Overpeinzingen
Wrevel deland&óuuieis
moei hel roken
nalaten...
Ziekentriduum te Venray
Politierechter
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN PRUSRPER ™ARTAAL irl"» (bulten Venray 1.15)
%uqd
Geestelijk artikel
ipS
VRIJDAG 21 JUNI 1963 No. 25
VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652
Vorige week plaatsten wij 'n korte samenvatting van een artikel
uit de Katholieke Illustratie, waarin Rogier van Aerde de klach
ten van de Nederlandse landbouwers naging o.m. aan de hand
van een gesprek dat hy met een Venrayse boer had gevoerd. Hier
op hebben we verschillende reacties ontvangen, die over het alge
meen vol instemmigheid waren met de tendens van dit artikel
Jeugd en roken is eigenlijk een te
genstelling. Evenals jeugd-alcohol
dat is. Niettemin rookt de jeugd en
niet zo zuinig. De leeeftijdsgrens
waarop het „gepast" staat om een
sigaret of zelfs een sigaar te ro
ken, wordt met het jaar lager.
Vroeger hield men zich nog aan
een jaar of achttien voor de jongens
en voor meisjes stond het eigenlijk
helemaal niet zo aardig. Die tijd ligt
echter al lang achter ons. Voor da
mes is het „onvrouwelijk" van het
roken weggevallen en de jongens
beginnen nu al zo gemiddeld op
12-13 jarige leetijd hun rookexperi-
ment.
De dwaasheid van deze ontwikke
ling blijkt uit de onrustbarende toe
neming der longkanker.
De laatste 25 jaar is het aantal
gevallen van longkanker aanzienlijk
toegenomen. ïn 1920 werd nog
slechts 2 pet. van het totale aantal
sterfgevallen aan kanker toegeschre
ven aan longkanker. Dit percentage
is nu 20. Longkanker komt het meest
voor in de leeftijd van 4070 jaar
en dan bij mannen 4 x zoveel als bij
vrouwen.
Negentig pet. van alle longkankers
is te vinden bij zware sigarettenro
kers, dw.w.z. 25 sigaretten of meer
per dag, en dan niet in de eigenlijke
longen, maar in de luchtpijp.
Is dus het roken op zich gevaar
lijk, dubbel nadelig is het er op jeug
dige leeftijd mee te beginnen.
De Landelijke Organisatie Kan
kerbestrijding heeft in verband met
bovengenoemde feiten het „roken"
als een van de grote oorzaken van
longkanker gixmdig -onder de loupe
genomen, gedurende meerdere ja
ren. Commissies zijn gevormd voor
de bestudering ervan, geleerden ge
raadpleegd, artsen bij studies inge
schakeld.
Deze organisatie heeft nu een
tienjarenplan opgesteld met het doel
HET LEVEN IS WEER DUURDER
GEWORDEN
Het leven is weer duurder gewor
den. Dit blijkt uit recente cijfers
van 't Centraal Bureau van de Sta
tistiek in Den Haag. Het landelijk
prijsindexcijfer van levensonderhoud
steeg van medio maart tot medio
april 1963 van 109 naar 110. Uit
gangspunt voor deze berekening was
de overeenkomstige periode in 1959
en 1960 met een indexcijfer van 100
de Nederlandse bevolking in het al
gemeen nader voor te lichten over de
kanker. Deze ziekte, waarvan men
nog zo weinig weet, alleen dat zij
levensgevaarlijk is, dook op, althans
onder deze naam, toen de tbc zo goed
als bedwongen kon worden geacht.
In de strijd tegen de kanker gaat
nu het Bureau Kankerregistratie en
-voorlichting in de herfst van dit
jaar een aktie voeren ter voorlich
ting van de jeugd. Een positieve
voorlichting ,die niet in de eerste
plaats de gevaren van het wei-roken
zal belichten, dan wel ae voordelen
van het niet-roken.
■i
Begonnen wordt met de jeugd van
de laatste twee klassen der lagere
school. Daarna komen alle andere
vormen van onderwijs aan de beurt
tot en met hogescholen en universi
teiten. Bij deze aktie worden artsen
en onderwijzend personeel der scho
len ingeschakeld. Folders en aan
plakbiljetten zullen de uiteenzettin
gen kracht bij zetten. Tevens hoopt
men met de aktie onder de jeugd de
ouderen te bereiken. Een beroep op
ouders en opvoeders om voor hun
kinderen een voorbeeld te zijn, is er
een onderdeel van.
