Veilig Verkeer...
De eerste wereldoorlog...
Poliiierechter
uw MODEHUIS
Geslaagden
M.A.-school
De mens Midt
VRIJDAG 7 AUGUSTUS 1964 No. 32
VIJF EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPRKRI AH VOOR VRNRAY FN OM^TRFTCFN ADVERTENTIEPRIJS 8*/i ct p. mm ABONNEMENTS-
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1.05.06.52 gIVDLAU VUUIl V I dl 1 AuIiCrll PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75
OP 25 AUGUSTUS 1914 WERD
LEUVEN SYMBOOL VAN HET
LEED DER BELGEN
5
„LATEN ZE ONS HATEN ZO
LANG ZE ONS VREZEN", WAS
HET DUITSE PAROOL
Op 4 augustus 1914 scheen de oor
log geheel volgens „oude stijl" te
zullen verlopen. Op die dag over
schreden de Uhlanen van Von Mar-
wltz de Belgische grens en het eer
ste „vijandelijke dorp", dat zij be
zetten, was Warsage. Toen de cava
leristen het dorpsplein opreden,
stond de burgemeester van het
plaatsje, Fléchet, getooid met de
ambtssjerp de invallers op te
wachten. De commandant van de
patrouille overhandigde de burge
meester een „proclamatie", waarin
Duitsland „spijt" betuigde met de
gang van zaken. Ook werd geschre
ven over een „dwingende noodzaak".
Dit eerste kontakt tussen de oor
logvoerenden was korrekt, bijna be
leefd. Maar de Duitse proclamatie
hield nog meer in
Er werd vrije doorgang geëist.
Vernieling van bruggen, tunnels of
spoorwegen, dit alles werd be
schouwd als een vijandelijke daad.
En het feit, dat slechts enkele da
gen daarna dezelfde Uhlanen, die in
Warsage over zoveel „ridderlijk
heid" beschikten, tegen de landge
noten van Fléchet een nederlaag
leden, vormt het bewijs, dat van een
„vrije doortocht" door België geen
sprake meer was.
Van hoffelijkheid bij de Duitsers
viel dan ook weldra niet veel meer
te bespeuren. Integendeel. Teleurge
steld over en zeer geïrriteerd door
het oponthoud in België, gingen de
invasietroepen er spoedig toe over
hun woede te koelen op de burger
bevolking. Nervositeit speelde hier
bij ook een grote rol. De invallers
waren zeer geschrokken van het fel
le verzet van een voor onbetekenis
gehouden tegenstander.
Spoedig werd het zo gevreesde en
uit de oorlog van 1870 stammende
woord „Franc-tireur" weer gehoord.
De Duitsers zagen overal Franc-
tireurs en namen bij voorbaat al
zeer scherpe maatregelen. Zo wer
den in Warsage reeds aan de avond
van dezelfde dag zes burger gefu
silleerdhet dorp zelf werd in
brand gestoken....
In één dag lieten de Duitsers zien
wat er gebeurde indien men tegen
stand bood aan hun plannen. Zij
pasten even planmatig hun
„Abschreckungstheorie" toe, geheel
volgens het boekje van Von Clause-
witz, waarin terreur werd aanbevo
len als een doeltreffende methode
om de oorlog te verkorten, want
volgens de Duitse militaire opvat
ting de bevolking zou, tengevol
ge van de scherpe maatregelen van
de bezetter, spoedig zo bang worden
dat zij haar eigen leiders tot capi
tulatie zou aansporen. Voortzetting
van de oorlog moest voor de bevol
king verschrikkelijker worden ge
maakt dan de overgave. Dat hier
mede het tegendeel werd bereikt,
dat hiermede het verzet slechts zou
worden aangemoedigd, dat werd
voorshands niet aangenomen.
Dat bovendien het wereldgeweten
zou worden wakker geschud en
daardoor het aantal vijandelijke mo
gendheden zou toenemen, werd nog
minder voorzien. ..De wereld krijgt",
zo zei Bernard Shaw, „zowel pijn in
het hoofd als in de buik van het
Duitse sabelgekletter
Dat er in de eerste dagen van
augustus georganiseerde verzetslie-
STRAKS GAAN ZE WEER
NAAR SCHOOL
We hebben laatst ergens gelezen,
dat er per jaar ongeveer driehon
derd jonge kinderen in het verkeer
om het leven komen. Als mensen
van onze tijd zijn we een beetje af
gestompt met cijfers en statistieken
en zo'n bericht over driehonderd
dode kinderen per jaar maakt dus
niet eens zo'n verschrikkelijke in
druk op ons. We raken alleen nog
maar ontsteld over spectaculaire ca
tastrofes, zoals bijvoorbeeld die van
de schoolkinderen in Keulen, die
door een maniak met een vlammen
werper om het leven werden ge
bracht, terwijl hun onderwijzeressen
met een lans werden doorstoken
Dat bericht maakte ons stil en ver
vulde ons met afschuw.
