Wat kan het arbeidsbureau voor u doen Scholingsvoorziening door het Arbeidsbureau GEEF ZE EEN THUIS DRUKWERK Camps Leenenl WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN brillant... een goede belegging betrouwbaar VRIJDAG 23 MEI 1975 Nr. 21 ZES EN NEGENSTIGSTE JAARGANG VOOS AL UW-DRANKEN PEEL EN MAAS DRUK- EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF B.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 2727 GIRO 1050652 ADVERTENTIEPRIJS 23 ct per mm. ABONNEMENTSPRIJS PER HALFJAAR 9,50 (uitsluitend bij vooruitbetoling) Sinds 1902 in Schiedam het eerste bureau voor arbeidsbemiddeling of ficieel werd geopend is er in de doel stelling van de arbeidsbureau's heel wat veranderd. Bestond toen de taak van een arbeidsbureau uit het aan leggen van een lijst in chronologi sche volgorde van werklozen, mo menteel is het werk gericht op een aktief arbeidsmarktbeeld onder het motto „Beter voorkomen dan gene zen". Het takenpakket ziet er als volgt uit: ARBEIDSBEMIDDELING Een voortdurende bemoeiing met het doel werkgevers en werkzoeken den kosteloos behulpzaam te zijn bij het zoeken naar arbeids krachten en werkgelegenheid. Hier bij de toepassing van diverse plaat- singsbevcrderende regelingen zoals 30% loonkostenregeling, loonsupple- tieregeling e.d. BEROEPENVOORLICHTING Het verschaffen van kennis en inlichtingen omtrent de inhoud van beroepen en opleidingen, zowel aan volwassenen als aan jongeren. BEROEPSKEUZE-ADVISERING Het bevorderen van het kiezen van een beroep dat beantwoordt aan de aanleg en kapaciteiten van de ad- viesvragende, hierbij rekening hou dend met de vooruitzichten op de arbeidsmarkt. SCHOLINGSAKTIVITEITEN Het verkrijgen van een geschikte funktie kan door het arbeidsbureau bevorderd worden door de werkzoe kende hulp te bieden bij scholing herscholing en omscholing. INFORMATIE over: arbeidsmarktsituatie, zowel over de huidige situatie als de toe komstverwachtingen, sociale voor zieningen, ontslagrecht en minimum loon. Het Gewestelijk Arbeidsbureau Venray, Julianasingel 12, Venray, omvat de gemeenten: Horst, Meerlo- Wanssum, Sevenum en Venray. Het Arbeidsbureau Gennep, Niers- weg 23, Gennep omvat de gemeen ten: Bergen, Gennep en Mook. Overloon, Maashees en Vierlings beek c.a. Gewestelijk Arbeidsbureau Cuyk. HET ARBEIDSMARKTBELEID Er zijn tijden geweest dat het le ren van één vak voldoende was voor het leven, dat overigens niet zo lang duurde als nu. Het leven is nu wat ingewikkelder. De behoefte van de maatschappij aan een grote ver scheidenheid van kundigheden en ervaringen is omvangrijk en neemt jaarlijks toe. Het aanbod kent wel grotere va riaties dan vroeger, maar sluit on voldoende aan op de vraag wat be treft plaats, kwaliteit en aantallen. Aanbod en vraag zijn de hoofdbe standdelen van het geheel van het geheel van krachten dat wordt aangeduid met het woord „arbeids markt". Op die arbeidsmarkt doen zich al lerlei spanningen voor. Zeker iedere maand leest en hoort U erover in dag- en weekbladen, radio en tele visie. Er doen zich wonderlijke situ aties voor: in één en dezelfde plaats een grote werkloosheid èn een groot tekort aan arbeidskrachten. De vraag kan dan uitgaan naar machi nebankwerkers terwijl de werklozen uitsluitend hebben geleerd om te Als U Uw geld aan een mooie brillantring besteedt, doet U in feite een goede belegging, waarvan U bovendien dagelijks geniet. Immers de waarde van brillant stijgt al door de eeuwen heen. Wij staan met onze naam garant voor kwaliteit en betrouwbare aankoop adviezen. JUWELIER HORlOG Grotestraat 16 - Tel. 1261 VENRAY gaan met weefgetouwen. Die ar beidsmarkt