gemeenten samenvoegen nr en ay do [et rp k en. GELD GEL ELD GEL GELD BAKENS remmen bekendmaking geldzegelaktie n i (Qieemde veióchillen Pompeii Baltissen bij vergoeding per leerling inspraak van burgerij is vaak moeilijk Textiel en modes USSELSTEIJN Grotestraat Venray een geldzegel is meer waard VRIJDAG 7 MAART 1969 No. 10 NEGENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS grotestra/?P28^POSTBUII SM3ES WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN PRIJS PER KWARTAAL (builen Venray 125) Met de vaststelling van een vergoeding van 112,per leerling voor de lagere scholen heeft Venrays gemeenteraad enige moeite gehad. En Venrays raad niet alleen, want in Wanssum bijv. heb ben de onderwijzers van die gemeente al protest aangetekend te gen de volgens hen te lage gemeentelijke exploitatievergoeding, die voor 1969 daar door de raad is vastgesteld op 90,In de ge meente Bergen was het voorstel van het gemeentebestuur om 105,per leerling te gaan geven. „Neen", zei de gemeenteraad en maakte er kennelijk op instignatie van de onderwijzers 110,- van. Maar in Grubbenvorst, waar B. en W. 110,voorstelde, mede op voorstel van de Inspectie, vond de raad 103,genoeg. Zet men de cijfers voor deze streek oij elkaar dan luiden die: Vienray 112, Wanssum 90, Meerlo 110, Broekhuizen 105, Grubbenvorst 103, Arcen 110, Bergen 110, Boxmeer 123,25 Vierlingsbeek 120, Niet alleen zitten er verschillen tussen de Limburgse buurtgemeen- ten, doch nog grotere met de Bra bantse. Die verschillen zijn op lan delijk niveau nog een stuk groter. Een verslaggever van De Tijd heeft zich hierin verdiept en naar aanlei ding van het feit dat bijv. Gilze- Rijen 125,per leerling uitbetaalt zijn bevindingen neergeschreven. We haken hierop nader in. GEMEENTELIJKE VERGOEDINGEN De gemeentelijke vergoedingen ter bestrijding van de materiële exploi tatiekosten van de lagere scholen zijn al jaren in discussie. Hierbij hoort men herhaaldelijk twee wets artikelen noemen: 55bis en 101, 2e lid (van de lageronderwijswet 1920). Iedere gemeenteraad moet jaarlijks vóór 1 maart een bedrag voor de openbare scholen vaststellen (art. 55 bis). Dat bedrag dient voor het in standhouden van de gebouwen en terreinen, het onderhoouden van het schoolmeubilair, het aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften, uitgaven voor verlichting, verwar ming en schoonmaken, uitgaven voor de schoolbibliotheek en „andere uit gaven ter verzekering van de goe de gang van het onderwijs". Volgens artikel 101 geldt voor de bijzondere scholen hetzelfde bedrag als voor de openbare. Als een ge meente geen openbaar onderwijs heeft, moet de raad voor de bijzon dere scholen het bedrag per leerling vaststellen. Hierbij is de maatstaf: „wat voldoende moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verke rende school". Over wat „redelijke" behoeften zijn, blijkt zeer verschil lend geoordeeld te worden. VERBAZING Bij het Centraal Bureau voor de Statistiek verschijnt ieder jaar een cijferopstelling, die telkens weer een wonderlijke variëteit van bedragen te zien geeft. Tegensover Katwoude met het maximum van 212.48 staat (in 1968) Meeden in Groningen met het minimum van 62.28. Enkele cijfers van grote steden boven de rivieren: Den Haag 142.47, Rotter dam 150.07, Utrecht 150.26, Arn hem 153.61, Haarlem 156.71, Am sterdam: 198.61. Maar elders: Vlis- singen 132.30, Maastricht 111.50, Middelburg 110.84, Tilburg 108,-, Eindhoven 105.53, Helmond 101.50, Venlo 97.50, Roermond 96,-, Den Bosch 91.26. Cijfers heten dor te zijn, maar deze cijfers worden jaarlijks door vele onderwijzers en schoolbestuur ders met grote belangstelling beke ken; men groepeert ze op allerlei wijzen en houdt er vaak evenveel verbazing als ergernis aan over. Het landelijk gemiddelde ging van 66.88 in 1964 geleidelijk omhoog tot 102.38 in 1968, maar lang niet alle gemeenten volgen die lijn. De pro vinciale cijfers van 1968 lopen uit een van 93.50 voor Noord-Brabant tot 114.10 voor Drente. En binnen de provincies zijn er weer uitschie ters, zowel naar boven als naar be neden. Voorbeelden: in Zuid-Holland Piershil met 66.49 tegenover Kedi- chem met 190.64, in Limburg Klimmen met 70,tegenover Bel- feld met 116,in Brabant Waspik en Esch met 75,tegenover Woudrichem met 119 (Waspik komt dit jaar op 100). In de wirwar van cijfers verdient verder nog bij zondeer aandacht het aantal gemeenten met minder dan 50.000 inwoners en een vergoedings bedrag beneden de honderd gulden. Dat zijn in Groningen 12 van de 54 gemeenten, in Friesland 8 van de 43, in Drente 6 van de 33, in Overijssel 