witte kerstmis
IGod
Augustus
MIR P0CEM0E SWETJE.
Op heterdaad betrapt
Het is niet altijd een
Gebruikt u kaarsverlichting:,
zorg er dan voor, dat de kaarsen
rechtop staan. Denk er om, de
brandende kaarsen niet onder tak
ken of te dicht bij gordijnen te
plaatsen, opdat brand achterwege
blijft.
Plaats naast of achter de boom,
gemakkelijk te grijpen, een emmer
gevuld met water en een natte
dweil, opdat bij mogelijke brand
direct geblust kan worden. Bedenk
dat droge naalden vlug vlam vat
ten.
Een te dikke kaars
kunt u passend maken voor elk
knijpertje en elke kandelaar in
dien u de onderkant even in ko
kend water steekt.
„Sneeuw" voor de kerstboom
kunt u maken van 1 dl. water,
waarin een pak zeepvlokken is op
geklopt tot het goed stijf is gewor
den. Dit mengsel, uitgestreken over
dennetakken geeft een aardig ef
fect.
Laten alle huisgenoten
moeder helpen, opdat zij vroeg
tijdig klaar is met het gereedma
ken van alles wat op kerstdagen
gebruikt moet worden, ze zal er
extra dankbaar voor zijn!
Het mooiste gebak
krijgt u als de oven langdurig
„voor" verwarmd wordt. Plaats de
bakblikken in het midden van de
De P.T.T.heeft drukke dagen
te verwachten, wij zijn er zeker
van dat de PTT'ers u dankbaar
zullen zijn, indien u eventuele
kerst- of nieuwjaarspakjes tijdig
ten postkantore bezorgt. Zorg voor
degelijke verpakking en leg IN het
pakje nog een extra adres van
ontvanger en afzender.
Denk ook eens even aan een „een
zame"; ook hij of zij zou graag
eens een Kerstmis vieren in de
familiekring; wellicht is er nog
een plaatsje voor hem of haar aan
uw dis.
ONZE WINTERS KUNNEN ELK
JAAR VERRASSINGEN
BRENGEN
Na zo'n prachtige zomer is ieder
een nieuwsgierig naar het weer dat
deze winter ons zal brengen. Het
merkwaardige ervan is, dat we alle
maal weten wat we van een Neder
landse winter mogen verwachten,
maar dat we geen van allen vooraf
kunnen zeggen hoe die winter wor
den zal. Zelfs de oudsten onder ons,
die reeds zoveel winters meemaak
ten dat ze moesten weten hoe het
hier in ons land toegaat, kunnen het
niet voorspellen.
Bekijken we de seizoenen in groot
verband dan mogen we zeggen, dat
Nederland een zeeklimaat heeft. We
weten allen wat dit inhoudt. Geen
extreem warme zomers en geen ex
treem koude winters, maar vrij veel
neerslag.
Bestuderen we de statistieken van
De Bilt wat nauwkeuriger, dan zien
we dat er onderling toch wel inte
ressante verschillen zijn. Zo heeft
het westen van ons land, dus de
kuststreek een uitgesproken zeekli
maat, doch het oosten van ons land,
langs de Duitse grens, vertoont meer
neiging naar een landklimaat, het
geen betekent, dat daar over het al
gemeen genomen de temperaturen
in de winter lager zijn en 's zomers
hoger dan aan de kust. Toch heeft
de kuststreek meer uren zonneschijn
per jaar en het oosten van ons land
meer bewolking. Natuurlijk zijn dit
allemaal gemiddelden berekend naar
waarnemingen over een groot aan
tal jaren.
HET ZEEKLIMAAT
Ons zeeklimaat danken we aan
onze ligging aan zee. De nabije gro
te watermassa wordt in het voor
jaar slechts langzaam aan warmer
en koelt in het najaar langzaam af.
Bovendien hebben wij nog een groot
voordeel boven andere gebieden met
een zeeklimaat, dat wij de invloed
ondergaan van de golfstroom, een
machtige stroming van naar verhou
ding warm zeewater, die zijn oor
sprong vindt in de Caraïbische Zee
in de buurt van midden-Aemrika en
die langs west-Europa stroomt en de
anders zo gure westenwinden wat
verwarmt, waardoor ons klimaat
aanmerkelijk milder wordt dan an
ders het geval zou zijn geweest.