is een gegeven. Je kunt er wat aan doen door een beleid te voeren dat die marktverhouding be- invloedt. Er wordt ook een „arbeidsmarkt beleid" gevoerd. De overheid deti neert met de Sociaal-Economische Raad (SER) dit begrip als: Arbeidsmarktbeleid is het beleid, dat zich binnen de doelstelling van het sociaal-economisch beleid in het bijzonder richt op het be reiken van een optimale economi sche groei door een zo goed mo gelijke onderlinge afstemming van vraag en aanbod in de diverse sec toren van de arbeidsmarkt. Zo'n beleid kan inhouden het op heffen van verstoringen op de markt zodra die kenbaar worden. Bijvoor beeld: extra werkgelegenheidspro- grams van de overheid bij grote werkloosheid. Doelmatiger is het die werkloosheid ook trachten te voor komen, onder meer door via een goed beleid vooruit te zien, onge wenste ontwikkelingen te voorko men en gewenste te stimuleren. HET SCHOLINGSBELEID Het scholingsbeleid is een van de middelen om vraag en aanbod op elkaar te doen aansluiten, nu en vooral in de toekomst. Ver kun je nimmer vooruit zien. Je moet daar om zorgen voor een beleid dat soe pel, snel en doelmatig zich aanpast aan de werkelijke situatie zoals die zich voordoet. Het scholingsbeleid is een onderdeel van het omvangrijker arbeidsmarktbeleid. Het onderlinge afstemmen van de beleidsonderdelen is daarom een basisvoorwaarde. Het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening, onderdeel^ van het Ministerie van Sociale Zaken, is in de praktijk verantwoordelijk voor dit scholingsbeleid, voor zover het de kant van de overheid betreft. Het schept het kader, neemt maatregelen, treft voorzieningen en verleent fa ciliteiten waardoor de scholing kan plaatsvinden op een manier die vol ledig aansluit bij de algemene doel stelling van het arbeidsmarktbeeid. Het meest bekende voorbeeld van scholing is de herscholing. Er zijn duizenden mijnwerkers, de mijnen worden gesloten en de mensen moe ten een ander beroep leren om weer een baan te kunnen krijgen. Dit heeft een beetje de bijsmaak van „het moet", een bittere noodzaak. Dat is het natuurlijk ook, maar het scholingsbeleid richt de blik verder. Er zijn vier soorten scholing: omscholing herscholing bijscholing permanente scholing Het is een opgaande lijn. Omscho ling heeft nog het karakter van een noodmaatregel, een ingreep achteraf, die aan de orde komt door een on wrikbaar buitengebeuren. Zoals een bedrijfs(tak)sluiting. Permanente scholing gaat echter aanzienlijk ver der en is veel eer bepaald door de toekomstige ontwikkelingen. Het onderwijsstelsel is nog voor namelijk ingesteld op het geven van een basis, een middelbare en hogere opleiding en dan is het over. Er is echter een sterker wordend streven om het onderwijs het karakter te geven van een scholing-het-hele- leven-door. Dat is ook eigenlijk lo gisch. Want de ontwikkelingen stop pen niet bij het voltooien van de op leiding op 15- of 25-jarige leeftijd. Het scholingsbeleid is misschien ontstaan door de directe behoeften die de arbeidsmarkt stelde, maar het past zeer goed in de nog te ontwik kelen „education permanente", de voortdurende bijscholing. Er zijn drie belangrijke partijen gemoeid bij het scholingsbeleid. Het bedrijfsleven bepaalt de om vang en de aard van de vraag naar personeel. Het aantal personeelsle den en de kundigheid die deze moe ten bezitten. De technieken en sys temen die het bedrijfsleven gebruikt veranderen voortdurend en stellen steeds nieuwe eisen aan het perso neel. Een mogelijkheid is het telkens afschaffen van „versleten" arbeids krachten en het kopen van vers op geleide. Op zijn minst