23 van de 48, in Gelderland 74 van de 101, in Utrecht 28 van de 45, in Noord-Holland 34 van de 107, in Zuid-Holland 86 van de 143, in Zee land 32 van de 78, in Brabant 98 van de 135 en in Limburg 80 van de 106. Ook in deze opstelling komen de zuidelijke provincies er niet goed af. KORREKTIES Met het interpreteren van deze cijfers moet men voorzichtig zijn. Het noorden van het land heeft naar verhouding meer oude schoolgebou wen: de onderhoudskosten daarvan zijn hoger en dat komt tot uitdruk king in de gemeentelijke vergoe dingsbedragen. In het zuiden is het schoonhouden van de scholen min der duur en op die grond kan het zuidelijke vergoedingsbedrag dus la ger zijn. De statistiek vermeldt ook niet de verhogingen achteraf die door de gemeenteraad of door een beslissing van gedeputeerde staten of van de Kroon tot stand kunnen worden gebracht. Zo zijn er meer faktoren die de tegenstellingen wat kunnen afzwakken. Maar ook na die korrekties blijven er frappante verschillen. Zij, die zich in het zuiden over deze zaak druk maken, will/en niet speciaal Amster dam met bijna 200 per leerling, maar ook met het grootste begro tingstekort per inwoner ten voor beeld nemen, maar men kijkt wel naar andere plaatsen in het noorden die evenals gemeenten in het zui den met moeite de eindjes aan el kaar kunnen knopen en die toch met een veel hoger bedrag per leerling te boek staan. Het zich willen vergewissen van dat de school nodig heeft en de al gemene visie op de betekenis van het onderwijs spelen in de ge meentelijke sfeer ook een rol. In dit opzicht schijnt men zich in ka tholieke gemeenschappen over het algemeen minder druk te maken dan elders. Menige gemeente moet zich ook hebben laten inspireren door wat haar buurgemeenten de den en doen: daar volstond men toch ook met een bescheiden be drag UITGEKIEND Het r.-k. centraal bureau voor on derwijs en opvoeding waarschuwde de scholen het vorig jaar dan ook dat de cijfers van het CBS niet het geschiktste uitgangspunt waren om bij de gemeente hogere bedragen per leerling te bepleiten. Men zou met nauwkeurig samengestelde be grotingen het behoefte-element van de scholen moeten aantonen. Niet alleen de gemeentebesturen, maar ook de schoolbesturen zelf laten het er wel eens bij zitten. Het is ook voor een gemeentebestuur dat wél wat wil ondernemen op dit terrein, moeilijk in beweging te komen wan neer het niet voldoende cijfers voor geschoteld krijgt. De invoering van een centrale schooladministratie in het dekenaat Venray kan evenals elders het geval is geweest, wellicht in de toekomst precies aantonen wat de scholen precies nodig hebben. En op grond van die begrotingscijfers kunnen dan hopelijk de telken jare terugkeren de debatten over dit onderwerp ach terwege blijven, terwijl de scholen en vooral de kleinere en oudere wellicht dan iets meer soulaas krijgen dan thans dikwijls het geval is. Burgemeester Schols van Venray heeft in zijn jaarrede 'n onderwerp behandeld dat, blijkens reakties nu reeds vele gemoederen bezig houdt. Naar aanleiding van het feit dat in 1968 Ged. Staten van Limburg de Noord-Limburgse gemeenten, waar onder ook Venray, uitnodigden om een studie te maken van een ge meentelijke herindeling en hun me ning hierover te zeggen aan dit col lege, wees burgemeester Schols er op dat er toen een belangrijke be slissing is genomen. Niet alleen door Venray, maar door alle betrokken gemeenten. Ze hebben namelijk in het samenwerkingsverband van het ontwikkelingsorgaan Noord-Limburg aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opdracht gegeven over deze herindeling rapport uit te bren gen. Een heel andere situatie dus als wat gebeurd is in Zuid-Limburg, waar Ged. Staten op een gegeven ogenblik een voorstel ter tafel brachten om maar liefst 62 gemeen ten terug te brengen tot 14. Een en ander zonder praktisch enige voor kennis van de betrokken burgers, noch van de betrokken gemelenten. In „ons" geval kunnen dus de ge meenten zelf hun stem laten horen en men heeft o.i. terecht ge meend dat men het best op de bo vengenoemde weg te werk kan gaan. Dit temeer omdat duidelijk voorop gesteld is en Drs. Schols heeft dat nog eens extra benadrukt, dat niet alleen de gemeentebesturen bij dit onderzoek betrokken worden, maar ook de burgers, via hoorzittingen en dergelijke Als deze hoorzittingen inderdaad gehouden worden niet alleen om de burgerij kennis te laten nemen van, doch ook om hun mening te vra gen over een gemeentelijke herinde ling, dan is een behoorlijke inbreng van ook van die kant mogelijk en kan men terecht stellen dat hier de