Belastingen Gerichte economische groei.... De Overheid gaat het midden- en kleinbedrijf helpen Ruime sortering in textiel, vloerbedekking, meubelen M. DERKS CAMPS OOSTRUM - TÉL. 1762 Reserveer tijdig een nachtkluis Kederlandsche Credietbank N.Y. VRIJDAG 3 DECEMBER 1965 No. 48 ZES EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY \Appl/QI APj WAAD X/PK1PAV P KI O M QT D P VC P KI ADVERTENTIE PRXJS 8ct. p. mm. ABONNEMENTS- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1.05.06.52 CtlXDLAU V V-/ l\ V L- IX IXM til VJITIO I rM-lXL.!^ PRIJS PER KWARTAAL 1.75 (buiten Venray 2.—) Ons hele leven lijkt zo langzamer hand gebaseerd op economische groei. Het is een moderne term en een gevolg van een economische po litiek, die ten doel heeft de materië le welvaart van jaar tot jaar te doen stijgen. Het is verheugend dat wij daarin tot op 'heden steeds slagen. Ook voor 1966 ziet het er met die economische groei van ons land in het algemeen gunstig uit. Dat voor spelt ons o.m. het Centraal Planbu reau. Dat zegt dat het bruto-natio- naal produkt in het komende jaar weer met ruim 5 pet. zal toenemen. Dat is zelfs iets boven de gemiddelde verwachtingen, die niet hoger dan 5 pet. mag worden geraamd. De snelle stijging danken wij aan de groei van onze bevolking waarvan de geboortegolf van na de wereldoor log nu zijn aandeel aan de produktie begint bij te dragen. Daarnaast be ginnen diepteïnvesteringen in het bedrijfsleven hun vruchten af te werpen. Wil de aanmaak van consumptie middelen in de toekomst sneller plaats vinden, dan zullen wij moeten blijven investeren, vooral in vaste bedrijfsactiva. DE GROEI Zien wij even af van de woning bouw dan zal de toevloed' van ka pitaalgoederen in 1966 weer met 3 a 4 pet. toenemen. De overiieid zal op de kapitaalgroei in de vorm van huizen en andere openbare werken nog een extra schepje leggen zodat wij daarmee dan de basis leggen voor verdere groei in de toekomst. Of wij die basis voldoende hecht maken, zal voor een goed deel af hangen van de uitkomsten der loon politieke onderhandelingen die aan staande zijn. De snel toenemende groei en het tempo daarvan kunnen slechts behouden blijven wanneer wij het verbruik niet te zeer opvoe ren. In de laatste 3 jaar is onze con sumptie reëel met meer dan 15 pet. gestegen. Dat is gemiddeld meer dan 5 pet. In 1966 zouden wij het stijgings tempo iets moeten afzwakken om het doen van de grote overheids investeringen mogelijk te maken. Niettemin blijft de groei voortgaan. Blijkt straks uit de resultaten van de loononderhandelingen dat wij niet bereid zijn ons verbruik af te rem men dan zal ons prijspeil sneller stijgen dan de produktie gedoogt en bedreigen ons inflatoire gevaren. DE BELASTINGEN Het moet als een paal boven water staan dat de prijsstijgingen als ge volg van de te verhogen indirecte belastingen niet in de te stellen looneisen kunnen worden verwerkt. Gebeurt dit toch, dan zal de rege ring de verantwoordelijkheid voor haar programma niet kunnen dra gen, zo dunkt ons en dreigt een ka binetscrisis. Het is voorts bekend dat een deel van de werknemers aandringt op verdere arbeidstijdverkorting. In wezen is dit hetzelfde als de vragen van meer loon zonder productiever hoging. In dit verband is het teke nend dat kanselier Erhard in West- Duitsland' openlijk heeft gezegd dat zijn landgenoten een uur langer moeten werken per week als zij het huidige stijgingstempo van de con sumptie willen volhouden. De uitputting van de arbeidsreser ves leidt tot een aanhoudende stij ging van produktiekostenl en lonen, zo zei de Duitse regeringsleider en dit brengt de concurrentiepositie van 't land in gevaar. Bij ons is dat niet anders en wij hebben alle reden om met de ontwikkeling in ons ooster buurland ernstig rekening te hou den. EN DE GULDEN? Niet alleen monetaire autoriteiten maar ook wij als eenvoudige bur gers vragen ons af hoe in dit proces de waarde van onze gulden zich zal ontwikkelen. In enkele jaren tijds