n kerstverhaal uit Vietnam
Geslaagd Kerstfeest
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
DE KALKOENEN VAN BIEN DONG
KERSTMIS
VRIJDAG 24 DECEMBER 1965 No. 51
ZES EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652
ADVERTENTIEPRIJS 8l!t cl p. mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL 1.75 (buiten Venroy 2.—)
Het Kerstfeest is het feest van de vrede. De stille en heilige
Kerstnacht is door de eeuwen heen symbool gebleven van vredi
ge vreugde over de geboorte van het Kerstkind. Toch is niet elk
Kerstfeest zo'n rustig teken van liefde van en voor God, zoals wij
dat nu weer kunnen vieren. Elders in de wereld woedt een ver
bitterde en vernietigende strijd, ook in de Kerstnacht. De oorlog
kent geen pauze. Daarom is ook dit Kerstverhaal een symbool.
Een verzameling houten barakken
twee lage stenen gebouwen, vijf
mortierputten en een hoge aarden
wal. Dat was vrijwel alles waar de
naam Bien Dong betrekking op had
het militaire kamp van „Ge
vechtsgroep 122".
„Een armzalig geheel" mompelde
Captain William Gregg. Hij dacht
terug aan de wolkenkrabbers, opge
trokken uit glas en beton, van zijn
geboortestad New York. Zag weer
voor zich de wijde groene vlakten
van Dixstown in Texas, de garni
zoensplaats waar hij twee jaren
lang de opleiding voor de „Special
Forces" had gevolgd.
Nu lag hij hier in de Vietnamese
modder, verstoken van al het com
fort van zijn vaderland, de modern
ste, rijkste en technisch hoogst ont
wikkelde staat, die de wereld ooit
had gezien en bewonderd.
Daar, op vele duizenden kilome
ters afstand, bereidde men zich nu
voor op het Kerstdiner. Kerstmis,
het grootste familiefeest van de
Amerikaanen. Bij het optuigen van
de kerstboom zouden enkelen van
hen misschien praten over „die sme
rige oorlog in Vietnam". Met in de
hand een zilveren engeltje of een
glinsterende bal voor in de boom.
Captain Gregg keek naar zijn AR-
15 snelvuurgeweer. Onder handbe
reik lag het op de lage houten tafel.
„Het nieuwste produkt van de tech
niek", dacht hij schamper. Maar hij
had zich zelf, noch iemand anders
iets te verwijten, hield hij zich voor.
Was hij niet vrijwillig militair ge-
-worden, met alle risico's die dat met
zich bracht?
Hij stond op. „Ik praat te veel
.met mezelf". Niet zo verwonderlijk,
meende hij, voor een man temidden
van onbekenden in het onbekende
hart van een vreemd land.
Een man kwam de commando-hut
binnen. Het was een Nung. Een van
die taaie en in de strijd geharde
bergbewoners, die zich als fanatieke
strijders trots tot de persoonlijke
lijfwachten" van de Amerikaanse
„adviseurs" hadden uitgeroepen. De
Nung salueerde.
„Nog niets aan de hand, captain.
Maar het kan niet lang meer du
ren." Gregg knikte. Ook hij had de
voortekenen bemerkt en begrepen.
De bevolking van het kleine dorp in
de vallei was weggetrokken. De
kleine verkenningsgroepjes, die hij
regelmatig er op uit had gestuurd,
hadden steeds veelvuldiger vuur-
kontakt gekregen met de Viet Cong.
Alles wees op een binnenkort te
verwachten aanval.
De Amerikaan bad in stilte. „Niet
deze nacht. Niet in deze Kerst
nacht". Er zou in deze verlaten bui
tenpost niet veel van een Kerstfeest
komen, maar de mannen zouden toch
elkaar opzoeken en overwegend
Christelijke Nungs zouden in hun
eigen barakken kerstliederen zin
gen. Vreemde liederen in een won
derlijke taal, maar zij zouden het
zelfde betekenen als het „Stille
Nacht, Heilige Nacht", dat elders in
de wereld zou opklinken.
Het hoofdkwartier in Da Nang had
zelfs kalkoenen toegezegd voor een
speciaal Kerstmenu. Ze waren nog
niet aangekomen, maar Gregg twij
felde er niet aan, dat ze op tijd zou
den zijn. Dat was een traditie in het
Amerikaanse leger. Al in Korea had
de intendance het als een eer be
schouwd zelfs de meest afgelegen en
geisoleerde eenheden met Kerstmis
kalkoenen te bezorgen, het nationale
kerstgerecht. Nu, tien jaren later,
was daar nog niets aan veranderd.
