WONINGBOUW BRIEF VAN PATER PIET VAN OOL (Veulen) UIT BRAZILIË WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN SESïïïïSS&tffc'Z Het belang van gemeenschapshuizen CENTRALE VOLKSBANK Adverteer in Peel en Haas VRIJDAG 26 APRIL 1963 No. 17 VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 ABONNEMENTS- (buiten Venray 1.75) Ysselsteyn heeft een schitterend gemeenschapshuis. Oostrum mag met trots zyn parochiehuis laten zien. En last but not least heeft de jongste onder onze kerkdorpen de Vredepeel nog pas een keurig gebouw voor zijn gemeenschap opengesteld. Dat de bouw van een dergelijk huis in Oirlo in volle gang is, in Leunen hope lijk dra kan starten en in de Heide wordt voorbereid, toont aan dat op dat terrein in onze gemeente veel gebeurd is en nog te gebeuren staat. Merselo heeft nog zijn jeugdhuis van voor de oorlog, evenals Casten- ray zijn patronaat en zo zal het niet lang meer duren of ieder kerk dorp heeft zijn parochiehuis, jeugd huis of gemeenschapshuis. Dit laatste woord geeft misschien duidelijker aan, dat het hier om een gebouw gaat, dat bestemd is voor de gehéle plaatselijke samenleving. Het is zelfs zó, dat deze huizen of gebouwen ook door een gezémenlijke aktie van die héle gemeenschap tot stand kwamen en komen. Voor het verkrijgen van deze voorziening slaan allerlei plaatselijke verenigin gen en organisaties samen met de overheid de handen ineen. Voor vele gemeenschapszaken en aktiviteiten in de vrije tijd heeft de bevolking ter plaatse behoefte aan behoorlijke zaalruimte, zowel groot als klein. Ieder van deze organisaties kan hierin afzonderlijk met voor zien. Daarom wordt een gezamen lijke aktie opgezet om tot één voor ziening voor de gehele gemeenschap te komen. Dat klinkt allemaal vrij logisch, maar wie bij zo'n initiatief betrok ken is geweest ,weet maar ai te goed dat het niet zo'n eenvoudige zaak is. Er is niet alleen overleg voor nodig tussen de verenigingen én organi saties èn de overheid, maar boven dien moet een deel van de benodig de geldmiddelen voor de bouw door de bevolking zelf bijeen worden ge bracht. Dat is dikwijls niet weinig. Het is duidelijk, dat het gemeen schapshuis in een dorp niet alleen van belang is voor de uitvoering en verdere ontplooiing van allerlei ak tiviteiten. Het overleg tussen de groeperingen van de bevolking, de gezamenlijke aktie en het gemeen schappelijk beheer van het gebouw zijn op zich al van wezenlijk belang voor de samenlevingsopbouw. Wat daarbij opvalt is hoeveel be reidheid er gelukkig bij de bevol king nog is om iets voor de eigen samenleving te doen. De moeilijk heid is altijd weer de organisatie om mensen bij elkaar te brengen en tot een gemeenschappelijk programma te komen. Daarom vraagt dit wer ken aan de samenlevingsopbouw ook om een systematische aandacht. De ze aandacht is vooral nodig om de bevolking bij de ontwikkeling van de eigen samenleving betrokken te houden en de burgers ook voor ver schillende projecten en aktiviteiten mede-verantwoordelijkheid te laten dragen. Iets wat de overheid slechts kan stimuleren. In Venray-centrum is op het ge bied van deze gebouwen niets te zien. Sinds het Palronaatsgebouw is verdwenen, zijn er wel plannen geweest om dit in een andere vorm terug te doen komen o.a. in het cultureel centrum en in een wjjk- gebouw van het Rectoraat der Paters, maar verwezenlijkt is nog niets. Of dit ligt aan liet feit dat deze voorzieningen via een ge meenschappelijke aktie van de be volking in stedelijke gebieden moeilijker te realiseren zijn, is on bekend, omdat