Maar toch is de verkeersramp in
ons eigen land, waarbij driehonderd
kinderen driehonderd! worden
verminkt, gedood, niet door vlam
menwerpers, maar door rijdende
brokken staal, minstens even in
drukwekkend en spectaculair, als
wij ons even indenken, dat het ón
ze kinderen, broertjes, zusjes, klein
kinderen kunnen zijn, die we op de
ze verschrikkelijke manier kunnen
verliezen. Of wanneer deze ver
keersramp, die zich nu uitstrekt
over een heel jaar, zich zou voltrek
ken binnen één dag. Zouden er dan
geen schuldigen worden gezocht?
Zou dan niet openlijk worden ge-
eist, dat er maatregelen werden ge-
nomen om herhaling van zo'n cata
strofe te voorkomen? Ongetwijfeld.
Maar is het dan niet reëel, dat we
ook maatregelen eisen en nemen, nu
die driehonderd kinderen niet op
Bij het begin van het nieuwe schooljaar is een groot aantal kinderen
ineens kleuter-af. Zjj gaan voor het eerst naar de „grote" school. Bij
al het nieuwe dat zy daar leren, moeten zy zich ook nog zelfstandig in
het verkeer leren bewegen. Help hen daarmee, vraagt het Verbond
voor Veilig Verkeer alle weggebruikers ,door vooral in de omgeving
van de scholen extra voorzichtig te zyn.
den in burger achter de Duitse li
nies opereerden, moet als uiterst
twijfelachtig worden aangemerkt.
Het verzet van de burgerbevolking
groeit slechts langzaam en in de
eerste dagen van een oorlog is de
gene, die wordt overvallen, meestal
te versuft om iets te ondernemen.
Toch zagen de Duitsers overal de
schim van de sluipschutter opdoe
menOp vele plaatsen in België'
zou op de kerkhoven een nieuw
grafopschrift verschijnen: „Fusilé
par les Allemands.
In Dinant werden op een plein 612
mensen doodgeschoten; de jongste
van de slachtoffers wasdrie we
ken.
Eén stad zou in deze trieste his
torie van moord en doodslag, van|
brandstichting en plundering, hét
symbool worden van al het leed, dat
door de Duitsers in enkele dagen
over België werd gebracht: Leuven.
NERVEUZE SPANNING
Leuven werd zonder slag of stoot
bezet en na de val van de stad
scheen het leven zich weer te her
stellen. De mensen gingen aan het
werk en de zakenmensen openden
weer hun winkels. De beste klanten
waren de Duitsers, temeer, daar zij
alles tot op de laatste cent betaal
den en zich correct gedroegen. In
middels trok het gros van het eer
ste leger van Von Kluck verder.
Lange rijen zingende soldaten, alleen
in één richting marcherend, dat was
het dagelijkse schouwspel.
Zo nu en dan klonk een schot:
dan werd volgens de bezetter
weer een „franc-tireur" terechtge
steld.
Spoedig werd de toestand wat
meer gespannen. De burgemeester
probeerde de bevolking te kalmeren
en wees nogmaals op de burger
plicht zich te onderwerpen aan de
nieuwe overheidDe Duitsers
één dag, maar binnen één enkel jaar
ten offer vallen aan de maniak, de
moloch, van het moderne verkeer?
In zeker opzicht zijn wij volwas
senen verantwoordelijk voor de 300
dode kinderen per jaar, en de maat
regelen zullen wij dus van onszelf
moeten eisen. Vooral nu de zomer
ten einde raakt, de scholen over
enkele weken weer beginnen, en
tienduizenden kleuters voor 't eerst
naar de grote school gaan en dus in
eens kleuter-af zijn. Die jonge kin
deren hebben geen ervaring, geen
inzicht in het verkeer, maar moeten
er toch alleen doorheen, want de
meeste ouders hebben geen gelegen
heid om elke dag opnieuw hun kin
deren zelf weg te brengen.