Het hoofdkwartier zou het armetie
rige Bien Dong en daarmee de een
zame Captain Gregg niet vergeten.
Hij knikte naar de Nung als te
ken dat hij het met hem eens was.
Nauwelijks een seconde later sloeg
de eerste mortiergranaat in. Bien
Dong was niet veel groter dan de
oppervlakte van twee, drie voetbal
velden, omgeven door een aarden
wal en een prikkeldraadversperring.
Die eerste granaat richtte geen
schade aan. Zij viel precies tussen
twee barakken in. Gregg greep zijn
geweer. De Nung rende de hut uit
De Vietnamees wist precies wat hem
te doen stond. Het kamp kwam in
enkele seconden tot leven. Mannen
sprongen, renden en struikelden
naar de loopgraven achter de aarden
wal en de mortierputten. De vrou
wen en kinderen van de Nungs do
ken haastig in de schuilgaten onder
de barakken.
Captain Gregg schakelde de zen
der in. Terwijl het geluid van mor
tierontploffingen steeds dichter bij
kwam, schreeuwde hij haastig zijn
boodschap. „Hallo Da Nang. Bien
Dong roept U". Het antwoord kwam
onmiddellijk. „Roger,ga Uw gang
Bien Dong".
„Verzoek luchtsteun. Verzoek
luchtsteun. Liggen onder zwaar
mortiervuur". De commandohut
schudde onder de luchtdruk van en
dichtbij inslaande granaat. Gregg
rende naar de deur. Hij was nauwe
lijks tien meter van de hut toen een
ontploffing hem tegen de grond
smakte. Zijn oren deden pijn. Voor
de rest was hij ongedeerd. Achter
hem verdween de commandohut in
een werveling van oranje vlammen
en gele rook.
Van alle kanten werd nu op het
kamp geschoten. Met mortieren,
machinegeweren en lichte wapens.
De stevige aarden wal rond het
kamp bood echter voldoende be
scherming tegen het vuur van de
machinegeweren.
Op het open terrein rond het
kamp was niets te zien. Maar Gregg
twijfelde er niet aan of dadelijk zou
de Viet Cong over het veld massaal
aanvallen. Hij hoopte, dat de vlieg
tuigen op tijd te hulp zouden snel
len.
Hij sprong in een mortierput, een
in de grond uitgegraven gat van
enkele vierkante meters, plaats bie
dend aan een man of tien en met
tegen de wanden kisten met grana
ten. Twee Amerikaanse sergeants
knielden naast de 81 mm mortier,
gereed om te vuren.
„Schiet op de bosrand", riep
Gregg, „gespreid vuur". Even later
klonk het bizarre geluid van de la
dingen, die de eerste mortiergrana
ten uit de op een forse kachelpijp
lijkende loop schoten.
De eerste aanval op het kamp
kwam een half uur later. De sche
mering viel in. De aanvallende Viets
waren de versperringen tot op en
kele tientallen meters genaderd voor
zij werden opgemerkt. Het was een
waakzame Nung, die alarm sloeg.
Gregg gaf direkt bevel lichtfakkels
af te schieten. Van alle kanten werd
nu gevuurd. De schreeuwende, in
vaalbruine uniformen gestoken Viet
Cong soldaten kwamen terecht in
een hel van granaten en kogels.
Gregg zag hen vallen, bij tientallen.
Hij bewonderde hun aan fanatisme
grenzende moed. Ondanks de grote
verliezen bleven zij komen.
Tot plotseling de stilte viel. Een
anti-climax. Na het inferno van ge
luid, de ontploffingen, het ge
schreeuw, het gefluit van granaten,
deed de stilte nu angstaanjagend
aan.
Sergeant Woods keek vanachter
zijn mortier naar Gregg. De span
ning stond op zijn gezicht te lezen.
„Dit wordt de langste Kerstnacht
van ons leven", zei hij.
„Doorvuren", snauwde Gregg. Hij
wilde niet, dat zijn mannen teveel
nadachten over hun moeilijke posi
tie. Dat hun situatie hachelijk was,
besefte hij zelf maar al te goed. Bien
Dong telde niet meer dan tweehon
derd verdedigers. Buiten, aan de an
dere kant van de versperring, stond
een drie tot viervoudige overmacht.
De captain sloot even de ogen. Hij
bad. Aarzelend, want hij wist niet
welke woorden hij moest kiezen. Die
was hij al lang vergeten. „God", zei
hij, „als ik hier moet sterven, dan is
daar niets aan te doen. Maar als het
kan, bescherm mij dan. Bescherm al
mijn mannen. Heel de wereld viert
nu Uw geboorte. Kunt U dan zo'n
vernietiging toestaan?"
