De wijzen uit 't Oosten
DE HERDERS VAN BETHLEHEM
li'
4jet {a 0
De stal was niet zo slecht....
WERKELIJKHEID
OF SYMBOLIEK?
Wanneer wij het evangelie
van Mattheus lezen, vinden wij
bij 2:2 waar gesproken wordt
over de geboorte van het Kinde-
ke Jezus: „Toen nu Jezus gebo
ren was te Bethlehem, in Judea,
ten tijde van koning Herodes,
kwamen enige wijzen uit het
oosten en vroegen: Waar is de
pasgeboren Koning der Joden?
Want wij hebben Zijn ster in het
oosten gezien en zijn gekomen
om Hem onze hulde te brengen.
En hierbij denken wij natuur
lijk aan de drie koningen, waar
van wij de feestdag vieren op
6 januari, de mannen die kwa
men naar Bethlehem en het kind
je Jezus goud, wierook en mirre
offerden. Wij zien ze voor ons,
zoals wij ze kennen van de
beeldjes bij de kerststal. De een,
een blanke, met een kroon op
het hoofd, de tweede, een man
van het bruine ras en de derde
een neger.
Veel meer dan wij in dit evan
gelie lezen, weten we niet van
de drie koningen die overigens
ook wel de drie wijzen, magiërs
of sterrenwichelaars worden ge
noemd. Wat er nu precies juist
van is staat niet vast. Trouwens
in het nieuwe testament vinden
we slechts bij Mattheus iets over
deze wijzen vermeld, de ande
re evangeliën zwijgen over hen.
Dat brengt wel enige moeilijk
heden met zich mee, temeer
daar er in de bijbel zelf niet ge
sproken wordt van drie perso
nen, doch van „enige wijzen uit
het oosten".
Wat wij momenteel „weten"
van de drie koningen is in prin
cipe niet meer dan wat de over
levering er in de loop der tijden
van heeft laten worden. Aan de
hand van het geschrevene in
Psalm 72:10 is er sprake van dri^
koningen. Dus het getal drie en
van koningen, niet van wijzen,
magiërs of sterrewichelaars.
Hierdoor is de officiële bena
ming „drie Koningen" ontstaan.
Mattheus spreekt echter van
„enige wijzen". Dit kan wel de
gelijk samengaan, aangezien
men in de oudheid, evenals nu,
zich de ideale koning als een
wijs vorst voorstelde. Koningen
kunnen dus ook wijzen zijn.
Het feit dat er geschreven
staat: „Want wij hebben gezien
Zijne ster in het oosten", wijst
er op, dat deze wijze koningen
eveneens goed op de hoogte
waren met astrologie, die in die
tijden in het oosten ernstig werd
beoefend. Dat men ook wel
sprak van magiërs is eveneens
verklaarbaar, aangezien sterre
wichelaars of astrologen menen
uit de samenstand van de hemel
lichamen de toekomst te kunnen
voorspellen. En is dat in het oog
van het volk soms niet iets ma
gisch?
Vast staat wel, dat in de astro
logische milieus van het oude
oosten, eschatolobische-messi-
aanse verwachtingen in omloop
waren. Er werd onder meer his
torisch vastgesteld, dat Balaams
profetie (Num. 24:17) in het oos
ten bekend was. Misschien heeft
een astronomische gebeurtenis -
een conjunctie - de voltrekking
van de profetie aan de astrolo
gen bekend gemaakt. Er zijn ook
geleerden die een conjunctie
van de hand wijzen en denken
aan het verschijnen van een me
teoor of een komeet, die een
verklaring zou kunnen geven
voor de genoemde heldere ster
van Bethlehem. De beroemde
oxegeet P. Lagrange staat deze
theorie aan de hand van bepaal
de berekeningen voor.
lagh, Galgaloth en Saracin;
Ator, Sator en Peratoras en ten
slotte als Apellus, Amérus en Da
mascus.