Onze winters zijn daardoor zach
ter dan die van andere gebieden
met een zeeklimaat op gelijke breed
te.
De gemiddelde overdagtempera-
mur waarbij de Nederlander leeft is
10,1°C waarbij de gemiddelden van
maximum 13,1°C en minimum 5,8°C
schommelen.
Van de 365 dagen die ons jaar telt
kent men in Nederland gemiddeld
60 vorstdagen, 9 ijsdagen, 18 zomer
se dagen en 2 tropisch dagen. In ver
houding hebben we dus meer kou
dan warmte, want tegenover 69 echt
koude dagen staan slechts 20 war
me dagen. Deze cijfers zijn wel leuk,
maar in grote lijnen wisten we dit
reeds allen.
DE REGEN
Per jaar valt er gemiddeld 739 mm
neerslag, dat betekent, dat wanneer
dit water allemaal zou blijven staan,
gedurende het jaar heel Nederland
onder een watermassa van bijna 74
cm hoog zou liggen. Anaers~omge-
rekend betekent het, dat er per jaar
niet minder dan 739 liter water op
een vierkante meter valt. Hierbij is
augustus de natste en maart de
droogste maand.
Wat de zonneschijn betreft, die
krijgen we, gedurende 1570 uur per
jaar. Wanneer we aannemen, dat
twaalf uur per dag de zon schijnt en
het twaalf uur donker is, dan bete
kent dit, dat we van de 365 dagen
van het jaar ongeveer 131 dagen
achtereen de zon zien. De resteren
de 234 dagen laat de zon verstek
gaan en zien we slechts een bewolk
te grauwe hemel.
SCHAATSEN IN JANUARI
Al met al mogen we van de ko
mende winter verwachten, dat we
ruim een week kunnen schaatsen
rijden, waarbij de kans het grootst
is, dat dit in januari of februari zal
vallen en niet in december. Dan
hebben we nog zestig dagen vorst
tegoed. Dat betekent ongeveer twee
maanden.
Nu moeten 'we precies weten wat
De Bilt hiermee bedoelt. Een vorst-
dag is een dag, waarop de minimum
temperatuur op die dag beneden 0°
komt en wel gemeten op een hoogte
van 2,2 meter boven de grond.
Nachtvorst, die gemeten wordt vlak
boven de grond, betekent dus nog
geen vorstdag, want bij nachtvorst
kan de temperatuur op ruim 2 me
ter boven de grond gemakkelijk nog
boven nul zijn. Overigens worden
die vorstdagen berekend wanneer
de temperatuur op die dag minimaal
0° was. Maar dat kan slechts gedu
rende korte tijd zijn, terwijl de tem
peratuur de rest van die dag boven
nul is. De kou valt dus wel mee.
Normaal behoeven we ook niet
veel sneeuw te verwachten. Sneeuw
is bevroren regen ofwel een vorm
van neerslag. Ongetwijfeld komt er
sneeuw, maar de temperaturen moe
ten dan onder nul zijn, wil die
sneeuw blijven liggen en zoals we
boven zagen is die kans niet zo
groot.
NIET TE VOORSPELLEN
Al die gegevens zijn heel aardig,
maar het nare is echter, dat de
weergoden zich slechts zelden aan
de gemiddelden houden. Altijd wij
ken ze op de een of andere manier
er van af. We krijgen meer of min
der ijsdagen, meer of minder vorst
dagen, meer of minder neerslag. En
dan nog de vraag van de combinatie
neerslag en vorst, die ons gladde
wegen kan bezorgen en lang blijven
de sneeuwpakketten. Vallen neerslag
en vorst niet samen, dan hebben we
geen last en anders wel.
