witte kerstmis IGod Augustus MIR P0CEM0E SWETJE. Op heterdaad betrapt Het is niet altijd een Gebruikt u kaarsverlichting:, zorg er dan voor, dat de kaarsen rechtop staan. Denk er om, de brandende kaarsen niet onder tak ken of te dicht bij gordijnen te plaatsen, opdat brand achterwege blijft. Plaats naast of achter de boom, gemakkelijk te grijpen, een emmer gevuld met water en een natte dweil, opdat bij mogelijke brand direct geblust kan worden. Bedenk dat droge naalden vlug vlam vat ten. Een te dikke kaars kunt u passend maken voor elk knijpertje en elke kandelaar in dien u de onderkant even in ko kend water steekt. „Sneeuw" voor de kerstboom kunt u maken van 1 dl. water, waarin een pak zeepvlokken is op geklopt tot het goed stijf is gewor den. Dit mengsel, uitgestreken over dennetakken geeft een aardig ef fect. Laten alle huisgenoten moeder helpen, opdat zij vroeg tijdig klaar is met het gereedma ken van alles wat op kerstdagen gebruikt moet worden, ze zal er extra dankbaar voor zijn! Het mooiste gebak krijgt u als de oven langdurig „voor" verwarmd wordt. Plaats de bakblikken in het midden van de De P.T.T.heeft drukke dagen te verwachten, wij zijn er zeker van dat de PTT'ers u dankbaar zullen zijn, indien u eventuele kerst- of nieuwjaarspakjes tijdig ten postkantore bezorgt. Zorg voor degelijke verpakking en leg IN het pakje nog een extra adres van ontvanger en afzender. Denk ook eens even aan een „een zame"; ook hij of zij zou graag eens een Kerstmis vieren in de familiekring; wellicht is er nog een plaatsje voor hem of haar aan uw dis. ONZE WINTERS KUNNEN ELK JAAR VERRASSINGEN BRENGEN Na zo'n prachtige zomer is ieder een nieuwsgierig naar het weer dat deze winter ons zal brengen. Het merkwaardige ervan is, dat we alle maal weten wat we van een Neder landse winter mogen verwachten, maar dat we geen van allen vooraf kunnen zeggen hoe die winter wor den zal. Zelfs de oudsten onder ons, die reeds zoveel winters meemaak ten dat ze moesten weten hoe het hier in ons land toegaat, kunnen het niet voorspellen. Bekijken we de seizoenen in groot verband dan mogen we zeggen, dat Nederland een zeeklimaat heeft. We weten allen wat dit inhoudt. Geen extreem warme zomers en geen ex treem koude winters, maar vrij veel neerslag. Bestuderen we de statistieken van De Bilt wat nauwkeuriger, dan zien we dat er onderling toch wel inte ressante verschillen zijn. Zo heeft het westen van ons land, dus de kuststreek een uitgesproken zeekli maat, doch het oosten van ons land, langs de Duitse grens, vertoont meer neiging naar een landklimaat, het geen betekent, dat daar over het al gemeen genomen de temperaturen in de winter lager zijn en 's zomers hoger dan aan de kust. Toch heeft de kuststreek meer uren zonneschijn per jaar en het oosten van ons land meer bewolking. Natuurlijk zijn dit allemaal gemiddelden berekend naar waarnemingen over een groot aan tal jaren. HET ZEEKLIMAAT Ons zeeklimaat danken we aan onze ligging aan zee. De nabije gro te watermassa wordt in het voor jaar slechts langzaam aan warmer en koelt in het najaar langzaam af. Bovendien hebben wij nog een groot voordeel boven andere gebieden met een zeeklimaat, dat wij de invloed ondergaan van de golfstroom, een machtige stroming van naar verhou ding warm zeewater, die zijn oor sprong vindt in de Caraïbische Zee in de buurt van midden-Aemrika en die langs west-Europa stroomt en de anders zo gure westenwinden wat verwarmt, waardoor ons klimaat aanmerkelijk milder wordt dan an ders het geval zou zijn geweest. Onze winters zijn daardoor zach ter dan die van andere gebieden met een zeeklimaat op gelijke breed te. De gemiddelde overdagtempera- mur waarbij de Nederlander leeft is 10,1°C waarbij de gemiddelden van maximum 13,1°C en minimum 5,8°C schommelen. Van de 365 dagen die ons jaar telt kent men in Nederland gemiddeld 60 vorstdagen, 9 ijsdagen, 18 zomer se dagen en 2 tropisch dagen. In ver houding hebben we dus meer kou dan warmte, want tegenover 69 echt koude