Het Verbond voor Veilig Verkeer
vraagt ook dit jaar weer de aan
dacht van alle volwassen weggebrui
kers voor de moeilijkheden van het
jonge schoolgaande kind. Het doet
een beroep op alle gemotoriseerde
weggebruikers om in het verkeer
rekening te houden met de onver
wachtse bewegingen van kinderen,
die verdiept in hun spel van en naar
school, want kinderen spelen altijd,
plotseling tussen geparkeerde auto's
de weg op kunnen schieten, die een
bal kunnen nalopen, die onvoorzich
tig oversteken. Voetgangers kunnen
kinderen helpen bij het oversteken,
kunnen hen behoeden tegen geva
ren, die ze niet zien. Wielrijders en
bromfietsers kunnen ook hun bij
drage leveren aan de veiligheid van
de kinderen in het verkeer door b.v.
bij zebrapaden, waar kinderen staan
te wachten, duidelijk vaart te min
deren en hen een teken te geven dat
men gaat stoppen. En wannéér er
een auto of ander voertuig voor zo'n
zebrapad stopt, stop dan zelf ook,
zodat het kind, in de mening dat het
veilig de weg over kan, niet verra-
delijk wordt gegrepen door onver
wachts opduikende brommers, fiet
sers of auto's.
Groot is ook de verantwoordelijk
heid van de ouders. Wanneer zij sa
men met hun kinderen aan het ver
keer deelnemen, dienen zij door een
goed voorbeeld het kind als het wa
re op te voeden in het verkeer. Al
leen maar zeggen, dat het kind
wanneer het alleen de straat op
gaat „voorzichtig moet zijn" heeft
geen effect, wanneer men niet heeft
laten zien hóé men voorzichtig moet
zijn.
Tenslotte kunnen zowel ouders als
onderwijzers de kinderen zoveel mo
gelijk trachten in te prenten, dat zij
gebruik moeten maken van zebra
paden, dat zij nooit hardhollend en
plotseling, maar voorzichtig en dui
delijk moeten oversteken, dat zij
desnoods de hulp moeten inroepen
van ouderen, wanneer ze het alleen
niet aandurven.
Wanneer alle ouderen dit najaar
die aandacht zullen opbrengen voor
het kind in het verkeer, die het Ver
bond voor Veilig Verkeer van hen
vraagt, bestaat in elk geval de rede
lijke kans, dat de catastrofe van de
driehonderd dode kinderen per jaar
uiteindelijk zal kunnen woden inge
perkt.
waren echter niet tevreden en arres
teerden de burgemeester en nog en
kele ander stadsbestuurders. Het
aantal executies nam toe
Op 25 augustus deed het Belgische
leger een aanval op de flank van
von Klucks leger. De Duitsers wer
den op Leuven teruggeworpen. Daar
ontstond paniek onder de bezetters.
Links en rechts werd geschoten. Er
werd geroepen: „Die Franzosen! Die
Englander!" Weldra overstemde ech
ter één kreet: „Franctireurs
BLOEDIGE ONTLADING
„Franc-tireur", dat woord was
voldoende voor de „Ortskomman-
dant" Von Manteuffel om de machi
nerie der wraak in werking te stel
len. Nog diezelfde dag begonnen de
Duitsers aan hun vernietigingswerk.
Zij trapten de deuren van de huizen
in, schoten vluchtende burgers neer
en staken elk gebouw in brand.
Niets werd overgeslagenzelfs
de universiteit niet, noch het stad
huis, zelfs niet de St. Pieterskerk,
noch de daarin verzamelde kunst
schattenZelfs niet de zich in de
14e eeuwse Lakenhal bevindende
wereldvermaarde bibliotheek. Deze
eeuwenoude bibliotheek bevatte 650
middeleeuwse manuscripten en meer
dan 1000 incunabelen eerstelingen
der boekdrukkunst. Een eeuwenoude
beschaving ging in enkele uren ver
loren, vernietigd door soldaten, die
meenden „Kultur" te brengen
Maar groter dan het verlies van
kostbare schatten en oude gebouwen
was het menselijk leed. Een Ameri
kaanse ooggetuige zei: „Huizen met
zwartgeblakerde muren branden nog,
het wegdek is verschroeid, overal
liggen dode mensen en dieren en nog
steeds gaan de Duitsers voort met
hun werk
De burgers, voor zover niet gedood
of gevlucht, werden gedeporteerd
naar Duitsland. Daarna was de stad
verlaten en werden de nog niet ver
brande woningen geplunderd.
