KERSTMIS De datering van Christus geboorte het licht ging het licht uit licht in de duisternis DINSDAG 24 DECEMBER 1963 No. 52 VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCRHOF N.V. VENRAT WfTFlfRT AH VHOP UR1MP A V OM^TRPïfPlVI ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRT) 1050652 ff £>JUl\DL<AU V VJVJI\ V UilAH X üil WlVlO 1 aiulVUn PRIJS PER KWARTAAL f 1.50 (bulten Venray 1.75) Onze verre voorouders vier den rond deze tijd de komst van het licht. Zij staken daarbij vu ren aan om nun vreugde te uiten omdat de zon zijn laagste punt had bereikt en weer zou terug keren om met zijn warmte de aarde vruchtbaarheid en bloei end leven te geven. Heel deze viering van onze heidense voorouders hebben wij nu nog: de kerstboom met zijn vele lichtjes, de brandende kaar sen op onze feesttafel, het knal lende vuurwerk op Nieuwjaar. Zij verwijst van het aardse licht naar het hemelse Licht, dat in de wereld gekomen is om de duis ternis der mensen te verlichten. Nooit kunnen wij ons genoeg realiseren wat Christus' komst op aarde voor ons betekent. Besef fen wij eigenlijk, dat Christus door mens te worden alle stof heeft geheiligd. Beseffen wij eni germate wat het betekent, dat Hij door Zijn menswording en Zijn verlossingswerk de hemel ons als uitzicht heeft gesteld. Voor het uitzichtloze stelde Hij het uitzicht in de plaats, voor de wanhoop de hoop, voor de duis ternis het licht, voor het verdriet de blijdschap. We kennen allemaal wel ter men als de vrijheid van de Kin deren Gods, de christelijke blijd schap. In het dagelijkse leven stellen wij ons wel eens de vraag, wat het leven ons nog overlaat aan vrijheid en blijd schap. Inderdaad, het leven van alle dag is niet volmaakt, ook de vrijheid en blijdschap niet. Maar zou onze onvoldaanheid onze teleurstelling daarover niet komen, omdat wij het Verlos singswerk van Christus alleen als een eenmaal verricht en histo risch feit beschouwen en het in zicht verloren hebben in het feit, dat die Verlossing nog steeds doorgaat. Christus blijft persoonlijk en door Zijn Mystiek Lichaam, die geheimzinnige band welke Hij met ons, Zijn Kerk, heeft geves tigd, in ons werkzaam. Het Kerstfeest, dat wij nu vie ren wijst niet alleen naar het his torische feit van Christus' ge boorte, maar ook naar het ver lossingswerk in ons nu en naar de voltooiing ervan in onze zon deloosheid, dat wil zeggen in onze volkomen vrijheid, onze volkomen blijdschap in de eeu wige toekomst. En dat is de die pe betekenis van onze wens „Za lig Kerstfeest", dat namelijk dit feest in 1963 moge dienen tot ons heil, tot ons afkeren van Je zonde nü en onze totale verlos sing van alle duisternis, van alle zondigheid later In de dagen rondom Kerstmis verwijlen onze gedachten uiter aard bij het Grote Gebeuren dat zo'n tweeduizend jaar geleden plaats vond. Een gebeuren, dat, noe belangrijk ook, echter niet op het juiste jaar, dag en uur is vastgelegd. Wie van de bewo ners van Bethlehem hield er in die dagen een kalender op na om zijn geboorte op aan te te kenen. En van degenen die wel aantekening hielden, zijn geen notities of dagboeken bewaard gebleven. Later heeft men dit begrijpelij ke verzuim ernstig betreurd en geen moeite gespaard om als nog te trachten de juiste datum vast te stellen, hetgeen echter geen eenvoudige zaak is. In onze christelijke tijdreke ning zijn wij gewend te werken met simpele jaartallen, die alle basseerd zijn op 'n bepaald jaar waarin we Cnristus' geboorte vermoedde. Wij kennen dus de jaren erna, zoals bijvoorbeeld 1600 met de befaamde slag bij Nieuwpoort en dit betekent, dat in het zestienhonderdste jaar na Christus geboorte deze slag plaatsvond. En de jaren die voor dit vaste punt vallen noemt men gewoon met een minteken er voor of men geeft ze de toevoe ging „vóór Cnristus". Velen zul len nu menen, dat de vaststelling van het jaar van Christus ge boorte dus helemaal geen pro bleem is, want dat was het jaar nul! Maar zo eenvoudig is dat niet. DE ABT MAAKTE EEN FOUT! Onze christelijke jaartelling dateert namelijk uit de zesde eeuw na Christus. Deze jaartel ling hebben wij te danken aan de abt Dionysius die van de toenmalige paus de opdracht kreeg om voor een aantal jaren de datum van het paasfeest te berekenen. Bij het uitvoeren van deze opdracht gebruikte hij voor het eerst, zoals hij het zelf noem de, „de jaartelling na de vlees wording des Heren". Op grond van zijn berekeningen meende de abt, dat Christus geboren