ui. Detkó-CampA Ziekenfondsperikelen Mond- en Klauwzeer? Mensen van morgen Eenmalige aanbieding kamerbreed tapijt 5.70 breed. Slechts voor f 59,- p.m. Haarbonclé kleur grijs. VRIJDAG 28 OKTOBER 1966 No. 43 ZEVEN EN TACHTIGSTE JAARGANG 12 PEEL EN MAAS E DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY \AfCCI6DI AR D WCKID&V C KI HMCTDC VCM ADVEITÏNTIEMUJS 11 d p. mm. AIONNEMENTS- GgOTESTKAAT 2t POSTIUS 1 TEL 1512 QIRO 1050652 VVCCABLAU VUUK VCNHAT t IN VJIVIO I KC.rVC.lN PtUS PEK KWAITAA1 1.75 fbvHaa V«nroy H PREMIESTIJGING OF BEPERKT EIGEN RISICO IN 1967? SOCIAAL VRAAGSTUK VAN DE EERSTE ORDE De kabinetscrisis heeft voor een ogenblik de discussies rondom de premiestijging van de ziekenfondsverzekering onderbroken. Het staat echter wel vast, dat dit vraagstuk nog niets van haar aktualiteit heeft ingeboet en dat elke minister van sociale zaken en volksgezondheid voor de heel moeilijke taak zal komen te staan dit probleem op te lossen. Moet in 1967 de premie voor de ziekenfondsverzekering fors omhoog of zal er een beperkt „eigen risico" worden ingevoerd. Zijn er nog andere oplossingen door bij voorbeeld de kosten van de apothekersverstrekkingen terug te brengen op een voor de volksgezondheid niet schadelijke wijze? Het zijn allemaal belangrijke vragen, die een probleem betreffen, waarmee iedere Nederlander te maken heeft. APOTHEKERSVERSTREKKINGEN ZIJN (TE) HOOG Globale schattingen tonen aan, dat de ziekenfondsen over het lo pende jaar met een tekort aan 60 miljoen gulden blijven zitten. Dit is onder meer een gevolg van de stij gende kosten van geneeskundige verzorging. Denkt u maar eens aan de ziekenhuistarieven, die de laat ste jaren aanzienlijk gestegen zijn. Hetzelfde geldt voor de prijzen van geneesmiddelen. Het ziet er naar uit dat deze lasten in het komende jaar nog aanzienlijk hoger zullen komen te liggen, zelfs al zouden de huis artsen hun buitensporig hoge hono- rariumeisen (100 pet.) maar voor 'n deel vervuld zien. De premie voor de verplichte zie kenfondsverzekering bedraagt mo menteel 5.8 pet. Maar met deze premie, die 12 jaar geleden nog maar 4 pet. bedroeg, komen de zie kenfondsen niet meer uit. Wil men alle kosten dekken, dan zou in 1967 de premie moeten stijgen tot 7 pet. Zouden de eisen van de huisartsen worden ignewilligd, dan zou daar nog 0.6 pet. bovenop komen en zou den we in 1967 aankijken tegen een premie van 7.6 pet.! De gevolgen van een dergelijke premiestijging laten zich gemakke lijk raden. Er komt uiteraard ruim te voor loonsverhogingen, terwijl de ruimte toch al krap is, ook al ge zien het feit dat er straks premie moet worden betaald voor enkele andere sociale wetten, die het ko mende jaar moeten worden inge voerd. GEEN EIGEN RISICO Het is onwaarschijnlijk, dat men door een dergelijke premiestijging het gat in de ziekenfondskas wil stoppen. Is het niet een oplossing om een stukje eigen risico in te voe ren? Patiënten zouden bijvoorbeeld tot een bepaald bedrag bezoeken aan de huisarts zelf moeten opbren gen. Merkwaardig genoeg zijn de art sen in het verleden nooit zulke voorstanders van een dergelijke re geling geweest. Want ofschoon zij best weten dat er tal van patiënten op het spreekuur komen die eigen lijk heel weinig mankeren, is het hun ook bekend, dat er minstens zoveel mensen zijn die veel te laat met hun klachten naar de dokter gaan. Zou er nu een „eigen risico" worden ingevoerd, dan hebben der gelijke patiënten nog een reden meer om