Veilig Verkeer... De eerste wereldoorlog... Poliiierechter uw MODEHUIS Geslaagden M.A.-school De mens Midt VRIJDAG 7 AUGUSTUS 1964 No. 32 VIJF EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPRKRI AH VOOR VRNRAY FN OM^TRFTCFN ADVERTENTIEPRIJS 8*/i ct p. mm ABONNEMENTS- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1.05.06.52 gIVDLAU VUUIl V I dl 1 AuIiCrll PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75 OP 25 AUGUSTUS 1914 WERD LEUVEN SYMBOOL VAN HET LEED DER BELGEN 5 „LATEN ZE ONS HATEN ZO LANG ZE ONS VREZEN", WAS HET DUITSE PAROOL Op 4 augustus 1914 scheen de oor log geheel volgens „oude stijl" te zullen verlopen. Op die dag over schreden de Uhlanen van Von Mar- wltz de Belgische grens en het eer ste „vijandelijke dorp", dat zij be zetten, was Warsage. Toen de cava leristen het dorpsplein opreden, stond de burgemeester van het plaatsje, Fléchet, getooid met de ambtssjerp de invallers op te wachten. De commandant van de patrouille overhandigde de burge meester een „proclamatie", waarin Duitsland „spijt" betuigde met de gang van zaken. Ook werd geschre ven over een „dwingende noodzaak". Dit eerste kontakt tussen de oor logvoerenden was korrekt, bijna be leefd. Maar de Duitse proclamatie hield nog meer in Er werd vrije doorgang geëist. Vernieling van bruggen, tunnels of spoorwegen, dit alles werd be schouwd als een vijandelijke daad. En het feit, dat slechts enkele da gen daarna dezelfde Uhlanen, die in Warsage over zoveel „ridderlijk heid" beschikten, tegen de landge noten van Fléchet een nederlaag leden, vormt het bewijs, dat van een „vrije doortocht" door België geen sprake meer was. Van hoffelijkheid bij de Duitsers viel dan ook weldra niet veel meer te bespeuren. Integendeel. Teleurge steld over en zeer geïrriteerd door het oponthoud in België, gingen de invasietroepen er spoedig toe over hun woede te koelen op de burger bevolking. Nervositeit speelde hier bij ook een grote rol. De invallers waren zeer geschrokken van het fel le verzet van een voor onbetekenis gehouden tegenstander. Spoedig werd het zo gevreesde en uit de oorlog van 1870 stammende woord „Franc-tireur" weer gehoord. De Duitsers zagen overal Franc- tireurs en namen bij voorbaat al zeer scherpe maatregelen. Zo wer den in Warsage reeds aan de avond van dezelfde dag zes burger gefu silleerdhet dorp zelf werd in brand gestoken.... In één dag lieten de Duitsers zien wat er gebeurde indien men tegen stand bood aan hun plannen. Zij pasten even planmatig hun „Abschreckungstheorie" toe, geheel volgens het boekje van Von Clause- witz, waarin terreur werd aanbevo len als een doeltreffende methode om de oorlog te verkorten, want volgens de Duitse militaire opvat ting de bevolking zou, tengevol ge van de scherpe maatregelen van de bezetter, spoedig zo bang worden dat zij haar eigen leiders tot capi tulatie zou aansporen. Voortzetting van de oorlog moest voor de bevol king verschrikkelijker worden ge maakt dan de overgave. Dat hier mede het tegendeel werd bereikt, dat hiermede het verzet slechts zou worden aangemoedigd, dat werd voorshands niet aangenomen. Dat bovendien het wereldgeweten zou worden wakker geschud en daardoor het aantal vijandelijke mo gendheden zou toenemen, werd nog minder voorzien. ..De wereld krijgt", zo zei Bernard Shaw, „zowel pijn in het hoofd als in de buik van het Duitse sabelgekletter Dat er in de eerste dagen van augustus georganiseerde verzetslie- STRAKS GAAN ZE WEER NAAR SCHOOL We hebben laatst ergens gelezen, dat er per jaar ongeveer driehon derd jonge kinderen in het verkeer om het leven komen. Als mensen van onze tijd zijn we een beetje af gestompt met cijfers en statistieken en zo'n bericht over driehonderd dode kinderen