uit sociale overwegingen is dit niet aanvaard baar. Uit economisch opzicht is het een verspilling. De bedrijfsgang en het sociaal kli maat dat weer een voorwaarde is voor een optimale bedrijfsgang zijn gebaat met een stabiele perso- neelsopbouw en bestaanszekerheid voor het individu. Het bijscholen is 'n zaak welke gelukkig steeds meer voorkomt. De werknemer wil zijn talenten en mogelijkheden steeds zo bijge schaafd hebben dat hij er optimaal gebruik van kan maken. Het geeft hem meer bewegingsvrijheid: een ruime kennis en ervaring openen meer deuren voor hem. Hij is beter in staat dat werk te zoeken dat hem het meest bevalt, binnen en buiten de onderneming waar hij nu is. Eco nomisch gezien zal die ruimere keu zemogelijkheid hem een hoger inko men kunnen leveren. Hij is minder afhankelijk omdat hij niet gebonden is aan één bepaalde stoel of machine in een onderneming. De overheid heeft tot taak een zo danig beleid te voeren, dat de bevol king gelukkiger en welvarender kan leven. Daarin past een arbeidsmarkt beleid. Een zo goed mogelijke benut ting van talent en kennis in 'n volk is ook een economisch belang. De welvaart wordt er door vergroot en daardoor komen meer middelen be schikbaar voor verbetering van het algemeen en individueel welzijn. Deze drie groepen hebben gemeen schappelijke belangen. Zij worden 't best gediend als het scholingsbeleid .vordt geformuleerd en uitgebouwd in onderlinge samenwerking en har monie. DE TWEEZIJDIGE WERKING VAN HET SCHOLINGSBELEID Het huidige scholingsbeleid, dat dus door de overheid wordt gevoerd, richt zich op die gevallen waar de belangen van werknemer en bedrijfs leven, van vraag en aanbod, elkaar raken. Misschien zijn er mensen die graag mijnwerker zouden worden, maar het is uitgesloten dat het scho lingsbeleid een cursus mijnwerker omvat. Binnen korte tijd zijn er im mers geen mijnen meer waar deze mijnwerker zijn nieuwe kennis zou kunnen gebruiken. Het scholingsbeleid zal dus vooral daar en dan werken waar de vraag op 't aanbod kan worden afgestemd en andersom. De opleidingen zullen ''n rendement moeten opleveren. De werknemer die een scholingscursus doorloopt moet vrijwel zeker een baan in zijn nieuwe specialiteti kun nen krijgen. In beginsel is iedere werknemer, die onder zijn capaciteiten werkt, 'n vruchtbaar objekt voor scholing in een of andere vorm, om die capaci teiten tot verdere ontplooiing te brengen. Het scholingsbeleid wil die werknemer 'n startbasis geven, van- waaruit hij op eigen kracht en onder eigen verantwoordelijkheid, verder kan. DE REALISATIE VAN HET BELEID Als de overheid het scholingsbe leid organiseert kan dit alleen doel matig gebeuren als die overheid voortdurend op de hoogte is van de telkens weer veranderde inzichten en behoeften van het bedrijfsleven. Een goede samenwerking is vereist voor de nodige soepelheid en doel matigheid van he beleid. Daarom zijn in samenwerking met bedrijven de eerste stappen gedaan om te ko men tot scholingsprojekten voor de volwassenen. Belangrijke voorwaar de is dat een reeële personeelsplan ning aanwezig is voor een scholings- projekt. Voor jeugdigen, die zonder maat regelen van de overheid geen oplei ding zouden krijgen, zijn speciale aktiviteiten ontwikkeld. Deze worden bij voorkeur ontwik keld samen met bedrijfstak, maar ook wel met aparte bedrijven. Het streven is te komen tot ver schillende modellen voor scholing, die een algemene geldigheid hebben. Met die modellen kan men in nood gevallen sneller en bekwamer hulp worden geboden. Er zijn nu vier van deze algemene modellen in werking. 