De les van Venray's bevrijding en wederopbouw PULS PUI VRIJDAG 8 MEI 1970 No. 19 EEN EN NEGENTIGSTE JAARGANG 'S GOEDKOPER DAN U DENKT PEEL EN MAAS is I GOEDKOPER I DAN U DENKT DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ADVERTENTIEPRIJS 13 ct p~ mm. ABONNtMENTS- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL 2727 GIRO 1050652 VW EXT\OUAU V V UNnM T LIN WIVK31 nCTXCIV PRUS PER KWARTAAL 225 (buten Vanrar t 2J0) Op een buitengewone vergadering van Venrays gemeenteraad op de Nationale Bevrijdingsdag, jl. dinsdag in de Schouwburg, hield burgemeester drs. F.G.L.L. Schols onderstaande herden kingsrede. Deze buitengewone vergadering werd opgeluisterd door de Zangers van St. Frans en bijgewoond door - jammer genoeg - te weinig gasten Woensdag 18 October 1944 Op die dag wordt Venray bevrijd. Na een slag, die tot de zwaarste uit de tweede wereldoorlog wordt gere kend. Een situatieschets van die dagen vin den we in "De Zwijger", het week blad voor Venray en omgeving van 18 october 1945. Het leven speelde zich nog altijd af in muffe, vochtige kelders, waar bijv. op Servatius 2000 mensen al weken huisden In het dorp probeerde men de za ken enigszins op orde te krijgen. Het voornaamste punt: de voedsel- ziening was, doordat vele bakke rijen totaal verwoest waren, zeer precair. Maar de bakkers uit Deur- ne en Wanroy kwamen te hulp; onvermoeidbaar reden de wagens van het Rode Kruis van Helmond af en aan. De hoofdstraten moes ten vrij gemaakt worden van het puin, maar wie zou het doen? De noodzakelijke bureaux moesten tenminste waterdicht gemaakt wor den; wie zou het doen en met wat voor nut, wanneer toch nog steeds granaten vielen? De centrale keuken werkte weer, de distributie van brood was in die mate merkbaar, dat er voor twee dagen 300 gram werd aangewezen. Of de bakker het riskeerde te bak ken was dikwijls een andere vraag. Melk was er in weken al niet meer geweest, toevoer van buitenaf was ontoereikend. Moesten wij zo de winter in; zouden wij in de voch tige kelders, wanneer het front hier bleef liggen, moeten wonen Wij waren bereid dat te doen, maar in ons hart voelden wij de onmo gelijkheid, zagen wij voor ons de vreselijke gevolgen kindersterfte; ziekten, langzame ondermijning der gezondheid, gevaar voor T.B.C. Maar Venray klemde zich vast aan zijn verwoeste huizen, aan zijn ver trouwde kelders. VERLIEZEN. 237 inwoners overleefden de bevrij ding niet meer, omdat ze ten gevol ge van oorlogshandelingen stierven. Van de 1290 burgerwoningen, de 696 boerderijen en de 37 andere gebou wen, die Venray had bij het begin van de oorlog, waren er 201 totaal verwoest en niet meer te herstellen, 513 zwaar beschadigd, 855 minder zwaar beschadigd en 474 hadden glas- en panschade. Vooral het cen trum yan Venray was eigenlijk een puinlandschap, waarin geen straten meer terug te vinden waren en alleen aan de restanten van de gebouwen te reconstrueren was, waar de stra ten moesten liggen. Het was al een bijna onmogelijke op gave om al deze verwoestingen weer op te ruimen, gesteld al dat voldoen de hulpmiddelen aanwezig waren en de mensen nog krachtig genoeg om het zware werk aan. te kunnen. VENRAY GEEN KANS Venray kreeg echter niet eens de kans om, juist deze verwoesting als een zweepslag te ervaren en dan di- rekt aan de slag te kunnen, zoals va ker gebeurt, dat mensen door zware tegenslag getroffen, juist daarin in eens de kracht vinden om boven ei gen kunnen uit te reiken. Die kans zou Venray niet krijgen. Want nog binnen een week moest de stad, die frontstad was, worden ont ruimd. Gedurende een ellendig lange winter