Overpeinzingen Wrevel deland&óuuieis moei hel roken nalaten... Ziekentriduum te Venray Politierechter WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN PRUSRPER ™ARTAAL irl"» (bulten Venray 1.15) %uqd Geestelijk artikel ipS VRIJDAG 21 JUNI 1963 No. 25 VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 Vorige week plaatsten wij 'n korte samenvatting van een artikel uit de Katholieke Illustratie, waarin Rogier van Aerde de klach ten van de Nederlandse landbouwers naging o.m. aan de hand van een gesprek dat hy met een Venrayse boer had gevoerd. Hier op hebben we verschillende reacties ontvangen, die over het alge meen vol instemmigheid waren met de tendens van dit artikel Jeugd en roken is eigenlijk een te genstelling. Evenals jeugd-alcohol dat is. Niettemin rookt de jeugd en niet zo zuinig. De leeeftijdsgrens waarop het „gepast" staat om een sigaret of zelfs een sigaar te ro ken, wordt met het jaar lager. Vroeger hield men zich nog aan een jaar of achttien voor de jongens en voor meisjes stond het eigenlijk helemaal niet zo aardig. Die tijd ligt echter al lang achter ons. Voor da mes is het „onvrouwelijk" van het roken weggevallen en de jongens beginnen nu al zo gemiddeld op 12-13 jarige leetijd hun rookexperi- ment. De dwaasheid van deze ontwikke ling blijkt uit de onrustbarende toe neming der longkanker. De laatste 25 jaar is het aantal gevallen van longkanker aanzienlijk toegenomen. ïn 1920 werd nog slechts 2 pet. van het totale aantal sterfgevallen aan kanker toegeschre ven aan longkanker. Dit percentage is nu 20. Longkanker komt het meest voor in de leeftijd van 4070 jaar en dan bij mannen 4 x zoveel als bij vrouwen. Negentig pet. van alle longkankers is te vinden bij zware sigarettenro kers, dw.w.z. 25 sigaretten of meer per dag, en dan niet in de eigenlijke longen, maar in de luchtpijp. Is dus het roken op zich gevaar lijk, dubbel nadelig is het er op jeug dige leeftijd mee te beginnen. De Landelijke Organisatie Kan kerbestrijding heeft in verband met bovengenoemde feiten het „roken" als een van de grote oorzaken van longkanker gixmdig -onder de loupe genomen, gedurende meerdere ja ren. Commissies zijn gevormd voor de bestudering ervan, geleerden ge raadpleegd, artsen bij studies inge schakeld. Deze organisatie heeft nu een tienjarenplan opgesteld met het doel HET LEVEN IS WEER DUURDER GEWORDEN Het leven is weer duurder gewor den. Dit blijkt uit recente cijfers van 't Centraal Bureau van de Sta tistiek in Den Haag. Het landelijk prijsindexcijfer van levensonderhoud steeg van medio maart tot medio april 1963 van 109 naar 110. Uit gangspunt voor deze berekening was de overeenkomstige periode in 1959 en 1960 met een indexcijfer van 100 de Nederlandse bevolking in het al gemeen nader voor te lichten over de kanker. Deze ziekte, waarvan men nog zo weinig weet, alleen dat zij levensgevaarlijk is, dook op, althans onder deze naam, toen de tbc zo goed als bedwongen kon worden geacht. In de strijd tegen de kanker gaat nu het Bureau Kankerregistratie en -voorlichting in de herfst van dit jaar een aktie voeren ter voorlich ting van de jeugd. Een positieve voorlichting ,die niet in de eerste plaats de gevaren van het wei-roken zal belichten, dan wel ae voordelen van het niet-roken. ■i Begonnen wordt met de jeugd van de laatste twee klassen der lagere school. Daarna komen alle andere vormen van onderwijs aan de beurt tot en met hogescholen en universi teiten. Bij deze aktie worden artsen en onderwijzend personeel der scho len ingeschakeld. Folders en aan plakbiljetten zullen de uiteenzettin gen kracht bij zetten. Tevens hoopt