De les van Venray's bevrijding en wederopbouw
PULS
PUI
VRIJDAG 8 MEI 1970 No. 19
EEN EN NEGENTIGSTE JAARGANG
'S
GOEDKOPER
DAN U
DENKT
PEEL EN MAAS
is
I GOEDKOPER I
DAN U
DENKT
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ADVERTENTIEPRIJS 13 ct p~ mm. ABONNtMENTS-
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL 2727 GIRO 1050652 VW EXT\OUAU V V UNnM T LIN WIVK31 nCTXCIV PRUS PER KWARTAAL 225 (buten Vanrar t 2J0)
Op een buitengewone vergadering van Venrays gemeenteraad
op de Nationale Bevrijdingsdag, jl. dinsdag in de Schouwburg,
hield burgemeester drs. F.G.L.L. Schols onderstaande herden
kingsrede. Deze buitengewone vergadering werd opgeluisterd
door de Zangers van St. Frans en bijgewoond door - jammer
genoeg - te weinig gasten
Woensdag 18 October 1944
Op die dag wordt Venray bevrijd.
Na een slag, die tot de zwaarste uit
de tweede wereldoorlog wordt gere
kend.
Een situatieschets van die dagen vin
den we in "De Zwijger", het week
blad voor Venray en omgeving van
18 october 1945.
Het leven speelde zich nog altijd
af in muffe, vochtige kelders, waar
bijv. op Servatius 2000 mensen al
weken huisden
In het dorp probeerde men de za
ken enigszins op orde te krijgen.
Het voornaamste punt: de voedsel-
ziening was, doordat vele bakke
rijen totaal verwoest waren, zeer
precair. Maar de bakkers uit Deur-
ne en Wanroy kwamen te hulp;
onvermoeidbaar reden de wagens
van het Rode Kruis van Helmond
af en aan. De hoofdstraten moes
ten vrij gemaakt worden van het
puin, maar wie zou het doen?
De noodzakelijke bureaux moesten
tenminste waterdicht gemaakt wor
den; wie zou het doen en met wat
voor nut, wanneer toch nog steeds
granaten vielen?
De centrale keuken werkte weer,
de distributie van brood was in die
mate merkbaar, dat er voor twee
dagen 300 gram werd aangewezen.
Of de bakker het riskeerde te bak
ken was dikwijls een andere vraag.
Melk was er in weken al niet meer
geweest, toevoer van buitenaf was
ontoereikend. Moesten wij zo de
winter in; zouden wij in de voch
tige kelders, wanneer het front
hier bleef liggen, moeten wonen
Wij waren bereid dat te doen, maar
in ons hart voelden wij de onmo
gelijkheid, zagen wij voor ons de
vreselijke gevolgen kindersterfte;
ziekten, langzame ondermijning der
gezondheid, gevaar voor T.B.C.
Maar Venray klemde zich vast aan
zijn verwoeste huizen, aan zijn ver
trouwde kelders.
VERLIEZEN.
237 inwoners overleefden de bevrij
ding niet meer, omdat ze ten gevol
ge van oorlogshandelingen stierven.
Van de 1290 burgerwoningen, de 696
boerderijen en de 37 andere gebou
wen, die Venray had bij het begin
van de oorlog, waren er 201 totaal
verwoest en niet meer te herstellen,
513 zwaar beschadigd, 855 minder
zwaar beschadigd en 474 hadden
glas- en panschade. Vooral het cen
trum yan Venray was eigenlijk een
puinlandschap, waarin geen straten
meer terug te vinden waren en alleen
aan de restanten van de gebouwen
te reconstrueren was, waar de stra
ten moesten liggen.
Het was al een bijna onmogelijke op
gave om al deze verwoestingen weer
op te ruimen, gesteld al dat voldoen
de hulpmiddelen aanwezig waren en
de mensen nog krachtig genoeg om
het zware werk aan. te kunnen.
VENRAY GEEN KANS
Venray kreeg echter niet eens de
kans om, juist deze verwoesting als
een zweepslag te ervaren en dan di-
rekt aan de slag te kunnen, zoals va
ker gebeurt, dat mensen door zware
tegenslag getroffen, juist daarin in
eens de kracht vinden om boven ei
gen kunnen uit te reiken.
