4jet ye&euide in de Keidnackt
DINSDAG 24 DECEMBER 1963 No. 52
VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGA VE VAN DEN MUNCRHOF NV. VENRAY WPFKRT AH VHOP VPNPAY TTM OMQTPPPPM ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm.
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 VV EtLjIlDLAÜ V UUI\ V JCrllIV/*. I CrlY UIVlO 1 I\l!,IVCrll PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bol
ABONNEMENTS-
(botten Venray f 1.75)
„Denk aan het kerstverhaal.staat op de agenda. En
je zit je hoofd dol te denken om een goed gegeven te
vinden, tot je opeens terugdenkt aan je evacuatietijd.
Het leven blijkt dan zijn eigen kerstverhalen telkens op
nieuw te schrijven en je hoeft het verhaal maar te ver
tellen.
Welnu dan.
Op die trieste oktoberochtend
hadden we de schuilkelder ver
laten met een deken op de rug,
wat mondvoorraad en twee jas
jes over elkaar aan. Terwijl we
naar het ziekenhuis liepen, lag
achter ons de ruïne van het dorp
waarin de afgekapte pilaren van
de Petrus Banden vreemd om
hoog staken tegen de nog lege,
overgebleven ramen.
Er liep een koe los langs de
weg en boven ons trokken vlieg
tuigen hun witte sporen, op zoek
naar buit in Duitsland. Zo nu en
dan dompte het in de verte en
iederen liep feitelijk alleen te
luisteren of er geen granaten
meer zouden, komen.
Bij het ziekenhuis stonden de
Engelse wagens klaar om ons
weg te brengen. Weg van Ven
ray, van Jat kapotgeschoten
dorp, waarin het leven niet meer
mogelijk scheen.
En even later reden deze
vluchtelingenwagens al langs
Merselo, waar het afweergeschut
dreigend omhoog stak. De men
sen hobbelden en schommelden
in de hoge laadbak en zeiden
niet veelWaarheen zou de
reis gaan
We kwamen in Deurne in een
kamp, waar we bespoten wer
den met DDT en de soldaten ze
nuwachtig heen en weer renden,
want rond Nederweert was de
Dufitser weer 'doorgebroken in
de richting Deurne. Op de wa
gens dus en weg met die eva-
cuées
Ja inderdaad het was weg we
zen geblazen, want de granaten
begonnen al weer fluitend te
gieren en het gedonder van de
artillerie werd met het uur dui
delijker te horen
Het ging naar Eindhoven,
waar rust gevonden werd op wat
stro-zakken en 's anderdaags
zat men met wildvreemde
mensen in weer een andere En
gelse wagen en ging het weer
ae verte in. Waarheen wist ge
woontegetrouw weer geen mens,
zelfs niet toen men de Belgische
grens passeerde, waar Belgische
douane-ambtenaren stonden, of
er nooit geen oorlog was ge
weest.
Ja, 't ging België in, een land,
dat rustig te dommelen lag als
in de romans van Felix Timmer
mans en Ernst Claes. Het dorpje
waar we na een dag rijden over
kronkelige wegen uiteindelijk in
terecht kwamen kon het proto
type zijn van die roman-dorpjes.
Wat bomen, wat boerderijen,
een kerkje met een zielig klein
kerkhof en een grote pastorie,
een café en een Dakkerij. In de
grijze avondhemel was het als
een sprookje toen de burge
meester-boer ons in sappig
Vlaams welkom heette namens
zijn 700 tellende inwonersschare,
verspreid over 5 kerkdorpen.
We stonden er wat zielig bij,
daar op de stoep van dat minus-
kuul klein gemeentehuis, waar
de dorpspolitie-agent, de Cham-
pêter, uit een of ander verhaal
leek weggelopen. We werden
ingedeeld over deze Belgische
dorpjes en langzaam trokken de
'eg,
de ander daarheen....
's Anderdaags waren we
weer allemaal bij elkaar, de een
met dit, de ander met dat ver
haal. De een had bierpap gehad
en de ander een borrel, die hem
nu nog hoofdpijn opleverde.
Men maakte kennis met el
kaar,, kennis met de mensen van
het dorp. Er bleken Venrayse
te zijn en mensen uit de Betuwe,
die op de een of andere raadsel
achtige manier achter de linies
waren terecht gekomen en nu
ook maar geëvacueerd waren.
Er was een comité, dat voor
de belangen van de evacuees
opkwam, deftig op het gemeen
tehuis vergaderde, zorgde voor
het geld, maar voor het overige
ook al niet veel te doen had, als
de rest ook, die zich stierlijk
verveelden en telkens opnieuw
de vraag herhaalde: wanneer
we terug zouden kunnen....