betrokken burgers inspraak hebben. We willen nu even voorbij gaan aan het feit dat Venrays burgerva der zich afvroeg of het wel juist is dat hangende dit onderzoek bestuur ders en publiciteitsmedia thans reeds bepaalde claims op tafel leg gen en uitspraken doen over deze materie, maar op iets anders wijzen, dat in dit verband toch wel uiter mate belangrijk is. We vragen ons op de eerste plaats af of het mogelijk is in Noordelijk Noord-Limburg een goed herinde lingsplan op tafel te krijgen, zonder dat daarbij ook de aan de ander* kant van de Maas liggende Bra bantse gemeenten betrokken wor denMaar dat zal de tijd lenen. Als echter aan gemeentegrenzen ge knabbeld kan worden, mogen o.i. provinciale grenzen ook geen obsta kels vormen, die ze in het verleden zo dikwijls waren. Maar op de tweede plaats vragen wij ons af hoe de „burgerlijke" in breng wel moet wezen en zal zijn. Men weet op het ogenblik dat men tot herindeling van gemeenten wil overgaan omdat men daardoor een beter bemand en goed geoutilleerd plaatselijk bestuursapparaat tot stand kan brengen, dat in staat is tot een krachtig plaatselijk bestuur en goed tegenspel kan leveren tegen provinciale en landelijke bestuur ders. Burgemeester Schols stelde al, dat slechts een spel en tegenspel van gelijkwaardige krachten een evenwichtig geheel van verzorging der overheidstaak oplevertDit zou dus een krachtig argument zijn voor herindeling en voor grotere ge meenten Jammer genoeg is de voorgeno men samenvoeging van Wanssum en Meerlo voor dit argument wel een slecht voorbeeld. De tegenstanders van deze samenvoeging hebben o.i. gelijk als ze zeggen dat het bestuur lijk apparaat daarvan niets of niet veel beter kan worden Er zijn echter ook, laten we ze noemen „tegen-argumenten". Drs. Schols wees daarop toen hij zei dat in de thans bestaande gemeenten 'n door de geschiedenis gegroeid even wicht is ontstaan, waardoor men weet wat mogelijk is en waar de grenzen van eigen vermogen liggen. Dat evenwicht gaat bij samenvoe ging tot grotere gemeenten verloren, brengt al onrust mee, met alle kwa lijke gevolgen van dien. Bovendien wordt in een grotere gemeente het bestuurlijk handelen ondoorzichtiger en voelt de burger nog meer dat over hem gehandeld wordt, doch zonder hem, met ook weer alle kwa lijke gevolgen van dien Onze vraag is nu hoe de burger bij dit onderzoek zijn „inbreng" zal hebben. De een zal den goed be stuurlijke apparaat als alles zalig makend ervaren, de ander zal meer waarde hechten aan het historisch gegroeide, meer voelden de oude en vertrouwde gemeenschap te bewa ren. En bij dit alles zal een grote hoop sentiment komen, die een goed oordeel vertroebelen zal. Ook hier is wat bv. in Wanssum gebeurt een voorbeeld Ons lijkt het nuttig en voornaam toe dat naast het onderzoek dat door de Vereniging van Nederlandse Ge meenten wordt opgezet, ook de bur gers gaan pogen een goed oordeel te kunnen geven. Dat vraagt voorbe reiding en tijd, dat vraagt inzicht in de materie, los van sentimenten en .vooroordelen, los van wantrouwen en onderlinge concurrentie. Als men wacht tot deze Vereni ging eens een keer een zgn. hoorzit ting gaat houdën, dan vrezen we, dat hier weinig van terecht zal ko men. Dan zullen voor- en tegenstan ders elkaar overschreeuwen en de grote massa komt niet aan bod of reageert als het te laat is. Men zal nu moeten beginnen de burgerij voor de komende gebeurte nissen voor te bereiden, hen moeten helpen bij hun oordeel-vorming en hen mee laten praten of annexatie en samenvoeging wel het ideale is. Of een beter bestuur misschien ook mogelijk is als kleine gemeenschap en bepaalde bevoegdheden over dragen die bovenplaatselijke belan gen raken en op die wijze toch hun zelfstandigheid kunnen behouden. Inspraak in deze toch al moeilijke materie is slechts goed mogelijk als naast de Vereniging ook de burgers zich gaan verdiepen in het vraagstuk hoe ze hun gemeenten beter be stuurbaar maar ook beter leefbaar maken. En hiervan is tot heden nog maar zo bitter weinig merkbaar Onze aktie betreffende de waardecheques zal in de volgende krant worden bekend gemaakt. Het was n.l. onmogelijk om de plannen van de gezamen lijke winkeliers voor deze krant nog uitgewerkt te krijgen. Wij vragen U dus nog even geduid te hebben. De akties zullen, zoals voorheen, zeer aantrek kelijk worden. Zorg dus dat U Uw zegelboekjes inwisselt tegen afgifte van een waarde- cheque, daar de aktie speciaal op de waardecheque is ingesteld. HET BESTUUR GELDZEGELAKTIE. gegarandeerd goed MEESTERWERKEN VAN Z TOT A GELDZEGEL

Peel en Maas | 1969 | | pagina 5