Die kans zou Venray niet krijgen.
Want nog binnen een week moest de
stad, die frontstad was, worden ont
ruimd. Gedurende een ellendig lange
winter kreeg de moedeloosheid zijn
kans om de uit eigen omgeving weg
gescheurde mensen, die hun eigen
werkkring misten en veel lege-tijd
kenden, in zijn macht te krijgen.Er
is niets erger dan met de kennis van
de toestand thuis, maanden en maan
den gedwongen te worden tot niets
doen en afwachten.
Pas in het voorjaar van 1945 moch
ten de mensen terug naar hun eigen
verlaten woonplaats, die heel de win
ter lang onbeschermd had gelegen
onder de invloed der natuur en waar
de onoverzichtelijke situatie een be
paald soort menselijke hyena's gele
genheid gegeven had om te stelen
en te plunderen. Want de waarschu
wing der geallieerden, die in Venray
opgespijkerd was: "Looting is a se
rious crime"plunderen is een ern
stig misdrijf, was niet alleen geplaatst
uit voorzorg, maar op grond van er
varing. Dat hebben trouwens de te
ruggekeerde inwoners wel gemerkt.
ANDERE PLAATS.
Wie ditzelfde Venray nu bekijkt, moet
toch wel het gevoel hebben, dat hij
in een andere plaats is terecht geko
men, waarvan alleen de naam gelijk
is met de door de oorlog zo ontstel
lend zwaar getroffen plaats.
Toch is dit hetzelfde Venray en voor
de oudere bewoners zelfs nog het
vertrouwde Venray, hoeveel er ook is
veranderd, waaraan ze nog altijd ge
hecht zitten met al de vezels van hun
gevoel.
Maar formidabel is het wat hier is
gebeurd sinds nu 25 jaren geleden,
de wederopbouw toch is aangepakt
en dat met 'n tempo dat des te wel
dadiger aandoet als men weet, dat de
wederopbouw vaak ernstig werd ge
handicapt door een burocratie, die
nu eenmaal het onvermijdelijke ne
venverschijnsel schijnt te zijn van
een menselijke samenleving, die or
ganisatorisch niet goed genoeg is in
gesteld op de haar tegenkomende
vraagstukken.
Uit een nota van het gemeentebe
stuur van Venray bij gelegenheid van
een administratief bezoek van de
commmisaris der Koningin op 20 oc
tober 1949 komt een eerste balans
naar voren.
EERSTE BALANS IN 1949
In die nota lezen wij o.a.:
Tot op heden werden van 853 zeer
zwaar beschadigde woningen en be
drijfsruimten er reeds 700 hersteld,
alsmede 810 van de 983 lichtere ge
vallen. Aangezien door het Bureau
Wederopbouw Boerderijen de werk
zaamheden zijn overgedragen aan de
Algemene Wederopbouw, zijn in de
ze gevallen ook begrepen: 150 boer
derijen, welke zwaar werden bescha
digd, doch herstelbaar waren.
De totale schade aan de evenge-
genoemde 853 woningen en bedrijfs
ruimten toegebracht werd getaxeerd
op 5.873.000,waarvan reeds voor
een totaal bedrag van 3.930.000,
werd verwerkt; voor de 983 lichtere
gevallen bedroegen deze cijfers resp.
1.750.000,— en 1.450.000,—
ONTHULLEND EN
VERBAZINGWEKKEND
Onthullend voor het tempo, waarin
de ontwikkeling van Venray steeds
sneller en sneller is verder gegaan,
is de passage over de woningbouw
sinds 1945.
Ik vraag daarbij uw aandacht voor
al te willen richten op de cijfers van
het totale bouwprogramma in die 4
jaren en die te plaatsen naast het
tegenwoordige bouwprogramma van 1
jaar.
Doordat door de oorlogshandelin
gen in totaal 165 woningen verloren
gingen, moest onmiddelijk hulp wor
den geboden en binnen vrij korte
tijd verrezen in onze gemeente 110
noodwoningen.
De inferieure kwaliteit van een aan
tal van deze woningen dwingt echter
tot versnelling van de bouw van per
manente woningen. Tot dusverre
werden door de gemeente reeds 97
woningwetwoningen gebouwd, alsme
de 30 blngalows, terwijl nog 56 moir
tagewoningen in aanbouw zijn.