per jaar maakt dus niet eens zo'n verschrikkelijke in druk op ons. We raken alleen nog maar ontsteld over spectaculaire ca tastrofes, zoals bijvoorbeeld die van de schoolkinderen in Keulen, die door een maniak met een vlammen werper om het leven werden ge bracht, terwijl hun onderwijzeressen met een lans werden doorstoken Dat bericht maakte ons stil en ver vulde ons met afschuw. Maar toch is de verkeersramp in ons eigen land, waarbij driehonderd kinderen driehonderd! worden verminkt, gedood, niet door vlam menwerpers, maar door rijdende brokken staal, minstens even in drukwekkend en spectaculair, als wij ons even indenken, dat het ón ze kinderen, broertjes, zusjes, klein kinderen kunnen zijn, die we op de ze verschrikkelijke manier kunnen verliezen. Of wanneer deze ver keersramp, die zich nu uitstrekt over een heel jaar, zich zou voltrek ken binnen één dag. Zouden er dan geen schuldigen worden gezocht? Zou dan niet openlijk worden ge- eist, dat er maatregelen werden ge- nomen om herhaling van zo'n cata strofe te voorkomen? Ongetwijfeld. Maar is het dan niet reëel, dat we ook maatregelen eisen en nemen, nu die driehonderd kinderen niet op Bij het begin van het nieuwe schooljaar is een groot aantal kinderen ineens kleuter-af. Zjj gaan voor het eerst naar de „grote" school. Bij al het nieuwe dat zy daar leren, moeten zy zich ook nog zelfstandig in het verkeer leren bewegen. Help hen daarmee, vraagt het Verbond voor Veilig Verkeer alle weggebruikers ,door vooral in de omgeving van de scholen extra voorzichtig te zyn. den in burger achter de Duitse li nies opereerden, moet als uiterst twijfelachtig worden aangemerkt. Het verzet van de burgerbevolking groeit slechts langzaam en in de eerste dagen van een oorlog is de gene, die wordt overvallen, meestal te versuft om iets te ondernemen. Toch zagen de Duitsers overal de schim van de sluipschutter opdoe menOp vele plaatsen in België' zou op de kerkhoven een nieuw grafopschrift verschijnen: „Fusilé par les Allemands. In Dinant werden op een plein 612 mensen doodgeschoten; de jongste van de slachtoffers wasdrie we ken. Eén stad zou in deze trieste his torie van moord en doodslag, van| brandstichting en plundering, hét symbool worden van al het leed, dat door de Duitsers in enkele dagen over België werd gebracht: Leuven. NERVEUZE SPANNING Leuven werd zonder slag of stoot bezet en na de val van de stad scheen het leven zich weer te her stellen. De mensen gingen aan het werk en de zakenmensen openden weer hun winkels. De beste klanten waren de Duitsers, temeer, daar zij alles tot op de laatste cent betaal den en zich correct gedroegen. In middels trok het gros van het eer ste leger van Von Kluck verder. Lange rijen zingende soldaten, alleen in één richting marcherend, dat was het dagelijkse schouwspel. Zo nu en dan klonk een schot: dan werd volgens de bezetter weer een „franc-tireur" terechtge steld. Spoedig werd de toestand wat meer gespannen. De burgemeester probeerde de bevolking te kalmeren en wees nogmaals op de burger plicht zich te onderwerpen aan de nieuwe overheidDe Duitsers één dag, maar binnen één enkel jaar ten offer vallen aan de maniak, de moloch, van het moderne verkeer? In zeker opzicht zijn wij volwas senen verantwoordelijk voor de 300 dode kinderen per jaar, en de maat regelen zullen wij dus van onszelf moeten eisen. Vooral nu de zomer ten einde raakt, de scholen over enkele weken weer beginnen, en tienduizenden kleuters voor 't eerst naar de grote school gaan en dus in eens kleuter-af zijn. Die jonge kin deren hebben geen ervaring, geen inzicht in het verkeer, maar moeten er toch alleen doorheen, want de meeste ouders hebben geen gelegen heid om elke dag opnieuw hun