steeg het prijspeil van onze con sumptiemiddelen met meer dan tien procent. Het Centraal Planbureau verwacht voor het komende jaar een stijging van 41/2°/o. Dit gebeurt bij een vrij optimistische verwachting ten aanzien van het loonstijgings tempo. De stijging kan dus alleen maar tegenvallen. Dat tegenvallen zal af hangen van een aantal factoren. In de eerste plaats zal het bedrijfsleven zich moeten matigen in het doorbe rekenen van loonsverhogingen. In dit opzicht is de matiging echter al jaren aan de gang. De verantwoor delijkheid kan niet van één kant ko men. Bereidheid van werkgevers moet samenhangen met bereidheid van werknemers om matiging te be trachten bij de eisen tot verbetering van het reëele inkomen. Een bijdrage tot die matiging wordt mede verkregen door verwachtingen over het prijspeil. Dit wordt enigs zins gunstig beïnvloed door enige daling van importprijzen. STUWING Daarnaast moeten wij ons realise ren dat in het binnenland het prijs peil sterk wordt opgestuwd door de inefficiënt werkende bedrijven. De ze geven een voor hen noodzakelij ke bijdrage tot handhaving van hoge prijzen wanneer rationeel werkende bedrijven tot prijsverlaging in staat zouden zijn. Daarnaast zijn de exportprijzen op ons eigen prijsniveau van invloed. Zolang die hoog zijn, past het bin nenland zich daarbij aan. Er is een gunstige verwaching op onze export markt in het algemeen. Er zijn ra mingen van een stijging van circa 12 pet. Dit betekent dat wij nog goed mee kunnen op de Europese en wereldmarkt. Het dwingt ons echter met ander landen in de pas te lopen. Helaas ook inzake het inflatie- vraagstuk. Hoewel wij deze intern wel kunnen bestrijden zal een wer kelijk effectief resultaat afhangen van samenwerking op Europees we reldniveau. Van die samenwerking zijn wij nog ver verwijderd en zo lang zullen wij ook dit onfrisse ar tikel voor onze welvaart gedwongen invoeren. OVERHEID REMT Economische groei mag ons als land optimistisch stemmen. Dit be tekent niet dat wij daar als burgers ook stuk voor stuk van zullen pro fiteren. Zo zal het werknemersaan deel in het nationaal inkomen in verhouding stijgen. Zelfstandigen zullen dus (verder) achter blijven. Dit is te meer teleurstellend als wij bedenken dat de dienstverlening door het afremmen van de consump tie in groei zal achter blijven. Dit zal met name de binnenlandse han del schaden. Het accent van onze nationale economische groei komt wel erg op de industrie te liggen. Het is in dit verband jammer dat bij het achter blijven van bepaalde economische groeperingen de schuld daarvan steeds op de betrokkenen wordt geschoven. Dat is lang niet altijd waar. De structuurveranderingen rijn niet al leen een gevolg van de vaart van 't economisch leven, zij worden mede veroorzaakt door een koersbepaling door de overheid. Die koersbepaling schept verantwoordelijkheid voor degenen die in de knel komen. Waarvan hierbij acte. Hierdoor kunt U buiten de kantoor-uren o.a. vrijdagavond zaterdag etc., Uw kas gelden veilig tegen diefstal, inbraak etc. deponeren in de kluizen van ons kantoor. Vraag inlichtingen aan de kas. Bijkantoor Venray - Patersstraat 17 - Tel. 2061 Belastingen zijn altijd een penibe le zaak, waarover iedereen klaagt, maar waarvan ook iedereen over tuigd is, dat ze noodzakelijk zijn. Dezer dagen is er bijzonder hard geklaagd, zelfs zo hard, dat het Ca binet Cals er even van scheen te schudden. Maar het is gegaan zoals met de meeste herfststormen. Nadat de storm was uitgewoed bleek er wei nig schade aangericht. Het zou mis schien echter wel. goed zijn, wanneer wij ging beseffen, dat met het stij gen van de welvaart ook de belas tingen hoger zullen worden. En dat niet alleen vanwege hoge re inkomstenbelastingen, maar van wege de verschuiving in de beste dingen. Een eenvoudig voorbeeld zal dit aantonen. Wanneer er meer auto's op de weg komen, dan be tekent automatisch verhoging van de begroting van Verkeer en Water staat. Een ander