Toch bleek dat het niet goed
zat onder de Betuwers. Al gauw
genoeg had men in de gaten dat
net feitelijk ging tegen een
vrouw van zo'n 30 jaren, die de
echtgenote was van een zgn.
boerenleider, die het onder de
oorlog verschillende Betuwse
mensen lastig had gemaakt. De
vrouw dus van een NSB-er, die
alleen stond, omdat haar man
met de Duitsers was meegetrok
ken en die nu alleen geëvacu
eerd was. Door een wonder van
het lot was ze terecht gekomen
bij een ongehuwde man en
vrouw, die ergens in de binnen
landen een boerderijtje hadden,
slechts bereikbaar langs een
slechte karweg. Daar was ze be
trekkelijk veilig „opgeborgen",
maar de keren dat ze in het dorp
kwam bij de andere evacuees
bleek duidelijk, dat deze haar
aanwezigheid allerminst op prijs
stelden en dat ook in het dorpje
stemming tegen deze vrouw ge
maakt werd. Het comité verga
derde over deze kwestie een
keer in een van de kamers van
het gemeentehuis, maar besloot
zich van deze kwestie niets aan
te trekken, omdat „later" in Ne
derland wel ander instanties
eventuele rekeningen in zouden
dienen. Nu zou alles nog wel in
betrekkelijke rust verlopen zijn,
als deze vrouw niet in verwach
ting was.
Er kwam een deftige Belgische
mijnheer praten over de vergoe
dingen, die we zouden krijgen,
over Belgische levensmiddelen
bonnen en de Belgische sigaret
ten bleken even slecht als de
Belgische shag, die men in Ven
ray zwart kon kopen. En het
duurde niet heel lang of we
leefden het leven van een Bel
gische landman, rustig, gezapig
en we begonnen al het eerste
„Vlaoms te kallen.
Het was daags voor kerstmis,
toen de boer waarbij deze
vrouw was „ingekwartierd" aan
klopte bij mij als lid van het
evacuatiecomité, met de stame
lende boodschap, dat het bijna
zo ver was en dat hij en zijn
zuster toch moeilijk onder deze
omstandigheden de vrouw in
huis konden houden. Ze moest
maar naar het gasthuis in de
stad, die zo'n kleine 15 kilometer
verder lag.
Er was in dat hele dorp zegge
en schrijve een auto, die eigen
dom was van de bakker en
waarmee die zo'n beetje taxi
chauffeur speelde. Op de sta
melende boodschap van 't boer
tje trok ik dus naar deze bakker
om de vrouw op te gaan halen
en naar 't gasthuis over te bren
gen. Maar ik had ternauwernood
de boodschap overgebracht of
ik kreeg een „neen" te horen.
„Het was druk voor Kerstmis".
De Betuwers hadden de man on
der druk gezet en meenden nu
de kans schoon te zien om de
misdaden van de boerenleider te
wrekenDe bakker was be
zworen om zijn diensten niet te
verlenen en hij weigerde dan
ook pertinent om deze vrouw te
gaan halen. „De weg naar de
boerderij was niet te berijden."
Toegegeven dat het niet gemak
kelijk was, die paar kilometer,
maar met wat goede wil was hij
beslist wel geslaagd.
Goede raad was duur, maar
de vrouw moest geholpen wor
den, reden waarom ik me op
weg begaf naar de boerderij, na
eerst de dokter opgebeld te
hebben. Maar de dokter was
naar Brussel en van een vroed
vrouw scheen men in die con
treien nauwelijks gehoord te
hebben. Bij aankomst op de
boerderij bleek het inderdaad
tijd te worden. De vrouw huilde
toen ik haar de boodschap
moest overbrengen van de wei
gering, maar was van de andere
kant gelukkig dat de boer bereid
bleek zijn ossen voor de wagen
te spannen en voor de reis be
schikbaar te stellen.
Er werd wat stro op de wagen
gelegd en toen begon de reis.
Tot in de kom van het dorp zal
het ongeveer een twee tot drie
kilometer zijn geweest, maar de
ossen hadden ae tijd. Komen we
er vandaag niet, dan morgen.
En of de onwennige nu sloeg en
vloekte, ze liepen geen pas vlug
ger, maar sjokte in een allerge-
moedelijkst tempo voort. Een
zenuwachtige voerman, een
vrouw, die haar uur voelde ko
men. Een rit die een dik uur
kostte en die duidelijk aantoon
de, dat als zo doorgesjokt werd
men veel te laat bij het gasthuis
zou komen.De ossen deden
het niet vlugger.
Bij de bakker werd stil gehou
den. De man wilde weer niet
zijn wagen beschikbaar stellen
en het liet hem ijskoud dat daar
buiten een vrouw op een ossen
wagen lag, die dringend hulp
nodig had. Het was neen en het
bleef neen.