kin deren zelf weg te brengen. Het Verbond voor Veilig Verkeer vraagt ook dit jaar weer de aan dacht van alle volwassen weggebrui kers voor de moeilijkheden van het jonge schoolgaande kind. Het doet een beroep op alle gemotoriseerde weggebruikers om in het verkeer rekening te houden met de onver wachtse bewegingen van kinderen, die verdiept in hun spel van en naar school, want kinderen spelen altijd, plotseling tussen geparkeerde auto's de weg op kunnen schieten, die een bal kunnen nalopen, die onvoorzich tig oversteken. Voetgangers kunnen kinderen helpen bij het oversteken, kunnen hen behoeden tegen geva ren, die ze niet zien. Wielrijders en bromfietsers kunnen ook hun bij drage leveren aan de veiligheid van de kinderen in het verkeer door b.v. bij zebrapaden, waar kinderen staan te wachten, duidelijk vaart te min deren en hen een teken te geven dat men gaat stoppen. En wannéér er een auto of ander voertuig voor zo'n zebrapad stopt, stop dan zelf ook, zodat het kind, in de mening dat het veilig de weg over kan, niet verra- delijk wordt gegrepen door onver wachts opduikende brommers, fiet sers of auto's. Groot is ook de verantwoordelijk heid van de ouders. Wanneer zij sa men met hun kinderen aan het ver keer deelnemen, dienen zij door een goed voorbeeld het kind als het wa re op te voeden in het verkeer. Al leen maar zeggen, dat het kind wanneer het alleen de straat op gaat „voorzichtig moet zijn" heeft geen effect, wanneer men niet heeft laten zien hóé men voorzichtig moet zijn. Tenslotte kunnen zowel ouders als onderwijzers de kinderen zoveel mo gelijk trachten in te prenten, dat zij gebruik moeten maken van zebra paden, dat zij nooit hardhollend en plotseling, maar voorzichtig en dui delijk moeten oversteken, dat zij desnoods de hulp moeten inroepen van ouderen, wanneer ze het alleen niet aandurven. Wanneer alle ouderen dit najaar die aandacht zullen opbrengen voor het kind in het verkeer, die het Ver bond voor Veilig Verkeer van hen vraagt, bestaat in elk geval de rede lijke kans, dat de catastrofe van de driehonderd dode kinderen per jaar uiteindelijk zal kunnen woden inge perkt. waren echter niet tevreden en arres teerden de burgemeester en nog en kele ander stadsbestuurders. Het aantal executies nam toe Op 25 augustus deed het Belgische leger een aanval op de flank van von Klucks leger. De Duitsers wer den op Leuven teruggeworpen. Daar ontstond paniek onder de bezetters. Links en rechts werd geschoten. Er werd geroepen: „Die Franzosen! Die Englander!" Weldra overstemde ech ter één kreet: „Franctireurs BLOEDIGE ONTLADING „Franc-tireur", dat woord was voldoende voor de „Ortskomman- dant" Von Manteuffel om de machi nerie der wraak in werking te stel len. Nog diezelfde dag begonnen de Duitsers aan hun vernietigingswerk. Zij trapten de deuren van de huizen in, schoten vluchtende burgers neer en staken elk gebouw in brand. Niets werd overgeslagenzelfs de universiteit niet, noch het stad huis, zelfs niet de St. Pieterskerk, noch de daarin verzamelde kunst schattenZelfs niet de zich in de 14e eeuwse Lakenhal bevindende wereldvermaarde bibliotheek. Deze eeuwenoude bibliotheek bevatte 650 middeleeuwse manuscripten en meer dan 1000 incunabelen eerstelingen der boekdrukkunst. Een eeuwenoude beschaving ging in enkele uren ver loren, vernietigd door soldaten, die meenden „Kultur" te brengen Maar groter dan het verlies van kostbare schatten en oude gebouwen was het menselijk leed. Een Ameri kaanse ooggetuige zei: „Huizen met zwartgeblakerde muren branden nog, het wegdek is verschroeid, overal liggen dode mensen en dieren en nog steeds gaan de Duitsers voort met hun werk De burgers, voor zover niet gedood of gevlucht, werden gedeporteerd