duidelijk voor beeld biedt het Miinsterie van On derwijs, welks begroting al enkele malen verdubbeld is. De economi sche ontwikkeling is in dit opzicht onuitwijkbaar op straffe van achter uitgang. Dit zij tot troost en niet eens zo schrale, bij het hieronder volgende lijstje van wat allemaal duurder wordt: Alcoholaccijns van 1193,naar 1400,per hl. al cohol (100 pet.) en omzetbelasting op alcoholische dranken van 8 naar 18 pet. Een fles jenever van 9, gaat 10,50 kosten. Bieraccijns van 19 cent tot 22 cent per liter. Accijns op tabaksfabrika ten, waardoor een pakje sigaretten 25 cent duur wordt. Omzetbelasting op: personenauto's van 18 tot 25 pet.; TV-toestellen van 18 tot 25 pet.; radio's van 10 tot 18 pet.; bromfietsen van 5 tot 10 pet.; pleziervaartuigen, caravans, gram mofoons van 5 tot 18 pet. Benzineaccijns met 2 cent per ltr. Accijns op petroleum met 1.40 per hl, gasolie met 1,10 per hl en sook- olie, smeerolie e.d. met 0.70 per hl. Omzetbelasting op schoeisel tot lV2°/o, en textiel 21/2°/o, beide met in gang van 1 januari 1967. Vermogens- belastingverhoging van 5 op 6 pro mille tijdelijk. Vennootschapsbelasting 1 punt omhoog voor winsten beneden 100.000,twee punten omhoog voor winsten boven 100.00, De mededeling dat de regering besloten heeft tot instelling van een ontwikkelings- en saneringsfonds voor het midden- en kleinbedrijf, was belangrijk nieuws voor de mid denstand, maar niet voor de mid denstand alléén. Het midden- en kleinbedrijf zal ook in de toekomst werkgelegenheid en bestaanszeker heid moeten bieden aan een groot aantal (vrouwelijke en mannelijke) personeelsleden. Op het ogenblik werken er in de gezamenlijke mid dens tandsbedrij ven ongeveer 700.000 werknemers. Dat zullen er in de toe komst meer moeten worden omdat b.v. de sector diensten belangrijk zal groeien. Ook de consument heeft belang bij een gezond midden- en kleinbedrijf voor al die goederen en diensten, die bij een moderne welvarende maat schappij horen. Er moeten voldoende (en goede) winkels zijn; voldoende en goede kappers en smeden, stuca- doorsbedrijven, schoenmakers en an dere ambachtsbedrijven; voldoende en goede restaurants, besteldiensten en touringcarbedrijven. Een 'gezond' midden- en kleinbedrijf dus. Maar is 'het midden- en kleinbedrijf dan nu niet gezond? En zo neen, waarom en wat kan er aan gedaan worden? HET IS NIET ALLES GOUD WAT ER BLINKT Bij een onderzoek, d,at de raad voor het midden- en kleinbedrijf heeft ingesteld, is men tot de con clusie gekomen, dat ongeveer één derde van de groep van zelfstandi ge ondernemers een inkomen heeft dat te vergelijken is met dat van de werknemers boven de loongrens van de sociale verzekering. Nog eens één-derde haalt het peil van het so ciaal minimum voor de werknemers niet. Dan 'blijft er nog ongeveer één derde over, met een inkomen tussen het sociaal minimum en de loon grens voor de sociale verzekering. Daarbij is voor zeer vele midden- standsondememers de vijfdaagse werkweek nog niet weggelegd en maakt de ondernemer met zijn vrouw (en soms zijn kinderen) lan ge dagen. Uit deze cijfers mag niet de con clusie getrokken worden, dat „de" middenstand ana de rand van de af grond zou staan. Wel kan worden gezegd, dat er op het ogenblik tè veel middenstandsbedrijven inder daad niet gezond zijn. NIET GEZOND Dat wordt nog eens bevestigd door de cijfers over de teruggang in het aantal vestigingen. In het eer ste half jaar van 1965 boekte het ambacht een netto-teruggang (op heffingen minus nieuwe vestigingen) van 900, de detailhandel zelfs van 2.000. Het is, óók in de middenstand, niet alles goud wat er (soms) blinkt! Er zijn daarvoor verschillende oor zaken te noemen. Men mag dan ze ker niet alleen denken aan over heidsmaatregelen, zoals de loon- en prijspolitiek. Daarin schuilt niet de enige en waarschijnlijk niet eens de belangrijkste oorzaak. Wél heeft het overheidsbeleid voor vele midden standers de aanpassing aan allerlei nieuwe ontwikkelingen