kreeg de moedeloosheid zijn kans om de uit eigen omgeving weg gescheurde mensen, die hun eigen werkkring misten en veel lege-tijd kenden, in zijn macht te krijgen.Er is niets erger dan met de kennis van de toestand thuis, maanden en maan den gedwongen te worden tot niets doen en afwachten. Pas in het voorjaar van 1945 moch ten de mensen terug naar hun eigen verlaten woonplaats, die heel de win ter lang onbeschermd had gelegen onder de invloed der natuur en waar de onoverzichtelijke situatie een be paald soort menselijke hyena's gele genheid gegeven had om te stelen en te plunderen. Want de waarschu wing der geallieerden, die in Venray opgespijkerd was: "Looting is a se rious crime"plunderen is een ern stig misdrijf, was niet alleen geplaatst uit voorzorg, maar op grond van er varing. Dat hebben trouwens de te ruggekeerde inwoners wel gemerkt. ANDERE PLAATS. Wie ditzelfde Venray nu bekijkt, moet toch wel het gevoel hebben, dat hij in een andere plaats is terecht geko men, waarvan alleen de naam gelijk is met de door de oorlog zo ontstel lend zwaar getroffen plaats. Toch is dit hetzelfde Venray en voor de oudere bewoners zelfs nog het vertrouwde Venray, hoeveel er ook is veranderd, waaraan ze nog altijd ge hecht zitten met al de vezels van hun gevoel. Maar formidabel is het wat hier is gebeurd sinds nu 25 jaren geleden, de wederopbouw toch is aangepakt en dat met 'n tempo dat des te wel dadiger aandoet als men weet, dat de wederopbouw vaak ernstig werd ge handicapt door een burocratie, die nu eenmaal het onvermijdelijke ne venverschijnsel schijnt te zijn van een menselijke samenleving, die or ganisatorisch niet goed genoeg is in gesteld op de haar tegenkomende vraagstukken. Uit een nota van het gemeentebe stuur van Venray bij gelegenheid van een administratief bezoek van de commmisaris der Koningin op 20 oc tober 1949 komt een eerste balans naar voren. EERSTE BALANS IN 1949 In die nota lezen wij o.a.: Tot op heden werden van 853 zeer zwaar beschadigde woningen en be drijfsruimten er reeds 700 hersteld, alsmede 810 van de 983 lichtere ge vallen. Aangezien door het Bureau Wederopbouw Boerderijen de werk zaamheden zijn overgedragen aan de Algemene Wederopbouw, zijn in de ze gevallen ook begrepen: 150 boer derijen, welke zwaar werden bescha digd, doch herstelbaar waren. De totale schade aan de evenge- genoemde 853 woningen en bedrijfs ruimten toegebracht werd getaxeerd op 5.873.000,waarvan reeds voor een totaal bedrag van 3.930.000, werd verwerkt; voor de 983 lichtere gevallen bedroegen deze cijfers resp. 1.750.000,— en 1.450.000,— ONTHULLEND EN VERBAZINGWEKKEND Onthullend voor het tempo, waarin de ontwikkeling van Venray steeds sneller en sneller is verder gegaan, is de passage over de woningbouw sinds 1945. Ik vraag daarbij uw aandacht voor al te willen richten op de cijfers van het totale bouwprogramma in die 4 jaren en die te plaatsen naast het tegenwoordige bouwprogramma van 1 jaar. Doordat door de oorlogshandelin gen in totaal 165 woningen verloren gingen, moest onmiddelijk hulp wor den geboden en binnen vrij korte tijd verrezen in onze gemeente 110 noodwoningen. De inferieure kwaliteit van een aan tal van deze woningen dwingt echter tot versnelling van de bouw van per manente woningen. Tot dusverre werden door de gemeente reeds 97 woningwetwoningen gebouwd, alsme de 30 blngalows, terwijl nog 56 moir tagewoningen in aanbouw zijn. De plannen voor nog 6 woningwet woningen zijn ter goedkeuring voor gelegd doch kunnen nog niet worden gegund. Ook op het gebied van de herbouw werd veel verricht. Herbouwd wer den 85 