te weinig over de plannen bekend is. Wel is er in het centrum veel min der onderlinge samenhang dan in de kerkdorpen. Toch mag de vraag naar de behoefte aan gemeenschapshuizen ook in de kom door de verenigingen, organisaties en de bevolking aldaar wel zo bekeken worden. De wens wordt dan wellicht uitgesproken dat men er in het centrum ook in zal slagen tot de oodzakelijke akties te komen om aan deze leemten in het maatschappelijk leven van de ver schillende buurten aandacht te gaan besteden. Ook al om behoefte naar gemeen schappelijke dienstverlening bij het wijkcentrum aan te haken. Door de centrale plaats van het huis in het leven van de gemeen schap en de veelal gunstige ligging, is men er elders toe gekomen ver schillende vormen van materiële dienstverlening daarmee te combi neren. Maar dat is allereerst belang rijk bij de financiële geschiedenis. Van meer belang schijnt ons dat de bekendheid van en het vertrou wen in het gemeenschapshuis bij de bevolking er na verloop van tijd toe kunnen leiden dat ook andere zaken in het bestuur aan de orde worden gesteld. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de oprichting van een bejaarden-sociëteit en het or ganiseren van een vakantieweek voor de jeugd. Het bestuur van de stichting tot beheer van het ge meenschapshuis gaat deze aktivitei ten niet rechtstreeks zelf uitvoeren. Veeleer zal het geïnteresseerde orga nisaties en personen bij elkaar pro beren te brengen, zodat deze bij voorbeeld in de vorm van een co mité de verantwoordelijkheid voor deze aktiviteiten op zich nemen. Op deze wijze draagt de stichting van het gemeenschapshuis ook bij om tot andere noodzakelijke voorzienin gen in de plaatselijke samenleving te komen. En dit is voor het centrum even belangrijk als voor de kerkdor pen. De spaargelden vermeerderden in 1962 met 17 miljoen gulden. Het to tale inlegtegoed op 1 januari 1962 bedroeg 141 miljoen gulden. In 1962 werd 3,8 miljoen gulden aan de spaarduiten van onze spaar ders in de vorm van rente toege voegd. De Centrale Volksbank schoof een plaats omhoog op de ranglijst van de 250 spaarbanken. Boven ons "Staan de grote spaarbanken van Rot terdam, Den Haag en Amsterdam en uiteraard de R.P.S. en de Boeren leenbanken. De Centrale Volksbank had in '57 plm. 70 miljoen gulden spaartegoed te beleggen. In november I960 pas seerde het goed de 100 miljoen gul den. Ongeveer twee en een half jaar later midden 1963-zal 150 mil joen gulden inleggerstegoed bereikt worden. INGEZONDEN Geachte Redaktie. U wijst in uw blad op gezette tij den nog al eens op de woningnood in Venray, waarbij U op de eerste plaats stelt dat het aantal woning zoekenden nog altijd ruim 500 te groot is. Niemand die U dat zal bestrijden. Achttien jaren na de be vrijding is Venray weliswaar danig uit de kluiten gewassen, maar jam mer genoeg is de woningbehoefte achter gebleven bij deze groei. De problemen op sociaal, maat schappelijke en economisch gebied, hieruit voortvloeiend, hebt U met verve geschilderd. Op de tweede plaats hebt U en terecht er op gewezen dat jam mer genoeg, in deze tijd van bezits vorming velen in huurwoningen MOETEN wonen omdat de parti culiere bouwer te weinig kansen krijgt. Het vooroorlogse beeld van Venray, waarin het grootste gedeel te der bewoners een eigen huis be woonde, is nu zodanig gewijzigd dat het grootste deel der Venrayse inge zetenen in huurwoningen wonen. Misschien ten overvloede moge ik in dit verband op het volgende wij zen: Het geeft een gevoel van onmacht, dat wij temidden van een stijgende