster tot raadhuis" ïmm*- I Onder de plaats waar vroeger in de kapel het hoofdaltaar heeft gestaan, bevindt zich een bijzondere ruimte, welke geheel in tact is gebleven. Toen „Jerusalem" nog klooster was, heeft menige Ursuline zich hier in stilte terugge trokken om te bidden en te mediteren. Aanvankelijk heeft men deze crypte, waar in zich nog een altaar bevindt, buiten de verkoop willen houden. Van gemeentezijde is echter toegezegd, dat deze crypte niet zou worden aangetast. Vandaar, dat deze ruimte in oude staat blijft gehandhaafd als een tastbare herinnering aan het rijke kloos terverleden van „Jerusalem". Of en in hoeverre aan deze gewelfde en van oude stenen gebouwde crypte historie is verbonden, is niet bekend. We weten slechts, dat deze bid- en stilte ruimte na de verwoesting tijdens de oorlog is herbouwd. Na de verwoesting werden in de onmid dellijke nabijheid van de kapel natuurstenen zuiltjes aangetroffen, waarvan wordt ver ondersteld, dat zij afkomstig zijn uit de vijf tiende eeuw. (1422 Bij de herbouw na de oorlog zijn deze zuiltjes gebruikt als. dragers van de gewel ven in de crypte.

Peel en Maas | 1979 | | pagina 17