dagen staan slechts 20 war me dagen. Deze cijfers zijn wel leuk, maar in grote lijnen wisten we dit reeds allen. DE REGEN Per jaar valt er gemiddeld 739 mm neerslag, dat betekent, dat wanneer dit water allemaal zou blijven staan, gedurende het jaar heel Nederland onder een watermassa van bijna 74 cm hoog zou liggen. Anaers~omge- rekend betekent het, dat er per jaar niet minder dan 739 liter water op een vierkante meter valt. Hierbij is augustus de natste en maart de droogste maand. Wat de zonneschijn betreft, die krijgen we, gedurende 1570 uur per jaar. Wanneer we aannemen, dat twaalf uur per dag de zon schijnt en het twaalf uur donker is, dan bete kent dit, dat we van de 365 dagen van het jaar ongeveer 131 dagen achtereen de zon zien. De resteren de 234 dagen laat de zon verstek gaan en zien we slechts een bewolk te grauwe hemel. SCHAATSEN IN JANUARI Al met al mogen we van de ko mende winter verwachten, dat we ruim een week kunnen schaatsen rijden, waarbij de kans het grootst is, dat dit in januari of februari zal vallen en niet in december. Dan hebben we nog zestig dagen vorst tegoed. Dat betekent ongeveer twee maanden. Nu moeten 'we precies weten wat De Bilt hiermee bedoelt. Een vorst- dag is een dag, waarop de minimum temperatuur op die dag beneden 0° komt en wel gemeten op een hoogte van 2,2 meter boven de grond. Nachtvorst, die gemeten wordt vlak boven de grond, betekent dus nog geen vorstdag, want bij nachtvorst kan de temperatuur op ruim 2 me ter boven de grond gemakkelijk nog boven nul zijn. Overigens worden die vorstdagen berekend wanneer de temperatuur op die dag minimaal 0° was. Maar dat kan slechts gedu rende korte tijd zijn, terwijl de tem peratuur de rest van die dag boven nul is. De kou valt dus wel mee. Normaal behoeven we ook niet veel sneeuw te verwachten. Sneeuw is bevroren regen ofwel een vorm van neerslag. Ongetwijfeld komt er sneeuw, maar de temperaturen moe ten dan onder nul zijn, wil die sneeuw blijven liggen en zoals we boven zagen is die kans niet zo groot. NIET TE VOORSPELLEN Al die gegevens zijn heel aardig, maar het nare is echter, dat de weergoden zich slechts zelden aan de gemiddelden houden. Altijd wij ken ze op de een of andere manier er van af. We krijgen meer of min der ijsdagen, meer of minder vorst dagen, meer of minder neerslag. En dan nog de vraag van de combinatie neerslag en vorst, die ons gladde wegen kan bezorgen en lang blijven de sneeuwpakketten. Vallen neerslag en vorst niet samen, dan hebben we geen last en anders wel. Ondanks onze gemiddelde gege vens, uitgebreide statistische studies, verkenningen door weersatellieten in de ruimte endiverse beroemde almanakken, kunnen we het komen de wintertje toch niet precies voor u uitstippelen. Misschien hebt u iets aan de weersverwachtingen die De Bilt vierentwintig uur van tevoren geeft. Wetenschappelijk bzezien zijn ze het meest betrouwbaar en toch soms GOD AUGUSTUS had gesproken van uit Rome's Tempelstad. Zijn bevel werd opgetekend, plechtig, op verzegeld blad: „Allen, die mij toebehoren, waar mijn scepter reikt, staat op! Gaat op reis en laat u tellen, man voor man en kop voor kop!" Niemand, die zich durfd' onttrekken aan dat keizerlijk bevel. En zij togen langs de wegen. God Augustus roep dus snel. God Augustus heeft de volken van de wereld in zijn hand en zijn woord is wet voor ieder, tot in 't verst gelegen land. Geen op aarde is zo machtig; ieder mens zijn onderdaan. God Augustus heeft gesproken. Er is slechts één antwoord: Géén. Mannen, vrouwen, rijken, armen, allen horen naar zijn stem. Daarom trekt een schamel echtpaar op bevel naar Bethlehem. Onaanzienlijke onderdanen, stippen op de wereldkaart, mensen, voor wie nergens plaats is, niemands zorg en aandacht waard, wie geen dak zelfs wordt geboden in het volle Bethlehem. God Augustus heeft bevolen. Alle volken, hoort zijn stem. God Augustus, ginds in Rome, vaardigt strenge wetten uit. God Augustus, slechts de schrijfstift van Gods eeuwig raadsbesluit. Als