De geschiedenis van Venray tot het jaar 1230 kf I-i» de mooiste GORDIJNEN [tfiomassenfil komen van Wilhelminastr.E Venray 047B0-asi0 j VOOR VADER, WEET JE WEL! WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Kenmore - Arrow - Kerko modehuis iiLJU^UL T«/l VRIJDAG 16 JUNI 1972 No. 24 DRIE EN NEGENTIGSTE JAARGANG VOOR AL UW DRANKEN PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 2727 GIRO 1050652 ADVERTENTIEPRIJS 15 ct per mm. ABONNEMENTS PRIJS PER HALFJAAR 6.75 (bij vooruitbetaling) Van de ongetwijfeld zeer rijke geschiedenis van Venray, vooral wat haar oudste gegevens betreft, is bijzonder weinig bestudeerd. In een voordracht in de zestiger jaren te Venray gehouden door de rijksarchivaris van Limburg, drs. M. K. J. Smeets, stelt hij vast, dat in de meer dan 100 delen van de bekende „Publications" van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundige Genootschap tever geefs gezocht wordt naar een voorstudie over Venray's verleden. Wel zijn er enkele kleinere artikelen over afzonderlijke onderwer pen te vinden in „De Maasgous/" van hetzelfde genootschap. Ook is er over onze prachtige Grote Kerk en verschillende kloosters voor en na eens uitvoeriger geschreven. De rijksarchivaris conclu deert, dat de geschiedenis van Venray voor 1300 volkomen in het duister ligt. MUNSTERABDIJ ROERMOND vinden noemd, Willen wij juist over die voor periode meer te weten komen, dan zullen wij moeten duiken in de ar chieven van de Munsterabdij van Roermond. Deze abdij heeft immers vanaf de tijd van haar on/tstaan, zo rond 1220, in zeer nauw en belang rijke betrekking gestaan met Ven ray e.o. we dan het jaar 1224 ver als zijnde de eerst volgende over Venray. Ofschoon het grootste gedeelte van het archief van de abdij verloren is gegaan, kunnen we uit een tweetal oude cartularia (geschreven oorkon- denboek) en een aantal originele oor- kondlen, die gered werdien, een en ander putten. In het kader van deze publikatie willen we ons beperken tot het zgn. Cartularium 1 en enkele van de oud ste oorkonden tot 1228. Het is in hoge mate interessant, dat een van de oudste oorkonden van de Munsterabdij, waarvan de tekst bewaard is gebleven, handelt over o.a. de kerk van Rode Venray). Op 10 december 1220 neemt Paus Ho- norius III op verzoek van priorin en het convent der manialen van Roer mond van de Cisterciënserorde, hen persoonlij k en de plaats, waar zij God dienen, onder rijn bescherming en die van de H. Petrus, benevens alle goederen, die zij bezitten of in de toekomst zuil enbezitten. In het bij zonder bevestigt hij hen in het bezit van de kerk van Rode met aanhorig- heden „zoals gij deze met recht en in vrede dus ongestoord bezit." Ook de tienden van Venray worden aan de Munsterabdij geschonken. Tot de Franse tijd toe, toen de abdij op- gehevten werd, is Venray nauw ver bonden geweest met deze abdij. RODE Rond 1200 moet Rode ook nu nog wel „Rooy" in de volksmond ge noemd, een behoorlijk kerspel zijn geweest. Een der overtuigendste bewijzen van het feit dat Rode een behoorlijk dorp was in het begin van de der tiende eeuw, heeft o.m. de wederop bouw van de Grote Kerk opgeleverd na de laatste wereldoorlog. Men vond toen namelijk de fundamenten van de kerk die voor deze kerk op die plaats gestaan heeft. Het bleek dat vorige kerk slechts weinig kleiner was dan de tegenwoordige. Zelfs paal gaten van de bouw van het eerste houten kerkje kwamen onder de fun damenten van de verwoeste kerk te voorschijn. Vanaf ca. 1000 en later ging men kerken bouwen uit natuur- en tufsteen (denk aan de nog be staande kerktoren-ruïne in Bergen (L.) van romeinse ruïnes. De 'in 1944 opgeblazen Ven- rayse toren was nog gedeeltelijk ge bouwd uit tufsteen, welk materiaal misschien wel 3 tot 4 keer gebruikt is uit oude gebouwen. Ook werd er veel ij zeroersteen ge bruikt uit de moerassen uit de om geving zgn. ijzerbanken, die de ont ginning zo lang hebben tegengehou den. De fundamenten met zulke ijzer oersteen zijn teruggevonden onder het plaveisel van de grote kerk van Venray. Zij waren van de romaanse kerk die in de 15e eeuw vervangen werd door de huidige kerk. De toevoeging van ,Ven" tot Ven ray, Venrode etc, vinden wij pas ge noemd