moest zijn in het jaar 754 na de stichting van Rome en op 1 ja nuari van dat jaar liet hij zijn jaartelling beginnen. Maar Dionysius had zich ver gist. Het gevolg hiervan was, dat m enhelaas te laat ontdekte, dat Christus niet bij het begin van onze christelijke jaartelling ge boren werd. Vroeger gebruikte men plaat selijk verschillende tijdrekenin gen en dat heeft later natuurlijk vele problemen opgeleverd wan neer het er om ging bepaalde gebeurtenissen in de geschiede nis volgens onze christelijke jaar telling te dateren. In sommige plaatsen werkte men met de re geringsjaren van stadsbestuur ders, zoals bijvoorbeeld in het Romeinse rijk. Daar schreven de geschiedschrijvers van een ge beurtenis bijvoorbeeld dat zij had plaatsgevonden in het 3de regeringsjaar van consul A. Wat eenvoudiger werd het, wanneer de kroniekschrijver ge bruik maakte van de regerings jaren van vorsten, aangezien de regeringstijdperken van de be kende neersers veelal reeds om gezet waren in onze jaartelling. Nog exacter werd het wanneer de schrijver de datering deed door 't vermelden van meer da ta, zoals bijvoorbeeld de bijbel boekschrijver Lukas doet, wan neer hij de datering geeft van de komst van Johannes de Do per waarbij hij dan precies het regeringsjaar van de Romeinse keizer vermeldt, tezamen met 't regeringsjaar van Pontius Pilatus en Herodes. In zo'n geval heeft men verschillende aanknopings- en verifiëringspunten. HERODES STIERF EERDER Hoe heeft men nu ontdekt dat Dionysius zich heeft vergist en dat ae datering van Christus' ge boorte in een ander jaar moet worden gezocht? Dat kunnen we afleiden uit afwijkende pun ten. Het staat bijvoorbeeld zonder twijfel vast, dat koning Herodes gestorven is vóór Pasen van het jaar dat wij nu 4 vóór Christus noemen. Wij weten echter, dat Herodes tijdens Christus geboor te koning was en dus leefde. Hieruit komt alvast onomstote lijk vast te staan, dat de geboor te dus in ieder geval zeker vóór 4 v. Chr. moet zijn gevallen. Wanneer wij er de Bijbel op naslaan, dan lezen we, dat na de dood van Herodes aan Jozef die met vrouw en Kind naar Egypte was gevlucht, een engel des He ren verscheen die hem mede deelde, dat Herodes gestorven was en hij met zijn gezin dus veilig naar zijn land kon terug keren. Men mag aannemen, dat Jezus toen reeds enige jaren oud was, zodat we voor de datering van Christus' geboorte dan al komen tot het jaar 6 of 7 v. Chr. VOLKSTELLING EN STER Men heeft op verschillende andere manieren geprobeerd de juiste datum vast te stellen, zo als bijvoorbeeld door te trachten te ontdekken in welk jaar kei zer Augustus een gebod uitvaar digde „dat de gehele wereld be- senreven diende te worden" als gevolg van welk gebod Jozef en Maria op weg gingen naar Beth lehem. Het blijkt echter, dat men langs deze weg ook niet tot een exacte datering kon komen. Zelfs de astronomen hebben zich met dit probleem bezig ge houden. Het kerstverhaal vertelt ons van de ster die boven de stal stond en die de wijzen uit het oosten de weg naar het Kindje heeft gewezen. Men heeft ge zocht wat dit hemelverschijnsel wel kan zijn geweest en of er el ders ook bronnen waren die er melding van maakten. Tenslotte kwam men tot de conclusie dat men zeer waarschijnlijk te ma ken heeft met een komeet. Zoals bekend zijn kometen hemellichamen van bescheiden grootte, die bepaalde banen in de ruimte beschrijven en afhan kelijk van die baan na een be paald aantal jaren weer in onze dampkring terugkeren en dan dikwijls voor het blote oog zicht baar zijn als een lichtbol al of niet met een zichtbare staart. Wanneer de ster van Bethlehem ook zo'n komeet was, kunnen de geleerden de datum waarop hij boven 't Heilige Land zichtbaar is geweest vrij nauwkeurig vast stellen. In onze tijdrekening te ruggerekend zou dit zijn in het jaar 9 v. Chr. Wanneer dit juist is, zou Chris tus ongeveer vijf jaar oud zijn geweest toen Herodes stierf en dat is zeker niet onmogelijk. Al met al blijft het bij theo rieën en heeft men de juiste da tum niet kunnen vaststellen. Vast staat echter wel, dat deze vóór het jaar 4 v. Chr. gevallen moet zijn. „En houd Laarman in de ga ten in deze dagen", besloot de geneesheer-directeur, ,,'t is nou net een jaar geleden, 't zijn na tuurlijk bar slechte dagen voor 'm, die Kerstdagen. „Wat is dat met Laarman?" vroeg de pas benoemde dokter Veenstra aan zijn oude collega, toen ze samen na de stafbespre king op de kamer van de direc teur door de gangen