Wat kan het arbeidsbureau voor u doen
Scholingsvoorziening door
het Arbeidsbureau
GEEF ZE EEN THUIS
DRUKWERK
Camps
Leenenl
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
brillant... een
goede belegging
betrouwbaar
VRIJDAG 23 MEI 1975 Nr. 21
ZES EN NEGENSTIGSTE JAARGANG
VOOS AL UW-DRANKEN
PEEL EN MAAS
DRUK- EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF B.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 2727 GIRO 1050652
ADVERTENTIEPRIJS 23 ct per mm. ABONNEMENTSPRIJS
PER HALFJAAR 9,50 (uitsluitend bij vooruitbetoling)
Sinds 1902 in Schiedam het eerste
bureau voor arbeidsbemiddeling of
ficieel werd geopend is er in de doel
stelling van de arbeidsbureau's heel
wat veranderd. Bestond toen de taak
van een arbeidsbureau uit het aan
leggen van een lijst in chronologi
sche volgorde van werklozen, mo
menteel is het werk gericht op een
aktief arbeidsmarktbeeld onder het
motto „Beter voorkomen dan gene
zen". Het takenpakket ziet er als
volgt uit:
ARBEIDSBEMIDDELING
Een voortdurende bemoeiing met
het doel werkgevers en werkzoeken
den kosteloos behulpzaam te
zijn bij het zoeken naar arbeids
krachten en werkgelegenheid. Hier
bij de toepassing van diverse plaat-
singsbevcrderende regelingen zoals
30% loonkostenregeling, loonsupple-
tieregeling e.d.
BEROEPENVOORLICHTING
Het verschaffen van kennis en
inlichtingen omtrent de inhoud van
beroepen en opleidingen, zowel aan
volwassenen als aan jongeren.
BEROEPSKEUZE-ADVISERING
Het bevorderen van het kiezen
van een beroep dat beantwoordt aan
de aanleg en kapaciteiten van de ad-
viesvragende, hierbij rekening hou
dend met de vooruitzichten op de
arbeidsmarkt.
SCHOLINGSAKTIVITEITEN
Het verkrijgen van een geschikte
funktie kan door het arbeidsbureau
bevorderd worden door de werkzoe
kende hulp te bieden bij scholing
herscholing en omscholing.
INFORMATIE
over: arbeidsmarktsituatie, zowel
over de huidige situatie als de toe
komstverwachtingen, sociale voor
zieningen, ontslagrecht en minimum
loon.
Het Gewestelijk Arbeidsbureau
Venray, Julianasingel 12, Venray,
omvat de gemeenten: Horst, Meerlo-
Wanssum, Sevenum en Venray.
Het Arbeidsbureau Gennep, Niers-
weg 23, Gennep omvat de gemeen
ten: Bergen, Gennep en Mook.
Overloon, Maashees en Vierlings
beek c.a. Gewestelijk Arbeidsbureau
Cuyk.
HET ARBEIDSMARKTBELEID
Er zijn tijden geweest dat het le
ren van één vak voldoende was voor
het leven, dat overigens niet zo lang
duurde als nu. Het leven is nu wat
ingewikkelder. De behoefte van de
maatschappij aan een grote ver
scheidenheid van kundigheden en
ervaringen is omvangrijk en neemt
jaarlijks toe.
Het aanbod kent wel grotere va
riaties dan vroeger, maar sluit on
voldoende aan op de vraag wat be
treft plaats, kwaliteit en aantallen.
Aanbod en vraag zijn de hoofdbe
standdelen van het geheel van
het geheel van krachten dat wordt
aangeduid met het woord „arbeids
markt".
Op die arbeidsmarkt doen zich al
lerlei spanningen voor. Zeker iedere
maand leest en hoort U erover in
dag- en weekbladen, radio en tele
visie. Er doen zich wonderlijke situ
aties voor: in één en dezelfde plaats
een grote werkloosheid èn een groot
tekort aan arbeidskrachten. De
vraag kan dan uitgaan naar machi
nebankwerkers terwijl de werklozen
uitsluitend hebben geleerd om te
Als U Uw geld aan een
mooie brillantring besteedt,
doet U in feite een goede
belegging, waarvan U
bovendien dagelijks geniet.
Immers de waarde van
brillant stijgt al door de
eeuwen heen.