men met de aktie onder de jeugd de ouderen te bereiken. Een beroep op ouders en opvoeders om voor hun kinderen een voorbeeld te zijn, is er een onderdeel van. Het Bureau, dat de aktie zal voe ren hoopt niet c-p directe resultaten. De invloed die hiervan uitgaat zal zich misschien pas na jaren doen gelden. Niettemin ,de 20.000 doden, die de verschillende vormen van kanker jaarlijks voor zich opeisen, recht vaardigen een grootse landelijke ak tie tégen het roken, vooral bij de jeugd. IS HET SCHEPPINGSVERHAAL NOG WAAR? Het is goed in een geestelijk arti kel, preekje of praatje eens het woord Schepping te laten vallen. Wij lopen er meestal, wel omheen, maar we kunnen er tenslotte onze ogen niet voor sluiten dat de schepping, zoals wij die op school leerden en zoals velen het verhaal nog altijd verstaan, helemaal niet met de nieu were ontwikkeling overeenstemt. Nu weet ik wel, dat een groot aantal goede katholieken, vooral die wat ouder zijn, niets moeten hebben van die nieuwe opvattingen, niet over de Bijbel, niet over de schepping, niet over de erfzonde. Ze luisteren er liever maar niet naar, want zij zien in de nieuwe ver halen dikwijls maar al te veel de duivel, die ze komt bekoren. En zo veel liefde voor het geloof hebben ze dat moet hun tot eer gerekend worden dat zij geen risico willen lopen. Maar wel hoort men zulke mensen verzuchten, dat je tegen woordig niet meer weet waar je met de geloofsleer aan toe bent. De Schepping b.v. In die moderne evolutieleer is voor het oude bijbel verhaal nauwelijks plaats. Met de zeven dagen komt men niet meer uit de weg en met de volgorde van de dagen zit het ook niet zuiver. Over dit vraagstuk heeft pater Dankelman bijzonder begrijpelijk en pakkend geschreven in zijn boek „Christen-nu", waarvan het eerste deel bij Romen te Roermond is uit gekomen. Degenen, die moeite heb ben met de nieuwigheden moesten dit eens lezen, want niemand komt de wijsheid en de wetenschap aan gewaaid. Wie een vreemde taal wil leren om die in zijn vakantie te ge bruiken moet blokken op een cursus en geen kok of kokkin bereidt nieu we gerechten zonder studie van re cepten. Wat pater Dankelman zegt over de Schepping is simpel: houdt u aan hetgeen u belijdt in het Credo en aan de duidelijke omschrijving die het Vaticaans Concilie van 1870 er van gegeven heeft. „Geen enkele katholiek zal er moeilijkheden mee hebben, zeker wanneer hij bedenkt, dat hij niet aan de bijbelse verbeel ding van de schepping gebonden is". „Wie kan, mag het zich anders voorstellen, mits hij aan die punten maar vasthoudt. Maar altijd blijft de kern van de werkelijke schepping dat „God sprak en het was er". Pater Dankelman vraagt zich af of het eenvoudiger en grootser kan?" olU wmftcrtMcs •1AKM *VPdli«ktt üinüni C y 1 JUL1ANA5INGEL 41 têlsf. 1061 (K4780) op 16, 17 en 18 juli 1963 De doodgewone burger snapt er zo heel veel niet van, van de huidi ge situatie van de Nederlandse boer en van de Venrayse in het bijzonder. Hij leest in de kranten dat er op de boerenleenbanken kapitalen aan spaargelden liggen opgeslagen, die toch op de eerste plaats door de boe ren zijn bijeengebracht. Hij ziet in onze kerkdorpen steeds meer wagens rijden, bestuurd door diezelfde boe ren en hoort van miljoenen, die men zonder blikken of blozen in een Lollebeekplan steekt. Van de andere kant hoort hij klachten bij de vleet, maar zijn aardappelen zijn niet goedkoop en asperges-eten is voor de meesten te luxe vanwege de prijzen. De goede boter moet eerst maanden in koel huizen gelegen hebben voordat ze voor hem betaalbaar zijn en zijn vlees krijgt hij beslist niet gratis. Van de