De plannen voor nog 6 woningwet
woningen zijn ter goedkeuring voor
gelegd doch kunnen nog niet worden
gegund.
Ook op het gebied van de herbouw
werd veel verricht. Herbouwd wer
den 85 boerderijen en 27 woningen
en bedrijfsruimten, waarbij dan nog
genoemd kunnen worden de grote
herstel- en herbouwwerken aan de in
Venray gelegen gestichten.
Van 54 herbouwgevallen van wo
ningen is het FF-formulier nog in be
handeling, terwijl van de dan nog
resterende 84 gevallen nog geen FF-
formulier werd gereed gemaakt.
Deze groei van Venrays wederop
bouw is des te verbazingwekkender
als men zich daarbij realiseert vanuit
welke drijfzand-situatie men in 1945
moest starten: men had geen vaste
grond onder de voeten, niets was er
aan vervoer. Er waren geen physieke
sterke, goed gevoede mensen, en
geen mensen die van elders kon
den inspringen, want heel ons land
lag nog plat van ellende, waarbij het
westen juist de hongerwinter achter
de rug had. Men moest zelf maar zor
gen dat men zijn eigen wonden ver
zorgde.
Twee berichten uit die tijd kunnen
dat misschien nog eens toelichten:
Destijds maakte de PLEM aan de in
woners van Venray-kom bekend, dat,
met hulp der geallieerde legers - de
enige goed georganiseerde en goed
toegeruste instantie voor hulpverle
ning - maar waarvan de primaire taak
oorlogvoering was, - alleen voor ver
lichting electrische stroom beschik
baar kon worden gesteld, d.w.z. men
mocht per woning één lamp van max.
25 watt gebruiken, gedurende ten
hoogste zes uur per dag.
Ofschoon velen van ons al deze
ervaringen hebben meegemaakt, lig
gen ze al weer zover terug in ons
geheugen dat het lijkt alsof ze zich
afspeelden in een ander leven.
Een ander feit: wie in juni 1946
om kwart voor. acht 's morgens ver
trok uit Maastricht was 's avonds om
kwart voor zeven in Vlissingen.
Wij kunnen ons nu nauwelijks meer
voorstellen onder welke slijkzware
omstandigheden de wederopbouw is
begonnenEn toch, nog eens
velen van ons hebben het zelf mee
gemaakt.
DOORDOUWEN.
Maar de wederopbouw ging door en
op vele terreinen tegelijk. Van de
450 km wegen in Venray was in '44 'n
groot deel vernield en 29 bruggen
die er in lagen waren verwoest. Eind
1949 waren 19.7 km zandwegen en 10
km grindwegen hersteld en 39 km
had een nieuw wegdek, waarvan 20
km een asfaltdek.
Tegelijkertijd echter richtte Venray
z'n aandacht op de verdere toekomst.
Men realiseerde zich heel goed dat
alleen herstel van wat kapot was ge
maakt onvoldoende zou zijn om de
toekomst veilig te stellen. Het pro
bleem van de werkgelegenheid was
daarbij centraal en met grote slag
vaardigheid heeft het-Venrayse ge
meentebestuur het bezoek van de
commissaris der Koningin in 1949
stevig vast gepakt als een kans om
sterk te pleiten voor stimulering van
Venray als industriële kern; ofschoon
- en dat is toch wel tekenend voor
de sfeer waarin men toen nog alge
meen leeftde - het punt pas als 3e
verlangen naar voren werd gebracht,
na het poneren van verlangens inzake
de agrarische ontwikkeling en de her
bebossing.
INDUSTRIE GEVRAAGD
Ik kan niet nalaten een paar citaten
over dit onderwerp uit de nota aan
te halen.
„Ook met inachtneming van de bo
venbedoelde uitbreiding van 't grond-
areaal zal het niet mogelijk zijn bin
nen onze gemeente al de kinderen
van de landbouwersgezinnen in de
landbouw emplooi te doen vinden en
moet reeds thans worden uitgezien
naar een andere bestaansmogelijk
heid voor het grootste gedeelte van
onze opgroeiende landbouwersjeugd.