boerderijen en 27 woningen en bedrijfsruimten, waarbij dan nog genoemd kunnen worden de grote herstel- en herbouwwerken aan de in Venray gelegen gestichten. Van 54 herbouwgevallen van wo ningen is het FF-formulier nog in be handeling, terwijl van de dan nog resterende 84 gevallen nog geen FF- formulier werd gereed gemaakt. Deze groei van Venrays wederop bouw is des te verbazingwekkender als men zich daarbij realiseert vanuit welke drijfzand-situatie men in 1945 moest starten: men had geen vaste grond onder de voeten, niets was er aan vervoer. Er waren geen physieke sterke, goed gevoede mensen, en geen mensen die van elders kon den inspringen, want heel ons land lag nog plat van ellende, waarbij het westen juist de hongerwinter achter de rug had. Men moest zelf maar zor gen dat men zijn eigen wonden ver zorgde. Twee berichten uit die tijd kunnen dat misschien nog eens toelichten: Destijds maakte de PLEM aan de in woners van Venray-kom bekend, dat, met hulp der geallieerde legers - de enige goed georganiseerde en goed toegeruste instantie voor hulpverle ning - maar waarvan de primaire taak oorlogvoering was, - alleen voor ver lichting electrische stroom beschik baar kon worden gesteld, d.w.z. men mocht per woning één lamp van max. 25 watt gebruiken, gedurende ten hoogste zes uur per dag. Ofschoon velen van ons al deze ervaringen hebben meegemaakt, lig gen ze al weer zover terug in ons geheugen dat het lijkt alsof ze zich afspeelden in een ander leven. Een ander feit: wie in juni 1946 om kwart voor. acht 's morgens ver trok uit Maastricht was 's avonds om kwart voor zeven in Vlissingen. Wij kunnen ons nu nauwelijks meer voorstellen onder welke slijkzware omstandigheden de wederopbouw is begonnenEn toch, nog eens velen van ons hebben het zelf mee gemaakt. DOORDOUWEN. Maar de wederopbouw ging door en op vele terreinen tegelijk. Van de 450 km wegen in Venray was in '44 'n groot deel vernield en 29 bruggen die er in lagen waren verwoest. Eind 1949 waren 19.7 km zandwegen en 10 km grindwegen hersteld en 39 km had een nieuw wegdek, waarvan 20 km een asfaltdek. Tegelijkertijd echter richtte Venray z'n aandacht op de verdere toekomst. Men realiseerde zich heel goed dat alleen herstel van wat kapot was ge maakt onvoldoende zou zijn om de toekomst veilig te stellen. Het pro bleem van de werkgelegenheid was daarbij centraal en met grote slag vaardigheid heeft het-Venrayse ge meentebestuur het bezoek van de commissaris der Koningin in 1949 stevig vast gepakt als een kans om sterk te pleiten voor stimulering van Venray als industriële kern; ofschoon - en dat is toch wel tekenend voor de sfeer waarin men toen nog alge meen leeftde - het punt pas als 3e verlangen naar voren werd gebracht, na het poneren van verlangens inzake de agrarische ontwikkeling en de her bebossing. INDUSTRIE GEVRAAGD Ik kan niet nalaten een paar citaten over dit onderwerp uit de nota aan te halen. „Ook met inachtneming van de bo venbedoelde uitbreiding van 't grond- areaal zal het niet mogelijk zijn bin nen onze gemeente al de kinderen van de landbouwersgezinnen in de landbouw emplooi te doen vinden en moet reeds thans worden uitgezien naar een andere bestaansmogelijk heid voor het grootste gedeelte van onze opgroeiende landbouwersjeugd. Temeer klemt dit, omdat de aard van onze bevolking zich verzet tegen ver trek uit eigen omgeving, zelfs wan neer dit verhuizing zou betekenen in ons land zelve. Emigratie valt hier ook zeer weinig in de smaak. Een dringende plicht is het dan ook om over te schakelen en het karakter van onze gemeente meer te doen neigen naar