Misschien, dacht hij, zijn er ook
aan de andere kant soldaten, die
eveneens hun God aanroepen. Zo is
het altijd geweest, in alle oorlogen.
„God", bad hij, „laat ons niet al
leen. Geef ons ook een stukje van
Uw feest". Sergeant Woods bood
hem zijn veldfles. Haastig nam hij
een slok. De kruitdamp en het op
gewaaide stof hadden hem dorstig
gemaakt.
In de volgende twee uren vielen
de Viet Cong soldaten nog vier keer
aan. Het aantal gesneuvelden en ge
wonden in Bien Dong nam toe, maar
de verdedigers slaagden er toch tel
kens in de aanvallen te weerstaan.
Gregg had een schampschot in de
bovenarm gekregen. Sergeant Woods
was er erger aan toe. De scherf van
een mortiergranaat was zijn rug bin
nen gedrongen. Een van de Nungs
probeerde hem zo goed en zo kwaad
als dat ging, te verbinden. Gregg
stak een sigaret aan en stopte hem
tussen de lippen van de gewonde
sergeant. „Houd je taai", zei hij,
omdat hij geen betere woorden kon
vinden. Gregg klom uit de mortier-
put om een ronde door het kamp te
maken. Vier van de vijf mortierstel
lingen waren op de ,hoeken van het
kamp aangelegd. De vijfde in het
centrum. Gregg was deze bijna ge
naderd toen een explosie hem tegen
de grond wierp. Een felle pijn trok
door zijn linkerbeen. Haastig rolde
hij zich om, de pijn verbijtend. Snel
achter elkaar loste hij een aantal
schoten op twee schimmen, die hij
op het dak van de munitiebunker
zag en die de handgranaat in zijn
richting hadden geworpen. De
schimmen vielen.
Hij strompelde naar de mortier-
put van sergeant Wilkins, die het
dichtst bij was. Wilkins, een rustige
lange man met het blozende gezicht
dat zijn Scandinavische afkomst
verried, keek zijn commandant ver
baasd aan.
„Zalig Kerstfeest, captain", riep de
sergeant, terwijl 'hij een mortier
granaat in de loop liet glijden. Hij
had niet meer sarcasme in zijn stem
kunnen leggen dan hij nu deed. Wil
kins was getrouwd. Ergens in de VS
zat nu zijn vrouw bij de kerstboom,
denkend aan hem. „Vuur op de sec
tor naast je. Een paar Viets zijn het
kamp binnengedrongen. Ik kwam ze
tegen bij de munitiebunker". Wil
kins knikte en deed zijn werk. Gregg
zonk terug tegen de wand van de
in de grond uitgegraven stelling. Hij
voelde het warme bloed over zijn
been stromen. Met een mes sneed
hij de kleding rond de wond weg.
Hij wees de assisentie van een Nung
af, terwijl hij het noodverband leg
de. Het zag er erger uit, dan het in
werkelijkheid was, meende hij.
Onverwacht stootte hij Wilkins
aan. „Hoor je dat, sergeant? Hoor je
dat wel?" De twee Amerikanen luis
terden een ogenblik, starend in de
duistere lucht. Het eentonige gebrom
van een ziwaar vliegtuig was te ho
ren. Het werd snel sterker en kwam
naderbij.
Is dat de luchtmacht?" vroeg
Wilkins verbaasd. Waar zij op hoop
ten, dat was het gegier van straal
jagers, die als gigantische wespen
dodelijke steken konden toebrengen
aan de vijand.
Sneller dan zij hadden verwacht
was het vliegtuig boven hen. Het
was een viermotorig transporttoe
stel.
„Geef nog wat lichtgranaten", zei
Gregg.
In het licht van de fakkels, die
lange tijd in de lucht bleven han
gen en dan langzaam naar de aar
de zweefden, zagen zij hoe het vlieg
tuig een tiental parachutes open
zwaaide.
„Bevoorrading", riep Wilkins op
gewonden, „ze laten ons niet in de
steek".
Gregg zweeg en staarde roerloos
naar de parachutes. Hij zag wat Wil
kins niet had opgemerkt. De wind
dreef de kostbare pakken naar het
open veld buiten het kamp. Een ter
rein, dat werd beheerst door de Viet
Cong.
Hij had een verbeten trek op het
gezicht. „Mijn God", fluisterde -hij,
„niets schijnt in deze Kerstnacht
goed te mogen gaan".