Ondanks onze gemiddelde gege
vens, uitgebreide statistische studies,
verkenningen door weersatellieten in
de ruimte endiverse beroemde
almanakken, kunnen we het komen
de wintertje toch niet precies voor
u uitstippelen. Misschien hebt u iets
aan de weersverwachtingen die De
Bilt vierentwintig uur van tevoren
geeft. Wetenschappelijk bzezien zijn
ze het meest betrouwbaar en toch
soms
GOD AUGUSTUS had gesproken
van uit Rome's Tempelstad.
Zijn bevel werd opgetekend,
plechtig, op verzegeld blad:
„Allen, die mij toebehoren,
waar mijn scepter reikt, staat op!
Gaat op reis en laat u tellen,
man voor man en kop voor kop!"
Niemand, die zich durfd' onttrekken
aan dat keizerlijk bevel.
En zij togen langs de wegen.
God Augustus roep dus snel.
God Augustus heeft de volken
van de wereld in zijn hand
en zijn woord is wet voor ieder,
tot in 't verst gelegen land.
Geen op aarde is zo machtig;
ieder mens zijn onderdaan.
God Augustus heeft gesproken.
Er is slechts één antwoord: Géén.
Mannen, vrouwen, rijken, armen,
allen horen naar zijn stem.
Daarom trekt een schamel echtpaar
op bevel naar Bethlehem.
Onaanzienlijke onderdanen,
stippen op de wereldkaart,
mensen, voor wie nergens plaats is,
niemands zorg en aandacht waard,
wie geen dak zelfs wordt geboden
in het volle Bethlehem.
God Augustus heeft bevolen.
Alle volken, hoort zijn stem.
God Augustus, ginds in Rome,
vaardigt strenge wetten uit.
God Augustus, slechts de schrijfstift
van Gods eeuwig raadsbesluit.
Als je achter naar de drukkerij gaat, kom je een mijnheer tegen,
die teruggroet met: Dobridjen. En je denkt: alweer een buiten
landse arbeider en uit welk land zal die nu weer komen? Welke
van de 22 talen, die in Venray gesproken worden, zal die nu zyn?
Je speelt wat met dat vreemde woord Dobri-djen, tot je een paar
uur daarna bij toeval op de Russische cursus van de T.V. datzelf
de woord terughoort en dan merkt dat het „gewoon russisch" is
voor goedendag. En zo zyn we tussen de Russen beland, 'of liever
Oekrainiërs, zoals ook in hun pas staat
Ja, inderdaad U leest het goed, er
zijn Russen in Venray. Keurige he
ren, die hier doodgewoon op familie
bezoek zijn. Gekomen uit het verre
Oekraine, daar aan de Zwarte Zee
en als je dan hoort van familie
bezoek dan realiseer je je feitelijk
voor het eerst dat je achterbuur
vrouw sinds de dag dat zij geboren
is, feitelijk een oekraine is. Een
Oekrainse met een wat bewogener
geschiedenis als U en ik.
OST
Ze is namelijk geboren in Mar-
jzinka, een plaats in de Oekraine.
Met haar twee broers en vier zus
ters en. haar beide ouders vormden
ze de familie Boetenko.
Helena Boetenko groeit op en heeft
precies dezelfde prettige en minder
prettige jeugdherinneringen als ieder
van ons. Als dan Hitier Rusland bin
nenvalt, trekken op een goede mor
gen de Duitsers ook haar geboorte
plaats binnen. Leert ook zij de oor
log kennen, alleen nog in veel he
viger mate als wij. Want mochten
we denken dat wij het hier zo be
roerd gehad hebben, daar stond op
een goede dag een Duitsers voor de
deur en Helena Boetenko kreeg de
boodschap dat zij mee moest Duis-
land in. Duitsland, waar ze op haar
jurk dat blauwe embleem moest
dragen met het woordje „OST" op,
alsof men zeggen wou: kijk dat is
een van die slavinnen, die wij uit
dat verre oosten hebben gehaald.
Daarmede was het kontakt met
Rusland niet alleen, maar met haar
hele familie verdwenen en stond ze
eenzaam en alleen in een vreemde
Duitse plaats
Doch de jeugd treurt niet, ondanks
het zware werk, wat ze moest doen.