je achter naar de drukkerij gaat, kom je een mijnheer tegen, die teruggroet met: Dobridjen. En je denkt: alweer een buiten landse arbeider en uit welk land zal die nu weer komen? Welke van de 22 talen, die in Venray gesproken worden, zal die nu zyn? Je speelt wat met dat vreemde woord Dobri-djen, tot je een paar uur daarna bij toeval op de Russische cursus van de T.V. datzelf de woord terughoort en dan merkt dat het „gewoon russisch" is voor goedendag. En zo zyn we tussen de Russen beland, 'of liever Oekrainiërs, zoals ook in hun pas staat Ja, inderdaad U leest het goed, er zijn Russen in Venray. Keurige he ren, die hier doodgewoon op familie bezoek zijn. Gekomen uit het verre Oekraine, daar aan de Zwarte Zee en als je dan hoort van familie bezoek dan realiseer je je feitelijk voor het eerst dat je achterbuur vrouw sinds de dag dat zij geboren is, feitelijk een oekraine is. Een Oekrainse met een wat bewogener geschiedenis als U en ik. OST Ze is namelijk geboren in Mar- jzinka, een plaats in de Oekraine. Met haar twee broers en vier zus ters en. haar beide ouders vormden ze de familie Boetenko. Helena Boetenko groeit op en heeft precies dezelfde prettige en minder prettige jeugdherinneringen als ieder van ons. Als dan Hitier Rusland bin nenvalt, trekken op een goede mor gen de Duitsers ook haar geboorte plaats binnen. Leert ook zij de oor log kennen, alleen nog in veel he viger mate als wij. Want mochten we denken dat wij het hier zo be roerd gehad hebben, daar stond op een goede dag een Duitsers voor de deur en Helena Boetenko kreeg de boodschap dat zij mee moest Duis- land in. Duitsland, waar ze op haar jurk dat blauwe embleem moest dragen met het woordje „OST" op, alsof men zeggen wou: kijk dat is een van die slavinnen, die wij uit dat verre oosten hebben gehaald. Daarmede was het kontakt met Rusland niet alleen, maar met haar hele familie verdwenen en stond ze eenzaam en alleen in een vreemde Duitse plaats Doch de jeugd treurt niet, ondanks het zware werk, wat ze moest doen. Ze trof daar andere Oekrainse lot genoten, andere buitenlandse arbei ders en men wist ook in de oorlog het beste er van te maken. Een van die buitenlandse arbeiders was dan een Hollander en juist die Hollan der beviel, ondanks taal- en andere moeilijkheden Helena Boetenko al lerbest. Zelfs nachtelijke bombarde menten, en later zelfs overdag, hin derde niet dat tussen al dat puin dat we zouden haast zeggen bovenmenselijke kontakt verstevigd werd en toen „hun" Duitse stad werd ingenomen door de Amerika nen stond hun besluit vast. Ze zou den bij elkaar blijven, ze zouden met elkaar trouwen. Dat is dan gebeurd en zo is Helena Boetenko mevr. Or- souw geworden. En met haar man naar Nederland gekomen, waar ze sinds 1964 in Venray woont. TERUGKEER Maar natuurlijk bleef ook in Hol land de gedachte wel eens terug gaan naar het verre, en soms heel verre, Rusland. Ze had bericht ge kregen dat haar zusters weer terug waren, dat haar broers de oorlog overleefd hadden, haar vader en moeder gestorven waren. En „er gens" knaagde het heimwee naar die plaats daar in de Oekraine, waar ze geboren en getogen was. Pogingen werden gedaan om in Rusland te komen, maar eerst in 1959 krijgt ze verlof en 't visum om tei-ug te keren naar haar geboorte plaats. In de grote expresse van Hoek van Holland naar Moskou zit dan 3 nachten en 4 dagen deze Hol landse Russin, die terugkeert, nu nog alleen, naar haar familie. Drie jaren later gaat ze met haar man, die ze in de intussen gegroei de familiekring kan voorstellen. En telkens opnieuw is dat weerzien een feest, zoals alleen mensen in Rus land feesten kunnen. Zij wordt er zelfs peettante van 'n klein Oekrain se, een van haar nichtjes, die gebo ren is, als zij op bezoek is. Maar die bezoeken hebben ook een andere reactie. Men vraagt naar Nederland, naar dat kleine landje daar ergens ver weg aan de zee en haar beide broers Henaidi en Victor, beiden werkzaam in een behoorlijke positie aan de mijnen