naar Duitsland. Daarna was de stad verlaten en werden de nog niet ver brande woningen geplunderd. Zes dagen duurde het voordat de Duitsers hun monument van be schaving in Leuven gereed hadden, zes dagen duurde de terreur. Het was zoals Shaw zei: „De Duit sers vormen een volk met minach ting voor het normale gezonde ver stand en het normale gelukkige le ven De Amerikanen, toen nog neutraal, brachten Monseigneur De Becker, de rector van de Leuvense univer siteit, in veiligheid. Hij bracht ver slag uit, maar halverwege zijn ver haal kon hij niet verderhij huil de. Leuven. Deze naam prijkte weldra op de frontpagina's van de kranten, waar ook ter wereld. Ook in Ame rika. Hierdoor werd een machtig volk geconfronteerd met de feitelij ke situatie in EuropaHet zou nog drie jaren duren alvorens de Verenigde Staten zouden antwoor den. Leuven heeft dit antwoord ge ïnspireerd. Het verbranden van de waardevolle documenten en oudhe den te Leuven geschiedde ook vol gens het „oorlogsboekje" der Duit sers: „Een oorlog kan niet alleen worden gevoerd tegen de militairen van een bepaald land, men moet wel degelijk trachten de totale ma teriële en intellectuele hulpbronnen van de vijand te vernietigen LeuvenLidiciBelgrado OradourWarschauPutten. (Wordt vervolgd) Op de sluitingsavond van de Ma ter Amabilisschool ontvingen de volgende meisjes het diploma: Oda Arts, Maria Classens, Leonie Custers, Maria Dijkmans, Marijke Houba, Tinie v. d. Hoogenhoff, Ti- nie Janssen, Mien Rutten, Oda Ron gen, Mia Sanders, Thea van Treek, Gerda Goumans-van Treek, Tinie Wismans, Nettie Linders, Truus Voermans, Ellie Linders, Mia van Wylick uit Venray; Lies Emonts, Jo Kessels en Mien Hendrikx uit Mer- selo; Miep Flinsenberg, Truus Lem- mens, Truus Spreeuwenberg, Mia v. Ass en Mia Geurts uit Ysselsteyn; Lina Duykers, Bertha Duykers, An nie Kuypers en Noor Rambags uit Castenray; Nellie Reintjes en Els Slangen uit Veulen; Jo Smits uit Oostrum; Fien Steeghs uit Oirlo; Tinie Jochums uit Blitterswijck en Toos Verstraaten uit Horst. De 69 le en 34 2e jaars cursisten kregen een getuigschrift. Het clubhuis kantoor van de Mater Amabilisschool is tot 17 aug. gesloten. Nieuwe cursisten kunnen zich vanaf deze datum melden bij de leidsters. Wij vragen rog ttoeds PER^ONEFL p— geschoold eo \- ongeschoold ij Aai:inelden dagelijks - ivV--, ii ook na werktijd - aan J~1 V f j de fabriek, bij de portier Jd fcè- N.V. INALFA VENRAY Onze maatschappij biedt een beeld dat zeker in twee opzichten ver schilt van dat in het verleden. Van de ene kant groeit de bevolking van de kultuurlanden door nieuwe toe voer van wereldburgers, van de andere kant wordt de levensduur van de mens verlengd. Werd de ge middelde leeftijd van de mens een vijftig jaar geleden geschat op vijf endertig tot veertig jaar, thans ligt dat gemiddelde boven de zeventig jaar. Beide verschijnselen zijn onder meer een gevolg van de betere hy giënische omstandigheden, waaron der de mens leeft. Daardoor is de kindersterfte zeer sterk afgenomen, zodat vrijwel alle baby's die het le venslicht aanschouwen ook in leven blijven. Van de andere kant is het aan deze omstandigheden te danken, dat niet alleen de ouderdom pas op treedt in een latere levensfase dan vroeger het geval was, maar dat de ouderdom ook een langere duur heeft gekregen. Er zijn nog andere oorzaken op te noemen, die ertoe bijdragen dat de mens een langer leven is beschoren: niet alleen volgt de mens een gezondere levenswijze, ook de arbeidsvoorwaarden zijn ver beterd. Er is nu meer vrije tijd, meer gelegenheid tot ontspanning, meer rationele arbeid en arbeidsverdeling, zodat de mens zijn krachten kan sparen en daarvan op hogere leeftijd genieten. Vroeger was een vrouw van