Ze trof daar andere Oekrainse lot
genoten, andere buitenlandse arbei
ders en men wist ook in de oorlog
het beste er van te maken. Een van
die buitenlandse arbeiders was dan
een Hollander en juist die Hollan
der beviel, ondanks taal- en andere
moeilijkheden Helena Boetenko al
lerbest. Zelfs nachtelijke bombarde
menten, en later zelfs overdag, hin
derde niet dat tussen al dat puin
dat we zouden haast zeggen
bovenmenselijke kontakt verstevigd
werd en toen „hun" Duitse stad
werd ingenomen door de Amerika
nen stond hun besluit vast. Ze zou
den bij elkaar blijven, ze zouden met
elkaar trouwen. Dat is dan gebeurd
en zo is Helena Boetenko mevr. Or-
souw geworden. En met haar man
naar Nederland gekomen, waar ze
sinds 1964 in Venray woont.
TERUGKEER
Maar natuurlijk bleef ook in Hol
land de gedachte wel eens terug
gaan naar het verre, en soms heel
verre, Rusland. Ze had bericht ge
kregen dat haar zusters weer terug
waren, dat haar broers de oorlog
overleefd hadden, haar vader en
moeder gestorven waren. En „er
gens" knaagde het heimwee naar die
plaats daar in de Oekraine, waar ze
geboren en getogen was.
Pogingen werden gedaan om in
Rusland te komen, maar eerst in
1959 krijgt ze verlof en 't visum om
tei-ug te keren naar haar geboorte
plaats. In de grote expresse van
Hoek van Holland naar Moskou zit
dan 3 nachten en 4 dagen deze Hol
landse Russin, die terugkeert, nu
nog alleen, naar haar familie.
Drie jaren later gaat ze met haar
man, die ze in de intussen gegroei
de familiekring kan voorstellen. En
telkens opnieuw is dat weerzien een
feest, zoals alleen mensen in Rus
land feesten kunnen. Zij wordt er
zelfs peettante van 'n klein Oekrain
se, een van haar nichtjes, die gebo
ren is, als zij op bezoek is.
Maar die bezoeken hebben ook
een andere reactie. Men vraagt naar
Nederland, naar dat kleine landje
daar ergens ver weg aan de zee en
haar beide broers Henaidi en Victor,
beiden werkzaam in een behoorlijke
positie aan de mijnen aldaar, nemen
dan het besluit om hun eigen zuster
in haar eigen huis op te gaan zoe
ken.
DOBRIDJEN
Ze vragen een visum aan en na
enkele weken krijgen ook zij toe
stemming om de MoskouHoek van
Holland expresse te bestijgen en de
lange, lange reis van Moskou, via
Polen, via Berlijn naar Nederland
te beginnen.
En dan staan daar plotseling in
een Hollandse huiskamer twee nette
heren en zeggen: Dobridjen, goeden
dag, hier zijn we.Ze zeggen Do
bridjen tegen de buurt en tegen de
mensen, die ze tegenkomen en kij
ken naar dat voor hen zo overvolle
Nederland, waar niet de bergen zijn
van de Oekraine, waar men in plaats
van wodka de vreemde jenever
drinkt, waar een St. Nicolaas rond
rijdt, die hen hinnert aan het kerst
mannetje van thuis
Henaidi, die we in Nederland Henk
zouden noemen en Victor, twee klei
ne stevige mannen, die vol belang
stelling het doodgewone leven van
iedere dag in een plaats als Venray
bekijken, die wandelen over de
Markt, die wat kaarten kopen, wat
souvenirs in voor hen overvolle
winkels en met belangstelling kijken
naar de kerstetalages, links en
rechts. Zo komen ogen en oren te
kort om al dat vreemde, al dat nieu
we in zich op te nemen om het
straks allemaal zo nauwkeurig mo
gelijk weer terug te kunnen vertel
len, aan hun vrouwen, hun kinderen,
hun zusters
En iedere dag is er feest, want ook
zij moeten kennismaken met Neder
landse familieleden en met andere
Nederlands-Russische families. Ze
moeten vertellen over Rusland, over
de familie, over hun geboorteplaats.
