Het oude Jerusalem GLAS-IN-LOOD-RAMEN KREGEN ANDERE FUNKTIE Rechtsboven: De vroegere ontspanningszaal van het pensionaat Jerusalem is thans trouwzaal. Rechtsonder: Koning David, de stichter van het bijbelse Jerusalem, heeft zijn ere-plaats in de oude klooster-entree behouden. Linksboven: Een van oe ontvangstkamers van Jerusalem is thans B. en W.-kamer. Linksonder: De voormalige kloosterkapel, welke met grote piëteit voor het religieuze werd omge bouwd tot raadzaal/ontvangst ruimte. „De eerbied voor de traditie be schermde het huis tegen overhaas ting. Het verlangen om de nieuwe noden aan te voelen bewaarde voor verstarring". (Citaat uit het Eeuwfeestboek van Jerusalem 1938) Vanaf het moment, dat Ir. C. Colsen aan de raad opening van zaken gaf met betrek king tot zijn zienswijze op de verbouwing van de voormalige kloosterkapel tot raad zaal/ontvangstruimte, brak er bij een gedeel te van de bevolking, de raad en de ambte naren, een storm van verontwaardiging los. In het personeelsorgaan van de ambtena ren werd fel geageerd tegen de plannen om de glas-in-lood ramen te vervangen door blank glazen ramen. Dit voornemen werd zelfs betiteld als „een om wraak roepende zonde". In de openbare raadsvergadering van 21 juni 1977, waarin het beschikbaarstellen van een krediet o.m. voor de verbouwing van de kapel aan de orde werd gesteld, sprak het raadslid A. den Brok over „Beeldenstorm". „Alles mag, behalve het verminken van de kapel door het verwijderen van deze ra men", zei hij. En mevrouw H. Poels-Peters merkte op dat zij bleef pleiten voor het be houd van de ramen, en zó lag ongeveer het gevoelen van de gehele raad. „Wij moeten ons", zei toen wethouder mevrouw Rutten-Tielen, „hoeden voor ver starring en tegelijk zuinig zijn op wat wij hebben. Zonder het één te willen uitsluiten, zou ik graag ook het andere willen doen, om zo breed mogelijk geinformeerd te wor den. Laten wij vérder kijken en hopen, dat wij daarbij bevestigd worden in onze me ning". VERDER GEKEKEN De wijze woorden van wethouder me vrouw Rutten-Tielen zijn uitgekomen. Men werd het er over eens, dat de verbouwing en inrichting van de kapel tot een nadere studie, samen met een interieur-architect, noopte. Besloten werd het bouwteam uit te brei den met een binnenhuisarchitect de heer H. J. v. d. Klugt uit Berg en Dal, die in goe de samenwerking met de heer Colsen tot de definitieve inrichting is gekomen. Dat ook hij aanvankelijke weerstanden bij de gemeenteraad kreeg te overwinnen, laat zich gemakkelijk denken. Maar na zijn uit eenzetting voor de gemeenteraad op 9 mei 1978, waarin hij een grote piëteit uitsprak voor het religieuze in deze kapel, wist hij het vertrouwen van iedereen te winnen. ANDERE FUNCTIE „Een belangrijk punt voor mij was, dat deze kapel een sacrale ruimte is, die des tijds is ingewijd. Kun je van zo'n ingezegen de ruimte zo maar een raadzaal maken, of een ontvangstruimte, waarin ook feest zal worden gevierd?" Dat was een gegeven waarmee de binnenhuisarchitect, de heer H. J. v. d. Klugt heeft geworsteld, voordat hij definitief „ja" kon zeggen op de vraag of hij zich wilde verdiepen in het verbouwen van de voormalige kloosterkapel. Dat de heer v. d. Klugt een grote piëteit voor het religieuze in deze kapel aan de dag legde, bleek wel uit het feit, dat hij eerst terdege had geinformeerd of er ook zoiets bestond als „uitzegening". Toen dat niet bleek te bestaan, kon hij met iets minder „scrupules" aan de uitwerking van zijn idee- en beginnen. „Maar", zo zei hij, „Het is niet zo'jy fijn idee om een gebouw, dat des tijds met veel zorg en liefde is gesacreerd en dat voor de zusters toch een zeer bij zondere ruimte is geweest, te moeten ver anderen". Van begin af aan stond bij de heer v. d. Klugt vast, dat de artikelen die een sacrale functie hebben gehad, hun functie als zo danig niet meer mogen blijven vervullen, aangezien de ruimte een geheel andere functie krijgt. „Een altaar b.v. kunnen wij niet stuk za gen om er een mooie stoep van te maken. Glas-in-lood ramen kunnen wij met verwij deren om ze ergens aan de kant te zetten; het laten zitten van deze ramen zou ik aan de andere kant onwaardig vinden, gelet op de functie die zij hebben gehad. Zij zijn te genwoordig geweest bij erediensten en daar om moeten wij er op een bepaalde manier mee omgaan", zo deelde hij de raad mee. Aanvankelijk verzette de gemeenteraad zich nog tegen het wegnemen van deze ra men, doch toen de binnenhuisarchitect ver klaarde deze ramen in de raadzaal als ver sieringselementen een nieuwe functie te geven, kon de raad zich achter zijn ideeën scharen. „Als ik te horen had gekregen, dat de ra men in ieder geval gehandhaafd hadden moeten worden, zou ik tot mijn spijt genood zaakt zijn geweest van de opdracht af te zien, niet alleen uit architectonische over wegingen, maar ook om redenen van dui delijke functie-verandering", zo zei hij aan het slot van zijn uiteenzetting.

Peel en Maas | 1979 | | pagina 12