Wij staan met onze naam
garant voor kwaliteit en
betrouwbare aankoop
adviezen.
JUWELIER HORlOG
Grotestraat 16 - Tel. 1261
VENRAY
gaan met weefgetouwen. Die ar
beidsmarkt is een gegeven. Je kunt
er wat aan doen door een beleid te
voeren dat die marktverhouding be-
invloedt.
Er wordt ook een „arbeidsmarkt
beleid" gevoerd. De overheid deti
neert met de Sociaal-Economische
Raad (SER) dit begrip als:
Arbeidsmarktbeleid is het beleid,
dat zich binnen de doelstelling
van het sociaal-economisch beleid
in het bijzonder richt op het be
reiken van een optimale economi
sche groei door een zo goed mo
gelijke onderlinge afstemming van
vraag en aanbod in de diverse sec
toren van de arbeidsmarkt.
Zo'n beleid kan inhouden het op
heffen van verstoringen op de markt
zodra die kenbaar worden. Bijvoor
beeld: extra werkgelegenheidspro-
grams van de overheid bij grote
werkloosheid. Doelmatiger is het die
werkloosheid ook trachten te voor
komen, onder meer door via een
goed beleid vooruit te zien, onge
wenste ontwikkelingen te voorko
men en gewenste te stimuleren.
HET SCHOLINGSBELEID
Het scholingsbeleid is een van de
middelen om vraag en aanbod op
elkaar te doen aansluiten, nu en
vooral in de toekomst. Ver kun je
nimmer vooruit zien. Je moet daar
om zorgen voor een beleid dat soe
pel, snel en doelmatig zich aanpast
aan de werkelijke situatie zoals die
zich voordoet. Het scholingsbeleid is
een onderdeel van het omvangrijker
arbeidsmarktbeleid. Het onderlinge
afstemmen van de beleidsonderdelen
is daarom een basisvoorwaarde.
Het Directoraat-Generaal voor de
Arbeidsvoorziening, onderdeel^ van
het Ministerie van Sociale Zaken, is
in de praktijk verantwoordelijk voor
dit scholingsbeleid, voor zover het
de kant van de overheid betreft. Het
schept het kader, neemt maatregelen,
treft voorzieningen en verleent fa
ciliteiten waardoor de scholing kan
plaatsvinden op een manier die vol
ledig aansluit bij de algemene doel
stelling van het arbeidsmarktbeeid.
Het meest bekende voorbeeld van
scholing is de herscholing. Er zijn
duizenden mijnwerkers, de mijnen
worden gesloten en de mensen moe
ten een ander beroep leren om weer
een baan te kunnen krijgen. Dit
heeft een beetje de bijsmaak van
„het moet", een bittere noodzaak.
Dat is het natuurlijk ook, maar het
scholingsbeleid richt de blik verder.
Er zijn vier soorten scholing:
omscholing
herscholing
bijscholing
permanente scholing
Het is een opgaande lijn. Omscho
ling heeft nog het karakter van een
noodmaatregel, een ingreep achteraf,
die aan de orde komt door een on
wrikbaar buitengebeuren. Zoals een
bedrijfs(tak)sluiting. Permanente
scholing gaat echter aanzienlijk ver
der en is veel eer bepaald door de
toekomstige ontwikkelingen.
Het onderwijsstelsel is nog voor
namelijk ingesteld op het geven van
een basis, een middelbare en hogere
opleiding en dan is het over. Er is
echter een sterker wordend streven
om het onderwijs het karakter te
geven van een scholing-het-hele-
leven-door. Dat is ook eigenlijk lo
gisch. Want de ontwikkelingen stop
pen niet bij het voltooien van de op
leiding op 15- of 25-jarige leeftijd.
Het scholingsbeleid is misschien
ontstaan door de directe behoeften
die de arbeidsmarkt stelde, maar het
past zeer goed in de nog te ontwik
kelen „education permanente", de
voortdurende bijscholing.
Er zijn drie belangrijke partijen
gemoeid bij het scholingsbeleid.
Het bedrijfsleven bepaalt de om
vang en de aard van de vraag naar
personeel. Het aantal personeelsle
den en de kundigheid die deze moe
ten bezitten. De technieken en sys
temen die het bedrijfsleven gebruikt
veranderen voortdurend en stellen
steeds nieuwe eisen aan het perso
neel. Een mogelijkheid is het telkens
afschaffen van „versleten" arbeids
krachten en het kopen van vers op
geleide. Op zijn minst uit sociale
overwegingen is dit niet aanvaard
baar. Uit economisch opzicht is het
een verspilling.