de industrie". „Is dit nodig voor het opvangen van een groot deel der landbouw- jeugd, in niet mindere mate is dit het geval voor de jeugd van onze kinder rijke arbeidersgezinnen. Steeg het aantal arbeiders in de laatste jaren aanzienlijk, annex hieraan gaan de uitbreiding van het toekomstig leger van arbeidsbehoeftigen. Reeds eerder werd dit door het gemeentebestuur naar voren gebracht en het mag hier wel worden herhaald, dat, wil men onze gemeente en de op haar geori- enteerde omgeving voor verpaupering behoeden, wil men haar maken tot een gelukkige en welvarendë streek, vereist is, dat binnen zeer afzienbare tijd in onze gemeente een groot aan tal mildelgrote bedrijven komen, van een gevariëerd karakter. Van de zij de van de gemeente wordt alles in het werk gesteld, om dergelijke be drijven aan te trekken. Tot op heden mocht dit in twee gevallen gelukken, een derde geval is in een vergevor derd stadium van bespreking, terwijl met een vierde industriëel dp onder- handelngen eerst een aanvang heb ben genomen". SUCCES Dit pleidooi had succes, want in 1951 werd Venray als te stimuleren kern aangewezen. Overzien wij nu wat er allemaal is gebeurd sinds 1945 dan kan niet an ders dan worden gesteld dat Venray zich - met de rest van ons land - op een verbluffende manier heeft her steld van de oorlog - en daarin zit een geweldige krachtsinspanning van veel plaatselijke mensen - en dat het tevens kans heeft gezien een van de meest spectaculaire ontwikkelingen buiten de randstad te realiseren. De bevolking groeide in die 25 jaar van 16.500 tot 26.000 dat is dus een toename van bijna 10.000 inwoners. Het woningbestand groeide van 2.000 in 1945 tot 3350 in 1960 en tot 5300 in 1970. ONDERWIJS Er werden in die 25 jaar 30 nieuwe scholen gebouwd, de uitbreiding of verbouwing van bestaande scholen en de bouw van noodscholen buiten beschouwing gelaten, tot een bedrag van 8.080.000,Naast de voorzie ningen voor het kleuter- en lager on derwijs, betekende dit vooral dat ver schillende streekscholen voor voort gezet onderwijs of van start gingen of nieuwe werden gehuisvest. Het aantal leerlingen in het kleu teronderwijs groeide van 306 in 1950 tot 1.115 in 1970. Het lager onderwijs groeide in diezelfde tijd van 2.346 tot 3.287 leerlingen en het middelbaar onderwijs van 250 tot 1.353. ZIEKENHUIZEN Bijzonder groot is ook geweest de groei van de beide psychiatrische ziekenhuizen en het algemeen zie kenhuis. Uitgedrukt in bouwkosten komt dit neer op een bedrag van 37.211.500, INDUSTRIE De belangrijke industriële ontwik keling van Venray vindt ook z'n weer slag in de bouwactiviteiten die in to taal een bedrag van 33.238.500, belopen. Om deze ontwikkeling goed te kun nen laten verlopen werden zeer be langrijke voorzieningen in de sociaal culturele sfeer getroffen. INFRA-STRUCTUUR Ik moge daarbij verwijzen naar de realisering van de schouwburg, het overdekt- en openluchtbad, de ge meenschapshuizen in Oostrum, Ys- selsteyn, Oirlo, Vredepeel en Leunen en op de bouw van het sociaal-me disch centrum, binnenkort aangevuld met de bouw van een nieuw arbeids bureau. WERKGELEGENHEID De werkgelegenheid groeide tot 8.929 per 1 juli 1969, 'n toename van 2.669 in de laatste 10 jaren. Deze zal alleen in de industriële sector toe nemen met 3.000 in de komende 5 jaren. Daarmee zijn we ongemerkt terecht gekomen in onze tijd. Wat we in de vijf en twintig achter ons liggende jaren in Venray heb ben zien gebeuren, is een indruk wekkende getuigenis van menselij ke spankracht, van geloof in de toekomst, van uithoudingsvermogen en van durf. OORDEEL VAN DE