extra moei lijk gemaakt. De ontwikkelingen zijn bijzonder gevarieerd èn ingrijpend. Men kan b.v. denken aan de bevolkinggroei en de bevolkingsverschuiving: de trek van het platteland naar de stad, van de oude wijken naar nieuwe stadsdelen, van de stad naar de fo rensendorpen. Het midden- en kleinbedrijf moe ten die „trek" volgen. Daarom ont staan er nieuwe winkelcentra met grote omzetten, maar ook met zeer hoge huren. Daarom hoort men re gelmatig van dorpen zonder slager, bakker, of kapper. Daarom gaan in de verouderde stadswijken de be drijven steeds verder achteruit. HOGERE EISEN Ook de consument verandert. Hij is welvarender geworden, kan zich meer veroorloven, maar stelt ook hogere eisen. Er is een voortduren de stroom van nieuwe artikelen, waaruit de consument wil en kan kiezen. Dat betekent voor de onder neming echter een groter assorti ment, een groter vloeroppervlak, ho gere eisen van vakbekwaamheid voor hemzelf en zijn personeel, nieuwe gereedschappen en machi nes; kortom grote investeringen, die alleen maar betaald kunnen worden door een sterke stijging van de om zet. Men staat meestal niet stil bij de ze veranderingen, die zich gèleide- lijk maar in een snel tempo voltrek ken. Pas als men even terug denkt: „Hoe was het vijftien of twintig jaar geleden? Hoe zagen de winkels er toen uit? Er waren toen geen t.v.- reparateurs, want er was nog geen tv! Hoe was het vóór de oorlog?" vallen de veranderingen pas goed op. Aan de middenstands ondernemer, die zich daaraan moest aanpassen en die liefst moest proberen de ont wikkeling vóór te zijn (met alle ri sico, dat het nét even anders zal gaan dan hij dacht) werden hoge eisen gesteld. Niet iedereen kan daaraan volloen, toen niet en nu ook nog niet. Niet iedere winkelier in een oude wijk is in staat een filiaal in een nieuw centrum te openen. Het is niet voor iedere brandstof- fenhandelaar, die zich bedreigd ziet door de komst van het aardgas, ver antwoord om over te schakelen op de verkoop van gashaarden, brom fietsen of koelkasten. Niet iedere middenstander in een langzaam uit stervend dorp beschikt over de fi nanciële middelen om ergens anders weer helemaal opnieuw te beginnen. NIET BIJ DE TIJD Er wordt wel eens gezegd, dat de ondernemers, die nu in moeilijkhe den zitten, dit min of meer aan zich zelf te wijten zouden hebben. Zij zouden „niet voldoende bij de tijd zijn geweest". Dat is niet alleen een onbarmhartig, maar bovendien een onverdiend verwijt. Zij werden ge plaatst voor ontwikkelingen van buitenaf, die zich bovendien zó snel en zó ingrijpend voltrokken, dat tij dige aanpassing slechts ten dele mogelijk is geweest. De eis van om zetstijging en produktiviteitsverho- ging leidt ertoe, dat bijna overal de minimum omvang, die een bedrijf moet hebben om nog rendabel te zijn sterk is gestegen. En als de bedrij ven groter worden, dan moeten er andere bedrijven verdwijnen. Daar tegenover staat, dat weer geheel nieuwe bedrijfsvormen zijn ont staan om aan nieuwe behoeften en nieuwe mogelijkheden te voldoen. De wasserettes en de plastic-ver werkende bedrijven zijn er „klassie ke" voorbeelden van. Andere, reeds bestaande branches, breiden zich sterk uit, zoals de woninginrichters. Er is een tekort aan b.v. garagebe drijven. Het rijn maar enkele voor beelden, maar zij illustreren, dat er in het midden- en kleinbedrijf het een en ander aan de hand is. ONTWIKKELING Voor een belangrijk deel van het midden- en kleinbedrijf verloopt die aanpassing weliswaar niet zonder flinke problemen, maar vereist, zij toch geen bijzondere maatregelen. Dat kan echter helaas niet van het gehele midden- en kleinbedrijf ge zegd worden. Daarom hebben drie centrale middenstandsorganisaties (de christelijke en katholieke en het Ned. verbond voor middenstands- ver.) vorig jaar een rapport gepu bliceerd, waarin instelling van een ontwikkelings- en saneringsfonds wordt bepleit. De voornaamste taak van dit fonds zou „ontwikkeling" moeten zijn. Door hulp