Het Bureau, dat de aktie zal voe
ren hoopt niet c-p directe resultaten.
De invloed die hiervan uitgaat zal
zich misschien pas na jaren doen
gelden.
Niettemin ,de 20.000 doden, die de
verschillende vormen van kanker
jaarlijks voor zich opeisen, recht
vaardigen een grootse landelijke ak
tie tégen het roken, vooral bij de
jeugd.
IS HET SCHEPPINGSVERHAAL
NOG WAAR?
Het is goed in een geestelijk arti
kel, preekje of praatje eens het
woord Schepping te laten vallen. Wij
lopen er meestal, wel omheen, maar
we kunnen er tenslotte onze ogen
niet voor sluiten dat de schepping,
zoals wij die op school leerden en
zoals velen het verhaal nog altijd
verstaan, helemaal niet met de nieu
were ontwikkeling overeenstemt. Nu
weet ik wel, dat een groot aantal
goede katholieken, vooral die wat
ouder zijn, niets moeten hebben van
die nieuwe opvattingen, niet over de
Bijbel, niet over de schepping, niet
over de erfzonde.
Ze luisteren er liever maar niet
naar, want zij zien in de nieuwe ver
halen dikwijls maar al te veel de
duivel, die ze komt bekoren. En zo
veel liefde voor het geloof hebben
ze dat moet hun tot eer gerekend
worden dat zij geen risico willen
lopen. Maar wel hoort men zulke
mensen verzuchten, dat je tegen
woordig niet meer weet waar je met
de geloofsleer aan toe bent.
De Schepping b.v. In die moderne
evolutieleer is voor het oude bijbel
verhaal nauwelijks plaats. Met de
zeven dagen komt men niet meer uit
de weg en met de volgorde van de
dagen zit het ook niet zuiver.
Over dit vraagstuk heeft pater
Dankelman bijzonder begrijpelijk en
pakkend geschreven in zijn boek
„Christen-nu", waarvan het eerste
deel bij Romen te Roermond is uit
gekomen. Degenen, die moeite heb
ben met de nieuwigheden moesten
dit eens lezen, want niemand komt
de wijsheid en de wetenschap aan
gewaaid. Wie een vreemde taal wil
leren om die in zijn vakantie te ge
bruiken moet blokken op een cursus
en geen kok of kokkin bereidt nieu
we gerechten zonder studie van re
cepten.
Wat pater Dankelman zegt over de
Schepping is simpel: houdt u aan
hetgeen u belijdt in het Credo en
aan de duidelijke omschrijving die
het Vaticaans Concilie van 1870 er
van gegeven heeft. „Geen enkele
katholiek zal er moeilijkheden mee
hebben, zeker wanneer hij bedenkt,
dat hij niet aan de bijbelse verbeel
ding van de schepping gebonden is".
„Wie kan, mag het zich anders
voorstellen, mits hij aan die punten
maar vasthoudt. Maar altijd blijft
de kern van de werkelijke schepping
dat „God sprak en het was er".
Pater Dankelman vraagt zich af of
het eenvoudiger en grootser kan?"
olU wmftcrtMcs
•1AKM *VPdli«ktt
üinüni C y 1
JUL1ANA5INGEL 41 têlsf. 1061 (K4780)
op 16, 17 en 18 juli 1963
De doodgewone burger snapt er
zo heel veel niet van, van de huidi
ge situatie van de Nederlandse boer
en van de Venrayse in het bijzonder.
Hij leest in de kranten dat er op
de boerenleenbanken kapitalen aan
spaargelden liggen opgeslagen, die
toch op de eerste plaats door de boe
ren zijn bijeengebracht. Hij ziet in
onze kerkdorpen steeds meer wagens
rijden, bestuurd door diezelfde boe
ren en hoort van miljoenen, die men
zonder blikken of blozen in
een Lollebeekplan steekt.
Van de andere kant hoort hij
klachten bij de vleet, maar zijn
aardappelen zijn niet goedkoop en
asperges-eten is voor de meesten te
luxe vanwege de prijzen. De goede
boter moet eerst maanden in koel
huizen gelegen hebben voordat ze
voor hem betaalbaar zijn en zijn
vlees krijgt hij beslist niet gratis.