niet naar de dokter te gaan. Bovendien zou het „eigen risico" een enorme administratieve romp slomp met zich meebrengen, het geen zowel voor de artsen als voor de ziekenfonds bezwaarlijk is. Tenslotte zou een dergelijke re geling grote bezwaren hebben voor zover het de minder draagkrachti- gen betreft. Zou er in het gezin van een ongeschoolde arbeider regelma tig ziekte zijn, waardoor dikwijls de huisarts moet worden geconsulteerd dan legt dit een grote financiële last op zo'n gezin. BESPARING De Koninklijke Nederlandse Maat schappij ter bevordering der Phar- macie heeft zich onlangs uitgespro ken tegen „eigen risico". Deze ver eniging is van mening dat er maat regelen kunnen worden genomen die voor de ziekenfondsen tot een be sparing van 20 miljoen gulden voor de verplichte verzekering kunnen leiden, zonder dat dit nadelige ge volgen voor de volksgezondheid te weeg zal brengen. Het zou mogelijk zijn om de apothekersverstrekkin- gen op verantwoorde wijze tot een lager niveau terug te brengen, waardoor de kosten van het zieken fondspakket worden verlaagd. De consumptievergroting in de sector farmaceutische hulp is zeer aanzienlijk geweest. Het aantal voorschriften voor een „duur" ge neesmiddel is in circa tien jaar ge stegen van 13 tot 20 procent. Doch de kosten daarvan maken 80 pet. van de totale grondstofkosten uit. KEUZE Volgens de heer Cohen, lid van de Ziekenfondsraad en vertegenwoor diger van de Maatschappij ter be vordering der pharmacie moeten bekwame artsen in staat zijn een verantwoorde therapie voor te schrijven, die beduidend goedkoper is dan de kosten van 't huidige zie kenfondspakket. „Wanneer men ziet dat in een grote stad alleen de kos ten van één tranquilizer 7,5 pet. van het geneesmiddelenbudget uitmaakt, dan vraag ik mij af of wij niet wat ver van een reële en rationele thera pie afdwalen. Door coördinatie tus sen medewerkers en toezicht hou dende organen kan stellig veel wor den bereikt", aldus de heer Cohen. Een verantwoorde kostenbesparing behoort dus stellig tot de mogelijk heden en in deze richting zou men het daarom in de eerste plaats moe ten zoeken. Tenslotte is er nog een vierde mogelijkheid. Alle kosten van ziekenhuisverpleging (dus ook die gedurende het eerste jaar) wor den ondergebracht bij de volksver zekering tegen zware geneeskundige risico's. Hiermee worden de duurste risico's uit het ziekenfondspakket geweerd, terwijl men zich dan tegen kleinere kosten vrijwillig kan ver zekeren tegen kostprijspremie. Het vraagstuk van de stijgende ziekenfondskosten kan dus van ver schillende kanten worden aange pakt. Het zal bijzonder moeilijk zijn een keuze uit bovenstaande moge lijkheden te doen, al was het alleen hierom dat een ideale oplossing niet bij de hand is. ZIJN WIJ BANG VOOR MOND- EN KLAUWZEER? INGEZONDEN Het is weer zo ver. De eerste berichten over mond- en klauwzeer voor varkens z(jn weer de wereld in. En in de Tweede Kamer z(jn er al vragen over gesteld. De Nederlandse varkenshouder is doodsbang voor mond- en klauwzeer (mkz). Niet zozeer angst voor de ziekte, als wel voor de gevolgen. Isolering van het bedrijf, uitroeiing van de ziekte door afslachten en door vernietiging van kadavers en een gebrekkige schadeloosstelling ztfn erg. Veel er ger is, dat een belangrijke mkz-uitbraak onmiddellijk rampzalige gevolgen heeft voor onze uit-voer. Dan gaan óók in de EEG de grenzen dicht en zitten wij, zoals een jaar geleden, met een on voorstelbare