welvaart toch eigenlijk met een niet te lenigen sociale nood zitten opge scheept. Maar durven we de werke lijkheid onder ogen zien? Een huis heeft grote sociale waar de, maar is in wezen 'n economisch goed. Het werd en wordt alleen ge bouwd wanneer de afschrijving, ren te en onderhoudskosten kunnen worden vergoed uit de huur opbrengst. Deze uitspraak schijnt a- sociaal te klinken, zij is niettemin waar. Van de drie miljoen wonin gen, die er in Nederland staan, be horen er twee miljoen tot de voor oorlogse huizen. Dit vooroorlogs hui- zenbezit wordt in strijd met elke economische wetmatigheid bewoond en geëxploiteerd. Om te beginnen bedraagt de huurprijs thans door de onvoldoende huurverhoging slechts 2,5 x de prijs van vóór de oorlog. Dat in een tijd met een snel stij gende woningvraag. Iedereen heeft meer koopkracht dan vroeger tot zijn beschikking en het is dus lo gisch dat men ook meer ruimte vraagt, zodra daarvoor een kans is. De gestegen welvaart heeft de trouwlustigheid op jongere leeftijd eveneens doen toenemen. Uit beide oorzaken is een extra vraag naar woonruimte voortgesproten en deze vraag laat zich gelden op de woning markt. Hiermee samen gaat het achter blijven van de huurverhoging bij de stijging van de welvaart. Het sociale aspect is in onze eeuw zo ten troon verheven, dat men een economisch noodzakelijke aanpassing wikkelt in een reeks van verontschuldigingen om de kiezers niet te prikkelen. Een behoorlijk rendement van huizenbe- zit wordt door velen in onze tijd ge zien als een concessie aan het kapi taal en het liberalisme van de vo rige eeuw. Als er een huurverhoging wordt geproclameerd verzuimt men niet de huiseigenaren in bedekte termen te wijzen op de bestaande achterstand in onderhoud. Niet de huiseigenaren zijn in gebreke, maar de overheid is in gebreke in haar economische aan- passingspolitiek. In de tijd dat de vooroorlogse huizen met pijn een twee en een half maal zo hoge huur mogen doen, stijgen de lonen tot meer dan het viervoudige van wel eer! Daarom maakt nu de totale huurwaarde van ons huizenbezit nog slechts ruim 4 pet. van ons nationale inkomen uit. En dat terwijl ons volk voor de oorlog meer dan 10 pet. van het na tionaal inkomen aan het woning genot besteedde. De mensen verleren door dit alles waarvoor het waard is te werken, dat een .eigen huis een stuk bezit :s, We duwen ze in een huurverhoging, die we „goedkoop" houden met sub sidies e.d. en kijken dan verbaasd als ze hun goede geld uitgeven aan brommers en televisie. Degene die spaart voor een eigen woning maken we het onmogelijk zijn ideaal te verwezenlijken. Hij kan hoogstens van een woningver eniging of een makelaar een wo ning kopen, ingericht niet zoals hij zelf wil, maar zoals het die make laar het beste (en dikwijls het voor deligst) uitkomt of zoals de woning vereniging ze heeft moeten bouwen niet naar de wensen van het pu bliek, maar naar de eisen van de woningwet. De eerste stap die nodig is voor de oplossing van het woning probleem is de opvoeding van ons volk in de waarde van een goede en eigen woning, waaraan men een groter deel van zijn inkomen zal moeten weten op te brengen. Nu is de woningbouw de sluitpost van de nationale economie omdat hogere huren misschien ook lagere lonen vragen. Dit is slechts ten dele waar. Wij zijn voor een groot deel er aan gewend voor een appel en een ei te wonen en wij willen niet aanvaarden dat het niet zo blijven kan. drs. M. Caucaia, 30 maart 1963. Dat er zoveel tijd overheen moest gaan aleer, via dit publiciteitsmiddel een