1. DE CENTRA VOOR VAK OPLEIDING VOOR VOLWASSENEN De overheid biedt werknemers de mogelijkheid om zich op een van de Centra voor vakopleiding van vol wassenen te scholen voor een funk tie waaraan behoefte bestaat, nu én in 'de nabije toekomst. Er zijn 23 centra en 4 dependances, verspreid over het hele land. De centra leve ren goed geschoolde werkkrachten af, vooral in de sfeer van de metaal en de bouwnijverheid. Het onderwijs in de centra is er door de individu ele benadering op gericht om een ongeschoolde volwassene in betrek kelijk korte tijd tot vakman te scho len. Na een korte praktijkperiode - vooral bedoeld als warming up" - kan deze vakman zich meten met de routiniers. Tijdens de opleiding ontvangt de cursist een vergoeding wegens gederfd loon. Deze komt overeen met het loon van een ge oefende werknemer in de industrie. De centra geven volledige oplei dingen maar ook basisopleidingen als onderbouw voor een verdere op leiding in het bedrijf. Ook buiten de centra worden opleidingen geor ganiseerd, welke vanwege een groter doelmatigheid op jaarbasis worden ingehuurd. Een andere mogelijkheid die de centra bieden is dat de werkgever er zijn personeel laat scholen. Het bedrijft betaalt de lonen door. Het centrum neemt de scholingskosten voor zijn rekening, als de gewenste opleiding tenminste voorkomt in het pakket van centrumopleidingen. Is dit niet het geval, dan is extra op leidingscapaciteit nodig in de vorm van personeel, ruimte en program. De kosten hiervan zijn voor reke ning van het bedrijf. 2. DE BEDRIJFSSCHOLING Een werkgever die voor een werk nemer een funktie op geschoold ni veau inruimt krijgt een deel van de kosten vergoed welke zijn gemoeid met de scholing van deze werkne mer aan de hand van een opleidings program. Deze overheidsvergoeding wordt berekend op basis van de on rendabele loonkosten van de werk nemer gedurende de scholing. De maximum vergoeding bedraagt 1500,- voor werknemers in de Randstad (Utrecht, Noord- en Zuid- Holland, met uitzondering van de kop van Noord-Holland). Voor werk nemers in de rest van het land is de maximum vergoeding 3300,-. Deze bepaling geldt ook voor het niveau van de funkties, waarvoor wordt opgeleid, respectievelijk mini maal niveau 3 en niveau 2 volgens de Beroepenclassificatie. De Cen trumopleiding en de bedrijf sscho- lingsregeling kunnen ook gecombi neerd worden uitgevoerd. 3. DE STUDIEKOSTEN Onder voorwaarden vergoedt de overheid kosten die beroepsbeoefe naars maken om via een cursus bij een opleidingsinstelling zich te be kwamen voor een nieuwe funktie, verouderde kennis bij te schaven of bijscholing te ontvangen. De rege ling is van toepassing voor opleidin gen die worden gegeven aan voor de overheid aanvaardbare opleidingsin stellingen. Voor vergoeding komen in aanmerking alle kosten die direct verband houden met het volgen van de studie, zoals lesmateriaal, cursus- en examengeld en reiskosten. 4. DE SAMENWERKINGS- PROJEKTEN MET HET BEDRIJFSLEVEN i Scholingsprojekten in samenwer king met afzonderlijke ondernemin gen of groepen bedrijven zijn een gevolg van de ervaringen welke zijn opgedaan met de herscholing van personeel uit de mijnindustrie. Op grond van de EGKS,regelingen ont vangen bedrijven, die ex-mijnwer kers opnemen en omscholen, ruime financiële bijdragen uit de Gemeen- schapskas. Dergelijke samenwer- kingsprojekten zijn tot stand geko men in onder meer de proces-indus trie, de horeca en de grafische in dustrie. Elk geval wordt op zich be keken. De bijdrage van de overheid wordt afgemeten aan het algemeen belang dat is gediend met de uit voering van een projekt. DE WERKINGSSFEER VAN DE