Temeer klemt dit, omdat de aard van
onze bevolking zich verzet tegen ver
trek uit eigen omgeving, zelfs wan
neer dit verhuizing zou betekenen in
ons land zelve. Emigratie valt hier
ook zeer weinig in de smaak. Een
dringende plicht is het dan ook om
over te schakelen en het karakter van
onze gemeente meer te doen neigen
naar de industrie".
„Is dit nodig voor het opvangen
van een groot deel der landbouw-
jeugd, in niet mindere mate is dit het
geval voor de jeugd van onze kinder
rijke arbeidersgezinnen. Steeg het
aantal arbeiders in de laatste jaren
aanzienlijk, annex hieraan gaan de
uitbreiding van het toekomstig leger
van arbeidsbehoeftigen. Reeds eerder
werd dit door het gemeentebestuur
naar voren gebracht en het mag hier
wel worden herhaald, dat, wil men
onze gemeente en de op haar geori-
enteerde omgeving voor verpaupering
behoeden, wil men haar maken tot
een gelukkige en welvarendë streek,
vereist is, dat binnen zeer afzienbare
tijd in onze gemeente een groot aan
tal mildelgrote bedrijven komen, van
een gevariëerd karakter. Van de zij
de van de gemeente wordt alles in
het werk gesteld, om dergelijke be
drijven aan te trekken. Tot op heden
mocht dit in twee gevallen gelukken,
een derde geval is in een vergevor
derd stadium van bespreking, terwijl
met een vierde industriëel dp onder-
handelngen eerst een aanvang heb
ben genomen".
SUCCES
Dit pleidooi had succes, want in
1951 werd Venray als te stimuleren
kern aangewezen.
Overzien wij nu wat er allemaal is
gebeurd sinds 1945 dan kan niet an
ders dan worden gesteld dat Venray
zich - met de rest van ons land - op
een verbluffende manier heeft her
steld van de oorlog - en daarin zit
een geweldige krachtsinspanning van
veel plaatselijke mensen - en dat het
tevens kans heeft gezien een van de
meest spectaculaire ontwikkelingen
buiten de randstad te realiseren.
De bevolking groeide in die 25 jaar
van 16.500 tot 26.000 dat is dus een
toename van bijna 10.000 inwoners.
Het woningbestand groeide van
2.000 in 1945 tot 3350 in 1960 en tot
5300 in 1970.
ONDERWIJS
Er werden in die 25 jaar 30 nieuwe
scholen gebouwd, de uitbreiding of
verbouwing van bestaande scholen
en de bouw van noodscholen buiten
beschouwing gelaten, tot een bedrag
van 8.080.000,Naast de voorzie
ningen voor het kleuter- en lager on
derwijs, betekende dit vooral dat ver
schillende streekscholen voor voort
gezet onderwijs of van start gingen
of nieuwe werden gehuisvest.
Het aantal leerlingen in het kleu
teronderwijs groeide van 306 in 1950
tot 1.115 in 1970. Het lager onderwijs
groeide in diezelfde tijd van 2.346 tot
3.287 leerlingen en het middelbaar
onderwijs van 250 tot 1.353.
ZIEKENHUIZEN
Bijzonder groot is ook geweest de
groei van de beide psychiatrische
ziekenhuizen en het algemeen zie
kenhuis. Uitgedrukt in bouwkosten
komt dit neer op een bedrag van
37.211.500,
INDUSTRIE
De belangrijke industriële ontwik
keling van Venray vindt ook z'n weer
slag in de bouwactiviteiten die in to
taal een bedrag van 33.238.500,
belopen.
Om deze ontwikkeling goed te kun
nen laten verlopen werden zeer be
langrijke voorzieningen in de sociaal
culturele sfeer getroffen.
INFRA-STRUCTUUR
Ik moge daarbij verwijzen naar de
realisering van de schouwburg, het
overdekt- en openluchtbad, de ge
meenschapshuizen in Oostrum, Ys-
selsteyn, Oirlo, Vredepeel en Leunen
en op de bouw van het sociaal-me
disch centrum, binnenkort aangevuld
met de bouw van een nieuw arbeids
bureau.
WERKGELEGENHEID
De werkgelegenheid groeide tot
8.929 per 1 juli 1969, 'n toename van
2.669 in de laatste 10 jaren. Deze zal
alleen in de industriële sector toe
nemen met 3.000 in de komende 5
jaren.
