10 jaar geleden
Vc teiuaaanqvan het aantal
boeren in ons land
kou gevat?
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
De Watersnoodramp
Uit Peel en Haas
VRIJDAG 25 JANUARI 1963 No. 4
VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652
ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (builen Vcnrsy 1.75)
Het is 1 februari a.s. 10 jaren ge
leden dat een grote watersnood ons
land teisterde.
Gedurende heel zijn bestaan heeft
Nederland met het water moeien
strijden dat voortdurend onze kus
ten en dijken belaagt en bij de ge
ringste verzwakking toeslaat om
het door ons gewonnen land te her
overen. Onder de talrijke overstro
mingen zijn die van 1421 de grcte
Elizabethsvloed, in 1916 de vloedgol
ven waaronder vooral het eiland
Marken en de gebieden rond de
Zuiderzee te lijden hadden en op 1
februari 1953 de grote springvloed
waardoor bijna de helft van de
Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden,
de Biesbosch en grote delen van
Noord-Brabant en het Zuidholland
se vaste land onder het water be
dolven werden.
Deze laatste springvloed waardoor
Nederland in het centrum der inter
nationale belangstelling kwam te
staan, bleek het gevolg van eori on
gelukkige samenloop van omstandig
heden zoals die slechts zeer zelden
voorkomt. Er ontstond een spring
vloed door de weinig voorkomende
stand van de aarde, die precies tus
sen de zon en de maan in stond. Dit
had tot gevolg dat de normale ver
deling van het water op aarde uit
het evenwicht geraakte en er in At
lantische Oceaan een vloedgolf ont
stond, die zich met grote kracht
door het Nauw van Calais perste de
Noordzee in. Tengevolge van een
zware en zeer langdurige noord
wester storm kreeg het water niet
de gelegenheid geleidelijk afgevoerd
te worden en ontstond er 'n spring
vloed waarbij het overtollige water
het land trachtte binnen te dringen.
Het is begrijpelijk, dat onze dij
ken, die toch heel wat mans waren,
tegen deze dubbele bedreiging niet
waren opgewassen.
DE SCHADE
De schade die deze ramp met zich
meebracht, was buitengewoon groot.
Ondanks het snel ingezette reddings
werk verloren 1835 mensen het le
ven, waarvan 1813 in het zgn. ramp
gebied en 22 in overige plaatsen in
Nederland. Grote hoeveelheden
mensen moesten worden geëva
cueerd. Zij vonden voor kortere of
langere tijd onderdak bij de bevol-
king van drooggebleven omringende
gebieden.
In het totaal werden 175.000 hec
tare, 5 pet. van de totale Neder
landse oppervlakte, overstroomd.
Hiervan was ongeveer 3/4 bouw
land dat verloren ging. Vooral een
droevig feit was dat men in Wal
cheren juist bezig was het herstel
van de in 1944 beschadigde gronden
te gaan vieren. De economische
schade liep in de miljarden. Er wer
den 3810 huizen geheel vernield,
waaronder 450 boerderijen, 24.980
huizen en boerderijen werden ern
stig of licht beschadigd. Waarlijk 'n
droeve balans voor Nederland waai
de woningnood toch al een moeilijk
onderwerp is.
Alsof dit nog niet genoeg was,
moest de schade aan huisraad,
grond, kunstwerken, voorraden en
uitrusting van agrarische en indus
triële bedrijven e.d. geschat worden
op 955 miljoen gulden. Later bleek
dit heel wat meer te zijn. Vooral de
ze aspecten waren voor ons land en
speciaal het rampgebied van bijzon
der betekenis zo kort na de oorlog
waarin wij zoveel verloren en wij
nauwelijks de tijd hadden weer een
beetje op de been te komen.
REDDING EN HULP
Tot onze vreugde mochten wij
echter bespeuren dat wij niet alleen
stonden en dat het buitenland direct
na de eerste informaties te hulp
kwam. Eerst kwamen de Britten en
de Belgen die zelf getroffen waren
aan hun Noordzeekusten, en de
Fransen. Hulpmateriaal in de vorm
van reddingsboten, verlichting, heli
copters e.d. en verder een grote
stroom van dekens en ander mate
riaal om de eerste menselijke nood
te lenigen werd aangevoerd. De
meest indrukwekkende hulp boden
de Amerikanen die een geheel batal
jon genie met honderden vracht
auto's, boten, bruggen, pompen en
ander materiaal aanvoerden. Zij
voerden rotsblokken per vliegtuig
uit Duitsland aan die tezamen met
tonnen klei en zand en masse in de
gaten werden gestort. Verder namen
al deze mensen op bewonderens
waardige wijze deel aan het red
dingswerk voor de tallozen die ge-
isoleerd op de daken van hun hui
zen zaten of elders waren ingesloten
door de vloed.
Het onmiddellijk na de ramp in
geschakelde rampenfonds organi
seerde financiële hulp aan de slacht
offers. Behalve uit Nederland kwa
men grote bedragen bijeen uit het
buitenland zodat ieder die getroffen
was belangrijke bedragen kon ont
vangen ter leniging der geleden
schade. In Nederland werd vrijwil
lig een bedrag van 93,3 miljoen bij
eengebracht terwijl uit het buiten
land nog eens 39.158.000 werd bij
gedragen.
VERBETERDE WAARSCHUWING
Uit deze gebeurtenissen heeft men
de conclusies getrokken en een les
geleerd. In de eerste plaats is ge
bleken dat het waarschuwings- cn
hulpverleningssysteem zo dat al be
stond, volkomen ondeugdelijk is ge
bleken bij rampen van deze omvang.
