KERSTMIS is hij wel dood Ook een gestolen kerstboom gedijt niet WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN „pas'' 16 eeuwen decemberfeest VRIJDAG 22 DECEMBER 1967 No. 51 ACHT EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL 2727 GIRO 1050652 ADVERTENTIEPRIJS 12 d p. mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL 2.- (buiten Vanray 225) PAUS LIBERIUS (352-366) VERANDERDE DE DATUM Uit de kerstkaarten die emigran ten ons sturen uit landen als Aus tralië en Nieuw-Zeeland, blijkt over duidelijk hoe de traditie het kerst feest hecht aan een bepaalde datum in de kalender. Kijk maar: er staat de traditionele kerstman op, nade rend op een door rendieren getrok ken slee in een oer-winters land schap. Maar in werkelijkheid ligt men in die landen op 23 december te braden in de laaiende zomerzon; de seizoenen zijn op het zuidelijk halfrond nu eenmaal precies het spiegelbeeld van wat zij bij ons zijn. Men zou, in alle christelijke lan den ten zuiden van de evenaar, Kerstmis met n>^er „sfeer" kunnen vieren in juni. Die sfeer komt dan tenminste beter overeen met wat de emigranten thuis vroeger gewend zijn geweest. Zulke kerstkaarten laten duidelijk zien, hoezeer de viering van het kerstfeest gestempeld is door de noordelijke afkomst ervan. Men kan ook niet anders verwachten, want de kersttraditie is veel en veel ouder dan de reizen die geleid heb ben tot de ontdekking van de beide Amerika's, Australië en Nieuw-Zee land en de blanke vestigingen in Afrika. Hoeveel ouder is zij precies? ZONNEWENDE Algemeen bekend is natuurlijk, dat er in de traditionele kerstviering heel wat heidense symboliek is ge annexeerd. Men kan de altijd-groe- ne naaldboom gemakkelijk herken nen als symbool van het eeuwige, terwijl het ontsteken van veel kunstlichtjes vooral in de noordelijk gelegen landen zeker een nuttige functie heeft gehad in de donkere dagen ronom de „midwinterzonne wende." In die dagen, zo voor en na de 21e december (dit jaar de 22ste; de zon staat die dag om 14.17 uur in het z.g. winterpunt) ontvangen we het min ste natuurlijke licht en nemen we onze toevlucht tot het ontsteken van kunstmatige verlichting. En aangezien de astronomische omstandigheden die deze gang van zaken bepalen al miljoenen jaren heersen, kunnen we veilig aanne men dat het branden van kaarsjes, vetpotjes, waslichtjes, traanvlamme- tjes of op welke andere manier men maar voor licht kon zorgen al lang gewoonte is geweest, voordat het christendom zijn intrede deed in die noordelijke contreien. En men zou dan ook zeggen, dat het niet toevallig is, dat de datum van Kerstmis 25 december zo dicht in de buurt ligt van de (op het noordelijk halfrond) kortste dag. VERSCHOVEN! Toch is die mening onjuist. De kerstviering op 25 december is pas zestien eeuwen oud. Jonger dus dan het christendom zelf. De datum 25 december is vastgesteld door paus Liberius, die van 352 tot 366 hoofd van de rooms katholieke kerk is ge weest. Voor die tijd werd Kerstmis ge vierd op 6 januari, het huidige Drie koningen. Die drie koningen waren de „wijzen uit het oosten" (Melchior Caspar en Balthasar). Zij kwamen naar Bethlem, geleid door een heldere ster en vroegen: „Waar is de koning der Joden, want wij hebben zijn ster gezien in het oosten". (Heldere sterren werden be schouwd als sterren van koningen: het astrologische geloof bloeide in die tijd in het oosten voIod, bij ge brek aan astronomisch feitenkennis). Zonder de ingreep van paus Libe rius zouden wij dus tegenwoordig Kerstmis waarschijnlijk nog altijd op 6 januari vieren in plaats van op 25 december. Wat heeft hem tot die in greep bewogen? AFGETELD Hij heeft waarschijnlijk orecies hetzelfde gedaan dat iedereen doet die hoort van een aanstaande ge boorte: men gaat op zijn vingers de maanden aftellen, beginnend