TOEKOMST Toch is het niet meer dan de ma teriële, de ruimtelijke en financiële neerslag van al dit handelen. Wan neer echter toekomstige generaties over deze periode zullen oordelen, dan zal het niet primair om deze ontwikkeling zijn, die hun aandacht zal vragen of hun bewondering zal weten te verkrijgen. Want juist door de nog steeds versneld voortgaande technologische ontwikkeling en ook door het perspectivisch bedrog, waar door op afstand onderlinge verschil len kleiner lijken te worden, zal men dez prestaties minder sterk taxeren dan wij dat kunnen doen, die deze groei zelf mee maken. Veel belangrijker zal worden ge waardeerd, wat er in de geesten en harten der mensen is veranderd in die tijd. En dat is van zo'n betekenis dat het de materiële krachtsinspanning ver overtreft en er tevens nog meer reliëf aan geeft, omdat het richting gevend wordt voor de toekomst. Het is trouwens ook de eigenlijke achtergrond die" de vijf en twintigste herdenking van de bevrijding van het nationaal socialisme zijn zin geeft. Immers al de materiële verwoesting en het antwoord er op van de weder opbouw zijn op zich niet zo beteke nisvol dat men ze jaarlijks in de her innering moet terugroepen. Wij be hoeven slechts te denken aan de wa tersnood die in 1953 grote delen van ons land trof en het daarop gegeven antwoord van het Deltaplan. Dit ge beuren van die natuurramp ligt al weer ver achter ons, en in onze her innering, maar ook ijl onze emotio nele beleving. De bezetting en de bevrijding niet. WAARDEN. Dat is hieruit te verklaren dat de oorlog in wezen een strijd is geweest om het beeld van de mens en zijn samenleving, over de waarden die 'n mensenleven waard maken te leven, zozeer zelfs dat mensen - merwaar- dige schijnbare tegenspraak, die al leen in geloof is op te lossen - be reid zijn er voor te sterven. Inzet is geweest: de mogelijkheden, die de mensen om hun geluk te kunnen op bouwen, moesten kunnen h<ïuden, door zich in vrijheid (d.w.z. vanuit eigen vermogens) te kunnen ontplooi en, daardoor aan hun eigen leven zin te geven. Want in tegenstelling tot andere levensvormen op deze aarde, ervaren wij mensen dat wij, zij het in beperkte mate, ons leven en zijn rich ting zelf kunnen bepalen. Dat kan be ter naarmate wij zo weinig mogelijk gehinderd worden door belemmerin gen in ons zelf en belemmeringen in onze omgeving, en dus van vooroor deel, van angst, van druk, los kun nen raken. Als ik dit zo zeg, dan is het dui delijk dat een dergelijke strijd van de mensen om eigen lot en dat van andere mensen, tijdgenoten en hen die later komen, niet is beslist met het einde van een oorlog. NA HET EINDE Wij zouden ook kunnen zeggen dat het proces van de bevrijding nog steeds in gang is; ik zou daarbij in herinnering willen brengen de woor den van John Kennedy bij zijn inau guratie als president der Verenigde Staten in 1960 „Als één mens in slavernij verkeert, zijn wij allen nog niet vrij". Nemen wij deze woorden ernstig, dan is het ideaal waarvoor zo velen stierven, velen misschien zonder het zich klaar bewust te zijn, maar velen ook in volle bewustzijn van het waar om van hun levensoffer, nog steeds inzet van strijd. Wij genieten nu een vrijheid, die velen ons benijden: vrijheid van overtuiging, vrijheid van meningsui ting, maar ook hier zijn nog velen die innerlijk onvoldoende vrij zijn van angst, van angst vaak hen aangedaan door medemensen, die hen willen overheersen. REVEIL VAN JONGERE GENERATIE Het is daarom ook juist tegen de ze achtergrond dat wij een reveil meemaken van een jonge generatie, die los schijnt te komen van juist de