Wat de huidskleur van de drie
koningen betreft, deze is even
eens voortgevloeid uit de over
leving en we moeten deze zien
als de symbolen van de drie
toenmaals bekende rassen in de
wereld, vertegenwoordigend al
le mensen, die Jezus kwamen be
zoeken en Hem offers en hulde
brachten. Een en ander heeft ge
leid tot de veronderstelling van
onafhankelijke critici, dat het
verhaal van de drie koningen
als een legendarische of myti-
sche pericoop uit het evangelie
van Mattheus moet worden be
schouwd.
Volgens een legende uit de
twaalfde eeuw zou de Heilige
Helena hun gebeente naar Con-
stantinopel hebben overgebracht
en na diverse lotgevallen kwam
het in de 12e eeuw naar Keulen.
Dan blijft er nog het probleem
van de namen der drie konin
gen. Sinds de zevende eeuw na
Christus werd hier in het westen
er meer over bekend. Sindsdien
vinden we benamingen als Cas
par, de blanke, afkomstig van
Griekenland; Melchior, de brui
ne, afkomstig uit Indië, en Bal
thazar, de moor, afkomstig uit
Egypte. In dezelfde volgorde
worden ze ook wel met andere
namen aangeduid, zoals Maga-
Het Driekoningenfeest is van
oosterse oorsprong en het wordt
voor het eerst vermeld bij Cle
mens van Alexandrië in het be
gin van de 3e eeuw. De officiële
naam van dit feest in de Katho
lieke Kerk is „Eriphania" het
geen betekent „verschijning",
waarmee bedoeld wordt de ver
schijning van de Heer aan de
wijzen en dus symbolisch aan
de wereld.
De wijzen worden beschouwd
als vertegenwoordigers van de
heidenen, zoals de herders ge
zien worden als de representan
ten van het Joodse volk. In het
westen wordt gelijk met het
Driekoningenfeest andere ver
schijningen herdacht, zoals die
van de Heilige Geest bij de
doop van Christus in de Jordaan
en het eerste wonder te Cana,
waar water in wijn werd veran
derd, alle1 drie openbaringen
van de Heer in zijn Godheid.
In het oosten komt in de litur
gie van dit feest meermalen het
begrip van licht naar voren en
wel naar aanleiding van de ster,
die de bezoekers voorging, ter
wijl dit licht tevens wordt toege
past op het Goddelijk Kind, het
Licht der wereld.
Zo heeft de eenvoudige opte
kening over „enige wijzen uit 't
oosten" in het evangelie van
Mattheus een diepe nawerking
gehad in onze godsdienst.
Wij moesten het kerstverhaal
zien in de levensomstandig
heden van die tijd.
In het kerstverhaal lezen wij,
dat Jozef en Maria, op weg om
zich te laten registreren, naar
Bethlehem kwamen. Zij zochten
een onderkomen voor de nacht,
doch in de herberg was er voor
hen geen plaats meer en zij wer
den verwezen naar een stal,
waar zij het zich zo comfortabel
mogelijk maaken en waar in de
nacnt, met een os en een ezel als
getuigen het Kindje geboren
werd.
Zo luidt in korte trekken het
kerstverhaal, een verhaal, dat
wij allen kennen en dat ons
reeds op heel jonge leeftijd ver
teld werd. Op die jonge leeftijd
maakten we ons al een voorstel
ling van het gebeuren en nie
mand kan het ons kwalijk nemen
dat wij als kinderen van onze
tijd, met geen enkel begrip van
het leven in de tijd rond Chris
tus' geboorte, ons in onze fa.i-
tasie een heel verkeerde idee
vormden van dit grote gebeuren.
Wij zagen het zich afspelen in
een ons bekende omgeving. De
herberg waar Jozef en Maria
geen onderdak konden vinden,
zag er in onze ogen als een
dorpslogement uit, een soort
hotel. En de stal? Wel dat zou
wel een stal zijn, zoals wij die
kenden, een houten onderkomen
met een halve deur er in, een
plaatijzeren of rieten afdak, of
een echte boerenstal, zo een
waar de koeien en paarden in
lange rijen in boxen staan. Wat
moeten wij er anders van ma
ken?