vanaf een gegeven datum. Welnu: de gegeven datum was in dat geval 25 maart, de datum van de Annunciatio of Maria Boodschap: de aankondiging door de aartsengel Gabriël aan Maria van de komende geboorte van Christus. Dit gegeven, plus een blik op de kalender of eventueel het gebruik van negen vingers, is voldoende om. samen met de nodige biologische kennis, tot de datum van 25 decem ber te komen. Hetgeen niet in feite is gebeurd. En aangezien over de werkelijke geboortedatum van Christus niets met zekerheid bekend is (de chris telijke jaartelling is een uitvinding van nog latere datum, namelijk uit de zesde eeuw), kan niemand met stelligheid bewijzen dat 25 december geldiger is dan 6 januari of anders om. En evenmin zouden we de emi granten op het zuidelijke halfrond op een historische onjuistheid kun nen betrappen als zij Kerstmis zou den gaan vieren in hun winter. Ze zaten in het café na de Hoogmis hun zondagse borreltje te drinken. De vier boeren, die zoals men dat zegt, wel een stootje vedragen kon den. Bedachtzaam nipten ze van het volle glaasje en keken naar de an dere tafeltjes, waar gewoontege trouw ook de zondagsgangers hun glaasje kwamen halen. Het was er gezellig en warm in de gelagkamer en de dikke sigarenrook steeg lang zaam omhoog. „Tja...." zei er een wat traag.." nog een paar dagen en dan is het kerstmisDe anderen moesten hier eerst even over nadenken en zeiden toen op hun beurt: „Tja dat is waar, dan is het kerstmis „Tjazei toen de een ander, „dan zullen we morgen naar de markt moeten voor een kerstboom." Nummer drie was net de suiker uit zijn borreltje aan het schrappen en aan het oplikken toen deze op merking viel. Hij keek de tafel eens rond en zag dezelfde grijze koppen als hij had. „Op de markt een kerst boom kopenwas zijn verwon derd bescheid. „Ik ben nog al bela zerd Die krachtige taal deed op haar beurt de anderen weer opkijken. Maar de kastelein kwam de glaas jes nog eens vol doen en zo stokte weer het gesprekDe grijze kop pen kwamen dichter bijeen en vroe gen opheldering over die laatste op merking. „Ja zeker, ik woon hier midden tussen de bossen en dan zal ik naar het dorp gaan om een kerstboom te kopen. Zo'n ding kan wel een tien tje kosten. Nu was het wel niet zo dat deze boer zijn boerderij midden in de bossen had liggen, maar het dorpje lag als het ware tegen de bosrand aan en vond inderdaad zijn begren zing in nog al wat hektaren gemeen- tebos. Men kon de andere drie boe ren hardop horen denken dat de man feitelijk toch wel gelijk had. Wat moest men vijf, zes kilometer ver gaan halen en betalen, als hier, vlak bij huis kerstbomen bij hon derden te pronk stonden En minstens een tientje gespaard. Een tientje de man„Maar", zei er een, „als ze je snappen, ben je de sigaar. De boswachter is gedorie nie misWeer viel een stilte in het gesprek Men kon in de intussen roder wordende gezichten zien dat ook dit probleem door de jenever- walm heen bekeken en bepeinsd werd. „Jazei dan een: „die boswachter moest er feitelijk niet zijn „Scheit aan die boswachter" was De klokken verheffen hun stem in 't verschiet De klokken verkondigen vreugd en verdriet, Zij galmen met Kerstmis het wondere lied: Het Kindeke Jezus geboren! En tóch is met Kerstmis niet open elk hart, Toch doet de mensheid zo vreemd en verward. De mens wil de klokken niet horen En roept „God is dood" in mijn oren Het machtig geluid van de klokken zwelt aan En wie op de wereld wil 't Woord niet verstaan En wie hier op aarde zal Zijn stem weerstaan? Het Kindeke Jezus geboren! En tóch zijn er, die deze boodschap niet deert, Zij hebben zich van God en kerk afgekeerd. De dwazen bedekken de oren, Zij willen Gods stem niet meer horen! De klokken beklijven met hemelse kracht, Hun klanken verklinken voluit in de nacht: De Heer heeft Zijn