Van de andere kant heeft hij ont
dekt dat er ook in Venray, dat over
het algemeen toch als een bolwerk
voor de boerenstandsorganisatie
geldt en voor wie de coöperaties „er
gens" heilig zijn, boer Koekoek ver
schillende aanhangers telt en parti
culiere ondernemingen 'hier en daar
hele stukken weghappen uit wat
eens des „coöperaties" was.
Inderdaad krijgt de leek bij het
zien van de fraaie ontginningsboer
derijen, bij de goed onderhouden
Venrayse bedrijven niet de indruk
dat er een bepaalde nood heerst bij
onze landbouwers. En toch kan op
menig gebied hiervan gesproken
worden. Het is misschien goed hier
op toch eens nader in te gaan.
Het bezit van een auto is geen
norm meer van bepaalde welstand
en het tegoed bij Boerenleenbanken
zegt weinig als men de schulden aan
deze bank vergeet te vermelden.
Vlees en andere prijzen evenmin
als men niet weet wat de boer hier
uiteindelijk van in het handje krijgt.
De aanhang van Koekoek is niet zo
zeer een bezwaar tegen het Land
bouwschap als wel een uiting van
ontevredenheid.
EEN WONDERLIJK
VERSCHIJNSEL
|*i*
In feite is de ontevredenheid der
boeren over het prijsbeleid een
wonderlijke zaak. In grote delen der
aarde heerst voedselgebrek; zij pro
duceren het in ruime mate. De niet-
agrarische bevolking neemt toe, de
agrarische neemt af (zij is sinds 1947
vrijwel gehalveerd), dus de overblij-
venden moesten het beter hebben
dan voorheen. Het aantal landarbei
ders daalde sinds 1947 met meer dan
een derde, dus de arbeidsproduktivi-
teit moet wel sterk gestegen zijn,
wat ook inderdaad het geval is. Als
de steden sterk uitbreiden, moet de
behoefte aan agrarische produkten
toch zeer sterk toenemen.
Ondanks al deze feiten hebben al
leen de bouwboeren een redelijk tot
goed bestaan en hebben de weide
en gemengde bedrijven het zeer
moeilijk. Venray kent veel gemeng
de bedrijven. Op vele werkt rnen zo
niet met verlies, dan ook niet met
winst. Men kan zich nog slechts
Staande houden door hard en lang
werken, zo zuinig mogelijk leven en
door vaak grote schulden aan te
gaan. Vrouw en kinderen of oudere
familieleden moeten vaak meewer
ken. Loon aan inwonende kinderen
wordt vaak niet berekend.
OVERPRODUKTIE?
Men kan deze droeve dingen af
doen met het slagwoord „overpro-
duktie?" Niet geheel. Ook de tuin
bouw verveelvoudigde zijn produk-
tie, maar hij wist er een zeer lonen
de afzet voor te vinden. Waardoor
gelukte dit de landbouw niet? De
oorzaken zijn velerlei. Kunstmatig
is de graanprijs hoog gehouden,
maar even kunstmatig zijn de prij
zen voor suikerbieten en aardappe
len laag gehouden, zodat wij thans,
dank zij de schriele prijspolitiek en
het verminderde areaal dure sui
ker moeten gaan invoeren. Want
heel merkwaardig steeg de suiker
prijs op de wereldmarkt tot ver bo
ven de nationale.
Als door schaarste in het voor
jaar (1962) de aardappelprijzen op
lopen profiteert de boer daar niet
van. Als men in januari 1963 een
ogenblikje terug bang is dat er een
tekort aan aardappelen zal ontstaan,
gaat men de uitvoer belemmeren.
Het gevolg is dat zelfs nu, na dit
koude en natte voorjaar - en na de
strengste winter sinds mensenheu
genis, er aardappelen over zijn en
de prijs laag blijft. Als in 1962 de
pluimveehouderij in schrijnende
moeilijkheden komt is dat niet een
gevolg van de overproduktie, maar
van moeilijkheden in de EEG. Er is
melk teveel, veel te veel zelfs. Maar
die stroom had men kunnen afrem
men door te voorkomen dat veel
gronden in gras werden gelegd. En
dit was te voorkomen geweest door
de teelten op de gemengde bedrijven
lonend te maken en te houden.