hoeveelheid varkens en varkensvlees waarmee wij geen weg weten. De vraag is dus, of deze ramp zich weer zou kunnen herhalen en of men daarmee rekening moet houden. ACHTERGROND VAN HET BERICHT Er is op het moment te weinig varkensvlees. Er is grote vraag naar varkensvlees en vleeswaren in het buitenland. De vraag is zo groot, dat ons aanbod het niet kan volgen. Dat is beter dan een overschot want nu zijn de prijzen tenminste redelijk. Deze ontwikkeling heeft echter ook nadelen. Allereerst zouden wij méér kunnen uitvoeren en verdie nen. Op de tweede plaats vrezen de vleeswarenfabrieken, dat hun con currentiepositie moeilijker zal wor den, nu de varkensprijzen oplopen. Nu kan men wel zeggen, dat dan de wal het schip keert, aangezien dan de uitvoer ook weer hapert. Maar veel beter was het als het aanbod groot was, zodat een maxi male opbrengst verkregen kon wor den. Waarom breiden onze varkens houders hun bedrijven dan niet uit? En waarom doet men het in Bel gië, Duitsland en Frankrijk óók niet voldoende? TE RISKANT De oorzaak is, dat men in andere landen niet altijd zo rationeel pro duceert als wij dat doen. Toch speelt ginds, net zo goed als hier, de angst voor mkz een rol. Uitbreiden is mo gelijk: er zijn bouwmaterialen ge noeg en het aantal varkens is snel te vermenigvuldigen. Maar nieuw bouw of uitbreiding eisen investe ringen. Velen vinden het te riskant om veel geld te steken in dieren die onverhoeds aangevallen kunnen worden door een ziekte die het hele handelsverkeer lam legt. Waarom is mkz bij het rund geen bedreiging meer en bij het varken wel? Omdat het rund veel ouder wordt en minder snel rouleert. Zou men op 1 november alle Nederland se runderen eten, dan was een half jaar later nóg 80 tot 90 pet. onvat baar, want alleen de na de enting geboren kalveren zouden onbehan deld zijn. Bij varkens zou na een half jaar slechts 20 pet. geënt zijn, want het grootste deel van de var- Voor alle reparaties fa. MARTENS Schoolstraat 30 Tel. 2389 HOE ZIET DE WERELD ER UITl IN 1980? Het is voor de oudere mensen niet gemakkelijk de ontwikkelingen bij te houden, die zich op tal van le vensgebieden voordoen. Onze mo derne samenleving is in een stroom versnelling geraakt, die menigeen benauwt. Tradities, waaraan velen gehecht zijn, dreigen uiteen te val len, de waarden, waar vele genera ties zich op hebben beroepen, schij nen een ineenstorting nabij. Hoe zal de wereld er uitzien, wan neer de jeugd van vandaag eenmaal volwassen is geworden? Kan men daarover nu al een verantwoorde uitspraak doen? We kunnen de ont wikkelingslijnen, zoals die zich thans manifesteren, doortrekken. Maar wat heden rechtlijnig lijkt, kan zich kromlijnig blijken te ge dragen. Ir. W. H. Douma, wetenschappe lijk hoofd-ambtenaar aan de Land bouwhogeschool te Wageningen, heeft het aangedurfd om tijdens een gezinsweek te Barchem in het (so ciologische) koffiedik te kijken. Wij willen u niet onthouden hoe het beeld van de wereld er omstreeks 19801985 volgens deze geleerde uit zal zien. MENSEN WORDEN STEEDS MEER ONTWIKKELD Het C.B.S. heeft voor ons land be cijferd, dat er in 1980 15% miljoen mensen zullen zijn. Economisch ge zien is dit aantal wel houdbaar voor een land als het onze, maar de ruimtelijke problemen kan men zich indenken! Als de demografische schattingen uitkomen, zal ons land in het jaar 2.000 21 miljoen inwoners hebben en 50 jaar later 45 miljoen! „Dit doet vermoeden", aldus ir. Douma, „dat omstreeks