De bedrijfsgang en het sociaal kli
maat dat weer een voorwaarde
is voor een optimale bedrijfsgang
zijn gebaat met een stabiele perso-
neelsopbouw en bestaanszekerheid
voor het individu. Het bijscholen is
'n zaak welke gelukkig steeds meer
voorkomt.
De werknemer wil zijn talenten
en mogelijkheden steeds zo bijge
schaafd hebben dat hij er optimaal
gebruik van kan maken. Het geeft
hem meer bewegingsvrijheid: een
ruime kennis en ervaring openen
meer deuren voor hem. Hij is beter
in staat dat werk te zoeken dat hem
het meest bevalt, binnen en buiten
de onderneming waar hij nu is. Eco
nomisch gezien zal die ruimere keu
zemogelijkheid hem een hoger inko
men kunnen leveren. Hij is minder
afhankelijk omdat hij niet gebonden
is aan één bepaalde stoel of machine
in een onderneming.
De overheid heeft tot taak een zo
danig beleid te voeren, dat de bevol
king gelukkiger en welvarender kan
leven. Daarin past een arbeidsmarkt
beleid. Een zo goed mogelijke benut
ting van talent en kennis in 'n volk
is ook een economisch belang. De
welvaart wordt er door vergroot en
daardoor komen meer middelen be
schikbaar voor verbetering van het
algemeen en individueel welzijn.
Deze drie groepen hebben gemeen
schappelijke belangen. Zij worden 't
best gediend als het scholingsbeleid
.vordt geformuleerd en uitgebouwd
in onderlinge samenwerking en har
monie.
DE TWEEZIJDIGE WERKING
VAN HET SCHOLINGSBELEID
Het huidige scholingsbeleid, dat
dus door de overheid wordt gevoerd,
richt zich op die gevallen waar de
belangen van werknemer en bedrijfs
leven, van vraag en aanbod, elkaar
raken. Misschien zijn er mensen die
graag mijnwerker zouden worden,
maar het is uitgesloten dat het scho
lingsbeleid een cursus mijnwerker
omvat. Binnen korte tijd zijn er im
mers geen mijnen meer waar deze
mijnwerker zijn nieuwe kennis zou
kunnen gebruiken.
Het scholingsbeleid zal dus vooral
daar en dan werken waar de vraag
op 't aanbod kan worden afgestemd
en andersom. De opleidingen zullen
''n rendement moeten opleveren. De
werknemer die een scholingscursus
doorloopt moet vrijwel zeker een
baan in zijn nieuwe specialiteti kun
nen krijgen.
In beginsel is iedere werknemer,
die onder zijn capaciteiten werkt, 'n
vruchtbaar objekt voor scholing in
een of andere vorm, om die capaci
teiten tot verdere ontplooiing te
brengen. Het scholingsbeleid wil die
werknemer 'n startbasis geven, van-
waaruit hij op eigen kracht en onder
eigen verantwoordelijkheid, verder
kan.
DE REALISATIE
VAN HET BELEID
Als de overheid het scholingsbe
leid organiseert kan dit alleen doel
matig gebeuren als die overheid
voortdurend op de hoogte is van de
telkens weer veranderde inzichten
en behoeften van het bedrijfsleven.
Een goede samenwerking is vereist
voor de nodige soepelheid en doel
matigheid van he beleid. Daarom
zijn in samenwerking met bedrijven
de eerste stappen gedaan om te ko
men tot scholingsprojekten voor de
volwassenen. Belangrijke voorwaar
de is dat een reeële personeelsplan
ning aanwezig is voor een scholings-
projekt.
Voor jeugdigen, die zonder maat
regelen van de overheid geen oplei
ding zouden krijgen, zijn speciale
aktiviteiten ontwikkeld.
Deze worden bij voorkeur ontwik
keld samen met bedrijfstak, maar
ook wel met aparte bedrijven.
Het streven is te komen tot ver
schillende modellen voor scholing,
die een algemene geldigheid hebben.
Met die modellen kan men in nood
gevallen sneller en bekwamer hulp
worden geboden. Er zijn nu vier van
deze algemene modellen in werking.