Victor kan het niet laten als elec-
tro-monteur te kijken naar en met
zijn vingers te zitten aan electrische
automaten tot aan de wasautomaat
toe. En mevrouw van Orsouw, niet
zo bekend met de technische titela-
tuur, heeft de grootste moeite alle
mogelijke technische gegevens voor
hem te vertalen
Ze hebben genoten van de voet
balwedstrijd op de televisie, waarbij
de Nederlanders hun nationale elftal
klop gaf. „Een sportieve wedstrijd",
zegt Henaidi, die alle eerbied heeft
voor de Hollanders nu hij de mach
tige verkeerswegen gezien heeft, nu
hij dat drukke verkeer heeft meege
maakt, dat hij thuis niet kent en ge
zien heeft hoe men dit overvolle
land, zeker bii dat van hun verge
leken, toch leefbaar en bewoonbaar
houdt
Victor, die telkens zijn hoed afzet
en maar Dobridjen zegt, is vooral de
vriendelijkheid van de Nederlanders
opgevallen. Zeer behulpzaam, zeer
prettige mensenis zijn bescheid.
Och bij dat overladen programma
van familie- en kennissenbezoek
hebben ze toch even tijd gevonden
ook Venray door te wandelen, een
kijkje te nemen in de schouwburg,
een bezoek te brengen aan de Petrus
Banden, te dwalen door de nieuwe
buurten, rond te rijden door het be
sneeuwde Venrayse landschap. En ze
zijn er diep van onder de indruk. „Ik
wordt gewoon moe.aldus mevr.
van Orsouw, „al hun vragen te be
antwoorden over alles en nog wat,
wat ze zien of horen. Deze reis is
voor hen een openbaring geweest."
Maar dan kruipt het bloed toch
weer waar het niet gaan kan als ze
opmerkt: ,Maar ja, zouden de Hol
landers ook geen grote ogen opzet
ten als ze bij ons in Rusland, in de
Oekraine kwamen
KERSTMIS
De dagen vliegen om en de thuis
reis staat alweer voor de deur. Di
rect na Kerstmis gaan beide heren
weer terug naar het verre Mar jzinka
in de Oekraine. Maar eerst zullen ze
nog een Nederlands Kerstfeest mee
maken, met een groots en schoon fa
miliefeest thuisDan is er een
stukje Rusland in Venray en een
stukje Venray in Rusland. Want
over en weer zullen de gedachten
gaan, naar de mannen en hun zuster
hier, naar hun echtgenoten, hun zus
ters daar.,
En ook zij zullen ,in de vrede van
de huisselijke kring bidden: Mir po-
cemoe swetje, vrede op aarde aan
de mensen van goede wil
Het loopt tegen middernacht als twee mannen op fietsen, begeleid
door een kleine hond, langs een weg rijden die zich langs de bos
sen slingert. Komen ze terug van hun werk, of gaan ze er juist
naar toe? Ze gaan er naar toe, maar hun bezigheden kunnen het
daglicht niet verdragen, het zijn stropers. En als men de fietsers
zou kunnen gadeslaan schijnt er niets bijzonders aan de hand. Het
is niet te zien dat de een de dubbele loop van een oud jachtgeweer
in de pijpen van zijn laarzen verbergt, dat de ander de kolf op
dezelfde manier meevoert, dat in de zakken van een colbertjasje
zo'n twintig patronen te vinden zijn en een grote zaklantaarn.
LICHTBAKKEN
Het weer is geschikt voor „licht
bakken", de vorm van stropen waar
bij een grote zaklantaarn te pas
komt. De twee fietsers blijven niet
op de grote weg, maar slaan af, het
bos in. Ze hebben hun dynamo's af
gezet, om hun aanwezigheid niet te
verraden. Als zé op hun bestemming
zijn aangekomen zetten ze de fietsen
verdekt opgesteld in het hout, maar
wel zo dat ze er bij het minste teken
van onraad mee weg kunnen. Jute
zakken liggen klaar om de buit in te
vervoeren.