in de vorm van be middeling, advisering en kredietver lening zouden onrendabele bedrijven in staat moeten worden gesteld om zich aan de nieuwe situatie ana te passen en daardoor de rentabiliteit te herstellen. GEZONDE MDDENSTAND OOK VOOR CONSUMENT VAN BELANG VELE MANIEREN Dat kan op vele mameren gebeu ren, zoals: Verbetering van de bedrijfs voering (het fonds zorgt voor advi sering en aanvullende scholing van de ondernemer); Uitbreiding en omschakeling, b.v. textielzaak met meubel-afdeling (financiering en aanvullende vakop leiding) Verplaatsing naar een ander vestigingspunt met meer mogelijk heden (bemiddeling en financiering). Ontwikkelingsmaatregelen kan het fonds natuurlijk alleen verantwoord nemen als de ondernemer energiek genoeg is en voldoende capaciteiten heeft. Er zijn echter ook gevallen, waarbij de ondernemer niet voldoen de capaciteiten heeft of een zekere maximum-leeftijd heeft overschre den, waardoor de kansen op succes volle ontwikkeling vrijwel nihil zijn. In een dergelijk geval kan het fonds bij vrijwillige beëindiging van het bedrijf hetzij een jaarlijkse uitke ring toekennen aan (ouders) onder nemers hetzij de herscholing en de plaatsing in loondienst van de (jon gere ondernemer financieel mogelijk maken. VRIJWILLGERS VÓÓR Er is over die sanering, óók in het midden- en kleinbedrijf zelf, nog wel eens wat misverstand gerezen. In het rapport van de drie bonden wordt echter met grote nadruk ge zegd, dat de bedrijfsbeëindiging niet anders dan volkomen, vrijwillig zal mogen zijn. Wordt echter aan die voorwaarde voldaan, dan kan de sa nering gewaardeerd worden als één van de middelen om het midden- en kleinbedrijf als geheel sterker te maken, daar het marktaandeel van het verdwenen bedrijf aan andere ondernemingen ten goede komt. „Op zichzelf valt het te betreuren, dat sanering nodig is. Gesteld echter te genover de cijfers, waaruit een snel le en ieder jaar weer snellere achteruitgang van het aantal vesti gingen blijkt, menen wij, dat de noodzaak van bijzondere maatrege len, óók voor sanering, niet kan wor den weersproken", aldus de drie bonden in hun rapport. GOED WERK Zo kan een ontwikkelings- en sa neringsfonds voor het midden- en kleinbedrijf in drie opzichten goed werk doen: het kan door ontwikke lingsmaatregelen het aantal bedrij ven, dat jaarlijks verdwijnt of dat een kwijnend bestaan leidt, vermin deren; het fonds kan door het toe kennen van uitkeringen bij vrijwilli ge bedrijfsbeëindiging de noodzake lijke sanering bevorderen en sociaal aanvaardbaar maken; door ontwik keling èn sanering tezamen wordt 'n einde gemaakt aan een oneconomi sche versnippering en aan verborgen werkloosheid van kleine ondernemers die geen behoorlijke dagtaak heb ben. Hoewel er wel eerder over maat regelen voor ontwikkeling en sane ring gesproken was en de land bouw de middenstand reeds was voorgegaan heeft het rapport van de drie bonden toch de eigenlijke stoot gegeven, waarna de gebeurte nissen elkaar snel opvolgden. Door de minister van Economische Zaken werd een commissie ingesteld onder leiding van prof. Goldschmidt van de Tilburgse Hogeschool, die met spoed de mogelijkheden voor een dergelijk fonds moest bestuderen. Een commissie van de Raad voor 't Midden- en Kleinbedrijf publiceerde inmiddels 'n voorstudie. De Commissie Goldschmidt bracht binnen zeer korte tijd een rapport uit aan de minister. Dit rapport is gepubliceerd en hieruit blijkt dat de commissie gunstig heeft geadviseerd en richtlijnen heeft opgesteld voor de inrichting en de werking van het fonds. En tenslotte kwam dan de mede deling in de Troonrede, dat de rege ring tot instelling besloten had. Verwacht mag worden, dat het fonds in de loop van 1966 zijn werkzaam heden zal kunnen beginnen. Een bezoek aan onze showroom is de moeite waard -/_ I- - »«-- "_r Elke koper ontvangt tot en met St, Nicolaas een leuke verrassing Onze zaak is nog tm zaterdag geopend tot 9 uur n.m.

Peel en Maas | 1965 | | pagina 5