aldaar, nemen dan het besluit om hun eigen zuster in haar eigen huis op te gaan zoe ken. DOBRIDJEN Ze vragen een visum aan en na enkele weken krijgen ook zij toe stemming om de MoskouHoek van Holland expresse te bestijgen en de lange, lange reis van Moskou, via Polen, via Berlijn naar Nederland te beginnen. En dan staan daar plotseling in een Hollandse huiskamer twee nette heren en zeggen: Dobridjen, goeden dag, hier zijn we.Ze zeggen Do bridjen tegen de buurt en tegen de mensen, die ze tegenkomen en kij ken naar dat voor hen zo overvolle Nederland, waar niet de bergen zijn van de Oekraine, waar men in plaats van wodka de vreemde jenever drinkt, waar een St. Nicolaas rond rijdt, die hen hinnert aan het kerst mannetje van thuis Henaidi, die we in Nederland Henk zouden noemen en Victor, twee klei ne stevige mannen, die vol belang stelling het doodgewone leven van iedere dag in een plaats als Venray bekijken, die wandelen over de Markt, die wat kaarten kopen, wat souvenirs in voor hen overvolle winkels en met belangstelling kijken naar de kerstetalages, links en rechts. Zo komen ogen en oren te kort om al dat vreemde, al dat nieu we in zich op te nemen om het straks allemaal zo nauwkeurig mo gelijk weer terug te kunnen vertel len, aan hun vrouwen, hun kinderen, hun zusters En iedere dag is er feest, want ook zij moeten kennismaken met Neder landse familieleden en met andere Nederlands-Russische families. Ze moeten vertellen over Rusland, over de familie, over hun geboorteplaats. Victor kan het niet laten als elec- tro-monteur te kijken naar en met zijn vingers te zitten aan electrische automaten tot aan de wasautomaat toe. En mevrouw van Orsouw, niet zo bekend met de technische titela- tuur, heeft de grootste moeite alle mogelijke technische gegevens voor hem te vertalen Ze hebben genoten van de voet balwedstrijd op de televisie, waarbij de Nederlanders hun nationale elftal klop gaf. „Een sportieve wedstrijd", zegt Henaidi, die alle eerbied heeft voor de Hollanders nu hij de mach tige verkeerswegen gezien heeft, nu hij dat drukke verkeer heeft meege maakt, dat hij thuis niet kent en ge zien heeft hoe men dit overvolle land, zeker bii dat van hun verge leken, toch leefbaar en bewoonbaar houdt Victor, die telkens zijn hoed afzet en maar Dobridjen zegt, is vooral de vriendelijkheid van de Nederlanders opgevallen. Zeer behulpzaam, zeer prettige mensenis zijn bescheid. Och bij dat overladen programma van familie- en kennissenbezoek hebben ze toch even tijd gevonden ook Venray door te wandelen, een kijkje te nemen in de schouwburg, een bezoek te brengen aan de Petrus Banden, te dwalen door de nieuwe buurten, rond te rijden door het be sneeuwde Venrayse landschap. En ze zijn er diep van onder de indruk. „Ik wordt gewoon moe.aldus mevr. van Orsouw, „al hun vragen te be antwoorden over alles en nog wat, wat ze zien of horen. Deze reis is voor hen een openbaring geweest." Maar dan kruipt het bloed toch weer waar het niet gaan kan als ze opmerkt: ,Maar ja, zouden de Hol landers ook geen grote ogen opzet ten als ze bij ons in Rusland, in de Oekraine kwamen KERSTMIS De dagen vliegen om en de thuis reis staat alweer voor de deur. Di rect na Kerstmis gaan beide heren weer terug naar het verre Mar jzinka in de Oekraine. Maar eerst zullen ze nog een Nederlands Kerstfeest mee maken, met een groots en schoon fa miliefeest thuisDan is er een stukje Rusland in Venray en een stukje Venray in Rusland. Want over en weer zullen de gedachten gaan, naar de mannen en hun zuster hier, naar hun echtgenoten, hun zus ters daar., En ook zij zullen ,in de vrede van de huisselijke kring bidden: Mir po- cemoe swetje, vrede op aarde aan de mensen van goede wil Het loopt tegen middernacht als twee mannen op fietsen, begeleid door een kleine hond, langs een weg rijden die zich langs de bos sen slingert. Komen ze terug van hun werk, of gaan ze er juist naar toe? Ze gaan er naar toe, maar hun bezigheden kunnen het daglicht niet verdragen, het