blijk van leven kwam vanuit Noord-Oost BraziliëIk hoor de Venrayse vrienden al zeggen: „bijna een jaar is reeds verlopen, maar het beloofde relaas van de overzijde van de oceaan, waarheen we een 1000 kilo kleding en 500 kilo konserven stuurden, blijft uit. De tijd was steeds maar tekort. Maar laten we vooraan beginnen met ons relaas. TERUG NAAR BRAZILIË Na 's middags nog thuis in Waal- re ons maal genuttigd te hebben, be vonden we ons reeds de volgende dag in onze kleine kloosterrefter van het inlandse seminarie, dank zij on ze onvolprezen K.L.M. Tijd om te mijmeren over de voor bije vakantie werd ons niet gelaten: de Brazilaanse seminaristen trokken meteen onze aandacht. Maanden verliepen, doch van de kisten, die twee maanden later, dus in juni, zouden aankomen, geen spoor. Op 15 juni gingen de studenten met va kantie. Dat was ook voor mij het sein om het binnenland in te gaan op zoek naar roepingen en onder tussen de binnenlandse pastoors te helpen bij hun overstelpend werk. Bijna een maand heb ik toen rond gereisd ,per trein (ja, heus hoor, zo'n ijzeren gevaarte dat met hout ge stookt wordt en met een topsnelheid van 30 km. (juist als de cake-walk), per jeep, te paard en vele kilometers ook te voet. Een tiental parochies heb ik op die tocht aangedaan. De meesten daar van gaven zulk een arme aanblik, dat ik de pastoor prompt kleren en geneesmiddelen beloofde. De maand vloog voorbij en eer ik het goed en wel besefte stond ik weer voor de klas, hebbende vóór me de flink vermagerde jongens (de vakanties dienen hun inderdaad niet om aan te sterken, dat moeten ze hier doen EINDELIJK Ten eerst kwam het bericht dat de boot de kisten had gebracht. Wij er op af! Inderdaad zagen we hoe onze bagage van de haven naar de douaneloods werd overgebracht en wij maar wachten totdat de lange paperassenweg doorlopen was. Om kort te gaan: na veel vijven en zes sen kwam de boel vrij. Wij een vrachtwagen gecharterd en gauw met de spullen naar huis; er moest nog eens een kink in de kabel ko men. De Overste had inmiddels 'n vrije dag voor het seminariepersoneel in het vooruitzicht gesteld, welke dan prompt daags daarna werd genomen, voomamlijk om de schatten uit te pakken. Er werd niet te hard ge werkt; eerst moest „geprobeerd" worden. Jawel hoor, de Hollandse vruchten, zelfs ingeblikt, hadden de aloude smaak van de vaderlandse bodem niet verloren, zomin als de bekende „maatjes". De levensmidde len werden met zorg in de provisie kamer opgeborgen om er met mond jesmaat weer uit te voorschijn te komen in de loop van de maanden die volgden. De kleren, wel wat ver fomfaaid, werden nogmaals geselek- teerd. Eerst zochten we er het een en ander voor onszelf en de studen ten uit; de rest werd in pakken ge laden om zo snel mogelijk gedistri bueerd te worden. De Zusters van een externaat met 350 kinderen kregen 12 pakken afge laden op haar klooster .vanwaar zij de armsten van de parochie bedien den. Er werden mooie pakketjes van gemaakt (mannen kunnen zoiets onmogelijk) en die werden netjes opgestapeld voor de dag van Papai Noel (Kerstmis). Op kerstvigilie was het inderdaad een zeer bedrijvig en dankbaar feest voor zusters en ar men. Zij laten hun hartelijke dank overbrengen aan de Hollandse wel doenersEen tweede deel ging naar het tehuis voor kinderen van melaatse ouders; veel goederen en praktisch alle babyuitzetten vonden daar hun bestemming aan de lijfjes van Brazilaanse kinderen, die toch al zoveel moeten missen. De direc trice laat eveneens de Hollandse gevers van harte danken De derde