de eeuwwis seling er kamerdebatten moeten worden gehouden over een wette lijke verplichting tot geboorterege ling." Volgens de Wageningse geleerde zal de wetenschappelijk-technologi- sche groei een steeds grotere invloed op het sociale leven gaan uitoefenen. Er zal een verdergaande mechanisa tie, verlichting en tijdsbesparing in velerlei arbeid plaatsvinden, waar door tevens veranderingen zullen optreden in de soort arbeid. MEER DENKWERK Het accent zal meer en meer ko men te liggen op denkarbeid dan op routine-arbeid. Op de duur reeds in 1985? zal er tussen beide typen nauwelijks meer verschil bestaan. Dit zal belangrijke konsekwenties hebben voor de standenverhoudin gen. Het ontstaan van een zeer bre de middenklasse zal er door worden bevorderd. Het aantal zelfstandigen (landbouwers, oude middenstanders en beoefenaars van vrije beroepen) zal afnemen. Er komen steeds meer in loondienst werkenden. De komende generatie zal meer algemeen ontwikkeld zijn dan de huidige. De volkstelling van 1960 gaf aan dat 25 pet. van de beroeps bevolking in de leeftijdsklasse van 5565 jaar meer dan alleen lager onderwijs had genoten. Voor de 25- 35-jarigen was dat 55 pet. Bij een rechtlijnige verdere ont wikkeling zal het percentage dag onderwijs volgende 17-jarigen, dat nu 32 pet. bedraagt, oplopen tot 80 pet. in 1980. Dat is overigens hele maal niet zo opzienbarend, want in de Ver. Staten bezoekt nu reeds 90 pet. van de Amerikaanse jeugd de high-school. MEER WELVAART In de komende 15 jaar kan een welvaartsvermeerdering van 50 tot 100 procent worden verwacht. In het leef- en woonmilieu zullen steeds verder gaande verbeteringen worden aangebracht: televisiefoon, telekrant, huishoudrobot etc. De toenemende automatisering zal op de werkmogelijkheid vrijwel geen negatieve invloed uitoefenen. De arbeid ten bate van de vrijetijds besteding zal aan betekenis winnen. Welke tendenzen zullen in de cul tuur en het mensentype domineren? Ir. Douma meent dat „de mens van morgen" minder zorg om het blote bestaan zal hebben, omdat de toe nemende welvaart hem zal dekken tegen de risico's van armoede, ziek te en ellende. Daardoor komt er meer „ruimte" vrij voor de mense lijke geest en zijn aktiviteiten en wel voor zeer velen en niet slechts voor een kleine elite. De „mens van morgen" zal zelfbewuster zijn dan zijn voorouders, zo meent de Wage ningse ingenieur. VERLIES AUTORITEIT Wat is het gevolg hiervan? Er zal een algemene verzwakking of ver lies van traditionele autoriteit op treden. Autoriteit zal zich veel meer dan voorheen moeten rechtvaardi gen. De „mens van morgen" zal het niet meer slikken de wet voorge schreven te krijgen door instanties, die zich hoofdzakelijk beroepen op tradities, op het argument dat het nu eenmaal zo hoort. Werknemers zullen medezeggen schap in de bedrijven krijgen, de' leek zal meer te vertellen krijgen in de kerk etc. NIET IDEALISTISCH De jeugd van nu is de vormgever van de jaren tachtig. Ir. Douma ver wacht dat de jongeren steeds meer de neiging zullen vertonen, het zelf of onder elkaar te gaan uitzoeken. Zij zullen losser staan van de oude ren dan vorige generaties. In de z.g. peergroups (groepen van op elkaar afstemmende jeugdigen) zal een pa troon van normen en verwachtin gen ontstaan met bijbehorende so ciale controle op de gedragingen en levensstijl. Wat de omgang van jongens en meisjes betreft, behoeven wij niet bang te zijn voor een veel gevrees de sexuele verwildering