liepen van het hoofdgebouw van de psy chiatrische inrichting. „Laarman is die jonge, donke re vent. Een electrotechnieker. „Kijk, daar zit-ie op de bank, ziet weer niks, voelt geen kou. Verleden jaar met vrouw en ba by in de auto op weg om Kerst feest te vieren, een dronken vent schiet met zijn wagen dwars over de weg. Vrouw dood, baby dood." „En dat heeft 'm de klap ge geven zeker." „Ja, shock noemen we het maar. Verloor alle belangstelling in het leven, reageerde nergens meer op, interesseerde zich ner gens meer voor." „Dat is toch nog geen reden om hem hierheen te sturen." „Nee, maar als ze dan op een gegeven moment een hele tube tabletjes innémen en hun maag moet worden leeggepompt en ze halen het bij het randje van de dood op, dan moet er toch wel opgepast worden, dat zoiets zich niet herhaalt." Dokter Veenstra wist heel goed dat je je als arts vooral niet te zeer moest vereenzelvi gen Vnet de narigheid van je patiënten, anders ging je er zelf onderdoor. Maar toen nij op die kille, winderige decemberdag 't gebouw uitliep naar 't paviljoen nam hij de donkere gestalte, die voorovergebogen op de bank zat te staren in het niets, met meer belangstelling op. Hij had zelf een jonge vrouw, zij ver wachtte haar eerste kindje. Hoe zou hij zelf reageren, vroeg hij zich af, wanneer zo iets gebeur de? „Morgen meneer Laarman", zei hij opgewekt. Laarman keek op, toonde geen herkenning, bromde wat, staarde weer. Hoe haalde je die vent uit zijn lethargie? Ze hadden het op verschillen- de manieren geprobeerd, maar hij toonde voor niets interesse. Hij leefde in een eigen, afgeslo ten wereld, waarin niemand toe gang had, met de schimmen uit net verleden. Jan Laarman keek de dokter na. Vriendelijke man. Nieuwsgie rig. Weer iemand die zou gaan proberen Jan Laarmans in de rails te krijgen. Hij had niet de minste behoefte weer in de rails te komen. Het kon hem allemaal geen spetter schelen. Het had hem zelfs helemaal niet kunnen schelen dat ze hem naar deze inrichting hadden ge bracht. Hij wist dat hij hier tus sen honderden mensen zat, waaraan een steekje los was. Aan sommigen kon je het nau welijks merken, aan anderen zag je het meteen. Aan Klaas bijvoorbeeld. Dokter Veenstra zou professioneel verwonderd zijn geweest, wanneer hij een flauw glimlachje om de lippen van de patiënt Laarman had zien spelen. Klaas! Een jongen van vijf en twintig met het verstand van een kind. Grote, bonkige vent, z'n haar altijd in de war. En stralend vriendelijk tegen iedereen. Het waren hier allemaal zijn beste vrienden, de dokters en de ver plegers. Daardoor had ook iedereen een vriendelijk woord voor Klaas, zelfs jonge leerlin gen wisten het al de eerste dag. Klaas leefde hier volmaakt ge lukkig. Hij had geen zorgen, hij mocht werken in de tuin, soms hadden ze hem nodig, want hij was als een beer zosterk. Dan kwam de dokter of de verple ger: „Klaas, je moet helpen. Jij bent zo sterk!" Dan liep Klaas te zingen, een onherkenbare wijs, want ze hadden hem nodig! Jan Laarman had op niets of niemand gereageerd. Noch de dokters, noch zijn medepatiënten bestonden voor hem. Maar toen Klaas met die kinderlijke ogen voor hem was komen staan en had gezegd: „Goeiemorgen me neer, mooi weertje, meneer", was het tot hem doorgedrongen, dat hij deze mens niet kon aan doen, hem te negéren. En de dokter nad nederig er kend, dat de geleerdheid van heel de medische staf het moest afleggen tegen Klaas. Met hém Craatte Jan Laarmans soms, pro eerde op de onbeholpen vra gen te antwoorden, de onwezen lijke problemen van Klaas op te lossen. Want problemen wsren er. Was Klaas al in de tuin en had hij zijn zakdoek vergeten! Was de steel van de han< ge broken, doordat Klaas een beet je te stevig had aangepakt! Dan stortte het heelal bijna in elkaar. En dan zag een verwonderde dokter Jan Laarman het gebouw binnengaan om uit Klaas' kastje een schone zakdoek te halen, of met Klaas naar de timmerman lopen om een nieuwe harksteel. En hij vroeg zich af, hoe een man met een algemene ontwik keling als Jan Laarman kon op trekken met deze minimale in telligentie. „Het is", zei dokter Veenstra, „misschien hetzelfde geval als met die mensenschuwe typen, die onafscheidelijk zijn van hun hond." En zoals Klaas soms TWEE FOTO'S VAN DE GROTE KERSTSTAL VAN DE VENRAYSE MIDDENSTANDSVERENIGING WELKE DIT JAAR OP HET HENSENIUSPLEIN GEPLAATST WORDT (dus niet op de Julianasingel) foto's Gerard Kruijsen

Peel en Maas | 1963 | | pagina 5