andere kant heeft hij ont dekt dat er ook in Venray, dat over het algemeen toch als een bolwerk voor de boerenstandsorganisatie geldt en voor wie de coöperaties „er gens" heilig zijn, boer Koekoek ver schillende aanhangers telt en parti culiere ondernemingen 'hier en daar hele stukken weghappen uit wat eens des „coöperaties" was. Inderdaad krijgt de leek bij het zien van de fraaie ontginningsboer derijen, bij de goed onderhouden Venrayse bedrijven niet de indruk dat er een bepaalde nood heerst bij onze landbouwers. En toch kan op menig gebied hiervan gesproken worden. Het is misschien goed hier op toch eens nader in te gaan. Het bezit van een auto is geen norm meer van bepaalde welstand en het tegoed bij Boerenleenbanken zegt weinig als men de schulden aan deze bank vergeet te vermelden. Vlees en andere prijzen evenmin als men niet weet wat de boer hier uiteindelijk van in het handje krijgt. De aanhang van Koekoek is niet zo zeer een bezwaar tegen het Land bouwschap als wel een uiting van ontevredenheid. EEN WONDERLIJK VERSCHIJNSEL |*i* In feite is de ontevredenheid der boeren over het prijsbeleid een wonderlijke zaak. In grote delen der aarde heerst voedselgebrek; zij pro duceren het in ruime mate. De niet- agrarische bevolking neemt toe, de agrarische neemt af (zij is sinds 1947 vrijwel gehalveerd), dus de overblij- venden moesten het beter hebben dan voorheen. Het aantal landarbei ders daalde sinds 1947 met meer dan een derde, dus de arbeidsproduktivi- teit moet wel sterk gestegen zijn, wat ook inderdaad het geval is. Als de steden sterk uitbreiden, moet de behoefte aan agrarische produkten toch zeer sterk toenemen. Ondanks al deze feiten hebben al leen de bouwboeren een redelijk tot goed bestaan en hebben de weide en gemengde bedrijven het zeer moeilijk. Venray kent veel gemeng de bedrijven. Op vele werkt rnen zo niet met verlies, dan ook niet met winst. Men kan zich nog slechts Staande houden door hard en lang werken, zo zuinig mogelijk leven en door vaak grote schulden aan te gaan. Vrouw en kinderen of oudere familieleden moeten vaak meewer ken. Loon aan inwonende kinderen wordt vaak niet berekend. OVERPRODUKTIE? Men kan deze droeve dingen af doen met het slagwoord „overpro- duktie?" Niet geheel. Ook de tuin bouw verveelvoudigde zijn produk- tie, maar hij wist er een zeer lonen de afzet voor te vinden. Waardoor gelukte dit de landbouw niet? De oorzaken zijn velerlei. Kunstmatig is de graanprijs hoog gehouden, maar even kunstmatig zijn de prij zen voor suikerbieten en aardappe len laag gehouden, zodat wij thans, dank zij de schriele prijspolitiek en het verminderde areaal dure sui ker moeten gaan invoeren. Want heel merkwaardig steeg de suiker prijs op de wereldmarkt tot ver bo ven de nationale. Als door schaarste in het voor jaar (1962) de aardappelprijzen op lopen profiteert de boer daar niet van. Als men in januari 1963 een ogenblikje terug bang is dat er een tekort aan aardappelen zal ontstaan, gaat men de uitvoer belemmeren. Het gevolg is dat zelfs nu, na dit koude en natte voorjaar - en na de strengste winter sinds mensenheu genis, er aardappelen over zijn en de prijs laag blijft. Als in 1962 de pluimveehouderij in schrijnende moeilijkheden komt is dat niet een gevolg van de overproduktie, maar van moeilijkheden in de EEG. Er is melk teveel, veel te veel zelfs. Maar die stroom had men kunnen afrem men door te voorkomen dat veel gronden in gras werden gelegd. En dit was te voorkomen geweest door de teelten op de gemengde bedrijven lonend te maken en te houden. Over de details kan men van me ning verschillen, maar in