1. DE CENTRA VOOR VAK
OPLEIDING VOOR
VOLWASSENEN
De overheid biedt werknemers de
mogelijkheid om zich op een van de
Centra voor vakopleiding van vol
wassenen te scholen voor een funk
tie waaraan behoefte bestaat, nu én
in 'de nabije toekomst. Er zijn 23
centra en 4 dependances, verspreid
over het hele land. De centra leve
ren goed geschoolde werkkrachten
af, vooral in de sfeer van de metaal
en de bouwnijverheid. Het onderwijs
in de centra is er door de individu
ele benadering op gericht om een
ongeschoolde volwassene in betrek
kelijk korte tijd tot vakman te scho
len. Na een korte praktijkperiode -
vooral bedoeld als warming up" -
kan deze vakman zich meten met
de routiniers. Tijdens de opleiding
ontvangt de cursist een vergoeding
wegens gederfd loon. Deze komt
overeen met het loon van een ge
oefende werknemer in de industrie.
De centra geven volledige oplei
dingen maar ook basisopleidingen
als onderbouw voor een verdere op
leiding in het bedrijf. Ook buiten
de centra worden opleidingen geor
ganiseerd, welke vanwege een groter
doelmatigheid op jaarbasis worden
ingehuurd.
Een andere mogelijkheid die de
centra bieden is dat de werkgever
er zijn personeel laat scholen. Het
bedrijft betaalt de lonen door. Het
centrum neemt de scholingskosten
voor zijn rekening, als de gewenste
opleiding tenminste voorkomt in het
pakket van centrumopleidingen. Is
dit niet het geval, dan is extra op
leidingscapaciteit nodig in de vorm
van personeel, ruimte en program.
De kosten hiervan zijn voor reke
ning van het bedrijf.
2. DE BEDRIJFSSCHOLING
Een werkgever die voor een werk
nemer een funktie op geschoold ni
veau inruimt krijgt een deel van de
kosten vergoed welke zijn gemoeid
met de scholing van deze werkne
mer aan de hand van een opleidings
program. Deze overheidsvergoeding
wordt berekend op basis van de on
rendabele loonkosten van de werk
nemer gedurende de scholing.
De maximum vergoeding bedraagt
1500,- voor werknemers in de
Randstad (Utrecht, Noord- en Zuid-
Holland, met uitzondering van de
kop van Noord-Holland). Voor werk
nemers in de rest van het land is
de maximum vergoeding 3300,-.
Deze bepaling geldt ook voor het
niveau van de funkties, waarvoor
wordt opgeleid, respectievelijk mini
maal niveau 3 en niveau 2 volgens
de Beroepenclassificatie. De Cen
trumopleiding en de bedrijf sscho-
lingsregeling kunnen ook gecombi
neerd worden uitgevoerd.
3. DE STUDIEKOSTEN
Onder voorwaarden vergoedt de
overheid kosten die beroepsbeoefe
naars maken om via een cursus bij
een opleidingsinstelling zich te be
kwamen voor een nieuwe funktie,
verouderde kennis bij te schaven of
bijscholing te ontvangen. De rege
ling is van toepassing voor opleidin
gen die worden gegeven aan voor de
overheid aanvaardbare opleidingsin
stellingen. Voor vergoeding komen
in aanmerking alle kosten die direct
verband houden met het volgen van
de studie, zoals lesmateriaal, cursus-
en examengeld en reiskosten.
4. DE SAMENWERKINGS-
PROJEKTEN MET HET
BEDRIJFSLEVEN
i
Scholingsprojekten in samenwer
king met afzonderlijke ondernemin
gen of groepen bedrijven zijn een
gevolg van de ervaringen welke zijn
opgedaan met de herscholing van
personeel uit de mijnindustrie. Op
grond van de EGKS,regelingen ont
vangen bedrijven, die ex-mijnwer
kers opnemen en omscholen, ruime
financiële bijdragen uit de Gemeen-
schapskas. Dergelijke samenwer-
kingsprojekten zijn tot stand geko
men in onder meer de proces-indus
trie, de horeca en de grafische in
dustrie. Elk geval wordt op zich be
keken. De bijdrage van de overheid
wordt afgemeten aan het algemeen
belang dat is gediend met de uit
voering van een projekt.