Daarmee zijn we ongemerkt terecht
gekomen in onze tijd.
Wat we in de vijf en twintig achter
ons liggende jaren in Venray heb
ben zien gebeuren, is een indruk
wekkende getuigenis van menselij
ke spankracht, van geloof in de
toekomst, van uithoudingsvermogen
en van durf.
OORDEEL VAN DE TOEKOMST
Toch is het niet meer dan de ma
teriële, de ruimtelijke en financiële
neerslag van al dit handelen. Wan
neer echter toekomstige generaties
over deze periode zullen oordelen,
dan zal het niet primair om deze
ontwikkeling zijn, die hun aandacht
zal vragen of hun bewondering zal
weten te verkrijgen. Want juist door
de nog steeds versneld voortgaande
technologische ontwikkeling en ook
door het perspectivisch bedrog, waar
door op afstand onderlinge verschil
len kleiner lijken te worden, zal men
dez prestaties minder sterk taxeren
dan wij dat kunnen doen, die deze
groei zelf mee maken.
Veel belangrijker zal worden ge
waardeerd, wat er in de geesten en
harten der mensen is veranderd in die
tijd. En dat is van zo'n betekenis dat
het de materiële krachtsinspanning
ver overtreft en er tevens nog meer
reliëf aan geeft, omdat het richting
gevend wordt voor de toekomst.
Het is trouwens ook de eigenlijke
achtergrond die" de vijf en twintigste
herdenking van de bevrijding van het
nationaal socialisme zijn zin geeft.
Immers al de materiële verwoesting
en het antwoord er op van de weder
opbouw zijn op zich niet zo beteke
nisvol dat men ze jaarlijks in de her
innering moet terugroepen. Wij be
hoeven slechts te denken aan de wa
tersnood die in 1953 grote delen van
ons land trof en het daarop gegeven
antwoord van het Deltaplan. Dit ge
beuren van die natuurramp ligt al
weer ver achter ons, en in onze her
innering, maar ook ijl onze emotio
nele beleving.
De bezetting en de bevrijding niet.
WAARDEN.
Dat is hieruit te verklaren dat de
oorlog in wezen een strijd is geweest
om het beeld van de mens en zijn
samenleving, over de waarden die 'n
mensenleven waard maken te leven,
zozeer zelfs dat mensen - merwaar-
dige schijnbare tegenspraak, die al
leen in geloof is op te lossen - be
reid zijn er voor te sterven. Inzet is
geweest: de mogelijkheden, die de
mensen om hun geluk te kunnen op
bouwen, moesten kunnen h<ïuden,
door zich in vrijheid (d.w.z. vanuit
eigen vermogens) te kunnen ontplooi
en, daardoor aan hun eigen leven zin
te geven. Want in tegenstelling tot
andere levensvormen op deze aarde,
ervaren wij mensen dat wij, zij het in
beperkte mate, ons leven en zijn rich
ting zelf kunnen bepalen. Dat kan be
ter naarmate wij zo weinig mogelijk
gehinderd worden door belemmerin
gen in ons zelf en belemmeringen in
onze omgeving, en dus van vooroor
deel, van angst, van druk, los kun
nen raken.
Als ik dit zo zeg, dan is het dui
delijk dat een dergelijke strijd van
de mensen om eigen lot en dat van
andere mensen, tijdgenoten en hen
die later komen, niet is beslist met
het einde van een oorlog.
NA HET EINDE
Wij zouden ook kunnen zeggen dat
het proces van de bevrijding nog
steeds in gang is; ik zou daarbij in
herinnering willen brengen de woor
den van John Kennedy bij zijn inau
guratie als president der Verenigde
Staten in 1960 „Als één mens in
slavernij verkeert, zijn wij allen nog
niet vrij".
Nemen wij deze woorden ernstig,
dan is het ideaal waarvoor zo velen
stierven, velen misschien zonder het
zich klaar bewust te zijn, maar velen
ook in volle bewustzijn van het waar
om van hun levensoffer, nog steeds
inzet van strijd.
Wij genieten nu een vrijheid,
die velen ons benijden: vrijheid van
overtuiging, vrijheid van meningsui
ting, maar ook hier zijn nog velen die
innerlijk onvoldoende vrij zijn van
angst, van angst vaak hen aangedaan
door medemensen, die hen willen
overheersen.