grote trek ken komt het er op neer, dat de boer tot dusver onvoldoende waarborgen voor zijn bestaan heeft. We praten dan nog maar niet over de duizenden varkens die vanwege mond- en klauwzeer opgeruimd moesten worden en anderen verhin derden hun intussen vetgemeste var kens af te zetten. HISTORISCH BEZIEN Eind 1962 komt het dan tot reus achtige protestdemonstraties in Den Haag. Daar voert men o.m. het vol gende aan. Na 1945 waren de prijzen voor landbouwprodukten op de we reldmarkt zeer hoog. De boer had daarvan sterk kunnen profiteren. Maar de regering roomde de inkom sten af en de boer stond dat toe, omdat hem toegezegd werd, dat in tijden van neergang hulp geboden zou worden. De crisistijd lag toen nog zo vers in het geheugen, dat de boer het zekere (van hulp op lange ter mijn) verkoos boven het onzekere (winst voor een kort tijdperk). Daar na daalden de prijzen. Alleen als het spande (Korea ,Suezkwestie) lie pen zij weer op. Bij dit alles kreeg de boer de overtuiging ,dat hij alleen in tel was in geval van nood. Welbewust heeft men de agrari sche inkomsten laag gehouden. Men wilde saneren. Buiten de landbouw was (in grote tegenstelling tot alle tijden daarvoor) een groot tekort aan werkkrachten. De boer moest me chaniseren en produktief werken. Dan zou hij straks in de EEG sterk staan. EUROPEES BEZIEN In vrijwel alle EEG-landen heeft de boer het moeilijk, doch wel het meest in ons land en België. Bij de andere partners beschermt de rege ring hem veel meer dan bij ons. In België ontstaat de zg. drietandaktie, die een duidelijk verzet tegen de re- geringspolitiek inhoudt. De klachten zijn in hoofdzaak dezelfde als bij ons. Toch is de EEG o.i. in wezen de oplossing. Niet alsof het na 1970 al lemaal rozengeur en maneschijn zal zijn, want bijna alles wat daarover gezegd kan worden is nog zuivere spekulatie. Maar men kan rustig aannemen, dat minister Marijnen zijn politiek gevoerd heeft met het doel de boerenstand te harden voor de komende wedloop. Het staat nu wel vast, dat deze „politiek van afharden" veel te fors is geweest. De regeringspartijen had den dit kunnen weten (zij geven het thans, de een na de ander, toe) toen' het KNLC zijn grote protestmeetings in Den Haag hield, eind 1962. Toen was het nog niet te laat om krach tig in te grijpen, beloften te doen en deze trouw na te komen. Het een noch het ander is geschied. Vandaar dat op 15 mei j.l. de rekening in de vorm van een Koekoeksei is aange boden. De rechtstreekse politiek terzijde latende kan men zeggen, dat een nieuwe minister van Landbouw o.i. zeer zeker een andere politiek zöl gaan volgen. De politiek van afhar den zal stellig verzacht worden. Men zal er meer oog voor krijgen, dat je gens de agrarische ondernemer een meer sociale politiek bittere nood zaak is. Het kan ook, zelf met een blik op de E.E.G. Van de boer zal ook dan doelmatig werken en pro- duktiviteit gevraagd worden, maar hij is daartoe bereid. IN EEN NOTENDOP Somden wij hierboven op wat de landbouwers op dit moment be zwaard en dat de aanleiding daartoe was. Wat onze Venrayse gemengde bedrijven betreft, ligt de toekomst in zoverre moeilijker omdat de oude vorm van „vermenging" in de pro- duktieslag niet meer mee kan. Hij moet specialiseren. De richting(en) welke hij kiezen moet, is of zijn nog niet geheel duidelijk. Alleen pluim vee, alleen varkens, alleen akker bouw? Naast noodzakelijke mecha nisering eist deze specialisatie waar schijnlijk extra investeringen, afge zien van de moeilijkheden die een nieuwe keuze met zich brengen. Is het wonder dat de onzekere toe komst onze boeren wrevelig maakt en dat