zijn stropers. En als men de fietsers zou kunnen gadeslaan schijnt er niets bijzonders aan de hand. Het is niet te zien dat de een de dubbele loop van een oud jachtgeweer in de pijpen van zijn laarzen verbergt, dat de ander de kolf op dezelfde manier meevoert, dat in de zakken van een colbertjasje zo'n twintig patronen te vinden zijn en een grote zaklantaarn. LICHTBAKKEN Het weer is geschikt voor „licht bakken", de vorm van stropen waar bij een grote zaklantaarn te pas komt. De twee fietsers blijven niet op de grote weg, maar slaan af, het bos in. Ze hebben hun dynamo's af gezet, om hun aanwezigheid niet te verraden. Als zé op hun bestemming zijn aangekomen zetten ze de fietsen verdekt opgesteld in het hout, maar wel zo dat ze er bij het minste teken van onraad mee weg kunnen. Jute zakken liggen klaar om de buit in te vervoeren. Dan lopen ze samen in het donker, met de hond in de nabijheid, dicht bij de rand waar het bos overgaat in weiland. De zaklantaarn flitst op, vijf keer, tien keer, vijftien keer. Er klinken schoten, bijna tien in totaal, die verwaaien in het donker. De fel le hond komt in aktie en verzamelt naarstig de buit: zes konijnen en drie hazen. Ze verdwijnen in de ju- te-zakken, die achterop de bagage dragers worden gehouden. Dan wordt de terugtocht aanvaard. Als de ochtend vaal aanbreekt komt de jachtopziener. Hij vindt de sporen van het nachtelijk bezoek, voetafdrukken en lege hulzen en hij verbijt binnensmonds de scheldwoor den die in hem opwellen. Er is niets meer aan te doen. Het wild kan niet meer spreken, de stropers slapen rustig in hun huizen, de hazen en konijnen zijn allang verdwenen. TEGENSPELER Maar niet altijd komt de jacht opziener of wildschut, zoals hij vroe ger ook wel genoemd werd, te laat. Soms verraden de stropers zich om dat ze onvoorzichtig zijn wanneer ze hun toekomstig jachtterrein verken nen. Dan gaat het anders. Dan kan het gebeuren dat onverwachts voor of achter hen de jachtopziener opduikt, vergezeld van zijn hond. De stroper die geschoten heeft werpt hem het geweer voor de voeten en rent weg, in de richting van het vervoermiddel dat hem, evenals zijn maat die net zo hard loopt moet redden. „Staan blijven, politie", klinkt het luid tussen de bomen. De twee stro pers rennen eens zo hard. Maar dan wordt de hond ingeschakeld. „Stel len", komt er een kort bevel en de hond vlieg er vandoor. Even blijft het stil, dan een felle blaf, krakend hout, een gil en een doffe plof. Als de jachtopziener ter plaatse komt ligt een van de stropers op de grond, met gescheurde kleren en 'n bloe dend been, de ander drukt zich stijf tegen een boom. De hond staat met zijn haren recht overeind en blikke rende tanden naar hen te kijken, bij de minste beweging gromt hij. De stropers hebben pech, hun berech ting kan volgen. WAAROM? De laatste jaren wordt er weer meer gestroopt dan voorgaande ja ren. En er zijn blijkens de sporen veel onervaren amateurs op pad. Amateurs die met de auto een bos weg inrijden, in de warme wagen wachten tot er een dier in het felle licht van de koplampen blijft staan en dan schieten ze soms nog slecht ook, zodat er een aantal gewonde dieren in het hout achterblijft. De echter stroper handelt zo niet. Hij is een natuurmens en laat geen ge wonde beesten achter. Hij vangt ha zen en konijnen in strikken of met lichtbakken; de fazant komt wel te recht onder een raam, dat aan een zijde omhoog gehouden werd door een simpel stukje hout. Onder het raam ligt wat kippevoer, vermengd met anijs, een lekkernij voor fazan ten, die het willen oppikken, het houtje omstoten en gevangen raken. Ook vireen de stropers wel een fret met zich mee, een dier dat op een albinovormige bunzing lijkt. De gan gen of pijpen van een konijnenhol worden afgeschermd, de fret in de gangen losgelaten en de vluchtende konijnen door de stroper doodgesla gen. Eigenlijk zijn er twee soorten stro pers. De een stamt uit het geslacht dat sinds mensenheugenis stroopt en daarin slechts een eerzaam hand