MAATREGELEN Het scholingsbeleid richt zich zo wel op ongeschoolden als geschool den. Redenen om deze laatste groep om-, bij-, of het te scholen kunnen zijn zowel een bedreiging van hun werkgelegenheid als persoonlijke factoren die de werknemer noodza ken om een ander vak te leren of zich breder te oriënteren in zijn eigen deskundigheid. Speciale aandacht is nodig voor de groep seizoen werklozen. Veranderin gen in hun werkgelegenheid, sprei ding van de produktie, technische voorzieningen en structurele ontwik kelingen, zoals de gestage afneming van het aantal landarbeiders beno digd voor de landbouw, hebben de ze groep al kleiner gemaakt. De scholing is een belangrijk hulpmid del bij een verdere aanpak van dit navrante verschijnsel. Een nieuw probleem is de snelle veroudering van deskundigheid als gevolg van vernieuwing van tech nische processen en machines. De beroepen en funkties blijven, maar de verkregen kennis en ervaring verouderen snel. Een voortdurende bijscholing om bij te blijven is ver eist. Dit vraagt om een andere aan pak. Met management van de onder neming moet die bijscholing gaan zien als een normale investering. Zo als de onderneming ook de vervan ging van verouderde en versleten machines als een normale aktiviteit ziet. Algemeen geldt dus dat scho ling wordt gegeven aan werknemers die om wat voor reden of oorzaak dan ook niet op de goede plaats zit ten. Het daadwerkelijk toepassen van scholingsmaatregelen en het verlenen van faciliteiten is afhanke lijk van de vraag of de scholing past in het arbeidsmarktbeleid. In ver band daarmee moest de aanvraag voor scholing bij het arbeidsbureau worden ingediend alvorens men met de opleiding begint. Nadere informatie met alle bijzon derheden worden gegeven door de Arbeidsbureau's. Hoe te handelen bij scholing met behulp van het Ar beidsbureau? 1. Stap liefst voor de middag naar het Arbeidsbureau. 2. Vraag naar „de bemiddelaar". Als hij niet direct tijd heeft is een afspraak gauw gemaakt. 3. Die bemiddelaar vertelt over de scholingsmogelijkheden: bij een opleidingsinstituut, in een bedrijf of op een Centrum voor Vak opleiding van Volwassenen. 4. Hij luistert eerst naar Uw wen sen, bekijkt de situatie. 5. Hij praat ook over de voorwaar den, over de noodzaak van zo'n opleiding, de geschiktheid voor het nieuwe beroep, de plaatsings mogelijkheden. 6. Stel: hij ziet een kans. Er wordt een voorlopige keuze gedaan. 7. Om teleurstelling te voorkomen wordt de beroepskeuzeadviseur ingeschakeld. Een test kan-meer duidelijkheid brengen. 8. Na afloop van die test wordt het resultaat met U doorgenomen. 9. U begint met Uw opleiding. Als tussentijds vragen ontstaan: raad pleeg Uw bemiddelaar. 10. Praat tijdig met hem over de nieuwe baan. Wacht niet tot de cursus erop zit! DE WERKLOOSHEIDSCIJFERS Na deze uitvoerige uiteenzetting over datgene wat het Arbeidsbureau voor U kan doen, willen we nog even de werkloosheidscijfers in dit rayon publiceren, zoals deze waren op 30 april j.l. He betreft dus de in geschreven werkzoekenden in de gemeenten Venray, Meerlo-Wans- sum, Horst en Sevenum. Er stonden 831 werkloze mannen genoteerd. Dat waren er wel 46 min der als per 31 maart j.l., maar nog altijd 436 meer dan per 30 april 1974. Bij de vrouwen waren er op 30 april 192 werkzoekenden. Dat waren er 5 meer dan p er 31 maart en 88 meer dan precies een jaar geleden. Bij de mannen vormen de bouw vakkers de grootste moot in het aan tal werklozen, n.l. 491, gevolgd door de metaalbewerkers die 127 werklo zen tellen. En ook de zgn. losse ar beiders tellen 100 werklozen in hun geledingen. Het is bedroevend dat