Als om alles nog te verergeren
stormden opnieuw de Viets op hen
af. En voor de zoveelste maal laai
de een orkaan over het kamp. Gregg
vuurde gehaast met zijn geweer in
de richting van de prikkeldraadver
sperring. Gehaast en verbitterd. Tal
rijke granaatexplosies hadden de
grond omgewoeld en de versperrin
gen zwaar beschadigd. Hij zag ge
el ana les vallen, maar anderen ble
ven doorrennen. „Het zijn er te veel,
veel te veel", flitste het door hem
heen.
„Handgranaten", schreeuwde hij.
De Nungs begrepen hem en be
gonnen handgranaten te werpen
naar de aanvallen groepen. Wilkins
bediende in hoog tempo de mortier,
waarvan de loop nu vrijwel recht
omhoog stond. Onder het vuren
door zag Gregg hoe de parachutes
in het open veld vielen. In het vage
licht van de afgeschoten fakkels zag
hij hoe zich schaduwen .rond de pak
ken bewogen. Het waren mannen
van de Viet Cong.
Hij hoorde het angstaanjagende
gegier van de straaljagers enkele se
conden later. Even leek het vuren te
stoppen. Vanuit het kamp klonk ge
juich. De aanvallers aarzelden. Kort
daarop laaide het inferno opnieuw
op. Napalm en hoog explosieve bom
men beslisten op dat moment de
strijd. De Viet Cong leed verschrik
kelijke verliezen. De aanval misluk
te.
Captain Gregg was zich de afloop
niet meer bewust. Hij zag nog wel
de handgranaat, die in de put rolde,
maar voor iemand hem terug kon
gooien, ontplofte hij. Gregg voelde
geen pijn. Het was als bij een ope
ratie, alsof de zuster kalm de nar-
cosekap op zijn gezicht zette. Hij
had de wonderlijke ervaring weg te
zakken in een eindeloze val.
Het eerste dat de captain zag toen
hij weer bijkwam, was het groeze
lig groene dak van een legertent.
Daarna pas merkte hij het grijnzen
de gezicht van Wilkins.
„Captain, U hebt veel geluk gehad.
Die Chinese handgranaten zijn heel
wat minder krachtig dan die van
ons".
Tot zijn verbazing zag Gregg, dat
de sergeant helemaal niets man
keerde. Zelfs geen schram. Op het
moment van de explosie had de ser
geant nauwelijks een meter van hem
vandaan gestaan.
Hij probeerde zijn armen te be
wegen. Het lukte niet. Er was een
weerstand, die hij niet direkt kon
verklaren.
„Maak U niet ongerust, Captain.
Uw schouders zijn verbonden. Er za
ten wat splinters in". De sergeant
lachte. „U raakte volgens de dokter
alleen bewusteloos door de schok
van de luchtdruk. U had al veel
bloed verloren door uw been. Dat
maakte U zwakker."
„Hoe is het afgelopen?" vroeg de
captain aarzelend.
„We hebben het gered". Wilkins
trok zijn schouders op. Het gebaar
ontging Gregg niet „We hebben veel
slachtoffers. Maar we hebben het
gered. Na de aanval met de jagers
kwamen de parachutisten. Een heel
bataljon. Ze zijn nu nog bezig met
de achtervolging."
„Nu nog? Hoe laat is het dan?"
„U bent een aardig tijdje bewus
teloos geweest. Het is drie uur in de
middag. Eerste Kerstdag." Gregg
sloot de ogen. Wilkins keek verbaasd
naar zijn captain. Hij zag de lippen
bewegen, maar hij verstond geen
woord.
Gregg deed een belofte. Hij bad. „Ik
heb U lang vergeten, God. Maar U
hebt Uw eigen Kerstfeest niet ver
geten." Wilkins wenkte een Nung,
die in de opening van de tent stond.
De Vietnamees droeg een schaal. Hij
kwam langzaam naar het veldbed
waar de captain op lag.
Gregg keek op. Verbazing tekende
zich af op zijn gezicht. Op de schaal
pronkte een kalkoen.
„Wat hebben we daar? Waar komt
dat vandaan?" vroeg hij verwonderd.
„U zult het niet geloven, captain,"
zei Wilkins, „maar dat is wat onder
die parachutes hing. Een kerstge
schenk van Da Nang. Ze wisten in
dat transportvliegtuig niet, dat wij
werden aangevallen. Hun radiover
binding was uitgevallen".
„Overigens", vervolgde de sergeant
„het merendeel van de kalkoenen
hebben de Viets meegenomen. On
ze kerstgave aan hen."
't Is avond al
en door het veld
lopen zij voort
op zoek naar onderdak.