op het einde van de 14e eeuw, ter voorkoming van misverstanden met andere plaatsen met die naam. Er zijn nog talloze andere argumen ten aan te dragen, die wijzen op de belangrijke betekenis van Venray in de 13e eeuw en daarvoor. Hierop zul len we verder terug komen. ZES OORKONDEN Na de oorkonde-tekst van 1220, Bij nadere bestudering van cartu larium I zullen we echter niet minder dan zes oorkonden over Rode aan treffen en twee oorkonden over een plaats genaamd Bettelinrode en Be tenrode die zoals wij zullen zien ten onrechte op Venray zouden slaan tussen de jaüen 1220 en 1228. Wij mogen ons in hoge mate geluk kig prijzen met deze rijke bronnen. Helaas zijn ze tot nu toe onvoldoen de bestudeerd. Rode, ook wel Rodhe geschreven in de oorkonden, komt meestal voor bij opsomming van goederen en rechten of bevestigingen daarvan in relatie tot de kerk van Venray en de Munsterabdij. Zoals gemeld komt in akten van 9 februari 1221 en 1223 voor „Betelin- rode" en „Betenrode''. Er zijn sowie so 4 redenfen aan te geven, waarvan Rode dus Venray hier niet be doeld wordt: het feit dat Rod(h)e tot 1229 steeds voorkomt in relatie met haar kerk; b. in de akte over „Betelin" of Beten rode steeds gesproken wordt over alleen goederen aldaar en niet over de kerk; c. geen enkele historisohe aanwij zing over Venray een verbinding met „Betlin" of Betenrode aan geeft; d. in het Gelderse gebied een hoeve Bettenray onder het gericht van Hülm, nabij Goch gelegen is. Wij menlen dus hiermede de hypo these, indertijd gelanceerd over Bet telinrode of Betanrode als zijnde een andere naam voor Rod(h)e Venray te kunnen verwerpen. Wel hopen we later in ons artikel andere argumenten aan te dragen, die ons in een geheel andere richting doen begeven. MUNSTERABDIJ - GROTE KERK Hoe is nu de Munsterabdij in het bezit van de kerk van Venray geko men in 1221? Ook nu weer moeten we konstateren, dat Venray in bij zonder gelukkige omstandigheden verkeert. Er zijn namelijk drie oor konden uit 1224, waarvan 2 bijna identiek aan elkaar en nog één uit 1222. De akte van 1222 is de 31e oktober te Rome opgemaakt en hierin beves tigt Paus Honorius III op verzoek van de abdis en monialen van de Munsterabdij te Roermond de over eenkomst, die zij met de rectores van ed kerken van Gelren (Geldern), Wet tere (Wetten, Kreis Geldern) en Rode (Venray) vriendschappelijk hebben gesloten: Het patronaatsrecht dit is het recht van de eigenaar van een kerk, de pastoor te benoemen van de kerken van Geldern en Wetten was ruim een half jaar eerder reeds ge schonken aan het convent van de H. Maria van de Cisterciënserorde, ofte wel de Munsterabdij te Roermond. De bevestiging hiervan vonden wij gedateerd 2 april 1121. De zojuist besproken akte van 31 oktober 1222 over Venray, is in 1224 verder uitgewerkt, vandaar dat we deze enigszins uitvoerig gaan weer geven. EERSTE AKTE Om de verbonden van 1224 beter te kunnen begrijpen, eerst een en kele bemerking over de klooster stichting te Roermond. Wij mogen aannemen, dat in 1224 de klooster stichting de Munsterabdij voltooid werd door de inwijding ervan door aartsbisschop Engelbert en de be vestiging van de ongetwijfeld reeds vroeger gedane schenkingen in een officiële stichtingsakte door graaf Gerard van Gelre, op 16 juni 1224. Verklaarbaar is dan ook vanwege het officiële karakter, dat er meer dan één exemplaar hiervan werd op gemaakt. In de totstandkoming van deze ak- OVERHEMDEN VAN WERELDKLASSE te, die te Maastricht gedateerd is, moet de kardinaallegaat Conraad van Urach, bisschop van Porto en S. Rufino, die in zijn jonge jaren ka nunnik te Luik was geweest en ver volgens abt van de Cistercienser- abdijen Clairveaux en Citeaux een belangrijk aandeel hebben gehad. Hij verblijft immers in mei-juni 1224 in Maastricht en neemt op 17 juni dus een dag na de datering der stichtingsakten met een te Maastricht gegeven oorkonde de Munsterabdij onder zijn bescherming. In de oorkonde van 16 juni 1224 verklaart graaf Gerard van Gelre en zijn vrouw, gravin Margaretha van Brabant plechtig, dat alles wat sinds het ontstaan van de abdij vier tot zes jaren te voren gebeurd is, nog eens in juridische termen wordt vastgele,gd. Zij verhaalt