van de jeugd, meent ir. Douma. Hij beroept zich hier o.m. op een sociologisch onderzoek, verricht in het high- school en collegemilieu. Dit Ameri kaanse onderzoek toonde aan dat ook voor deze jongeren de liefde van man en vrouw één der belangrijkste dingen in het leven blijft. NUCHTERDER Volgens vele geleerden zal de jeugd van morgen niet romantisch en idealistisch zijn, maar wel nuchter, voorzichtig en kritisch. Negatieve kant: vooral bedacht zijn op eigen materiële en sociale zekerheid. Positieve kant: een be reidheid tot constructieve inzet bij gebleken noodzaak en dan zonder poeha! En de verhouding tussen ouders en kinderen? Volgens ir. Douma zal de band tussen de oudergeneratie en hun kinderen slechts bewaard kun nen blijven, wanneer de ouders be grip opbrengen voor de situatie waarin de kinderen verkeren en zich blijvend voor hen openstellen. Het gezagselement („vader zegt dat het zó is en niet anders") zal aan betekenis inboeten, want de jeugd slikt het niet meer. Maar toch kunnen de ouders nog veel van hun kennis, ervaring en wijsheid aan hun kinderen mee geven, mits zij de autoritaire hou ding laten varen. Een houding, die nu nog als een zware opgave wordt gevoeld, maar die over twintig jaar gemakkelijker en natuurlijker aan te nemen zal zün. DADERS BLEKEN EIGEN ZOON EN VRIENDEN TE ZIJN Een ingezetene van Venray heeft nabij de Smakt een buitenverblijf. Toen hij een dezer dagen daar arri veerde vond hij er een onbekende peronenauto geparkeerd en hoorde hij er stemmen. De hem begeleiden de dame maakte rechtsomkeert en waarschuwde de Rijkspolitie die zich met de meeste spoed naar dit bui tenverblijf spoedde. Bij aankomst deelde de eigenaar de rijkspolitie mede, dat hij enkele personen had zien verdwijnen. Het ingesteld on derzoek bracht aan het licht dat de wagen aan een inwoner van Blerick toebehoorde. Deze verklaarde juist dezer dagen de wagen aan enkele Venrayse jongelui te hebben ver kocht. Hij kon een betalingsbewijs van een der banken tonen, welke door de zoon van de eigenaar van het buitenverblijf was uitgeschre ven. De vader was onbekend van het feit dat zoonlief een bankreke ning bezat. De draad was gauw gevonden. De zoon en enkele van zijn kameraden hadden zich daar op gepaste wijze bezig gehouden. De wagen hadden zij gekocht om zich sneller van Venray naar de Smakt te kunnen verplaatsen. Tegen de jongelui is procesverbaal opgemaakt voor het rijden zonder rijbewijs, zonder be- lastingkaart en zonder kentekenbe wijs en zonder verzekering. Zij zul len zich t.z.t. voor de politierechter hebben te verantwoorden. Als de eigenaar had geweten dat zoonlief bij deze zaak was betrokken, dan was vanzelfsprekend de politie er buiten gehouden. kensstapel wordt geen half jaar oud. Dat mag echter geen reden zijn om de zaak maar te laten sloffen! Men overweegt thans twee entingen namelijk een in de herfst en een in de winter. Dan is de kans op ziekte het grootst. Past men de entingen landelijk en systematisch toe en let men overi gens terdege op of er van over de grens gevaar dreigt, dan zouden we niet bang meer hoeven te zijn voor mkz. Helaas zijn wij te slap op dit punt. Bijna altijd komt de kwaal vanuit België en Duitsland ons land binnen en echt niet via wilde zwij nen! Op dit ogenblik is België prak tisch vrij, maar nog altijd heeft de bondsrepubliek bedrijven met mkz, begin oktober 7 stuks. Dat lijkt mis schien niet veel, maar het zijn tel kens weer nieuwe uitbraken, zodat