DE WERKINGSSFEER VAN DE
MAATREGELEN
Het scholingsbeleid richt zich zo
wel op ongeschoolden als geschool
den. Redenen om deze laatste groep
om-, bij-, of het te scholen kunnen
zijn zowel een bedreiging van hun
werkgelegenheid als persoonlijke
factoren die de werknemer noodza
ken om een ander vak te leren of
zich breder te oriënteren in zijn
eigen deskundigheid.
Speciale aandacht is nodig voor de
groep seizoen werklozen. Veranderin
gen in hun werkgelegenheid, sprei
ding van de produktie, technische
voorzieningen en structurele ontwik
kelingen, zoals de gestage afneming
van het aantal landarbeiders beno
digd voor de landbouw, hebben de
ze groep al kleiner gemaakt. De
scholing is een belangrijk hulpmid
del bij een verdere aanpak van dit
navrante verschijnsel.
Een nieuw probleem is de snelle
veroudering van deskundigheid als
gevolg van vernieuwing van tech
nische processen en machines. De
beroepen en funkties blijven, maar
de verkregen kennis en ervaring
verouderen snel. Een voortdurende
bijscholing om bij te blijven is ver
eist. Dit vraagt om een andere aan
pak. Met management van de onder
neming moet die bijscholing gaan
zien als een normale investering. Zo
als de onderneming ook de vervan
ging van verouderde en versleten
machines als een normale aktiviteit
ziet. Algemeen geldt dus dat scho
ling wordt gegeven aan werknemers
die om wat voor reden of oorzaak
dan ook niet op de goede plaats zit
ten. Het daadwerkelijk toepassen
van scholingsmaatregelen en het
verlenen van faciliteiten is afhanke
lijk van de vraag of de scholing past
in het arbeidsmarktbeleid. In ver
band daarmee moest de aanvraag
voor scholing bij het arbeidsbureau
worden ingediend alvorens men met
de opleiding begint.
Nadere informatie met alle bijzon
derheden worden gegeven door de
Arbeidsbureau's. Hoe te handelen
bij scholing met behulp van het Ar
beidsbureau?
1. Stap liefst voor de middag naar
het Arbeidsbureau.
2. Vraag naar „de bemiddelaar". Als
hij niet direct tijd heeft is een
afspraak gauw gemaakt.
3. Die bemiddelaar vertelt over de
scholingsmogelijkheden: bij een
opleidingsinstituut, in een bedrijf
of op een Centrum voor Vak
opleiding van Volwassenen.
4. Hij luistert eerst naar Uw wen
sen, bekijkt de situatie.
5. Hij praat ook over de voorwaar
den, over de noodzaak van zo'n
opleiding, de geschiktheid voor
het nieuwe beroep, de plaatsings
mogelijkheden.
6. Stel: hij ziet een kans. Er wordt
een voorlopige keuze gedaan.
7. Om teleurstelling te voorkomen
wordt de beroepskeuzeadviseur
ingeschakeld. Een test kan-meer
duidelijkheid brengen.
8. Na afloop van die test wordt het
resultaat met U doorgenomen.
9. U begint met Uw opleiding. Als
tussentijds vragen ontstaan: raad
pleeg Uw bemiddelaar.
10. Praat tijdig met hem over de
nieuwe baan. Wacht niet tot de
cursus erop zit!
DE WERKLOOSHEIDSCIJFERS
Na deze uitvoerige uiteenzetting
over datgene wat het Arbeidsbureau
voor U kan doen, willen we nog
even de werkloosheidscijfers in dit
rayon publiceren, zoals deze waren
op 30 april j.l. He betreft dus de in
geschreven werkzoekenden in de
gemeenten Venray, Meerlo-Wans-
sum, Horst en Sevenum.
Er stonden 831 werkloze mannen
genoteerd. Dat waren er wel 46 min
der als per 31 maart j.l., maar nog
altijd 436 meer dan per 30 april 1974.
Bij de vrouwen waren er op 30
april 192 werkzoekenden. Dat waren
er 5 meer dan p er 31 maart en 88
meer dan precies een jaar geleden.
Bij de mannen vormen de bouw
vakkers de grootste moot in het aan
tal werklozen, n.l. 491, gevolgd door
de metaalbewerkers die 127 werklo
zen tellen. En ook de zgn. losse ar
beiders tellen 100 werklozen in hun
geledingen.