werk ziet. De andere soort kwam tot stropen omdat hij zich genoodzaakt zag een bijverdienste te krijgen. De meningen over het al of niet „sportief" zijn van stropen zijn ver deeld naar gelang de streken waar het al^ dan niet voorkomt. Sportief of niet, de echte stroper is een na tuurmens, die het bos en veld kent als zijn broekzak Hij weet zijn wild op te sporen. Evenals zijn directe tegenstander de jachtopziener of wildschut, die het terrein minstens even goed kent en elke onrust in het bos herkent, evenals hij aan de sporen kan zien welke stroper hier aan het werk is geweest. Soms heeft de stroper geluk en in casseert hij de winst van zijn be drijf, een andere maal is het de jachtopziener die wint en de stroper betrapt, maar vaak zijn beiden ge noeg „mens" om waardering voor el kaar te kunnen hebben. Door de eeuwen heen heeft de fi guur van Maria iets onwezenlijks gekregen. Zo wordt afgebeeld als een (natuurlijk blanke, en soms zelfs blonde) vrouw met volmaakt ari sche trekken, lief en goed. Ze is een Joods meisje geweest, donker van huid en donker van haar. En stil en onderworpen is ze ook niet geweest. Onderworpen, ja, aan Gods wil. „Zie, de dienstmaagd des Heren mij geschiede naar Uw woord". Maar wanneer wij de lofzang le zen die zij heeft gedicht nadat ze de belofte had ontvangen, dat uit haar de Messias zou worden geboren, le ren we een gans andere Maria ken nen. Herhaaldelijk lezen we van haar, dat zij hetgeen zij hoorde en zag „overlegde in haar hart". Maar ze heeft dat daar niet veilig bewaard om misschien later mémoires te schrijven. Ze was er mee bezig, ze dacht er over dóór. En zij zag de komst van de Mes sias als een geweldige gebeurtenis, niet minder dan een revolutie. Een revolutie in de samenleving van die tijd, die niet zo veel anders was dan die in onze tijd. Rijken en machti gen enerzijds, hongerigen, verdruk ten, ontrechten anderzijds. Zij heeft dat niet zonder meer ge accepteerd. Zij heeft ook de Messias niet ge zien als iemand, die de bestaande orde zou handhaven en de armen en verdrukten slechts verdraagzaam heid en onderworpenheid zou pre diken met in het verschiet de belo ning van het hiernamaals! In haar lofzang heeft zij bijzonder duidelijke en krachtige taal gespro ken. Dit heilsgebeuren, zo profeteert zij, zal machtigen van de tronen stoten en rijken ledig heenzenden. Hongerigen geeft Hij overvloed en in het hart der nederigen wil Zijn Geest wonen. Dat was, in het bijzonder voor die tijd, revolutionaire taal. De hele Messias-verwachting van de Joden was aards gericht. De Mes sias zou komen als een held, als de zoon van de grote koning David. Al de heidenen zouden zich voor hem neerbuigen en de Joden, Gods Volk immers, zouden allen overheersen. Zelfs de jongeren van Christus, die dagelijks met hem op en neer gaan, ruziën met elkaar wie nummer één zal zijn in de regering van Ziin Rijk en twee hunner vragen zelfs om ere plaatsen, ter rechter- en ter linker hand van zijn troon. Zelfs na zijn op standing komen ze met de branden de kwestie of hij nu eindelijk het Koninkrijk Israël, het Godsrijk, zal gaan stichten? Nergens is beschreven welke ge dachten Maria heeft gekoesterd tij dens het dragen van haar grote ge heim. Maar de tendenz van die ge dachten is gekristalliseerd in haar Lofzang. Het is niet voor de machti gen, de geweldigen, de rijken, het is voor de armen en nederigen. Voor hen die zich arm en nederig weten tegenover God. Maar daarmee heeft Maria ook partij gekozen tegen degenen, die in dit leven aan hun trekken willen komen en de godsdienst zien als een veilige verzekering voor het hierna maals. Die weigeren de konsekwen- ties te trekken uit hun belijdenis, dat zij „God lief hebben boven alles en (dus) de naasten als zichzelf." ,Zo staat Maria niet ver van ons, op een voetstuk misschien, achter een devotielichtje. De kern van de Bood schap voor alle tijden heeft zij ge predikt, nog vóór de Brenger van die Boodschap geboren was.

Peel en Maas | 1967 | | pagina 6