Zes dagen duurde het voordat de
Duitsers hun monument van be
schaving in Leuven gereed hadden,
zes dagen duurde de terreur.
Het was zoals Shaw zei: „De Duit
sers vormen een volk met minach
ting voor het normale gezonde ver
stand en het normale gelukkige le
ven
De Amerikanen, toen nog neutraal,
brachten Monseigneur De Becker,
de rector van de Leuvense univer
siteit, in veiligheid. Hij bracht ver
slag uit, maar halverwege zijn ver
haal kon hij niet verderhij huil
de.
Leuven. Deze naam prijkte weldra
op de frontpagina's van de kranten,
waar ook ter wereld. Ook in Ame
rika. Hierdoor werd een machtig
volk geconfronteerd met de feitelij
ke situatie in EuropaHet zou
nog drie jaren duren alvorens de
Verenigde Staten zouden antwoor
den. Leuven heeft dit antwoord ge
ïnspireerd. Het verbranden van de
waardevolle documenten en oudhe
den te Leuven geschiedde ook vol
gens het „oorlogsboekje" der Duit
sers: „Een oorlog kan niet alleen
worden gevoerd tegen de militairen
van een bepaald land, men moet
wel degelijk trachten de totale ma
teriële en intellectuele hulpbronnen
van de vijand te vernietigen
LeuvenLidiciBelgrado
OradourWarschauPutten.
(Wordt vervolgd)
Op de sluitingsavond van de Ma
ter Amabilisschool ontvingen de
volgende meisjes het diploma:
Oda Arts, Maria Classens, Leonie
Custers, Maria Dijkmans, Marijke
Houba, Tinie v. d. Hoogenhoff, Ti-
nie Janssen, Mien Rutten, Oda Ron
gen, Mia Sanders, Thea van Treek,
Gerda Goumans-van Treek, Tinie
Wismans, Nettie Linders, Truus
Voermans, Ellie Linders, Mia van
Wylick uit Venray; Lies Emonts, Jo
Kessels en Mien Hendrikx uit Mer-
selo; Miep Flinsenberg, Truus Lem-
mens, Truus Spreeuwenberg, Mia v.
Ass en Mia Geurts uit Ysselsteyn;
Lina Duykers, Bertha Duykers, An
nie Kuypers en Noor Rambags uit
Castenray; Nellie Reintjes en Els
Slangen uit Veulen; Jo Smits uit
Oostrum; Fien Steeghs uit Oirlo;
Tinie Jochums uit Blitterswijck en
Toos Verstraaten uit Horst.
De 69 le en 34 2e jaars cursisten
kregen een getuigschrift.
Het clubhuis kantoor van de
Mater Amabilisschool is tot 17 aug.
gesloten.
Nieuwe cursisten kunnen zich
vanaf deze datum melden bij de
leidsters.
Wij vragen rog ttoeds
PER^ONEFL
p— geschoold eo
\- ongeschoold
ij Aai:inelden dagelijks -
ivV--, ii ook na werktijd - aan
J~1 V f j de fabriek, bij de portier
Jd fcè- N.V. INALFA VENRAY
Onze maatschappij biedt een beeld
dat zeker in twee opzichten ver
schilt van dat in het verleden. Van
de ene kant groeit de bevolking van
de kultuurlanden door nieuwe toe
voer van wereldburgers, van de
andere kant wordt de levensduur
van de mens verlengd. Werd de ge
middelde leeftijd van de mens een
vijftig jaar geleden geschat op vijf
endertig tot veertig jaar, thans ligt
dat gemiddelde boven de zeventig
jaar.
Beide verschijnselen zijn onder
meer een gevolg van de betere hy
giënische omstandigheden, waaron
der de mens leeft. Daardoor is de
kindersterfte zeer sterk afgenomen,
zodat vrijwel alle baby's die het le
venslicht aanschouwen ook in leven
blijven. Van de andere kant is het
aan deze omstandigheden te danken,
dat niet alleen de ouderdom pas op
treedt in een latere levensfase dan
vroeger het geval was, maar dat de
ouderdom ook een langere duur
heeft gekregen. Er zijn nog andere
oorzaken op te noemen, die ertoe
bijdragen dat de mens een langer
leven is beschoren: niet alleen volgt
de mens een gezondere levenswijze,
ook de arbeidsvoorwaarden zijn ver
beterd. Er is nu meer vrije tijd, meer
gelegenheid tot ontspanning, meer
rationele arbeid en arbeidsverdeling,
zodat de mens zijn krachten kan
sparen en daarvan op hogere leeftijd
genieten.