Over de details kan men van me
ning verschillen, maar in grote trek
ken komt het er op neer, dat de boer
tot dusver onvoldoende waarborgen
voor zijn bestaan heeft.
We praten dan nog maar niet over
de duizenden varkens die vanwege
mond- en klauwzeer opgeruimd
moesten worden en anderen verhin
derden hun intussen vetgemeste var
kens af te zetten.
HISTORISCH BEZIEN
Eind 1962 komt het dan tot reus
achtige protestdemonstraties in Den
Haag. Daar voert men o.m. het vol
gende aan. Na 1945 waren de prijzen
voor landbouwprodukten op de we
reldmarkt zeer hoog. De boer had
daarvan sterk kunnen profiteren.
Maar de regering roomde de inkom
sten af en de boer stond dat toe,
omdat hem toegezegd werd, dat in
tijden van neergang hulp geboden zou
worden. De crisistijd lag toen nog zo
vers in het geheugen, dat de boer
het zekere (van hulp op lange ter
mijn) verkoos boven het onzekere
(winst voor een kort tijdperk). Daar
na daalden de prijzen. Alleen als
het spande (Korea ,Suezkwestie) lie
pen zij weer op. Bij dit alles kreeg
de boer de overtuiging ,dat hij alleen
in tel was in geval van nood.
Welbewust heeft men de agrari
sche inkomsten laag gehouden. Men
wilde saneren. Buiten de landbouw
was (in grote tegenstelling tot alle
tijden daarvoor) een groot tekort aan
werkkrachten. De boer moest me
chaniseren en produktief werken.
Dan zou hij straks in de EEG sterk
staan.
EUROPEES BEZIEN
In vrijwel alle EEG-landen heeft
de boer het moeilijk, doch wel het
meest in ons land en België. Bij de
andere partners beschermt de rege
ring hem veel meer dan bij ons. In
België ontstaat de zg. drietandaktie,
die een duidelijk verzet tegen de re-
geringspolitiek inhoudt. De klachten
zijn in hoofdzaak dezelfde als bij
ons. Toch is de EEG o.i. in wezen de
oplossing. Niet alsof het na 1970 al
lemaal rozengeur en maneschijn zal
zijn, want bijna alles wat daarover
gezegd kan worden is nog zuivere
spekulatie. Maar men kan rustig
aannemen, dat minister Marijnen
zijn politiek gevoerd heeft met het
doel de boerenstand te harden voor
de komende wedloop.
Het staat nu wel vast, dat deze
„politiek van afharden" veel te fors
is geweest. De regeringspartijen had
den dit kunnen weten (zij geven het
thans, de een na de ander, toe) toen'
het KNLC zijn grote protestmeetings
in Den Haag hield, eind 1962. Toen
was het nog niet te laat om krach
tig in te grijpen, beloften te doen en
deze trouw na te komen. Het een
noch het ander is geschied. Vandaar
dat op 15 mei j.l. de rekening in de
vorm van een Koekoeksei is aange
boden.
De rechtstreekse politiek terzijde
latende kan men zeggen, dat een
nieuwe minister van Landbouw o.i.
zeer zeker een andere politiek zöl
gaan volgen. De politiek van afhar
den zal stellig verzacht worden. Men
zal er meer oog voor krijgen, dat je
gens de agrarische ondernemer een
meer sociale politiek bittere nood
zaak is. Het kan ook, zelf met een
blik op de E.E.G. Van de boer zal
ook dan doelmatig werken en pro-
duktiviteit gevraagd worden, maar
hij is daartoe bereid.
IN EEN NOTENDOP
Somden wij hierboven op wat de
landbouwers op dit moment be
zwaard en dat de aanleiding daartoe
was. Wat onze Venrayse gemengde
bedrijven betreft, ligt de toekomst in
zoverre moeilijker omdat de oude
vorm van „vermenging" in de pro-
duktieslag niet meer mee kan. Hij
moet specialiseren. De richting(en)
welke hij kiezen moet, is of zijn nog
niet geheel duidelijk. Alleen pluim
vee, alleen varkens, alleen akker
bouw? Naast noodzakelijke mecha
nisering eist deze specialisatie waar
schijnlijk extra investeringen, afge
zien van de moeilijkheden die een
nieuwe keuze met zich brengen. Is
het wonder dat de onzekere toe
komst onze boeren wrevelig maakt
en dat men zich ongerust afvraagt
wat de toekomst brengen zal?