In de eeuwen voor ons had
den vele volwassenen hetzelfde
gedaan. Daarvoor hoeven wij
maar in te musea te gaan kij
ken. Daar zien we prachtige
schilderijen van het kerstgebeu
ren, gemaakt door beroemde
schilders, die evenals wij door
gebrek aan kennis van het leven
in de Bijbelse tijd, het gehele
gebeuren afschilderden in de
omstandigheden van hun eigen
tijd. Wij zien dan Jozef en Ma
ria gekleed in middeleeuwse,
zestiende of zeventiende eeuwse
kledij met hun Kindje in 'n stal,
die niet veel afwijkt van die zo
als wij die ons in onze kinder
jaren dachten, echt een stal. En
ook die grote meesters zullen
evenals wij kinderen medelijden
gehad hebben met dat kleine
Kindje, zijn vader en moeder,
dat zij in een stal moesten ver
blijven, want, een stal is toch
slechts een onderkomen voor
dieren en niet voor mensen!
Wanneer wij ons, dank zij de
ontwikkeling der wetenscnap,
verdiepen in dat wat wij momen
teel te weten kunnen komen
over het leven in deze Bijbelse
tijd, dan bemerken wij a| spoe
dig, dat wij evenals al die an
dere mensen voor ons, dit toch
wel verkeerd hebben gezien. Het
gehele gebeuren komt in een
andelr daglicht te staan, wan
neer wij op de hoogte zijn met
het leven in die tijd.
WAT WAS DAT VOOR EEN
HERBERG?
Om te beginnen blijkt een
herberg niet zoiets te zijn als
wij altijd dachten. Zo'n herberg
of karavanserai, was helemaal
geen luxe onderkomen. Het was
niet meer dan een bescheiden
bescherming tegen het donker
en de kou van de nacht. Het is
wel goed er eens iets meer van
te vertellen opdat men er een
juiste kijk op krijgt.
Zo'n herberg was niet meer
dan een ommuurde ruimte,
waarbinnen een tweede muur
die uit bogen bestond. Beide
muren waren van boven door 'n
plafond afgedekt. Onder dit pla
fond bleef ruimte voor het stal
len van de dieren, kamelen en
dergelijke. Binnen het geheel
bevond zich een open binnen
plaats met een put, waaruit men
water kon putten. Op het pla
fond, de gaanderij, bevond zich
in de openlucht of in kleine op
trekjes gelegenheid voor de rei
zigers om te overnachten.
Wanneer we dan bedenken
dat in die streken de nachten
soms erg koud kunnen zijn, dan
begrijpen we wel, dat het ge
heel helemaal niet zo'n ideale
overnachtingsgelegenheid is als
we zouden vermoeden.
Wanneer we dan lezen, dat
er voor hen geen ruimte was in
de herberg, dan moeten we
daarbij goed begrijpen, dat het
waarschijnlijk ging om een over
dekte ruimte die voor Maria in
haar omstandigheden toch wel
nodig was. Men kon haar toch
moeilijk in de koude laten over
nachten op een open binnen
plaats of op de gaanderij in een
niet overdekt gedeelte.
„De herdertjes lagen bij nach-
te, zij lagen bij nacht in het
veld". Het is de eerste regel van
een onzer bekendste kerstliede
ren, dat bovendien nauw aan
sluit bij het kerstverhaal.
Wanneer wij denken aan her
ders en schapen, dan is de voor
stelling die wij ons daarvan ma
ken veelal gelijk aan die welke
wij hebben van een herder met
schaapskudde die wij hier vroe
ger in de Peel zagen of nu nog
zien op het vliegveld in Merselo.
Maar dan hebben wij toch geen
juiste voorstelling van de herders
van Bethlehem zoals zij leefden
tijdens Christus' geboorte.