vijf enveertig en een man van vijftig jaar al oud. Tegenwoordig zijn er heel wat mannen en vrouwen die op hun vijfenzestigste levensjaar nog veerkrachtig zijn en geschikt voor arbeid. De grens van het oud-wor den is met een twintig jaar opge schoven. In feite wil dat zeggen, dat het leven van heel veel mensen thans meer jaren en zelfs tientallen van jaren meer telt dan vroeger het ge val was, maar dat toch de oude mensen niet veel talrijker zijn dan vroeger, omdat de bejaarde mensen beschikken over een grotere vitali teit. Pas met zeventig jaar gaat men spreken over oude mensen. Als we eerlijk willen blijven, zul len we dus moeten erkennen, dat onze maatschappij, ook al leven er meer bejaarde mensen, niet ver ouderd is. De verlenging van de levensduur is zeer snel ,en wel binnen het tijds bestek van enkele tientallen jaren een feit geworden. Dat brengt mee dat men zich goed moet realiseren, dat mannen en vrouwen van in de zestig veelal nog in hét geheel niet toe zijn aan de noodzaak om te ver dwijnen uit het arbeidsleven. Velen van hen zijn nog niet in een toe stand, dat hen rijp maakt voor het bejaardentehuis of voor de leun stoel, maar zij beginnen dan aan zo iets als een nieuw leven, dat nog wel tien of vijftien jaren kan duren. We kunnen ons afvragen of het wel billijk is, dat deze lange periode uitsluitend moet worden besteed aan het ondergaan van de levensavond, aan het zich terugtrekken uit de ge meenschap der werkenden. Mis schien komt een groot aantal der problemen dat zich voordoet op het terrein van de oude-dag-verzorging hier vandaan dat men zich niet vol doende rekenschap geeft van de grote vitaliteit van die bejaarden, die vroeger als afgeleefd werden beschouwd. Eén van die problemen is de taak om het leven van miljoenen mensen na de afsluiting van hun beroeps bezigheden op vijfenzestigjarige leeftijd een inhoud, een doel en daardoor pas echte levenswaarde te geven. Met het beëindigen van de beroepstaak zien ontelbaren zich in een situatie geplaatst, waarop zij soms zichzelf en anderen tot last worden. Vroeger bracht de ouderdom veel al lichamelijk lasten met zich mee, nu liggen de moeilijkheden meer op het terrein van het zieleleven. Eerbied voor de oudere mens be staat in heel wat mindere mate dan vroeger, alleen al door het feit, dat ouderdom geen zeldzaamheid meer is. Het is geen wonder, dat men zich grondig is gaan bezighouden met de moeilijkheden, die het ouder worden van de mens met zich meebrengt.^ Er is daaromtrent een hele weten schap gegroeid, die men aanduidt met het geleerde woord „gerontolo gie". Dit is een groeiende weten schap die er nog lang niet aan toe is een oplossing te verschaffen aan al de moeilijkheden die zich voor doen. Wel geeft men enkele richt lijnen aan, die een bepaalde heen wijzing geven om het leven van de bejaarden in goede banen te kunnen leiden. Op de eerste plaats wordt als voorwaarde gesteld, dat er voor hen een vorm van zekerheid moet wor den geschapen, waardoor financiële nood wordt voorkomen. In ons land wordt daar in voorzien door de Al gemene Ouderdomsvoorzieningswet. Daarnaast moet er voor de bejaar den een zekere mate van vrijheid bestaan. Dan moet het mogelijk ge maakt worden, dat er bezigheid is. Mensen ,wier gezondheid het toe staat dat zij tot op hoge leeftijd werkzaam zijn, worden langzamer oud. Dat kan bestaan in een of an dere liefhebberij, maar ook in een baantje dat aangepast is aan hun kunnen en kennen. Op de een of andere manier moet er ook kontakt zijn met medemen sen ,niet alleen met leeftijdgenoten, hoewel dat zeker op de eerste plaats komt, maar ook met jongeren. De ouderen mogen geen klasse op zich gaan vormen, maar zij behoren een deel te blijven van