hoe Richar- kf. yx \yc mjptBmrt liycW btdttuttW&e no nioS J&nrart-? £wfu W ru W OMWC wrtuc viigini pÏTJ UinniiWic Wui&'cr? tn^jrmr Jvtifl W» injiuma uw raittunvl mtsatrcynur mo \ma cu im jym&e Wrar* in nrm I juo inJê(f®™» 3 ™r m c.vV felu -lUnft v tón tót t^*<ytwmt-cuwaltW, W «tówy <n W fcrm* cmnfu-ftmijP (uittil* .ttitn* Umr a not» titft {cokili cu&am nou W lurrtbekji- tmili uur qu <$rta ccfmju Sf Vonuum j v.n y rem* f pr.tnnu.in ccytiititfc Auxtmt ^WUc >wiAnu tvrcmc WV,,™,,4r> ,n tSfuif g«u«fe-iiunVii tune fc&Jtfrw jurtr p" airu jtóentmk»yi4wro.nu.mn n \vw cmSmmc ïmmiciiicTOr Uuftyi w» n'4111 at.1 nc nwiJ.'TtpU»owtó M1"*4 ypm* m f.# W«mc - ouenrm -nyejltrn ftiyutHcW bona .ibtws 'mjnnro ccmucntui uunuctc luilcar .uti bfWUc'k wmrr Sine CtwSmai' in-XKWmutib^. fijvW 'iv. M- -n aVi';! .H-K r '.Uil quant-pi Oorkonde van graaf Gerard van Gelre voor de Munsterabdy (1224). Foto Rijksarchief in Limburg, Maastricht. dis - de moeder van Graaf Gerard - oorspronkelijk in het buitenland in de Cisterciense-orde wilde gaan, maar nu in eigen land in die orde ging leven. Daarom leidden graaf Gerard en zijn vrouw Margaretha samen met hun zoon Otto; moeder Richardis met broeds monniken van de Cisterciënser orde met ere in hun stad Roermond binnen. Zij droe gen verder het klooster van de H. Maagd Maria aldaar op hun goed gebouw met 40 er om heen liggen de huisplaatden tot redding van hun zielen en die van hun ouders en voor ouders aan God en de H. Maria op. En zij droegen tot dat doel die goe deren aan Richardis, in dat klooster abdis, en het convent over om het ten eeuwige dage te bezitten. Dan worden een aantal goederen en rech ten opgesomd, welke de graaf en de gravin aan de nieuwe abdij hebben overgedragen om als vermogenscom plex te dienen, waardoor materieel gezien, het bestaan van het klooster verzekerd werd. Bovendien schenkt hij de abdij het patronaatsrecht o.a. van de kerken van Nieuw- en Alde- kerk, Wetten, allen gelegen nabij Geldern, en die te Rodhe (Venray) met dezelfde aanhorigheden. De graaf beslist dat de tiend van deze kerken moet blijven zoals hij nu is en dat de bossen zonder zijn toestemming niet mogen worden gerooid, noch ont gonnen worden. Verder beslist hij dat aan de ge noemde kerken broeders van de abdij als vicarii moeten benoemd worden, tenzij het klooster hier een tekort aan heeft. Ook schenkt hij een mark voor hét licht in de kerk te Roer mond uit de gruit (gerst) jaarlijks te betalen en zoveel gruit als het klooster nodig heeft voor bier, enz. Verder mag het klooster geen goe deren, die van de graaf afhangen, zonder zijn toestemming verwerven, terwijl alle genoemde goederen aan de graaf zullen terugvallen indien het kloosted zonder zijn toestemming verplaatst wordt. Het spreekt voor zich, dat de graaf, wanneer hij een zo'n belangrijke zaak regelt, daar ook invloedrijke perso nen als getuigen bij verzoekt aanwe zig te zijn, die niet alleen met de graaf zelf maar ook met de geschon ken goederen in hoge mate betrok ken zijn. De abdij kreeg immers het recht om o.a. te Venray ook de tien den te innen. De tiende is het tiende gedeelte van de opbrengst der lan derijen dat door de inwoners tot on derhoud van de kerk moest worden afgestaan. Hieruit moest door de tiendheffer (degenen die de tiende ontving) het levensonderhoud van de pastoor betaald worden, terwijl hij tevens verplicht was het kerkgebouw te onderhouden. Dit hele complex van rechten en plichten t.a.v. de Venrayse parochiekerk moet dus vóór 1220, gezien de pauselijke bevestiging in dit jaar, aan de in op richting zijnde Munsterabdij van Roermond zijn overgedragen door de graaf van Gelre. Deze moet derhalve dit patronaats- en tienrecht vóór genoemd jaar zelf bezeten hebben. Hieruit kunnen wij weer konkluderen, dat de graven van Gelre zelf of hun rechtsvoorgan- gers in deze streken belangrijke grondeigendom gehad hebben, waar op zij op een gegeven moment de eerste parochiekerk hebben laten bouwen. TWEEDE OORKONDE Laten we nu, alvorens verder hier op in te gaan, ons concentreren op een paar merkwaardige details uit de 2 origineel bewaarde perkamen ten oorkonden van 16 juni 1224, (Vervolg z-o.z.)

Peel en Maas | 1972 | | pagina 9