REVEIL VAN
JONGERE GENERATIE
Het is daarom ook juist tegen de
ze achtergrond dat wij een reveil
meemaken van een jonge generatie,
die los schijnt te komen van juist de
ze angst en die van daaruit geen ge
noegen meer neemt met een aantal
samenlevingsstructuren, die vrijwor
ding van mensen belemmeren.
Het ligt voor de hand dat dit pro
ces niet moeiteloos loopt dat de hou
ding en de intentie van nieuwlichters
met wantrouwen wordt bekeken door
hen, die zich met de gegeven orde
der verhoudingen hebben kunnen vin
den.
Dat wantrouwen wordt des te gro
ter, naarmate men ook meer materi
ele belangen heeft bij handhaving van
de status quo.
Een mens moet heel weinig baat
zucht hebben om veranderingen aan
te durven, die hem misschien in zijn
hart wel aanspreken, maar die een
risico betekenen, een stuk verworven
heid mogelijkerwijs aantasten.
Het wordt des te moeilijker ge
maakt om zich zo onbevangen op te
stellen omdat deze vernieuwing vaak
doorzet in geweld en verzet, in af
braak en vernieling. Zonder dit te wil
len goedpraten zou ik er toch op wil
len wijzen dat men de betekenis der
franse revolutie ook niet alleen mag
beoordelen naar de bestorming der
Bastille en het handteren der guillo
tine. En dan waren deze uitingsvor
men van revolutie vele malen geweld
dadiger en wreder dan onze krakers
van lege woningen of het belemme
ren van het wegverkeer door op de
straat gaan zitten.
VERANDERING VAN
WAARDERING
Het is misschien goed om, ter rela
tivering van eigen standpunt nog 'ns
uit de herinnering terug te halen, hoe
onze waarderingen en inzichten op
tal van terreinen waren in 1945, in
1955 en nu.
Wie vindt in katholieke kring het
nog nodig zich druk te maken over
het processieverbod, toch jarenlang
een punt waaraan veel katholieken
zich ergerden en dat constant on
derwerp was van politieke aktiviteit.
Kunt u zich nog de felle discussies
herinneren rond 'de voetreis naar Ro
me' van Bertus Aafjes, en weet u nog
dat de voorvechter voor het conser
vatisme toen was de hoofdredacteur
van 'de Linie', de voorganger van de
thans toch zeer progressieve en link
se 'Nieuwe Linie'.
Wie zou nu nog de zondagswet on
derschrijven zoals ze is tot stand ge
komen, gesteld al dat een dergelijk
wetsontwerp nog zou worden inge
diend.
Hoe waren de gedachten van velen
over het dansen in openbare dans
gelegenheden? Het is niet zo heel
lang geleden dat veel mensen von
den dat dit dansen stevig beperkt
moest worden gehouden.
Wat is het vraagstuk van de ach
terstelling van katholieken en open
bare functies niet altijd weer opnieuw
een argument geweest om wantrou
wig te staan tegenover andersden
kenden.
Hoe zijn de inzichten gegroeid
over gemengd zwemmen; weet u nog
dat dit een ernstig thema was in de
strijd tegen de zedenverwildering -
waarbij het strijdtoneel later werd
verlegd van het gescheiden zwem
men naar het gescheiden zonneba
den?
Wie hoort tegenwoordig nog pra
ten over het grote obstakel van de
verzuiling van ons openbaar leven?
Ik noemde u een paar voorbeelden
die natuurlijk heel gemakkelijk met
tientallen en met honderdtallen zo
den zijn uit te breiden. Leest u er
het „Rijke Roomse Leven, Mannen,
Broeders of Taaie Rooie Rakkers"
maar eens op na en u zult ervaren
dat u nu met een wat vergevende
glimlacht terugkijkt op zaken die nog
niet zo lang terug in de historie, in
ons eigen levenstijdperk, hete hang
ijzers waren in het openbare leven.
HERWAARDERING
Wij kunnen niet anders dan signa
leren dat wij in een tijd leven van
een grondige herwaardering van veel
maatstaven die ons reguleren. En te
gelijkertijd kunnen we dan noteren,
dat in vijf en twintig jaar meer is
veranderd dan in eeuwen daarvoor.