„Opzettelijk met doodslag, althans
zware mishandeling bedreigd, door
opzettelijk dreigend, terwijl hij een
dolkmes uit de zak had genomen en
dit in de hand hield, de woorden uit
te spreken: „Ik zal je zo onder han
den nemen, dat ze je buik met een
ritssluiting open en dicht kunnen
doen." Dit bloeddorstig citaat uit de
dagvaarding riep een verschrompeld
manneke voor de groene tafel, van
postuur, waarvoor zelfs een vlieg
geen eindje opzij vliegt.
Hoog boven hem uit torende het
adspirant-slachtoffer, een kloek per
soon met maat 53 van schoenen en
een vierkant hoofd, dat middels een
stierennek bevestigd was op de
breedste schouders, die wij ooit heb
ben gezien; zo breed, dat zelfs een
waanzinnig kleermaker ze niet van
paardenhaar en watten zou durven
te construeren.
Deze heren waren buren. De grote
was vrijdag 31 mei j.l. aan het wor
men zoeken, want hij wilde op 1 ju
ni bij het ochtendkrieken gaan vis
sen. De kleine hielp zijn vrouw de
vaat wassen. Nu moeten wij er tot
goed begrip bij vertellen, dat de
kleine bovendien een dochter en een
hondje bezat. Het hondje, geen in
zicht bezittend in grenskwesties,
dacht in een soort van Verenigd
Europa te leven. Het overschreed de
grens met buurmans tuin en snuffel
de daar wat rond. Net toen de buur
man zijn hengel onder de dakgoot
weghaalde, deed het iets in en over
het potje met pieren.
De grote buurman ontstak hier
over in een afschuwelijke toorn. Zijn
spieren vormden zich tot koorden,
zoals men bij sommige beelden van
Michelangelo wel ziet. Met enorme
stappen beende hij naar zijn pieren-
potje, als om buurmans hondje met
zijn grote teen te verpletteren. Het
dier zocht jankend een goed heen
komen.
Thans echter verscheen de doch
ter van de kleine buurman op het
strijdtoneel. Zij begaf zich tot de
scheiding tussen beide tuintjes, nam
het angstig bibberend hondje op de
arm en schreeuwde in de richting
van de grote buurman enkele vol
zinnen ,die ten doel hadden hem
duidelijk te maken, dat het vermoor
den van vissen onder bepaalde om
standigheden weliswaar door de wet
wordt toegestaan, doch dat het ver
pletteren van hondjes een afkeu
renswaardig misdrijf is. Tot het
hondje daarentegen wendde zij zich
in termen als snoekepoekie en lek
kere pompelmoes.
De grote buurman riep terug:
„Schiet op, afgekeurde B.B.", nam
zijn potje met wormen en ging het
onder de pomp afspoelen. Deze term
was echter voor de kleine buurman
aanleiding, zijn theedoek met kracht
terzijde te werpen, het zakmes te
trekken en naar buiten te snellen
met de duidelijk uitgesproken belof
te, met bovenvermeld chirurgisch
ingrijpen.
De grote buurman keek om, deed
zijn wormen weg en waarschuwde
de politie met de mededeling, dat
zijn buurman onbevoegd enige chi
rurgische ingrepen wenste te ver
richten. Zodoende kwamen beiden
nu voor de groene tafel, de grote
als getuige ,de kleine als verdachte.
„Was u nou werkelijk bang voor
die man?" vroeg de rechter, met zijn
ogen de maten der mannen opne
mend. „Bang?" zei de grote „voor
nog geen vijf van die springers ga
ik aan de haal." „Maar als u niet
bang bent, dan hebt u zich ook niet
bedreigd gevoeld", legde de rechter
voorzichtig uit.
„Kan wel zijn", zei de grote, „maar
als hij mijn tuin ingekomen was, dan
had ik hem in de dubbele Nelson
genomen, dat zijn vrouw hem
's avonds als leverpastei op het
brood had kunnen smeren".
„Vrijspraak", eiste de officier on
der deze omstandigheden. „Hoe min
der hij krijgt, hoe liever", zei de gro
te, „want hij heeft helemaal geen
schuld. Hij werd ook maar gestuurd
door zijn vrouw. Hij heeft net zo
min wat in te brengen als ik".
