Oecumene Onkerkelijkheid in Nederland Als hel nu gebeurde.... WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Bij kaarslicht DINSDAG 24 DECEMBER 1968 No. 52 NEGEN EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 2727 GIRO 1050652 ADVERTENTIEPRIJS 12 cl p«r mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL (buiten V.nroy 2.25) Al is het donker in de wereld, al is er veel onenigheid, Toch, overal in vele landen ontsteken de devote handen de kaarsjes die weer helder branden en aan dit feest zijn toegewijd. Al valt het moeilijk in ons leven al drukt de zorg ons dag en nacht, is weinig vreugde ons beschoren, wij mogen weer de Boodschap horen het heilig Kind is ons geboren Dat vele eeuwen werd verwacht. Daarom is Kerst een feest vol vreugde, vervulling van een diepste wens, waarop men dankbaar mag aanvaarden dit godsgeschenk va ngrote waarde, Dat Vrede brengt op onze aarde en Welbehagen in de mens. Al zijn er groten in de wereld, waarop de aandacht is gericht, Hun dreigementen met atomen, Hun macht, wordt hun weldra ontnomen Door Hem, die op de aard' gekomen, Als Koning slechts in doeken ligt. Jaap Mijderwijk. Er is een Amerikaanse toneelstuk, waarin de geboorte van Christus in omstandigheden van deze tijd ge situeerd wordt. Denkt u zich dat eens in. Dat Jezus geboren zou wor den op dit ogenblik. Zo u wilt, weer in Betlehem, maar dan in het mo derne Betlehem. Niet in een stal dus, maar waarschijnlijk in een ga rage. De gang van het Evangelie verhaal behoeft verder niet zo ver uiteen te lopen met de gang van za ken zoals deze nu zou kunnen zijn. En het behoeft niet eens weer in Betlehem te gebeuren, men kan het in iedere stal of dorp vn de we reld situeren. Misschien in eigen woonplaatswellicht in uw eigen garage Veronderstel dat dit geschiedde, wat zoudt u dan doen? Wat zoudt u er van denken? Hoe zoudt u han delen? We nemen aan, dat u de boodschap krijgt, van mensen waar in u wel moet geloven, dat God's zoon daar vlak bij u geboren is. Dat als het ware God zelf daar dus is. Dan staat u onmiddellijk voor de vraag: durft u naar Hem toe? Durft u op dit ogenblik de confrontatie met God aan? Zo lang het feit zich niet in wer kelijkheid voordoet, zult u daar ver moedelijk ook geen antwoord op durven egven. Dan kunt u het zich nauwelijks indenken. Twee duizend jaar geleden echter waren er men sen, die voor dit feit stonden en zich er ook bewust van waren. Daarvoor verwijs ik u nu overigens naar het bijbelverhaal. -H- De geboorte van Christus zou ook op dit ogenblik een werkelijkheid kunnen zijn. Waarom niet? De mees ten van ons geloven in God, zijn in dat geloof opgegroeid en opgevoed. We leven in een maatschappij, die gegrondvest is op deze gedachten en dagelijks wordt men met de uitin gen er van geconfronteerd. En nu bereikt u de boodschap van het daadwerkelijk aanwezig zijn van de Heiland. Vermoedelijk zult u op hetzelfde moment beseffen, dat het er nu om gaat. U kunt dit boodschap en dat wéten niet meer ontlopen, nemen wij aan. Er blijven u slechts twee mogelijkheden: vluchten of naar Hem toe gaan. U zoudt op dat mo ment beslist niet meer kunnen zeg gen: we gaan daar of daar lekker eten en ons vermaken. De lust daar toe zou u ontbreken, want daarvoor is dat bijzondere gebeuren te ingrij pend. Ook in uw leven. Er blijven dan slechts twee mogelijkheden: gaan of vluchten. Waarschijnlijk kunt u niet zeggen wat u zou doen. Het op dit moment eerlijk zeggen, zonder farizeïsme, zonder schijnheiligheid, zonder angst en zonder bluf, kunt en durft u ver moedelijk niet. Voor het durven gaan naar Hem is immers een vol komen ontluistering van u zelf no dig. Een afstand doen van alle trots en zelfzuchtigheid, van al het ver worvene en van alle twijfel en laf heid, zó dat er niets anders over blijft dat het naakte ik, net zoals men geboren werd. En wil men vluchten, dan blijft immers de we tenschap, dat men toch niet aan Zijn aanwezigheid kan ontkomen; dat die overal elders ook merkbaar zal zijn, waarheen men ook gaat of verblijft. -H- Wanneer u zich de hier gestelde vaag diep indenkt, dan zult u voor dezelfde twijfel staan. Voor ieder mens is het o zo moeilijk om al het verworvene, materieel en geestelijk, van zich af te