Zoon hier op aarde gebracht, Het Kindeke Jezus geboren! Al zegt de t.v. en al zegt men op straat Dat bidden niet helpt en dat God niet bestaat, De twijfel is velen beschoren: Is Hij nu wel doodof geboren? E. Eeckhoff het commentaar van een ander, „dat die maar let dat zijn hazen bij mij niet aan de wortelen komen Waarop nummer drie zei, dat dat er niets mee te maken had. De bos wachter staat er nu eenmaal voor dat de gemeentelijke bossen in tact blijven en hazen of geen hazen, als men bomen ging stropen, dan was het figuur, die men wel degelijk in de gaten moest houden. Het grote woord „boompje-stro pen" was dan gevallen. De grijze koppen schrokken er zelf een beetje van en weer werd het stil. „Och man", zei de suikerlikker, „van de week een keer 's avonds als het wat slechter weer is, de bijl ge pakt en het varken is geslacht voor er iemand erg in heeft ,We gaan geen varken slachten, maar een kerstboom pikken", ver- berde een ander en zelfs door de jeneverwalm door werd hun duide lijk dat ze feitelijk zaten af te spre ken dat ze gezamenlijk de gemeente op zouden lichten voor een kerst boom. De een durfde toen niet goed meer „neen" te zeggen voor de an der en daarom viel de afspraak dat men woensdagsavonds bijeen zou komen om rond 10 uur bij de vier sprong en dan gezamenlijk zou op trekken naar de begeerde kerstbo men. Er werd nog een borreltje op gedronken, dat nog al enige conster natie opleverde. Want net toen ze hun laatste slok namen, kwam de boswachter binnen, ook voor zijn zondagse peutje. De jenever vloeide toen van schrik bij onze vier in het verkeerde keelgat en toen ze klaar waren met hoesten en proesten was het niet alleen doodstil geworden in het café, maar hadden alle vier een kop als een pioen. „Goejemorgen" snotterden ze, betaalden en vertrok ken. B— Stel U voor de vier huisgezinnen van onze boeren op die woensdag avond. In het eerste huisgezin zat de boer tegen de slaap te vechten. Het was warm in de kamer, de televisie had niets en hij doezelde weg in zijn stoel. Zijn vrouw en de kinderen maakten voorbereidingen om naar bed te gaan, maar met een blik op de klok bleef hij zitten. Hoe moest hij in 's hemelsnaam zijn vrouw ver tellen dat hij een kerstboom ging stropenDaar waagde hij zich liever niet aan. En in plaats van naar bed te gaan, gromde hij dat hij nog naar het paard moest gaan kij ken, want dat had vandaag zo raar gedaan. „Ik heb niets aan ons Mina gemerkt", zei de 22-jarige zoon. „Ga naar bed snotneus" was het grimmig bescheid, waarna hij de stal optrok om de bijl te zoeken. In huisgezin nummer 2 had vader rond half 9 verteld dat hij nog even naar een bestuursvergadering moest van een boerenleenbank. Zijn vrouw had hem wel verwonderd gevraagd of ze met die vergadering niet had- ren kunnen wachten tot na kerstmis, maar het was gelukt en zo stond hij rond half negen buiten in de kou, met een bijl onder zijn jas. De dek sel viel hem echter op de neus, toen hij merkte dat in het plaatselijke ca fé geen licht brandde, wat dus bete kende dat er geen kachel aan was en niets verschud zou worden. Zo begon hij maar door ret dorp te bre vieren om de tijd te korten. Boer nummer 3, die feitelijk het hele vuur had aangestoken, zat ook al met het probleem hoe hij 's avonds om een uur of 10 huis en haa.rd zou kunnen verlaten, zonder dat hij zijn vrouw op moest biech ten, dat hij een boompje ging gap pen. Hij had de bijl vast uit de schuur gehaald en tegen de heg aan gezet op het einde van de tuin, maar het was zaak om een smoesje te zoe ken. Die kans kwam onverwacht toen men van de buurt uit om hulp kwam vragen voor een koe, die aan het kalven was. „Kom mee Jan", zei hij tegen zijn oudste en doodge- lukkig stapte hij het huis uit. „Ga je maar helpen", zei hij tegen zijn oudste." Ik moet nog effe En