bij die 831 werkloze mannen en 192 werkloze vrouwen er resp. 277 en 106 jonger zijn dan 23 jaar. En dat daarvan dan weer resp. 38 en 19 zogenaamde schoolverlaters zijn, dus jongeren, die nog niet aan de slag zijn geko men. Bedenken we dan dat zeer bin nenkort opnieuw een groot aantal schoolverlaters werk gaat zoeken, dan zijn de vooruitzichten echt niet zo florissant. Een heel kleine troost is het feit dat er nog 90 man personeel ge vraagd wordt, waarvan bij de bouw vakkers 15, bij de metaalbewerkers 11 en bij de zgn. losse arbeiders zeg ge en schrijven geen. Bij de vrouwen zouden er van de 192 werkzoekenden nog 37 geplaatst kunnen worden in diverse beroepen. Maar of zij daar geschikt voor zijn is niet aan uw redaktie om dat uit te maken. Weeh voor de Nederlandse Missionaris Vaak wordt gezegd: wat de armen in de derde wereld in de eerste plaats nodig hebben is voedsel, kle ding, medische verzorging, onder wijs enz. Als missionarissen zich daarvoor inspannen is daar veel waardering en respekt voor en zijn we echt niet te beroerd om hem daarbij te hel pen. Maar ze moeten niet met het geloof aankomen; daar hebben die mensen ginds geen boodschap aan. Geen zieltjeswinnerij! Met die laatste veel gehoorde kreet wordt natuurlijk een open deur ingetrapt. Wie dat zegt krijgt van iedereen gelijk, ook van de mis sionarissen. Toch wil dat niet zeg gen, dat die missionarissen hun ge loof „onder de korenmaat" zetten. Het is namelijk nogal kortzichtig te menen, dat de mensen ginds in de eerste plaats behoefte hebben aan eten, kleren, medicijnen, scholen en klinieken. Zij zijn niet minder mens dan wij; d.w.z. dat ook zij bovenal verlangen naar een houvast, een zin in hun leven, naar hoop en uitzicht. Ook voor hun staat de wereld vaak op z'n kop door stormachtige ver anderingen en zijn veel zekerheden op de helling komen te staan of on dergraven. We onderschatten onze broeders en zusters in de derde wereld schro- melijkj als we Jezus' uitspraak „De mens leeft niet van brood alleen" niet op hen van toepassing achten. Wanneer missionarissen met hen over hun beider God spreken, wil dat zeggen daut zij hun mede mensen ginds serieus nemen; dat zij respekt hebben voor de diepte van hun denken en geloven, van hun geloven, van hun vreugde en hun vertwijfeling. Jarenlang had een missionaris on der de Massai in Kenia tevergeefs getracht-echt kontakt te krijgen met deze trotse nomaden. Hij had ver schillende materiële voorzieningen voor hen georganiseerd, zonder dui delijk resultaat. Tot hij op een goede dag de stoute schoenen aantrok en aan enkele Massai-oudsten vroeg hoe zij over God dachten. Daar had den ze wel oren naar! Graag, maar verbaasd gingen ze op die vraag in. Ze zeiden: „We wisten niet, dat u ook een godvrezend mens bent". Sinsdien was deze missionaris één van hen en kon hij samen met hen een échte ontwikkeling op gang brengen. De Week voor de Nederlandse Missionaris is er niet alleen om geld in te zamelen om onze missionaris sen ,die zo eens in de vijf jaar een paar maanden in Nederland op ver lof komen, een prettig en vruchtbaar verblijft hier te bezorgen. Ze is er ook om begrip te wekken voor de moeilijke delikate opgaven waar de ze gastarbeiders van God voor staan. Want alleen waar begrip is, kun je je echt thuis voelen. Geef ze dat thuis. Uw financiële bijdrage aan dit welkom-thuis kunt u geven via de kerkkollekte van a.s. zondag. U kunt ook een gift storten op de rekening van de Rabo-bank Venray t.n.v. Missiethuisfront p.a. Dr. Poels straat 2 Venray bankno. 1539.25.582. voor al uw vaa Wan Munckkof b.v.

Peel en Maas | 1975 | | pagina 9