zetten en dan alleen maar te kunnen zeggen: hier ben ik, met niets en met niemand, alleen maar een schepsel. En dat is toch de enige mogelijkheid om zonder angst de Boodschap tegemoet te zien en naar Hem toe te gaan. En kan niet ieder ogenblik het in de kerstnacht gesitueerde wonder opnieuw ge schieden en kunt u niet ieder ogen blik geroepen worden OECUMENISCHE GEZINDHEID VOOR JONGEREN VANZELFSPREKENDE ZAAK? Dat de kerk van Christus één behoort te zijn is een gedach te die reeds de apostel Paulus bezielde. Hij wees reeds op ht bestaan van partijen in de gemeente Corinthe en ver oordeelde dit partijschap. De christelijke wereld is al eeuwen een verdeelde wereld. Het christelijk bewonen der aarde geschiedt allerminst in eensgezindheid. Zij die tot de ene Kerk van Christus be horen, zijn onderling verdeeld. Hoewel bestemd om een lief desgemeenschap te zijn, wint de liefdeloosheid het helaas vaak van de liefde. De oude weerstanden in kerken en gemeenten, waardoor men toch maar het liefst zichzelf blijft en geen offers voor de eenheid der kerk wil brengen, zijn soms even taai als lianen in een oerwoud. Toch gaat de oecumenische gezind heid meer en meer gestalte geven aan het denken en leven in onze tijd. Vooral de jongeren brengen meer gevoel op voor alles wat oecumenisch is. Het verlangen om op zijn minst met andersdenkenden van gedachte te wisselen gaat het meer en meer winnen van theologische en kerkelijke situaties. DOORBRAAK NAAR OECUMENISCHE MENTALITEIT Het woord „oecumene" heeft een profane betekenis. In de bijbel is oecumene „de wereld", zoals die wordt bewoond door de mens. Pas in de eerste eeuwen van onze jaar telling krijgt het woord kerkelijke betekenis. Zo werd bijvoorbeeld het Concilie te Nicea een oecumenisch concilie genoemd. De verdeeldheid der christelijke kerk werd reeds in 1054 een feit, toen de katholieke kerk in een rooms-katholieke en een oosters-orthodoxe was uiteenge vallen. Maar de drang naar eenheid bleef. Op het concilie in Florence (1439) probeerde men zelfs de breuk te lij men. Ook Calvijn en Luther hebben op het bijeenroepen van een concilie aangedrongen om de verbroken een heid te herstellen. In onze tijd wordt oecumene mee? betrokken op de eenheidsbeweging der kerken. Het motief hiervoor is de verontrusting over de toestand van de kerk in het algemeen. Op velerlei gebied liepen de kerken achter bij de maatschappelijke ont wikkeling en in de strijd om de so ciale gerechtigheid, internationale spanningen, rassenverhoudingen e.d. hielden zij zich al te afzijdig. De buitenkerkelijken (en hun aan tal is onrustbarend gegroeid) moeten wel een vreemde indruk van het christendom ontvangen. Enerzijds belijdt de christen, dat hij gelooft aan één heilige, katholieke alge mene) en apostolische kerk, ander zijds zien zij dat de christenheid verdeeld is over een groot aantal kerken. Alleen in Nederland zijn er al zo'n zestig kerkgenootschappen. WERELDRAAD De eigenlijke oecumenische bewe ging dateert uit deze eeuw. In 1910 werd te Edinburgh een internatio nale conferentie van protestantse kerkgenootschappen gehouden. Daar was men het er over eens, dat de verdeeldheid der kerken de verbrei ding en de aanvaarding van het Evangelie in de weg staat. Wat heb ben bijvoorbeeld de mensen in Afri ka te maken met dogmatische ver schillen tussen hervormden en ge reformeerden of tussen baptisten en doopsgezinden? Na tal van conferenties werd in 1938 de Wereldraad van Kerken in principe opgericht. Door de oorlog zou het nog tot 23 augustus 1948 du ren, voordat de raad te Amsterdam officieel werd opgericht. De Wereld raad is geen superkerk, maar een broederschap van zelfstandige ker ken. Maar enkele belangrijke kerken als de rooms-katholieke en de ge reformeerde zijn niet aangesloten bij de Wereldraad, ook al wordt er in deze kringen wel serieus over ge dacht. Helaas is het gemakkelijker over oecumene te praten dan een derge lijke gezindheid ook metterdaad op te brengen. Zo trok in 1963 de unie van baptistengemeenten zich uit de Wereldraad terug omdat de raad de vrijzinnige leden-kerken niet uitsluit en men bang was voor verdeeldheid in eigen gelederen. COMMUNICATIE Maar een doorbraak van de oecu menische mentaliteit