voor zoonlief van zijn verbazing bekomen was, was vader vertrok ken. Maar wat hij ook deed en hoe hij ook zocht bij de heg was geen bijl te vinden. Wel trapte hij in de weggreppel, wat hem een natte voet opleverde en het was beslist geen stichtelijk kerstgedicht wat hij toen allemaal in zijn stoppelbaard brom de. Tenslotte was er boer nummer 4 die ook al met hetzelfde probleem zat. Toen hij tegen tienen heel non chalant opmerkte dat hij nog een straatje omging, keken vrouw en kinderen hem vreemd aan en vroe gen of hij van lotje getikt was. En dat was het sein voor een daverende ruzie, want hij liet zich niet voor gek uitmaken, door zijn bloedeigen kinderen. Wat dachten die wel en als vader graag 's avonds een straat je omging, dan ging hij om en dan had er geen sterveling ook maar iets mee te maken„Wat dachten ze welEn bij iedere zin daverde de grote boerenvuist op de tafel, zo dat de kopjes rinkelden en de boerin zich afvroeg wat hem nu in zijn her sens geschoten was Maar voordat ze daar antwoord op kon geven, had hij met een ge weldige zwaai zijn jas van de haak getrokken en met een daverende klap de voordeur dichtgetrokken. Ziezo hij was buitenFluks achter de stal in waar hij de bijl had neergezet. Kent door de ja ren heen ook de weg in het don ker, maar midden in de oude ver trouwde gang had men nu iets neer gekwakt, waarover vader bijna zijn nek brak. Hij zou languit op de be tonnen vloer gevallen zijn, als niet iets zacht verend zijn val gebroken had. Het pikte hem in zijn gezicht, voelde vreemd aan in zijn handen, maar in de haast dat hij door het lawaai zijn eigen verraden zou keek hij daar verder niet naar om, greep de bijl en stond buiten Op de viersprong troffen ze elkaar, de vier grijze mannen, die nu ineens vreemd waren op dit stukje grond, hoewel ze er normaal tientallen ke ren per jaar kwamen. Men schrok bij iedere nieuwkomer en toen num mer drie wat hard sakkerde over zijn natte voet en de bijl, die hij mis te, sisten de anderen geschrokken vanSssstVier samenzweerders, die op pad gingen, zich een hoedje schrokken van een ekster, die op vloog en angstig keken naar de don kere, zwarte bossen. „We moeten naar dat stuk bij Efluisterde er een, „daar staan de besteEn zo sjokten ze naar die jonge bos- aanplant. „Weet iemand waar de boswach ter zitvroeg wederom fluis terend een ander. Op dat woord stonden ze alle vier geschrokken stil. Geen mens, die nog aan de bos wachter gedacht had, maar nu ze er aan dachten, zonk hun hart hele maal in de schoenen. Als ze het bos pad insloegen dat naar de kerstden nen leidde en ze dus in de bossen zelf kwamen, werd het helemaal een akelige bedoening. De wind waaide zachtjes door de hoge dennen, hier knapte een tak, daar scheen iets te kreunen en alle vier hoorden hun harten bonzen als stoomhamers. Een konijn kwam onverwacht het pad overhuppelen en ontlokte degene, die voorop liep een akelige kreet van schrik. Alle vier stonden ze als aan de grond genageld en vervloek ten in het diepst van hun hart de stommigheid om hier „midden in de nacht" naar boompjes te gaan zoe ken. Die verrekte heidense dingen. Niets roerde in het donker. „Hou je kiezen op elkaar, wil je' kreeg de. verschrikte tegen zich ge sist en weer ging het verder In de jonge bosaanplant grepen ze de eerste de beste boom en begon nen er met hun bijlen op te timme ren. Maar geschrokken hielden ze op, toen het geluid ver de bossen in galmde. Het is daar toen een minuut of 12 een hels gevecht geworden met wat kleine kerstdennen. Ze moesten zo gauw mogelijk sneuve len en dat lukte natuurlijk niet. Het water stond de boerèn in hun schoe nen van schrik en ellende, maar sloegen in de wilde weg al was het alleen maar om hun schrik en angst weg te slaan De terugweg werd aanvaard. Met de bijlen onder de jas, die als