Vroeger was een vrouw van vijf
enveertig en een man van vijftig
jaar al oud. Tegenwoordig zijn er
heel wat mannen en vrouwen die
op hun vijfenzestigste levensjaar nog
veerkrachtig zijn en geschikt voor
arbeid. De grens van het oud-wor
den is met een twintig jaar opge
schoven.
In feite wil dat zeggen, dat het
leven van heel veel mensen thans
meer jaren en zelfs tientallen van
jaren meer telt dan vroeger het ge
val was, maar dat toch de oude
mensen niet veel talrijker zijn dan
vroeger, omdat de bejaarde mensen
beschikken over een grotere vitali
teit.
Pas met zeventig jaar gaat men
spreken over oude mensen.
Als we eerlijk willen blijven, zul
len we dus moeten erkennen, dat
onze maatschappij, ook al leven er
meer bejaarde mensen, niet ver
ouderd is.
De verlenging van de levensduur
is zeer snel ,en wel binnen het tijds
bestek van enkele tientallen jaren
een feit geworden. Dat brengt mee
dat men zich goed moet realiseren,
dat mannen en vrouwen van in de
zestig veelal nog in hét geheel niet
toe zijn aan de noodzaak om te ver
dwijnen uit het arbeidsleven. Velen
van hen zijn nog niet in een toe
stand, dat hen rijp maakt voor het
bejaardentehuis of voor de leun
stoel, maar zij beginnen dan aan zo
iets als een nieuw leven, dat nog
wel tien of vijftien jaren kan duren.
We kunnen ons afvragen of het
wel billijk is, dat deze lange periode
uitsluitend moet worden besteed aan
het ondergaan van de levensavond,
aan het zich terugtrekken uit de ge
meenschap der werkenden. Mis
schien komt een groot aantal der
problemen dat zich voordoet op het
terrein van de oude-dag-verzorging
hier vandaan dat men zich niet vol
doende rekenschap geeft van de
grote vitaliteit van die bejaarden,
die vroeger als afgeleefd werden
beschouwd.
Eén van die problemen is de taak
om het leven van miljoenen mensen
na de afsluiting van hun beroeps
bezigheden op vijfenzestigjarige
leeftijd een inhoud, een doel en
daardoor pas echte levenswaarde te
geven. Met het beëindigen van de
beroepstaak zien ontelbaren zich in
een situatie geplaatst, waarop zij
soms zichzelf en anderen tot last
worden.
Vroeger bracht de ouderdom veel
al lichamelijk lasten met zich mee,
nu liggen de moeilijkheden meer op
het terrein van het zieleleven.
Eerbied voor de oudere mens be
staat in heel wat mindere mate dan
vroeger, alleen al door het feit, dat
ouderdom geen zeldzaamheid meer
is.
Het is geen wonder, dat men zich
grondig is gaan bezighouden met de
moeilijkheden, die het ouder worden
van de mens met zich meebrengt.^
Er is daaromtrent een hele weten
schap gegroeid, die men aanduidt
met het geleerde woord „gerontolo
gie". Dit is een groeiende weten
schap die er nog lang niet aan toe
is een oplossing te verschaffen aan
al de moeilijkheden die zich voor
doen. Wel geeft men enkele richt
lijnen aan, die een bepaalde heen
wijzing geven om het leven van de
bejaarden in goede banen te kunnen
leiden.
Op de eerste plaats wordt als
voorwaarde gesteld, dat er voor hen
een vorm van zekerheid moet wor
den geschapen, waardoor financiële
nood wordt voorkomen. In ons land
wordt daar in voorzien door de Al
gemene Ouderdomsvoorzieningswet.
Daarnaast moet er voor de bejaar
den een zekere mate van vrijheid
bestaan. Dan moet het mogelijk ge
maakt worden, dat er bezigheid is.
Mensen ,wier gezondheid het toe
staat dat zij tot op hoge leeftijd
werkzaam zijn, worden langzamer
oud. Dat kan bestaan in een of an
dere liefhebberij, maar ook in een
baantje dat aangepast is aan hun
kunnen en kennen.
Op de een of andere manier moet
er ook kontakt zijn met medemen
sen ,niet alleen met leeftijdgenoten,
hoewel dat zeker op de eerste plaats
komt, maar ook met jongeren. De
ouderen mogen geen klasse op zich
gaan vormen, maar zij behoren een
deel te blijven van de gehele ge
meenschap.