Daarbij is het een moeilijke opga
ve om met handhaving van wezen
lijk waardevolle opvattingen datgene,
wat cultuurtijd- of generatiegebon
den is, in die betrekkelijkheid te aan
vaarden en dus te aanvaarden dat an
deren anders zijn of handelen en toch
niet slecht of verkeerd of verdorven
hoeven te zijn.
VRIJHEID
Een van die fundamenten waarin
wij sterk staan en waarop wij sterk
moeten blijven staan is het goed van
de vrijheid, vrij van overtuiging, vrij
in meningsuiting, vrij van gebrek en
vrij van angst. Want die vrijheid was
inzet van die afschuwelijke oorlog, die
nu 25 jaar geleden werd afgesloten,
maar waarvan de naweeën ons vaak
nog pijn moeten doen in de onvrij
heid die ook nu nog anderen wordt
opgelegd.
Wij moeten om te beginnen zuinig
zijn met dit grote goed in eigen han
den, door met grote kracht elk stel
sel af te wijzen dat vrijheid voor zich
zelf opeist, maar ze anderen wil ont
zeggen.
Wij, de middelbare en oudere ge
neratie, moeten de jongeren levens
ruimte geven om de samenleving en
zeker eigen leven anders in te rich
ten dan wij het zouden doen, want
aan hen is de toekomst.
BEGRIP VOOR
HET VERLEDEN
De jonge generatie, voor wie we
reldoorlog 2 historie is, waar ze ge
voelsmatig even ver van weg staan
als van de Frans - Duitse oorlog in
1870, en die geen honger, geen be-
staansonzekerheid kent, moet leren
te begrijpen dat het velen mateloos
ergert steeds weer opnieuw opge
jaagd te worden, nu zij eindelijk de
kans hebben om te genieten van de
goede kansen van het leven. Want
dezen hebben vaak geleefd onder
druk van de angst voor een goede
betrekking, angst voor of ervaring
van te weinig eten, zorg om een be
staan, dat op de grens lag van ver
kommering en tenslotte de angst om
de toekomst zelf. Het schelden op
een consumptieve maatschappij wordt
wat verdacht als 't gebeurt door hen
die consumptief goed verzorgd wor
den en die daarenboven ook nog van
de samenleving, dat wil zeggen de
anderen, vragen dat zij hun leven
moeten kunnen leiden, ludiek en zon
der zorg, maar dat anderen betalen.
Een dergelijk begrijpen is een las
tige opgave en de strijd om de over
tuiging van de ander zou eerst ieder
in zichzelf moeten uitvechten en mag
dan pas de straat op worden ge
bracht.
Het alternatief echter voor deze
moeilijke opgave van de gave der
vrijheid is de hang naar de sterke
man of de vlucht in de gewelddaige
revolutie.
Het moet de grote les zijn van het
historisch keerpunt dat de oorlog
1940-1945 was en die wij proberen te
leren in onze democratische staats
inrichting.
GELOVEN IN DEN ANDER
Chesterson zegt in zijn orthodoxie:
„dit is het eerste principe van onze
democratie: dat de essentiele dingen
en de mensen, die dingen zijn welke
ze gemeen hebben uit de dingen die
ze elk afzonderlijk hebben. En het 2e
principe is louter dit: dat hef poli
tiek instinct of verlangen een van die
dingen is, die ze gemeen hebben".
„De democratische instelling is dat
regeren iets is als verliefd worden.
Dat is iets dat de mens zelf moet
doen".
Ik zou u willen uitnodigen om dat
geloof in de ander en in ons zelf, te
willen nemen als uitgangspunt van
deze herdenking van bevrijding en
wederopbouw.
Het proces van de vrijmaking van
de mens, dat wil zeggen het mysterie
der menswording, gaat door. Naar
de maat waarin wij daaraan kunnen
meedoen, doorbreken wij de enge
ruimte van onze individualiteit, vin
den ons samen met anderen en doen
dan de verrassende ontdekking dat
in diepere diepten van ons eigen be
staan rijkdommen van gelukservaring
voorhanden lagen die wij niet wisten.
Deze levenservaring door te mogen
geven aan de toekomstige generatie
is onze taak.
Het is een prachtige opdracht en
wij moeten ze uitvoeren