Het is bedroevend dat bij die 831
werkloze mannen en 192 werkloze
vrouwen er resp. 277 en 106 jonger
zijn dan 23 jaar. En dat daarvan dan
weer resp. 38 en 19 zogenaamde
schoolverlaters zijn, dus jongeren,
die nog niet aan de slag zijn geko
men. Bedenken we dan dat zeer bin
nenkort opnieuw een groot aantal
schoolverlaters werk gaat zoeken,
dan zijn de vooruitzichten echt niet
zo florissant.
Een heel kleine troost is het feit
dat er nog 90 man personeel ge
vraagd wordt, waarvan bij de bouw
vakkers 15, bij de metaalbewerkers
11 en bij de zgn. losse arbeiders zeg
ge en schrijven geen.
Bij de vrouwen zouden er van de
192 werkzoekenden nog 37 geplaatst
kunnen worden in diverse beroepen.
Maar of zij daar geschikt voor zijn
is niet aan uw redaktie om dat uit
te maken.
Weeh voor de Nederlandse Missionaris
Vaak wordt gezegd: wat de armen
in de derde wereld in de eerste
plaats nodig hebben is voedsel, kle
ding, medische verzorging, onder
wijs enz.
Als missionarissen zich daarvoor
inspannen is daar veel waardering
en respekt voor en zijn we echt niet
te beroerd om hem daarbij te hel
pen. Maar ze moeten niet met het
geloof aankomen; daar hebben die
mensen ginds geen boodschap aan.
Geen zieltjeswinnerij!
Met die laatste veel gehoorde
kreet wordt natuurlijk een open
deur ingetrapt. Wie dat zegt krijgt
van iedereen gelijk, ook van de mis
sionarissen. Toch wil dat niet zeg
gen, dat die missionarissen hun ge
loof „onder de korenmaat" zetten.
Het is namelijk nogal kortzichtig
te menen, dat de mensen ginds in de
eerste plaats behoefte hebben aan
eten, kleren, medicijnen, scholen en
klinieken. Zij zijn niet minder mens
dan wij; d.w.z. dat ook zij bovenal
verlangen naar een houvast, een zin
in hun leven, naar hoop en uitzicht.
Ook voor hun staat de wereld vaak
op z'n kop door stormachtige ver
anderingen en zijn veel zekerheden
op de helling komen te staan of on
dergraven.
We onderschatten onze broeders
en zusters in de derde wereld schro-
melijkj als we Jezus' uitspraak „De
mens leeft niet van brood alleen"
niet op hen van toepassing achten.
Wanneer missionarissen met hen
over hun beider God spreken,
wil dat zeggen daut zij hun mede
mensen ginds serieus nemen; dat zij
respekt hebben voor de diepte van
hun denken en geloven, van hun
geloven, van hun vreugde en hun
vertwijfeling.
Jarenlang had een missionaris on
der de Massai in Kenia tevergeefs
getracht-echt kontakt te krijgen met
deze trotse nomaden. Hij had ver
schillende materiële voorzieningen
voor hen georganiseerd, zonder dui
delijk resultaat. Tot hij op een goede
dag de stoute schoenen aantrok en
aan enkele Massai-oudsten vroeg
hoe zij over God dachten. Daar had
den ze wel oren naar! Graag, maar
verbaasd gingen ze op die vraag in.
Ze zeiden: „We wisten niet, dat u
ook een godvrezend mens bent".
Sinsdien was deze missionaris één
van hen en kon hij samen met hen
een échte ontwikkeling op gang
brengen.
De Week voor de Nederlandse
Missionaris is er niet alleen om geld
in te zamelen om onze missionaris
sen ,die zo eens in de vijf jaar een
paar maanden in Nederland op ver
lof komen, een prettig en vruchtbaar
verblijft hier te bezorgen. Ze is er
ook om begrip te wekken voor de
moeilijke delikate opgaven waar de
ze gastarbeiders van God voor
staan. Want alleen waar begrip is,
kun je je echt thuis voelen. Geef ze
dat thuis.
Uw financiële bijdrage aan dit
welkom-thuis kunt u geven via de
kerkkollekte van a.s. zondag.
U kunt ook een gift storten op de
rekening van de Rabo-bank Venray
t.n.v. Missiethuisfront p.a. Dr. Poels
straat 2 Venray bankno. 1539.25.582.
voor al uw
vaa Wan Munckkof b.v.