partij werd op een goe de avond door een vrachtwagen op gepikt om bezorgd te worden in de binnenlandse parochies waarvan ik in het begin gewag heb gemaakt. Ook genees- en versterkende mid delen gingen daarheen. ONS WERK. Ja, en toen kwam de „grote va kantie" weer (eind december tot be gin maart). De jongens waren nog niet, weg of ik verdween ook weer, het binnenland in. Twee maanden heb ik toen gereisd, met dezelfde middelen als altijd, ditmaal een 8000 km afleggend. Het eerste doel van die tochten was weer de roe- pingsaktie: van parochie tot paro chie overal een paar dagen vertoe vend, de jeugd, bezoekend en de pastoors een handje helpend met biechten, preken of een triduum. Hoe vermoeiend zo'n tochten ook zijn, toch doen ze je goed. Steeds op het seminarie huizend en werkend en slechts af en toe onder de men sen van de parochie, kom je nu weer eens in de gelegenheid het echte volk te kennnen, waarvoor je naar dit verlaten stuk van Noord- Oost Brazilië gekomen bent. FEEST IN BRAZILIË Zo kwam ik op die reizen o.a. in Jaguaribe. Het was juist op 't feest van de Patrones van de parochie O.L. Vrouw van de kaarsen (Licht mis); zulk een feest wordt in zijn welslagen voornamelijk beoordeeld naar de processie. Nu, die was ge weldig; duizenden mensen, vooral vrouwen en kinderen, begeleidden het beeld van de Moeder Gods, pro berend daarbij zo dicht mogelijk bij het beeld te komen, met het gevolg dat de opstopping onafwendbaar was. Dan maar mét opstopping ,maar geprocesseerd zou en moest er wor den. Na de kilometerslange tocht door de brandende hitte kwam de apotheose: de intocht in de kerk: al les wat dan meegelopen heeft, gaat het kerkgebouw in, mogelijk of niet; waar hoofd en hart ontvlamd zijn in enthousiasme daar merken de voe ten niet dat ze getreden worden, noch het lichaam, dat het zweet er overheen kruipt. Toen aldus de kerk boordevol was werd het beeld bin nengedragen, voornamelijk door vooraanstaande mannen, voor wie dit misschien de enigste keer van het jaar was dat ze een voet over de drempel zetten. Stompend en hij gend baande de pastoor zich een weg, welke weg veel overeenkomst vertoonde met een zeeweg daar de mensengolven onmiddellijk na pas sage zich weer aaneensloten. Roepend en schreeuwend werd O.L. Vrouw begroet, het handenge klap leek niet op te houden; men probeerde nog het patroneslied daar bovenuit te krijgen. Buiten lieten de jongemannen (als er toch iemand buiten het gebouw moest blijven, zouden zij dat wel doen!) de zelf- gefabriceerde kruitontstekingen af gaan in knetterende salvo's die veel weghadden van een spervuur. Boven dat alles heen bimbamden de twee oude klokken ,die luidden alsof nu eindelijk het wereldgericht was aan gebrokenIn één woord: horen en zien vergingtot ieders tevre denheid! Na de zegen met het Aller heiligste en het slotlied zou men veronderstellen dat de plechtigheid ware afgelopen. Neen hoor! Nu begint een typische vorm van Braziliaanse godsvrucht zich af te tekenen: de individuele verering van het patronesbeeld. De koliek tieve bedrijvigheid is verdwenen, plaats makend voor te vredenstelling van persoonlijke godsvrucht. Vreemdelingen mogen dat al wat simpel en kinderachtig vinden, in zich is en blijft het de ongekunstelde uiting van een diep- kinderlijke devotie. Nog is de pastoor niet uit het priesterkoor verdwenen of de eer ste gelovigen dringen door tot de onmiddellijke nabijheid van de beel tenis, het vererend met rijke gam ma van hun zuiderlijke liefde. Wel dra heerst er de grootste wanorde. Och, wat geeft het