Er liepen wat mensen bij de
kar te hoop, waaronder ook de
gendarme. Die bracht me plot
seling op een idee, want in de
kamer van het gemeentehuis,
waar we als comité vergaderden
stond een kast met formulieren
en daarbij lagen ook „In naam
des Procureurs" vorderingsbeve
len, die slechts ingevuld en on
dertekend moesten worden. Zo'n
formulier was gauw gegrepen,
de auto van de bakker er vlot
ingeschreven, een stempel er
nog vlugger opgezet toen weer
naar buiten. De gendarme werd
geroepen, die toen hij dat pa
pier met het bevel des procu
reurs in handen kreeg al auto
matisch begon te salueren.
In de drukke bakkerswinkel
schraapte hij zijn keel en las
plechtstatig de inbeslagname
van de auto voor
Ja, toen moest de bakker wel
en al keek hij knorrig, de wa
gen moest uit de garage en de
vrouw werd naar het ziekenhuis
overgebracht. Net nog op tijd,
want de bakker had zijn wagen
nog niet gedraaid, nadat alle
formaliteiten vervuld waren, of
we kregen al te horen dat er
een nieuwe Nederlander gebo
ren was
Toen we weer in het dorp
waren, sloot de pastoor net de
kerk. Het biechten liep ten ein
de, maar aangezien ik in al die
drukte geen tijd had gehad,
vroeg ik of het nog kon
De pastoor bleek een en an
der opgevangen te hebben eji
drong net zo lang aan, tot ik
het nele verhaal vertelde. Hij
gaf er geen commentaar op,
alleen toen het biechten afgelo
pen was zei hij: Jong, breng dat
vorderingsbevel naar de burge
meester en zeg hem met mijn
groeten dat alles in orde is. Dat
gebeurde, zij het met kloppend
hart, maar wonderbaarlijk ge
noeg werd de burgervader niet
kwaad en gaf ook al weinig
commentaar. De groeten van de
heer pastoor bleken hun werk
te doen
In de nachtmis van Kerstmis
was zowat het hele dorp met de
evacuees in de overvolle kerk.
En het was een schone nachtmis,
ondanks het wat schorre harmo
nium, ondanks het kleine altaar
brandden tientallen kaarsen en
de pastoor had een kazuifel
aan, wit en vol goud
Na het Evangelie besteeg hij
de kansel en zei niets, tot men
in de hele kerk een speld kon
horen vallen. Dan begon hij in
rond Vlaams: 't Is nu Kerstmis.
Dat wil zeggen, dat O.L. Heer
weer mens is geworden onder
ons, een klein kind. We kennen
allemaal het kerstverhaal. Hoe
er geen plaats was in de herberg
en "hoe Maria in een stal het Je-
zuskind ter wereld moest bren
gen. We hebben zo onze eigen
mening over die mensen van
toen, die daar een vrouw die in
verwachting was, de deur wezen,
maar zijn we niet precies van 't
zelfde pak
Hebben wij aan deze voorbije
oorlog nog niet genoeg gehad;
ons egoisme, onze liefdeloos
heid in die verschrikkelijke tijd
niet genoeg bot kunnen vieren.
Moet dat nu ook nog?
Toen hebben de heidenen het
Kind niet op willen nemen, nu
willen wij, die ons Christenen
noemen, ons wreken op een on
geboren kind en zijn moeder la
ten ikreperen.Gij zijt een
Kerstmis niet waard.Gij zijt
nog erger dan de heidenen.
Wil deze Kerstmis inderdaad
een kerstmis zijn, dan hebt gij te
zorgen, dat en deze moeder en
dat kind in liefde ontvangen
worden en eerder wens ik U
niet een zalige Kerstmis
Het was doodstil in dat kleine
kerkske toen de pastoor weer
naar het altaar ging. Het was
ook stil na deze H. Mis.
Maar op tweede kerstdag kon
dezelfde neer pastoor weer de
kansel beklimmen en toen zei
hij: „Zalig kerstfeest aan U al
len....", want bij zijn bezoek
aan het ziekenhuis op die eerste
kerstdag had hij gezien hoevele
pakjes er waren afgeleverd, de
bakker moet er in zijn auto wel
drie, vier keer voor op en neer
geweest zijn.. Tot de bekende
Belgische hammen toe lagen op
gestapeld in de ziekenkamer van
het ziekenhuis en aan textiel had
de nieuwgeborene 't eerste jaar
genoeg
Men had de les begrepen van
deze Belgische Pastoor in die
gedenkwaardige kerstnacht van
het jaar onzes Heren 1944.