Dan lopen ze samen in het donker,
met de hond in de nabijheid, dicht
bij de rand waar het bos overgaat in
weiland. De zaklantaarn flitst op,
vijf keer, tien keer, vijftien keer. Er
klinken schoten, bijna tien in totaal,
die verwaaien in het donker. De fel
le hond komt in aktie en verzamelt
naarstig de buit: zes konijnen en
drie hazen. Ze verdwijnen in de ju-
te-zakken, die achterop de bagage
dragers worden gehouden. Dan
wordt de terugtocht aanvaard.
Als de ochtend vaal aanbreekt
komt de jachtopziener. Hij vindt de
sporen van het nachtelijk bezoek,
voetafdrukken en lege hulzen en hij
verbijt binnensmonds de scheldwoor
den die in hem opwellen. Er is niets
meer aan te doen. Het wild kan niet
meer spreken, de stropers slapen
rustig in hun huizen, de hazen en
konijnen zijn allang verdwenen.
TEGENSPELER
Maar niet altijd komt de jacht
opziener of wildschut, zoals hij vroe
ger ook wel genoemd werd, te laat.
Soms verraden de stropers zich om
dat ze onvoorzichtig zijn wanneer ze
hun toekomstig jachtterrein verken
nen.
Dan gaat het anders. Dan kan het
gebeuren dat onverwachts voor of
achter hen de jachtopziener opduikt,
vergezeld van zijn hond. De stroper
die geschoten heeft werpt hem het
geweer voor de voeten en rent weg,
in de richting van het vervoermiddel
dat hem, evenals zijn maat die net
zo hard loopt moet redden.
„Staan blijven, politie", klinkt het
luid tussen de bomen. De twee stro
pers rennen eens zo hard. Maar dan
wordt de hond ingeschakeld. „Stel
len", komt er een kort bevel en de
hond vlieg er vandoor. Even blijft
het stil, dan een felle blaf, krakend
hout, een gil en een doffe plof. Als
de jachtopziener ter plaatse komt
ligt een van de stropers op de grond,
met gescheurde kleren en 'n bloe
dend been, de ander drukt zich stijf
tegen een boom. De hond staat met
zijn haren recht overeind en blikke
rende tanden naar hen te kijken, bij
de minste beweging gromt hij. De
stropers hebben pech, hun berech
ting kan volgen.
WAAROM?
De laatste jaren wordt er weer
meer gestroopt dan voorgaande ja
ren. En er zijn blijkens de sporen
veel onervaren amateurs op pad.
Amateurs die met de auto een bos
weg inrijden, in de warme wagen
wachten tot er een dier in het felle
licht van de koplampen blijft staan
en dan schieten ze soms nog slecht
ook, zodat er een aantal gewonde
dieren in het hout achterblijft. De
echter stroper handelt zo niet. Hij
is een natuurmens en laat geen ge
wonde beesten achter. Hij vangt ha
zen en konijnen in strikken of met
lichtbakken; de fazant komt wel te
recht onder een raam, dat aan een
zijde omhoog gehouden werd door
een simpel stukje hout. Onder het
raam ligt wat kippevoer, vermengd
met anijs, een lekkernij voor fazan
ten, die het willen oppikken, het
houtje omstoten en gevangen raken.
Ook vireen de stropers wel een fret
met zich mee, een dier dat op een
albinovormige bunzing lijkt. De gan
gen of pijpen van een konijnenhol
worden afgeschermd, de fret in de
gangen losgelaten en de vluchtende
konijnen door de stroper doodgesla
gen.
Eigenlijk zijn er twee soorten stro
pers. De een stamt uit het geslacht
dat sinds mensenheugenis stroopt en
daarin slechts een eerzaam hand
werk ziet. De andere soort kwam tot
stropen omdat hij zich genoodzaakt
zag een bijverdienste te krijgen.
De meningen over het al of niet
„sportief" zijn van stropen zijn ver
deeld naar gelang de streken waar
het al^ dan niet voorkomt. Sportief of
niet, de echte stroper is een na
tuurmens, die het bos en veld kent
als zijn broekzak Hij weet zijn wild
op te sporen.
Evenals zijn directe tegenstander
de jachtopziener of wildschut, die
het terrein minstens even goed kent
en elke onrust in het bos herkent,
evenals hij aan de sporen kan zien
welke stroper hier aan het werk is
geweest.