men zich ongerust afvraagt wat de toekomst brengen zal? „Opzettelijk met doodslag, althans zware mishandeling bedreigd, door opzettelijk dreigend, terwijl hij een dolkmes uit de zak had genomen en dit in de hand hield, de woorden uit te spreken: „Ik zal je zo onder han den nemen, dat ze je buik met een ritssluiting open en dicht kunnen doen." Dit bloeddorstig citaat uit de dagvaarding riep een verschrompeld manneke voor de groene tafel, van postuur, waarvoor zelfs een vlieg geen eindje opzij vliegt. Hoog boven hem uit torende het adspirant-slachtoffer, een kloek per soon met maat 53 van schoenen en een vierkant hoofd, dat middels een stierennek bevestigd was op de breedste schouders, die wij ooit heb ben gezien; zo breed, dat zelfs een waanzinnig kleermaker ze niet van paardenhaar en watten zou durven te construeren. Deze heren waren buren. De grote was vrijdag 31 mei j.l. aan het wor men zoeken, want hij wilde op 1 ju ni bij het ochtendkrieken gaan vis sen. De kleine hielp zijn vrouw de vaat wassen. Nu moeten wij er tot goed begrip bij vertellen, dat de kleine bovendien een dochter en een hondje bezat. Het hondje, geen in zicht bezittend in grenskwesties, dacht in een soort van Verenigd Europa te leven. Het overschreed de grens met buurmans tuin en snuffel de daar wat rond. Net toen de buur man zijn hengel onder de dakgoot weghaalde, deed het iets in en over het potje met pieren. De grote buurman ontstak hier over in een afschuwelijke toorn. Zijn spieren vormden zich tot koorden, zoals men bij sommige beelden van Michelangelo wel ziet. Met enorme stappen beende hij naar zijn pieren- potje, als om buurmans hondje met zijn grote teen te verpletteren. Het dier zocht jankend een goed heen komen. Thans echter verscheen de doch ter van de kleine buurman op het strijdtoneel. Zij begaf zich tot de scheiding tussen beide tuintjes, nam het angstig bibberend hondje op de arm en schreeuwde in de richting van de grote buurman enkele vol zinnen ,die ten doel hadden hem duidelijk te maken, dat het vermoor den van vissen onder bepaalde om standigheden weliswaar door de wet wordt toegestaan, doch dat het ver pletteren van hondjes een afkeu renswaardig misdrijf is. Tot het hondje daarentegen wendde zij zich in termen als snoekepoekie en lek kere pompelmoes. De grote buurman riep terug: „Schiet op, afgekeurde B.B.", nam zijn potje met wormen en ging het onder de pomp afspoelen. Deze term was echter voor de kleine buurman aanleiding, zijn theedoek met kracht terzijde te werpen, het zakmes te trekken en naar buiten te snellen met de duidelijk uitgesproken belof te, met bovenvermeld chirurgisch ingrijpen. De grote buurman keek om, deed zijn wormen weg en waarschuwde de politie met de mededeling, dat zijn buurman onbevoegd enige chi rurgische ingrepen wenste te ver richten. Zodoende kwamen beiden nu voor de groene tafel, de grote als getuige ,de kleine als verdachte. „Was u nou werkelijk bang voor die man?" vroeg de rechter, met zijn ogen de maten der mannen opne mend. „Bang?" zei de grote „voor nog geen vijf van die springers ga ik aan de haal." „Maar als u niet bang bent, dan hebt u zich ook niet bedreigd gevoeld", legde de rechter voorzichtig uit. „Kan wel zijn", zei de grote, „maar als hij mijn tuin ingekomen was, dan had ik hem in de dubbele Nelson genomen, dat zijn vrouw hem 's avonds als leverpastei op het brood had kunnen smeren". „Vrijspraak", eiste de officier on der deze omstandigheden. „Hoe min der hij krijgt, hoe liever", zei de gro te, „want hij heeft helemaal geen schuld. Hij werd ook maar gestuurd door zijn vrouw. Hij heeft net zo min wat