Het laatste woord is zeker nog
niet gesproken over het bejaarden-
vraagstuk van deze tijd.
Jan Willem stond in het verdach
tenbankje en op zijn schouders
drukte zwaar het leed van de verlo
ren liefde. Het is menselijke on
deugd, dat wij, die niet afgewezen
werden, humor zien in de man die
de bons kreeg. Het staat immers in
het geheel niet vast, wie het beste
af is. Jan Willem had, toen Amor
hem in de steek liet ,de beide ringen
van Liesje als schadevergoeding ge
nomen en dat bracht hem in con
flict met de Nederlandse wet. „Dief
stal van twee ringen". Het klonk
erg misdadig en de officier deed
daarom zeer dreigend.
„Er staat vier jaar op", zei hij, „en
dit zijn twee ringen, dus dat wordt
dan samen acht jaar."
Jan Willem verschrompelde bij de
gedachte aan die acht jaren. Want
wij kunnen onze gevangenissen zo
moderniseren, dat de hele wereld er
van staat te kijken, nog steeds zijn
er staatsburgers, die bezwaren heb
ben tegen zo'n logeerpratij. Waaruit
blijkt hoe vooruitstrevend ons volk
is in zijn daden, maar hoe conserva
tief het is in zijn denkbeelden.
„Als liefde verandert in haat, dan
bestaat er geen groter kwaad", de
clameerde de politierechter.
„Dat zei vader Cats ook al", wist
de officier.
Het verbazingwekkende in deze
misdaad was niet zozeer de diefstal
van beide ringen als wel de vraag,
hoe Liesje aan twee verlovingsrin
gen kwam. Het behoort immers niet
tot de gewoonten van de Nederland
se stam, dat jonge meisjes in derge
lijke artikelen gaan grossieren.
De rechter las het uit de stukken:
ze was eerder verloofd geweest. Die
eerste verloofde had ook de bons
gekregen, maar hij kreeg zijn ring
niet terug, terwijl Liesje de hare
wel behield. Jan Willem was de op
volger. Hij kreeg niet alleen de
plaats van de ander in haar hart,
maar ook in haar ring! Toen hij op
zijn beurt de laan uit ging, pikte hij
de beide ringen in. Liesje, die van
oordeel was dat zij daardoor in haar
huwelijkskansen zeer werd bena
deeld, draafde naar de politie. En
hier stond hij nu, de pleger van het
misdrijf. Zijn knieën staken mager
door zijn broekspijpen en onder het
schamele colbert klopte traag zijn
eenzaam hart.
„Kijk eens", zei hij, „ik had haar
een nieuwe fiets gegeven, he". „Ja
wel", zei de rechter, „maar die heeft
ze je netjes betaald."
„Da's nietes", beweerde Jan Wil
lem. „Ze heeft maar vijfenzeventig
gulden gegeven en ik vroeg negen
tig."
„De rechter haalde een kwitantie
uit de stukken en hield die de pin
gelende minnaar voor: vijf en ze
ventig gulden had hij gekregen en
hij had daarvoor afstand gedaan
van een fiets van onbekend doch
zeer samengesteld merk. Dat ver
weer ging dus niet op. Want wie zijn
handtekening zet is altijd de pineut,
zoals dat in de volkstaal heet, hoe
men het ook bekijkt.
„Kan jou 't schelen of ze een win
keltje in gouden ringen wilde opzet
ten. Je hebt er af te blijven", zei de
officier.
„De officier hield een uitvoerig
requisitoir. Hij schilderde de ver
dachte Jan Willem af als „geen
kwade kerel", uit een „doodfatsoen-
lijke" familie. In dat doodfatsoenlij-
ke zat het hem. Waak er voor, dat
men dat nooit van u kan zeggen.
Want het betekent in gewoon Ne
derlands dat ge tegen de muren op
vliegt van de honger en te dom zijt
uw portie uit de gemeenschappelijke
ruif te bemachtigen.
Dertig gulden of zes werd er ge-
eist.
„Da's goed edelachtbare. Het valt
me erg mee", zei Jan Willem dood-
fatsoenlijk. Daarop vonniste de
rechter conform. „En hoe is 't?"
vroeg de officier, „heb je al een
nieuw meisje?"
„Nog niet", zei de verdachte, maar
hij lachte veelbelovend.
„Pas maar op", adviseerde het
O.M., „denk maar aan dat eerste
meisje van de zangvereniging, uit
dat liedje."