eigenlijk? Het gaat toch uiteraard om de goede be doelingHet is een gedrang, ge- trap, gestomp, gepraat. Heel moeilijk slechts kunnen de gelovigen, eenmaal tot bij het beeld doorgedrongen, er vandaan getrok ken worden. Het wachten duurt sommigen te lang; bedenkend dat het beeld boven het hoogaltaar toch uiteindelijk dezelfde Moeder Gods voorstelt, maken ze aanstalten de tocht daarheen te beginnen (4 meter hoog). Daar die weg echter over het altaar heen gaat, moet die „hinder nis" dan in godsnaam maar genomen worden. De eersten zijn reeds in hei lige ijver aan de bestijging bezig en staan al op de altaartafel, of de pas toor krijgt er lucht van. Deze, een echte (vurige) noordoosteling, stormt het priesterkoor binnen en jaagt de gelovigen er vandaan; de scene heeft veel weg van „Christus drijft de kooplieden uit de tempel". „Wat is {lat nu?! Al is Onze Lieve Vrouw dan ook de eigen Moeder van Onze Lieve Heer, dan geeft dat jullie nog geen recht Hem als voetbank te ge bruiken om naar haar op te klim men...." Dat argument van de hiërarchie van de waarden slaat in en wordt spontaan aanvaard: als bij toverslag verdwijnt de eerste devo tie en begint men nu om strijd het altaar en tabernakel onder handen te nemen.Dat alles met zoveel naieviteit dat een buitenstaander be slist vreemd zou opkijken, doch niet innerlijk ontwricht daardoor zou worden REGEN Terwijl ik deze woorden neer schrijf, zijn we inmiddels weer van de grote droogte in de regenperiode- aangeland. Met zoveel onstuimigheid is het water gekomen (en komt nog) dat verschillende kleinere dammen onder sterke bedreiging van door braak staan, dat verschillende stad jes geheel geïsoleerd en gedeeltelijk overstroomd liggen, en praktisch alle wegen van het binnenland in chaos herschapen. En dezer nachten werd ik ge wekt: „het water dringt de beneden verdieping binnen!" De situatie wil nl. zo dat ons seminarie op een afdalend terrein is gebouwd; om 't overtollige water te lozen, hebben we de afwatering onder het huis door gelegd; de regens van de laat ste dagen hadden echter zoveel ver stoppingsmateriaal aangesleept dat het water, toen het de normale af voer niet meer doorkon, zich maar een weg zocht door het huis heen. Met arme zin heb ik toen mijn badcostuum maar opgezocht en sa men met de direkteur van de semi naristen de obstrukties verwijderd. Moe, maar tevreden zochten we na gedane arbeid onze hangmatten weer op 's Anderdaags vonden we alleen de gangen van de benedenverdieping flink bemodderd. Zulke grapjes moe ten niet te vaak voorkomen, want onze nachten zijn niet zo erg lang. En met dit onderwerp breken we ons relaas af; sprekend over de nacht zien we op ons horloge dat de klok al elf uur wijst, terwijl de wekker sprongklaar staat op half vijf. Gaarna maak ik nog heel even van de kans gebruik om voor de betoonde medewerking met onze kleren-, voedsel- en geldaktie van het afgelopen jaar onze hartelijke dank uit te spreken, alsook nog een speciaal woord van erkentelijkheid jegens hen die nu weer bezig zijn zich in te spannen om in groepsver band voor het gehele materiële on derhoud van enkele van ons semi naristen te zorgen. In onze naam zowel als in die van onze Braziliaanse seminaristen: oprechte dank. Mocht er van verde re zijden nog belangstelling bestaan voor een dergelijk initiatief, steeds zijn we te bereiken: Padre Clemente van Ooi s.s.s. Seminario Sacramentino de Caucaia C.P. 846 - Fortaleza - Ce-Brasil (Piet van Ooi, priester v.h. Allerh. Sakrament uit Waalre (N.Br.).

Peel en Maas | 1963 | | pagina 5