Een man, zijn zwangre vrouw
een os en ezel, dan't stal
wat hooi, een voederbak
't Is nacht
en teder, vol van zorgen
zegt hij zijn vrouw:
't is een zoon.
Een ster, het zingend englenkoor,
de herders en de kudde in het veld
wat vuur, een etensnap
't Is morgen straks
en opgewekt, beladen met
geschenken trekken de herders op
nu naar de stal.
De ster, Maria en het Kind
de vader en de herders
wat licht, een doedelzak
't Is middag reeds,
als ik mij spoed naar Bethelhem
een vredesboodschap trok mij aan
de ster wees mij de weg.
Goed beschouwd was ze haar hele
leven alleen geweest en over het ge
heel gezien had ze dat nooit als een
ramp gevoeld.
Ze had de oude lui, wat men
noemt, aan hun einde gebracht en
de rest van de broers en zusters wa
ren uitgevlogen, hadden hun eigen
gezin gesticht en toen de ver
deling van de erfenis der ouders te
genviel weinig of nooit meer iets
van zich laten horen. Een kaart op
haar verjaardag, een kaart met
nieuwjaar. Ze verdiende haar kost
met naaiwerk en had het beslist niet
slecht. Het werk schonk haar vol
doening en een goed leven, waarin
weinig of niets aan het toeval werd
overgelaten. Ja, ze was best tevre
den met dat leventje van haar, be
halve dannou, ja zo tegen de
feestdagen, Kerstmis, Oud en Nieuw,
dat was niet zo leuk. Dan zat ze al
leen.
Ze kende de knusse feestjes in
huiselijke kring van anderen, waar
zij vanzelfsprekend nu te véél zou
zijn, de relatie met de familieleden
waren ofwel geheel verwaterd ofwel
te oppervlakkig om er nu ineens je
Kerst te gaan vieren.
Nee, ze bleef maar weer thuis dit
jaar. Ze zou een likker kippetje voor
zichzelf klaar maken en dat etentje
zou haar zeker overheerlijk smaken.
Ze verheugde zich er op dat de voor
bereidingen waren getroffen, alles
was in huis gehaald en uit de braad
pan steeg een overheerlijke geur,
die zelfs de grootste kniesoor een
glimlach op het gezicht zou toveren.
In haar kamer had ze een klein
kerstboompje gezet, dat ze feestelijk
had opgetuigd met glinsterende bal
len, engelenhaar, enfin „de gebrui
kelijke troep", zoals ze het in ge
dachten noemde. Nietteminze
was er dik tevreden over. Het ge
heel zag er aardig uit, dat kon nie
mand ontkennen.
Ze had de radio aangezet en daar
kwam stemmige kerstmuziek uit
„Stille nacht, heilige nacht", en dan
om toch vooral de vrolijke noot niet
over het hoofd te zien (de samen-
setllers dachten aan alles) een la
waaierig „Jingle Bells".
Vroeger, ja heel vroeger, toen ze
nog een klein meisje was, had alles
haar een ongekend feestelijk gevoel
gegeven. Nu irriteerde het dromerig
gezongen „I'm dreaming of a white
Christmas" haar grenzeloos. Met een
onbeheerst gebaar draaide ze de
knop van het toestel om en liep naar
de keuken om een wakend oog te
houden op haar kippetje, dat
smeuiig lag te sudderen in de pan
Wat zal het me heerlijk smaken,
dacht ze. Overheerlijk
Er werd gebeld. Ze schrok er ge
woon van. Elk normaal mens was
nu thuis, bij moeder de vrouw, on
der de kerstboom, luisterend naar
stemmige muziek of anders toch
druk doende met de voorbereidin
gen voor een Kerstdiner.
Enfin, even kijken wie daar was
kon geen kwaad.
Ze opende le deur. Op de stoep
stond een bibberig mannetje, in de
ene hand een stapel kerstkaarten,
met de andere zwaar leunend op een
stok.
„Ik heb mooie kaarten te koop"
zei hij.
Haar eerste impuls was de deur te
sluiten met de vriendelijke doch be
sliste mededeling dat ze geen kaar
ten nodig had. Vreemd genoeg deed
ze dat niet en hoorde zichzelf in
plaats daarvan zeggen: U ziet er
koud uit en misschien heeft U wel
honger. Wilt U niet samen met mij
eten?
Alzo geschiedde. Zij, een eenzame
vrouw en hij, een bibberige ver
waarloosde oude man, zij zaten sa
men aan een tafel. Het was belache
lijk. Het was onvoorstelbaar. Of toch
niet....