kan niet wor den gerealiseerd aan de conferentie tafel. Een instituut als de Wereld raad van Kerken kan de intercon fessionele kontakten wel stimuleren, maar er verandert alleen werkelijk iets wanneer men bereid is zich open te stellen voor de opinie van anders denkenden. Het heeft weinig zin wanneer de ene groepering zijn be lijdenis tegen de ander gaat afdreu- nen. Hoogstens is er dan sprake van een poging om elkaar te bekeren. REEDS 40% Dat heeft met werkelijke oecumeni sche gezindheid niets te maken. Vele interconfessionele kontakten van vandaag, die onder de vlag van „oecumene" worden gevoerd, komen hierop neer, dat men meer voor zijn eigen standje vecht dan men de be reidheid heeft elkaar te begrijpen, te zoeken naar punten waar men el kaar kan ontmoeten. En toch wint de oecumenische mentaliteit veld. Maar de oorzaken hiervan moet men eerder zoeken in sociologische dan in theologische faktoren. Het blijken vooral de jon geren te zijn, die de oude scheids muren tussen de kerken willen slechten. In deze eeuw van commu nicatie zijn zij het, die het accent op de ontmoeting, op het gesprek leggen. Er bestaat onder de jongeren een sterke drang om de gestelde grenzen te doorbreken. Zij verdra gen de geslotenheid niet meer, die voor onze voorvaderen een vanzelf sprekende zaak was. OP ALLE GEBIEDEN Deze drang naar grotere open heid, naar meer kontakt met an dersdenkenden is een van de belang rijkste impulsen van onze tijd. Het verlangen naar eenheid, naar sa mengaan, naar gemeenschappelijk heid manifesteert zich op alle ge bieden en het is ook het draagvlak voor de oecumenische beweging. Een jonge gereformeerde begrijpt eenvoudig niet, dat zijn ouders vroe ger niet met katholieken mochten omgaan, omgekeerd begrijpt een ka tholieke jongere evenmin waarom zijn ouders nooit bij protestanten op visite gingen. Deze wereld der be slotenheid is hun vreemd. En ter wijl vele ouderen eerst afwachten, wat de theologen over de eenheid en samenwerking der kerken be weren, is voor de meeste jongeren het gesprek met andersdenkenden al een vanzelfsprekende zaak. In vee jeugdverenigingen bespeurt men meer van de oecumenische geest dan in de vergaderzalen van de theologen. Misschien zal de jongere generatie wanneer ze eenmaal tot het esta blishment behoort, zich ook weer eenzijdig gaan opstellen en meer let ten op hetgeen haar van andersden kenden scheidt dan op hetgeen haar met anderen verbindt. Toch ligt een dergelijke ontwikkeling niet in de lijn der verwachting. Ook de nieuwe generatie zal de kerkmuren niet om ver werpen, maar alle tekenen wij zen er op dat ze gemakkelijker over die muren zal heenkijken. En dit af stand doen van de eenzijdigheid in denken en leven zou voor de kerken wel eens een heilzamer ontwikkeling met zich kunnen meebrengen dan de krampachtige pogingen tot zelf handhaving, die in vroegere tijden het volk van Christus zo hebben verdeeld. AANTAL BUITENKERKELIJKEN NEEMT STERK TOE Bij de volkstelling van 1849 bleek 0,0% van de Nederland se bevolking buitenkerkelijk te zijn. In 1899 bedroeg dit percentage nog maar 2,3%. Bij de volkstelling van 1930 was het percentage buitenkerkelijken in Nederland reeds geste gen tot 14,4%, in 1947 tot 17,1% en in 1960 - de laatste volkstelling - tot 18,4%. Tijdens een vrij recent onderzoek bleek dat het percentage buitenkerkelijken in Nederland thans reeds 33% bedraagt. Bovendien stelde dit onderzoek aan het licht dat bij degenen, die wel tot een kerkgenoot schap behoren, er ook een duidelijke daling in de kerkgang valt te constateren. Anno 1968 bevindt de kerk zich in de branding. Wel spelen religieuze krachten nog steeds een belangrijke rol in onze samenleving, maar er is sprake van een uiteengroeien van kerk en geloof. TOCH ZIJN ER HOOPVOLLE TEKENEN In een wereld, die aan voortdu rende verandering onderhevig is, schijnt het kerkelijk leven nog voor een belangrijk deel te zijn ingesteld op een statische samenleving. Niet in de laatste plaats is de kerk hierdoor de afgelopen jaren in de verdruk king geraakt. In velerlei opzicht is de kerk struktureel niet meege groeid. Gelukkig wordt dit door de kerkelijke ambtsdragers wel dege lijk beseft. Nieuwe vormen van sa menwerking worden gezocht en wat de liturgie betreft wordt het latijn praktisch geheel vervangen door de moedertaal. Tegen deze modemiseringstenden- zen verzet zich weer de trouwe Gi- dionsbende die achterblijft bij de ontwikkeling, zich gaat koesteren in herinneringen aan het verleden toen het allemaal zoveel beter was. Zo komen in een kerk verschillende groeperingen soms vijandig tegen over elkaar te staan, De gerefor meerde kerk kent zijn „verontrus ten", de r.