de gehele ge meenschap. Het laatste woord is zeker nog niet gesproken over het bejaarden- vraagstuk van deze tijd. Jan Willem stond in het verdach tenbankje en op zijn schouders drukte zwaar het leed van de verlo ren liefde. Het is menselijke on deugd, dat wij, die niet afgewezen werden, humor zien in de man die de bons kreeg. Het staat immers in het geheel niet vast, wie het beste af is. Jan Willem had, toen Amor hem in de steek liet ,de beide ringen van Liesje als schadevergoeding ge nomen en dat bracht hem in con flict met de Nederlandse wet. „Dief stal van twee ringen". Het klonk erg misdadig en de officier deed daarom zeer dreigend. „Er staat vier jaar op", zei hij, „en dit zijn twee ringen, dus dat wordt dan samen acht jaar." Jan Willem verschrompelde bij de gedachte aan die acht jaren. Want wij kunnen onze gevangenissen zo moderniseren, dat de hele wereld er van staat te kijken, nog steeds zijn er staatsburgers, die bezwaren heb ben tegen zo'n logeerpratij. Waaruit blijkt hoe vooruitstrevend ons volk is in zijn daden, maar hoe conserva tief het is in zijn denkbeelden. „Als liefde verandert in haat, dan bestaat er geen groter kwaad", de clameerde de politierechter. „Dat zei vader Cats ook al", wist de officier. Het verbazingwekkende in deze misdaad was niet zozeer de diefstal van beide ringen als wel de vraag, hoe Liesje aan twee verlovingsrin gen kwam. Het behoort immers niet tot de gewoonten van de Nederland se stam, dat jonge meisjes in derge lijke artikelen gaan grossieren. De rechter las het uit de stukken: ze was eerder verloofd geweest. Die eerste verloofde had ook de bons gekregen, maar hij kreeg zijn ring niet terug, terwijl Liesje de hare wel behield. Jan Willem was de op volger. Hij kreeg niet alleen de plaats van de ander in haar hart, maar ook in haar ring! Toen hij op zijn beurt de laan uit ging, pikte hij de beide ringen in. Liesje, die van oordeel was dat zij daardoor in haar huwelijkskansen zeer werd bena deeld, draafde naar de politie. En hier stond hij nu, de pleger van het misdrijf. Zijn knieën staken mager door zijn broekspijpen en onder het schamele colbert klopte traag zijn eenzaam hart. „Kijk eens", zei hij, „ik had haar een nieuwe fiets gegeven, he". „Ja wel", zei de rechter, „maar die heeft ze je netjes betaald." „Da's nietes", beweerde Jan Wil lem. „Ze heeft maar vijfenzeventig gulden gegeven en ik vroeg negen tig." „De rechter haalde een kwitantie uit de stukken en hield die de pin gelende minnaar voor: vijf en ze ventig gulden had hij gekregen en hij had daarvoor afstand gedaan van een fiets van onbekend doch zeer samengesteld merk. Dat ver weer ging dus niet op. Want wie zijn handtekening zet is altijd de pineut, zoals dat in de volkstaal heet, hoe men het ook bekijkt. „Kan jou 't schelen of ze een win keltje in gouden ringen wilde opzet ten. Je hebt er af te blijven", zei de officier. „De officier hield een uitvoerig requisitoir. Hij schilderde de ver dachte Jan Willem af als „geen kwade kerel", uit een „doodfatsoen- lijke" familie. In dat doodfatsoenlij- ke zat het hem. Waak er voor, dat men dat nooit van u kan zeggen. Want het betekent in gewoon Ne derlands dat ge tegen de muren op vliegt van de honger en te dom zijt uw portie uit de gemeenschappelijke ruif te bemachtigen. Dertig gulden of zes werd er ge- eist. „Da's goed edelachtbare. Het valt me erg mee", zei Jan Willem dood- fatsoenlijk. Daarop vonniste de rechter conform. „En hoe is 't?" vroeg de officier, „heb je al een nieuw meisje?" „Nog niet", zei de verdachte, maar hij lachte veelbelovend. „Pas maar op", adviseerde het O.M., „denk maar aan dat eerste meisje van de zangvereniging, uit dat liedje."

Peel en Maas | 1964 | | pagina 5