ze angst en die van daaruit geen ge noegen meer neemt met een aantal samenlevingsstructuren, die vrijwor ding van mensen belemmeren. Het ligt voor de hand dat dit pro ces niet moeiteloos loopt dat de hou ding en de intentie van nieuwlichters met wantrouwen wordt bekeken door hen, die zich met de gegeven orde der verhoudingen hebben kunnen vin den. Dat wantrouwen wordt des te gro ter, naarmate men ook meer materi ele belangen heeft bij handhaving van de status quo. Een mens moet heel weinig baat zucht hebben om veranderingen aan te durven, die hem misschien in zijn hart wel aanspreken, maar die een risico betekenen, een stuk verworven heid mogelijkerwijs aantasten. Het wordt des te moeilijker ge maakt om zich zo onbevangen op te stellen omdat deze vernieuwing vaak doorzet in geweld en verzet, in af braak en vernieling. Zonder dit te wil len goedpraten zou ik er toch op wil len wijzen dat men de betekenis der franse revolutie ook niet alleen mag beoordelen naar de bestorming der Bastille en het handteren der guillo tine. En dan waren deze uitingsvor men van revolutie vele malen geweld dadiger en wreder dan onze krakers van lege woningen of het belemme ren van het wegverkeer door op de straat gaan zitten. VERANDERING VAN WAARDERING Het is misschien goed om, ter rela tivering van eigen standpunt nog 'ns uit de herinnering terug te halen, hoe onze waarderingen en inzichten op tal van terreinen waren in 1945, in 1955 en nu. Wie vindt in katholieke kring het nog nodig zich druk te maken over het processieverbod, toch jarenlang een punt waaraan veel katholieken zich ergerden en dat constant on derwerp was van politieke aktiviteit. Kunt u zich nog de felle discussies herinneren rond 'de voetreis naar Ro me' van Bertus Aafjes, en weet u nog dat de voorvechter voor het conser vatisme toen was de hoofdredacteur van 'de Linie', de voorganger van de thans toch zeer progressieve en link se 'Nieuwe Linie'. Wie zou nu nog de zondagswet on derschrijven zoals ze is tot stand ge komen, gesteld al dat een dergelijk wetsontwerp nog zou worden inge diend. Hoe waren de gedachten van velen over het dansen in openbare dans gelegenheden? Het is niet zo heel lang geleden dat veel mensen von den dat dit dansen stevig beperkt moest worden gehouden. Wat is het vraagstuk van de ach terstelling van katholieken en open bare functies niet altijd weer opnieuw een argument geweest om wantrou wig te staan tegenover andersden kenden. Hoe zijn de inzichten gegroeid over gemengd zwemmen; weet u nog dat dit een ernstig thema was in de strijd tegen de zedenverwildering - waarbij het strijdtoneel later werd verlegd van het gescheiden zwem men naar het gescheiden zonneba den? Wie hoort tegenwoordig nog pra ten over het grote obstakel van de verzuiling van ons openbaar leven? Ik noemde u een paar voorbeelden die natuurlijk heel gemakkelijk met tientallen en met honderdtallen zo den zijn uit te breiden. Leest u er het „Rijke Roomse Leven, Mannen, Broeders of Taaie Rooie Rakkers" maar eens op na en u zult ervaren dat u nu met een wat vergevende glimlacht terugkijkt op zaken die nog niet zo lang terug in de historie, in ons eigen levenstijdperk, hete hang ijzers waren in het openbare leven. HERWAARDERING Wij kunnen niet anders dan signa leren dat wij in een tijd leven van een grondige herwaardering van veel maatstaven die ons reguleren. En te gelijkertijd kunnen we dan noteren, dat in vijf en twintig jaar meer is veranderd dan in eeuwen daarvoor. Daarbij is het een moeilijke opga ve om met handhaving van wezen lijk waardevolle opvattingen datgene, wat