-k. kerk zijn „confronta- tiegroep" en in de hervormde kerk ligt er een wijde kloof tussen de vrijzinnige stroming enerzijds en de gereformeerde bonders anderzijds. WEL RELIGIEUS In een maatschappij waar men geconfronteerd wordt met diep in grijpende maatschappelijke verande ringen, is de ontkerstening blijkbaar een onvermijdelijkheid geworden. Men ziet dat in de ons omliggende landen, men konstateert dat ook in Nederland. Slechts 50 pet. van onze bevolking gaat nog regelmatig naar de kerk, maar uit het genoemde on derzoek bleek dat 40 pet. van de kerkelijken al minder vaak gaat dan vroeger. Uit dit onderzoek bleek trouwens ook nog, dat 90 pet. van de mensen vindt dat iemand een gelovig mens kan zijn zonder naar de kerk te gaan. Inderdaad bleek een aanzien lijk deel van de ondervraagde bui tenkerkelijken wel degelijk religieu ze gevoelens te koesteren, terwijl omgekeerd een aantal kerkleden (bij de r.k. en hervormden respectieve lijk 10 en 15 pct.f) verklaarde dat het geloof geen bepaalde betekenis in hun leven heeft Ook de persoonlijke verbonden heid met de kerk schijnt of te ne men. Slechts de helft van de katho lieken meende dat men zich aan al le voorschriften van de kerk dien de te houden. Bij de hervormden en gereformeerden was dit percentage respectievelijk 50 en 65. Typerend is dat de conformiteit aan de kerkelijke voorschriften op het platteland groter blijkt te zijn dan in de steden. MIDDENSTANDSKARAKTER Een van de grootste, helaas niet altijd als zodanig erkende proble men van de tegenwoordige kerk is, dat ze slechts een beperkte groep van de bevolking blijkt aan te spre ken. Onder de arbeiders en in min dere mate onder de intellectuelen is het verloop het grootst. De kerk dreigt, evenals in vele andere Euro pese landen, „bourgeois-kerk" te worden, die alleen een middengroep (middenstanders, employees enz.) aanspreekt. Interessant in dit verband is een studie van dr. Vrijhof over de af komst van theologische studenten. Twintig procent van de aanstaande stand, 33 pet. uit de ambtenaren en onderwijzers, 28 pet. uit de hogere ambtenaren, 8 pet. uit de agrarische en slechts 4 pet. uit de arbeiders kringen. Een onderzoek naar de af komst van katholieke priesters gaf een soortgelijk beeld te zien. Het aantal studenten uit arbeiderskrin gen was ver In de minderheid, de oude en nieuwe middenstand domi neerde ook hier. Dit alles versterkt het midden- standskarakter van het kerkelijk le ven .Maar als de ambtsdragers over wegend uit een bepaalde bevol kingsgroep komen, kan dit leiden tot een gevaarlijke gezichtsvernauwing. De toekomst van de kerk zou wel eens samen kunnen hangen met de wijze waarop men probeert ook an dere bevolkingsgroepen intensiever bij het kerkelijk leven in te scha kelen. OPDRACHT Of is het daarvoor reeds te laat? Er zijn vele redenen te bedenken om in dit opzicht pessimistisch te zijn. Maar anderzijds zijn er ook hoopvolle tekenen. Er bestaat bij vele mensen zeker een hunkering naar het transcedente, ook onder de buitenkerkelijken en de vele rand- kerkelijken. Het overgrote deel der Nederlanders blijkt in God te gelo ven. Het religieuze erfgoed van ons volk is nog niet verloren. Het is daarom een der belangrijk ste opdrachten van de kerk van on ze dagen, dat ze er naar streeft zich meer aanspreekbaar te maken voor deze zeer grote groep mensen. Hier bij zal vooral rekening moeten wor den gehouden met het feit. dat de moderne mens en zeker de jongeren een sterke weerstand voelen tegen strukturen, tegen organisaties die als verstard worden ervaren. Tegen deze versterkte kritische instelling zijn de kerken nog niet altijd opge wassen, wel zien we gelukkig dat veel van de oude starheid van vroe ger langzaam maar zeker verdwijnt

Peel en Maas | 1968 | | pagina 3