echt wel van een haard gesproken mag worden. De kwestie is nu, dat wij dat voor zoetekoek aannemen, terwijl Duits land niet aarzelt om zijn grens te sluiten zodra de ziekte bij ons heerst. En dan is daartegen vrijwel niets te doen. Want protesteren in Brussel helpt bitter weinig. De oor zaak daarvan is, dat de diergenees kundige maatregelen die invloed hebben op het handelsverkeer nog niet geharmonieerd zijn. Hoe zwak de zaak er nog voor staat bleek op 8 oktober j.l., toen minister Biesheuvel in Utrecht sprak op het jaarcongres van de Kon. Ned. Mij. voor Diergeneeskunde. Hier moest de kwestie uiteraard wel aan de orde komen. In het kader van de harmonisatie van wettelijke be palingen, die rechtstreeks van in vloed zijn op de werking van de ge meenschappelijke markt, aldus de minister, heeft de raad van minis ters richtlijnen vastgesteld. Weldra zullen richtlijnen volgen voor ge slacht pluimvee en voor vleeswaren. Richtlijnen zijn echter aanwijzin gen. En dat is niet voldoende. Er moet snel een volledige harmonisa tie komen in de hele EEG. I CONCURRENTIE Het is natuurlijk juist, als de mi nister stelt, dat elk land verant woordelijk is voor de gezondheid van mens en dier. Maar het is falie kant onjuist, dat ook vandaag nog elk land de maatregelen kan nemen die het goeddunken. Tot die maat regelen behoort o.m. een invoerver bod van vee en vlees uit een land waar een besmettelijke ziekte heerst. Op zichzelf is dat goed, maar het wordt zo gauw gebruikt als een middel tot concurrentievervalsing. Er is namelijk altijd wel een land waar mkz heerst. U voelt het: wij moeten precies weten wat mag en wanneer iets mag en wanneer niet. Want dèn kan men een grenssluiting zien aanko men en zijn maatregelen nemen. Nu moet men alles maar lijdelijk af wachten. Vooral moeten wij af wachten of de EEG er in zal slagen een regeling te treffen die de toets der kritiek kan doorstaan. Ons kleine land produceerde vo rig jaar 10,7 pet. van varkensvlees in de EEG en het voerde meer dan een derde daarvan uit. Dat is onze winst en dat is onze zwakheid. Een uitvoerend land, u ziet het bij de eieren, komt gemakkelijk in de knel omdat de grote landen in de EEG praktisch niets uitvoeren, maar in voeren. Vandaar dat die grote lan den zich weinig druk maken over invoerverboden: die treffen zij zélf wel als dat in hun kraam te pas komt. Maar Nederland kan moeilijk een invoerverbod uitvaardigen, om dat wij toch al bijna niets uitvoeren. EERST BRUSSEL Niettemin zou Nederland dat fluks moeten doen zodra het gevaar van mkz dreigt, al was het alleen maar om te tonen dat het weet dat an dere landen niet vrij zijn van de ziekte. Hoofdzaak is echter, dat zo spoe dig mogelijk in Brussel de zaak in kannen en kruiken wordt gegoten. De ervaring leert, dat een eenmaal afgekondigd invoerverbod slechts uiterst moeilijk weg te krijgen is. Dat spaart het land dat dit doet geld uit en bevordert de eigen produktie, omdat dan de prijzen aantrekken. Intussen wordt een uitvoerend land als het onze de dupe, omdat het dan stikt in de overvloed die het niet kwijt kan! Het is de vrees voor een herhaling van dit drama, dat onze landbou wers er toe brengt niet al te veel geld te steken in een bedrijfstak die kwetsbaar blijkt te zijn. Hoewel wij op het ogenblik kunnen zeggen dat die kwetsbaarheid vermindert, moe ten wij er toch begrip voor hebben dat men dit standpunt inneemt Oosirum Telefoon 1762

Peel en Maas | 1966 | | pagina 11