Soms heeft de stroper geluk en in
casseert hij de winst van zijn be
drijf, een andere maal is het de
jachtopziener die wint en de stroper
betrapt, maar vaak zijn beiden ge
noeg „mens" om waardering voor el
kaar te kunnen hebben.
Door de eeuwen heen heeft de fi
guur van Maria iets onwezenlijks
gekregen. Zo wordt afgebeeld als een
(natuurlijk blanke, en soms zelfs
blonde) vrouw met volmaakt ari
sche trekken, lief en goed.
Ze is een Joods meisje geweest,
donker van huid en donker van
haar. En stil en onderworpen is ze
ook niet geweest. Onderworpen, ja,
aan Gods wil. „Zie, de dienstmaagd
des Heren mij geschiede naar Uw
woord".
Maar wanneer wij de lofzang le
zen die zij heeft gedicht nadat ze de
belofte had ontvangen, dat uit haar
de Messias zou worden geboren, le
ren we een gans andere Maria ken
nen.
Herhaaldelijk lezen we van haar,
dat zij hetgeen zij hoorde en zag
„overlegde in haar hart". Maar ze
heeft dat daar niet veilig bewaard
om misschien later mémoires te
schrijven. Ze was er mee bezig, ze
dacht er over dóór.
En zij zag de komst van de Mes
sias als een geweldige gebeurtenis,
niet minder dan een revolutie. Een
revolutie in de samenleving van die
tijd, die niet zo veel anders was dan
die in onze tijd. Rijken en machti
gen enerzijds, hongerigen, verdruk
ten, ontrechten anderzijds.
Zij heeft dat niet zonder meer ge
accepteerd.
Zij heeft ook de Messias niet ge
zien als iemand, die de bestaande
orde zou handhaven en de armen en
verdrukten slechts verdraagzaam
heid en onderworpenheid zou pre
diken met in het verschiet de belo
ning van het hiernamaals!
In haar lofzang heeft zij bijzonder
duidelijke en krachtige taal gespro
ken. Dit heilsgebeuren, zo profeteert
zij, zal machtigen van de tronen
stoten en rijken ledig heenzenden.
Hongerigen geeft Hij overvloed en
in het hart der nederigen wil Zijn
Geest wonen.
Dat was, in het bijzonder voor die
tijd, revolutionaire taal.
De hele Messias-verwachting van
de Joden was aards gericht. De Mes
sias zou komen als een held, als de
zoon van de grote koning David. Al
de heidenen zouden zich voor hem
neerbuigen en de Joden, Gods Volk
immers, zouden allen overheersen.
Zelfs de jongeren van Christus, die
dagelijks met hem op en neer gaan,
ruziën met elkaar wie nummer één
zal zijn in de regering van Ziin Rijk
en twee hunner vragen zelfs om ere
plaatsen, ter rechter- en ter linker
hand van zijn troon. Zelfs na zijn op
standing komen ze met de branden
de kwestie of hij nu eindelijk het
Koninkrijk Israël, het Godsrijk, zal
gaan stichten?
Nergens is beschreven welke ge
dachten Maria heeft gekoesterd tij
dens het dragen van haar grote ge
heim. Maar de tendenz van die ge
dachten is gekristalliseerd in haar
Lofzang. Het is niet voor de machti
gen, de geweldigen, de rijken, het is
voor de armen en nederigen. Voor
hen die zich arm en nederig weten
tegenover God.
Maar daarmee heeft Maria ook
partij gekozen tegen degenen, die in
dit leven aan hun trekken willen
komen en de godsdienst zien als een
veilige verzekering voor het hierna
maals. Die weigeren de konsekwen-
ties te trekken uit hun belijdenis,
dat zij „God lief hebben boven alles
en (dus) de naasten als zichzelf."
,Zo staat Maria niet ver van ons, op
een voetstuk misschien, achter een
devotielichtje. De kern van de Bood
schap voor alle tijden heeft zij ge
predikt, nog vóór de Brenger van die
Boodschap geboren was.