Wij moeten goed begrijpen,
dat er in die dagen geen sprake
was van industrie zoals wij die
kennen. Er waren in wezen
slechts drie mogelijkheden om
in leven te blijven. Ten eerste
als landbouwer, ten tweede als
veehouder en ten derde als am
bachtsman.
Het is zo wel duidelijk, dat een
groot deel van het Israëlische
volk uit veehouders bestond in
welke vorm dan ook. Men vond
dus veel schaapskudden, die on
der het wakend oog van een of
meer herders graasden op de
sappige weiden. Gezien de gro
te afstanden die de herders soms
met hun kudden moesten afleg
gen, de dieren niet te noodza
ken 'smorqens heen en 's avonds
terug die lange afstanden te lo
pen. Hiervoor werd door enkele
herders gezamenlijk op een
daartoe geschikte plek in het
veld een schaapskooi gebouwd,
die niets anders was dan een,
door een laag muurtje van op
gestapelde stenen omheinde
ruimte, waarbinnen de schapen
's nachts werden gedreven. De
ze stenen moesten de dieren te
gen de wilde dieren beschermen
en het weglopen in het donker
voorkomen.
I w
In het lage muurtje was slechts
één opening, waardoor de die
ren konden binnengaan en de
ruimte verlaten. In die opening
legde zich 's nachts een herder
te slapen. Hij sloot de opening
met zijn lichaam af. Een andere
herder hield de wacht gezeten
op een van takken gevlochten
vlonder, die op een daarvoor
geschikte plaats tussen de tak
ken van een boom werd ge
plaatst, zodat de man als net
ware in een wachttoren zat. De
overige herders sliepen tussen
hun dieren 'binnen de ommuurde
ruimte.
Nu moeten we ook niet den
ken, dat die herders zo gekleed
waren zoals we ze wel op plaat-1
'es of als figuurtjes bij onze
cerststal zien. Mannetjes met'
kuitbroekjes aan en slappe hoe
den op. Neen, de echte herders
van Bethlehem uit de tijd van
Christus' geboorte zagen er wel
iets anders uit.
De herder droeg een onder
kleed in de vorm van een soort
lang hemd, dat minstens tot hal
verwege het onderbeen reikte.
Dit onderkleed werd rond het
middel bijeen gehouden door 'n
gordel. Aan deze gordel droeg
de herder zijn stok. Dat was ge
woonlijk een eiken stok van om
streeks 60 centimeter lang met
aan het ene eind een knop ter
grootte van een flinke vuist,
soms voorzien van punten, iets
lijkend op de zogenaamde „goe
dendag" het wapen dat wel in
de middeleeuwen werd gebruikt.
Aan het andere einde bevond
zich een leren lus, waarmee de
stok aan de gordel werd gedra
gen, de herder hield de stok in
de hand met de lus om zijn pols
evenals dat het geval is met de
wapenstok van onze hedendaag
se politie.
Over dit alles heen droeg de
herder een van ruwe wol gewe
ven mantel ongeveer even lang
als het onderkleed. Voorts op
het hoofd een hoofddoek, die
vastgehouden werd door een
bana rond het hoofd. In de hand
droeg hij zijn staf met een leng
te variërend van 1.20 m tot 1.30
m gewoonlijk gemaakt van de
tak van een olijfboom die ge
schilderd werd. Deze staf dien
de de herder bij het beklimmen
van rotsen, om takjes- en blade
ren af te slaan, om treuzelende
of vechtende schapen te straffen
en om er op te leunen.
Tot zijn verdere uitrusting be
hoorde ook een wollen zak, ge
vuld met kleine gladden stenen,
gezocht in de beddingen van
rivieren, die dienden om ge
bruikt te worden in „de slinger".
Deze slinger, gewoonlijk ge
vlochten van wol, had in net
midden een extra breed ge
vlochten deel, waarin de steen
kon worden gelegd.