in te brengen als ik". Zo werd het vrijspraak. De getui ge stapte huiswaarts, met de ver dachte op een sukkeldrafje naast zich. toont U iets beters in uurwerken Binnen de sector voeding, waar van het cijfer opliep van 110 tot 112, stegen de indexcijfers voor aardap pelen, groenten en fruit. Dit enkel aan het voorjaar te wijten, gaat niet helemaal op. Het cijfer, waarmee de sociale verzekeringen en de loonbe lasting wctrdt aangegeven liep op van 107 naar 108. En zo gaat het steeds maar weer door, het leven wordt duurder met een centje hier en een stuiver daar. Het eind is nog niet in zicht! KLEINERE, MAAR STABIELERE GEZINNEN De onlangs gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek, verkregen uit de volks telling van 1960, geven een interes sant beeld vna de sociale ordening in ons land en haar verschuivingen in het openbare leven van de laatste tien jaar. Zo is het aantal alleen staanden in Nederland van 1947 tot 1960 toegenomen met 76 pet. Het aantal huishoudens vermeer- derde van 2,3 tot 2,8 miljoen, een stijging van 23 pet. Deze stijging is niet in overeenstemming met de to tale groei van de bevolking, die slechts 19 pet. bedroeg. Tegenover deze stijging van het aantal gezin nen staat evenwel een daling van het aantal kinderen. Gezinnen van twee personen vormen thans 24,9%> van het totaal, in 1947 29,3°/o. Het aantal echtparen zonder kinderen nam toe met 60 pet. Dit is niet de oorzaak van een mogelijk toegeno men onvruchtbare huwelijken, maar veeleer van de vele jonge huwelij ken, waarvan de partners de eerste jaren nog geen kinderen willen heb ben. Bovendien ontstaan er door de daling van het sterftecijfer meer ge zinnen, waaruit de kinderen ver trokken zijn. Het aantal echtparen met kinde ren vermeerderde van 1.648.000 tot 1.796.000. Uit de cijfers blijkt dat het aantal onvolledige gezinnen (man of vrouw met kind of kinderen) beduidend is teruggelopen. Beste zieken, Binnenkort gaat UW jaarlijks feest weer aanbreken. Want is het geen feest om eens uit die dagelijkse sleur los te komen, om eens drie dagen lekker verwend te worden en gees telijk en lichamelijk aan je trekken te komen? Trouwens, ik kan u wel zeggen, het jaarlijkse ziekentriduum is niet alleen een feest voor u, maar ook voor allen die er aan meewerken. Daar hangt altijd zo'n aparte sfeer, een sfeer van goed-doen en goed- zijn voor elkaar zonder enige men selijke berekening. Je ziet er geen mopperende men sen of lelijke gezichten; je hoort er geen enkele wanklank. Alles ademt liefde en goedheid. Zo'n stukje pa radijs op aarde, waar elk mens naar verlangt. En je denkt wel eens, zó moest het eigenlijk altijd zijn. Maar ja, we zijn nu eenmaal mensen-op- weg, mensen met hebbelijkheden en tekorten en dat heb je nu eenmaal, of je wilt of niet, te accepteren. Moge dit zestiende ziekentriduum in Venray voor U zieken, voor alle medewerkers en helpsters, voor het „gastvrije St. Anna" en ook voor al len die hun geldelijke gaven in de kollektebus zullen stoppen, weer een zegen zijn. Bidden wij tijdens deze dagen vurig voor de grote gebeds intenties van de Kerk: voor de nieu we Plaatsbekleder van Christus op aarde, opdat hij de grote lijn, die z'n voorganger Paus Joannes met zo veel klaarheid en durf heeft aange geven, mag voortzetten. Bidden we voor het welslagen van het Concilie; voor de eenheid van Christus' Kerk. En biddend en offerend zullen we steeds méér gaan beseffen dat God goed is, eindeloos goed en dat wij daarvan ieder op onze eigen manier en in onze eigen omgeving een ge tuige mogen zijn. Pater Urbanus van Gemert O.F.M.

Peel en Maas | 1963 | | pagina 5