cultuurtijd- of generatiegebon den is, in die betrekkelijkheid te aan vaarden en dus te aanvaarden dat an deren anders zijn of handelen en toch niet slecht of verkeerd of verdorven hoeven te zijn. VRIJHEID Een van die fundamenten waarin wij sterk staan en waarop wij sterk moeten blijven staan is het goed van de vrijheid, vrij van overtuiging, vrij in meningsuiting, vrij van gebrek en vrij van angst. Want die vrijheid was inzet van die afschuwelijke oorlog, die nu 25 jaar geleden werd afgesloten, maar waarvan de naweeën ons vaak nog pijn moeten doen in de onvrij heid die ook nu nog anderen wordt opgelegd. Wij moeten om te beginnen zuinig zijn met dit grote goed in eigen han den, door met grote kracht elk stel sel af te wijzen dat vrijheid voor zich zelf opeist, maar ze anderen wil ont zeggen. Wij, de middelbare en oudere ge neratie, moeten de jongeren levens ruimte geven om de samenleving en zeker eigen leven anders in te rich ten dan wij het zouden doen, want aan hen is de toekomst. BEGRIP VOOR HET VERLEDEN De jonge generatie, voor wie we reldoorlog 2 historie is, waar ze ge voelsmatig even ver van weg staan als van de Frans - Duitse oorlog in 1870, en die geen honger, geen be- staansonzekerheid kent, moet leren te begrijpen dat het velen mateloos ergert steeds weer opnieuw opge jaagd te worden, nu zij eindelijk de kans hebben om te genieten van de goede kansen van het leven. Want dezen hebben vaak geleefd onder druk van de angst voor een goede betrekking, angst voor of ervaring van te weinig eten, zorg om een be staan, dat op de grens lag van ver kommering en tenslotte de angst om de toekomst zelf. Het schelden op een consumptieve maatschappij wordt wat verdacht als 't gebeurt door hen die consumptief goed verzorgd wor den en die daarenboven ook nog van de samenleving, dat wil zeggen de anderen, vragen dat zij hun leven moeten kunnen leiden, ludiek en zon der zorg, maar dat anderen betalen. Een dergelijk begrijpen is een las tige opgave en de strijd om de over tuiging van de ander zou eerst ieder in zichzelf moeten uitvechten en mag dan pas de straat op worden ge bracht. Het alternatief echter voor deze moeilijke opgave van de gave der vrijheid is de hang naar de sterke man of de vlucht in de gewelddaige revolutie. Het moet de grote les zijn van het historisch keerpunt dat de oorlog 1940-1945 was en die wij proberen te leren in onze democratische staats inrichting. GELOVEN IN DEN ANDER Chesterson zegt in zijn orthodoxie: „dit is het eerste principe van onze democratie: dat de essentiele dingen en de mensen, die dingen zijn welke ze gemeen hebben uit de dingen die ze elk afzonderlijk hebben. En het 2e principe is louter dit: dat hef poli tiek instinct of verlangen een van die dingen is, die ze gemeen hebben". „De democratische instelling is dat regeren iets is als verliefd worden. Dat is iets dat de mens zelf moet doen". Ik zou u willen uitnodigen om dat geloof in de ander en in ons zelf, te willen nemen als uitgangspunt van deze herdenking van bevrijding en wederopbouw. Het proces van de vrijmaking van de mens, dat wil zeggen het mysterie der menswording, gaat door. Naar de maat waarin wij daaraan kunnen meedoen, doorbreken wij de enge ruimte van onze individualiteit, vin den ons samen met anderen en doen dan de verrassende ontdekking dat in diepere diepten van ons eigen be staan rijkdommen van gelukservaring voorhanden lagen die wij niet wisten. Deze levenservaring door te mogen geven aan de toekomstige generatie is onze taak. Het is een prachtige opdracht en wij moeten ze uitvoeren

Peel en Maas | 1970 | | pagina 13