Wie een steen in de slinger
deed, stak de middelvinger van
de rechterhand door het oog
van een lus, terwijl hij het ande
re, iets langere en smallere eind
met dezelfde hand vasthield.
Dan slingerde hij het geheel bo
ven het hoofd. De kunst was om
de slinger op het juiste punt van
de beschreven cirkel los te laten,
zodat de steen precies het doel
trof. Veelal waren de herders
goed geoefende slingeraars. Wij
behoeven hierbij maar te denken
aan het beroemde verhaal uit de
Bijbel van David en Goliath,
waarbij de kleine David op deze
wijze de reus versloeg.
Het waren deze herders, een
voudige, doch stoere in de na
tuur, weer en wind, zon en hitte
opgegroeide mannen die in de
velden bij Bethlehem de nacht
doorbrachten, toen aan hen de
Engel verscheen om hen als eer
ste de blijde boodschap te bren
gen van de geboorte van het
Kindje.
DE BESCHUTTING
Uit dat oogpunt bezien is het
feit, dat zij een onderkomen
zochten in een stal, nog niet zo
dwaas, want zo'n stal bood in
elk geval een behoorlijke be
schutting en zag er minder
slecht uit dan wij zo op het oog
zouden vermoeden. Hoe moeten
wij ons deze stal denken?
Wanneer wij dan even terug
gaan in de geschiedenis, dan
zien we, dat bijvoorbeeld in een
gewoon boerenhuis in het Heili
ge Land de boer als het ware te
midden van zijn dieren ieefde.
Het boerenhuis bestond in de re
gel uit slechts één vertrek. Alles
woonde op de vastgestampte
vloer gezellig bijeen, met dien
verstande, dat de ruimte waar
de mensen verbleven iets hoger
lag, dan die der dieren. Een ste
nen trapje van twee of drie tre
den verbond beide delen met
elkaar. Aan beide zijden van dit
trapje vond men kribben, voe
derbakken in de vorm van gro
te rechthoekige gaten in de
grond, waarin de dieren hun
voedsel ontvingen.
In de bescheiden ruimte die
voor de mensen werd gereser
veerd, leefde men in die tijd be
trekkelijk comfortabel. In het
midden van de woonruimte
werd, in een gat in de grond,
een vuur gestookt. Wanneer
men ging slapen, legde men zich
op de grond met de voeten naar
het vuur.
VAAK EEN GROT
Ook de herders in het veld
maakten van dergelijke onder
komens gebruik, wanneer het
slecht weer was, waarbij soms
een grot in de omgeving tot een
soortgelijk onderkomen werd
ingericht.
Wanneer wij dus lezen, dat
Jozef en Maria in een stal te
recht kwamen, dan is dat, ge
zien in die tijd, helemaal zo
slecht nog niet als wij aanvanke
lijk denken. En de aanwezigheid
van de os en de ezel is ook re
delijk verklaarbaar. Deze dieren
stonden in die tijden eigenlijk
altijd met hun neus bij etk hui
selijk gebeuren.
Dat Jozef en Maria hun Kindje
in de kribbe legden, is verklaar
baar uit het feit, dat dit in zo'n
verblijf de enige geëigende plek
was om een kind in te leggen.
Verder lezen we dat het Kind
je in doeken was gewikkeld en
ook ervoeren wij dit als een ze
kere vorm van armoede. Maar
in die tijden was het gewoonte
een kind in doeken of zoals men
het ook wel noemde in „wind
selen" te wikkelen.
Al deze feiten in ogenschouw
nemend, komen we tot de con
clusie, dat het kindeke Jezus
weliswaar niet in een paleis ge
boren werd, doch dat het even
min in zo'n nare omstandigheden
op de wereld kwam als wij
eigenlijk wel dachen. Duizenden
kinderen werden toen onder
soortgelijke omstandigheden
geboren. Deze wetenscnap is
wel nodig om het kerstgebeuren
in het juiste licht te zien.