lood wogen en achter zich een miezerig kerstboompje, sjokten ze weer terug over het donkere bospad. „Lekker een tientje gespaard", probeerde er een de stemming te verhogen, maar het sssstvan de anderen was welsprekend genoeg. Vier grote mannen voelden zich opgelucht en blij, toen ze weer op de viersprong stonden. Ze hadden het dan toch maar gelapt Maar ergens kon boer nummer 1 zijn kerststemming toch niet ver hoogd vinden met deze gapperij. Men had dan wel een tientje ge spaard, maar per slot van rekening blijft gegapt, gegaptEn dat zei hij dan ook„Ja man, had dat gezegd voordat we aan dat karwei begonnen warenwas het wat verontwaardigde wederwoord van de man met de natte voet. Maar ter wijl ze, nog steeds met die kerst boom achter zich, dorpwaarts trok ken, bleef in hun hersens toch wel de twijfel of dat nu allemaal wel deugde, wat ze gedaan hadden. Een konijn of een haas stropen, lag na tuurlijk op een wat ander vlak. Daar haalde je de schade terug, die die beesten op je eigen veld dikwijls aanrichtten, maar een boom gappen? De vier grote mannen liepen zo met hun eigen gedachten terug het dorp in. De kerk langs, en ook langs de pastorie. Daar brandde nog licht. Toen ze daar al bijna voorbij wa ren, draaide nummer een zich om. „Ik ga het de pastoor vertellen alsof hij daarmede de verantwoorde lijkheid zo maar kwijt was. En zo beleefde het de pastoorsmeid, dat op die woensdagavond voor de deur een viertal boeren stonden, die in geslo ten formatie voor haar probeerden te verbergen wat ze onder hun jas sen en achter hun rug hadden. „Is pastoor thuis....?" „Neen, die is nog eventjes weg." De teleurstelling was zo groot, dat ze niet eens meer de moeite deden de kerstbomen achter hun rug te houden. Zonder te groeten liepen ze het pad van de pastorie af. Als ze daan op straat komen, zien ze in de verte twee figuren aankomen. „Verrekt", zegt er een „ik geloof dat het de pastoor isEn jawel het is pastoor en de koster, die aar zelend naderbij komen. Zo staan daar in de slecht verlichte dorp straat de vier mannen tegenover de pastoor en de koster. Vier mannen, die net als de pastoor en de koster angstvallig pogea niet te laten zien dat ze een kerstboom achter hun rug hebben en een bijl onder hun jas Het is er stil in die dorpstraat, want niemand weet goed wat hij zeggen moet „We wildenzei de natte voet, „we wilden feitelijk komen zeggen dat we een paar boompjes gegapt hebben, maar we komen bij de duuvel te biechten, zie ik wel als U begrijpt wat ik bedoel." „Daar heb je het gedonder", valt een verontwaardigde pastoor uit te gen een timide koster„had die dingen op tijd besteld, dan hadden we niet als een stelletje dieven in de nacht op een paar kerstbomen uit gemoeten. Gewoon sloddervossig- heid en nu sta ik verschut tegen een paar knapen, die ook beter had den moeten weten." De knapen, 4 grijze mannen, be ginnen ergens het dwaze van die si tuatie te begrijpen. Nummer drie begint er zelfs smakelijk om te la chen, zeker nu hij ziet hoe de koster, die hij toch al niet kan hebben, op zijn nummer gezet wordt. Maar in die opkomende vrolijkheid is men wat onattent geworden. Zo schrik ken ze op als daar plotseling een fietser naast hun opdoemt. „Goedenavond heren", zegt de bos wachter, want die was het. „Nog zo laat voor Kerstmis aan het zorgen." De natte voet probeert de pijnlijke situatie te redden. Voor hem zelf en voor pastoor die nu helemaal met zijn figuur geen raad weet. „Ja we hebben net allemaal een kerstboom uit het dorp gehaaldprobeert hij te liegen, maar pastoor zegt re soluut: „Boswachter wilt U even meekomen naar de pastorie en de andere heren ook Een late wandelaar zou een merk waardig beeld gezien hebben als hij op dat late uur voorbij de pastorie gekomen was. Daar stonden voor

Peel en Maas | 1967 | | pagina 13