Zo werd het vrijspraak. De getui
ge stapte huiswaarts, met de ver
dachte op een sukkeldrafje naast
zich.
toont U iets beters
in uurwerken
Binnen de sector voeding, waar
van het cijfer opliep van 110 tot 112,
stegen de indexcijfers voor aardap
pelen, groenten en fruit. Dit enkel
aan het voorjaar te wijten, gaat niet
helemaal op. Het cijfer, waarmee de
sociale verzekeringen en de loonbe
lasting wctrdt aangegeven liep op
van 107 naar 108.
En zo gaat het steeds maar weer
door, het leven wordt duurder met
een centje hier en een stuiver daar.
Het eind is nog niet in zicht!
KLEINERE, MAAR STABIELERE
GEZINNEN
De onlangs gepubliceerde cijfers
van het Centraal Bureau van de
Statistiek, verkregen uit de volks
telling van 1960, geven een interes
sant beeld vna de sociale ordening in
ons land en haar verschuivingen in
het openbare leven van de laatste
tien jaar. Zo is het aantal alleen
staanden in Nederland van 1947 tot
1960 toegenomen met 76 pet.
Het aantal huishoudens vermeer-
derde van 2,3 tot 2,8 miljoen, een
stijging van 23 pet. Deze stijging is
niet in overeenstemming met de to
tale groei van de bevolking, die
slechts 19 pet. bedroeg. Tegenover
deze stijging van het aantal gezin
nen staat evenwel een daling van
het aantal kinderen. Gezinnen van
twee personen vormen thans 24,9%>
van het totaal, in 1947 29,3°/o. Het
aantal echtparen zonder kinderen
nam toe met 60 pet. Dit is niet de
oorzaak van een mogelijk toegeno
men onvruchtbare huwelijken, maar
veeleer van de vele jonge huwelij
ken, waarvan de partners de eerste
jaren nog geen kinderen willen heb
ben. Bovendien ontstaan er door de
daling van het sterftecijfer meer ge
zinnen, waaruit de kinderen ver
trokken zijn.
Het aantal echtparen met kinde
ren vermeerderde van 1.648.000 tot
1.796.000.
Uit de cijfers blijkt dat het aantal
onvolledige gezinnen (man of vrouw
met kind of kinderen) beduidend is
teruggelopen.
Beste zieken,
Binnenkort gaat UW jaarlijks feest
weer aanbreken. Want is het geen
feest om eens uit die dagelijkse sleur
los te komen, om eens drie dagen
lekker verwend te worden en gees
telijk en lichamelijk aan je trekken
te komen?
Trouwens, ik kan u wel zeggen,
het jaarlijkse ziekentriduum is niet
alleen een feest voor u, maar ook
voor allen die er aan meewerken.
Daar hangt altijd zo'n aparte sfeer,
een sfeer van goed-doen en goed-
zijn voor elkaar zonder enige men
selijke berekening.
Je ziet er geen mopperende men
sen of lelijke gezichten; je hoort er
geen enkele wanklank. Alles ademt
liefde en goedheid. Zo'n stukje pa
radijs op aarde, waar elk mens naar
verlangt. En je denkt wel eens, zó
moest het eigenlijk altijd zijn. Maar
ja, we zijn nu eenmaal mensen-op-
weg, mensen met hebbelijkheden en
tekorten en dat heb je nu eenmaal,
of je wilt of niet, te accepteren.
Moge dit zestiende ziekentriduum
in Venray voor U zieken, voor alle
medewerkers en helpsters, voor het
„gastvrije St. Anna" en ook voor al
len die hun geldelijke gaven in de
kollektebus zullen stoppen, weer een
zegen zijn. Bidden wij tijdens deze
dagen vurig voor de grote gebeds
intenties van de Kerk: voor de nieu
we Plaatsbekleder van Christus op
aarde, opdat hij de grote lijn, die
z'n voorganger Paus Joannes met zo
veel klaarheid en durf heeft aange
geven, mag voortzetten. Bidden we
voor het welslagen van het Concilie;
voor de eenheid van Christus' Kerk.
En biddend en offerend zullen we
steeds méér gaan beseffen dat God
goed is, eindeloos goed en dat wij
daarvan ieder op onze eigen manier
en in onze eigen omgeving een ge
tuige mogen zijn.
Pater Urbanus van Gemert O.F.M.