Direct na de viced is men begonnen
een nieuw systeem op te bouwen dat
ons land een zo groot mogelijke vei
ligheid moet waarborgen.
Het K.N.M.I. te De Bilt speelt hier
in de hoofdrol daar d t alleen te
verwachten stormen en hoogwater
standen kan voorspellen. Deze dienst
onderhoudt contact mot de radio
diensten die regelmatig elke dag de
weerberichten en hoogwaterstanden
omroepen zodat ieder gewaar
schuwd is als er iets kan gaan ge
beuren. Daarnevens staan vele
rijks-, gemeente- en provinciale in
stanties met hen in verbinding, die
op hun beurt weer het leger, het
Nederlandse Roode Kruis en B.B.
kunnen te hulp roepen als dit nodig
is. Verder zijn er maatregelen ge
troffen dat op alle dijken de posten
versterkt zijn met materiaal en ra-
dio zedat een zo efficiënt mogelijk
waarschuwings- en hulpsysteem is
ontstaan. (Wij hopen dat 'i nimmer
zijn deugdelijkheid zal behoeven te
bewijzen).
Nu moest er ook weer direct wor
den aangepakt om de geleden scha
de aan de dijken en landerijen te
herstellen. Dit was vooral van be
lang daar men voor de herfst 1953
klaar moest zijn omdat dan de nor
male herfststormen te verwachten
waren en de dijken dan in staat
moesten zijn deze te weerstaan.
Dit is waarlijk een groots werk
geworden. De schade was enorm.
Van de 1080 km dijk in het gebied
was rond 480 km beschadigd. Van
de ongeveer 500 gaten waren 67
stroomgaten waarvan de bodem be
neden 'het normale waterpeil lag.
Dit betekent dat er met eb en vloed
water in en uit stroomde dat de ga- j
ten steeds dieper maakte en t werkI
enorm bemoeilijkte. Door de gewei-1
dige militaire hulp vooral van de
Amerikanen is het mogelijk geweest
de schade te beperken. Vele gaten
werden door hen provisorisch ge
dicht zodat de stroming niet te veel
kon wegvreten. Hier kwam echter
bij dat deze opvullingen meestal
weer verwijderd moesten worden om
de eigenlijke dijk te kunnen maken,
daar de voorlopige dichtingen zeer
onoordeelkundig gemaakt werden
gedurende de nood van het eerste
ogenblik.
Het her-stel werd zeer voortvarend
aangepakt en op 11 april van dat
jaar waren reeds 128.000 ha van de
buitenwateren afgesloten. De grote
stroomgaten baarden de meeste zor
gen. doch met behulp van grote be
tonnen caissons die men in de gaten
liet zinken werden de meeste ge
sloten. Vele van deze caissons kwa
men uit Engeland alwaar men er
nog enige over had van de Norman-
dische invasie. Gedurende de gehele
zomer werkte men door en op 6 no
vember 1953 werd het laatste gat
gesloten en was het gehele rampge
bied weer veilig.
TIEN JAAR NA DE RAMP
Wanneer wij de balans opmaken
van alles wat er gebeurd is tijdens
en na de ramp, dan kan dit ons
volk tot tevredenheid stemmen, al
zullen er zeker individuele gevallen
zijn waar, door omstandigheden, on
tevredenheid heerst.
Nadat het land weer was droogge
vallen en ontzout, wat geruime tijd
heeft geduurd, is de landbouw weer
op gang gekomen. Vele boerderijen
en huizen zijn weer opgebouwd. De
meeste bewoners zijn teruggekeerd
naar hun haardsteden en het leven
heeft voorzover mogelijk weer zijn
oude gang hernomen. Deze storm
ramp heeft echter voor Nederland
ook goede gevolgen. Het Deltaplan,
niet na deze vloed maar al jaren
eerder ontworpen, is hierdoor wel
versneld tot uitvoering gebracht. In
1916 na de toenmalige stormvloed
werd een stormvloedcommissie voor
de Nieuwe Waterweg benoemd. De
ze commissie had tot taak -he*--be
studeren van mogelijkheden om
eventuele volgende overstromingen.
In 1940 werden verschillende plan
nen ingediend om rampen te voor
komen doch pas na deze oorlog
kwam het tot uitvoering. In 1950
Werd een eerste werk in het kader-
van, het deltaplan gerealiseerd, na
melijk de afsluiting van de Brielse
Maas. In 1951 werd de Schiedamse
Hoogdijk opgehoogd en dan in 1952'
gaf de minister van verkeer en wa
terstaat opdracht het afsluiten van
de zeegaten in studie te nemen. Ir.
hetzelfde jaar werd de Braakman
afgesloten.
NA DE STORM
Onmiddellijk na de grote ramp
van 1953 werd de deltacommissie
geïnstalleerd en reeds in 1954 rs er-
begonnen aan de stormvloedkering
in de Hollandse IJssel. De Delt
commissie bestudeerde alle moge
lijkheden en diende in de jaren 1953
1955 vijf interimrapporten in met
plannen en aanbevelingen om zo
spoedig mogelijk te beginnen.
Zoals ieder weet is er inderdaad
een begin gemaakt met de afslurting
van de zeegaten en als alles gaat
zoals men zich had gedacht, dan is
het zuidwestelijk deel van Neder
land goed op weg, niet alleen een
veilig, doch tevens een veel belang
rijker deel van ons land te worden.
Door alle nieuw te maken dijken
immers worden de verbindingen on
gelooflijk verbeterd. Binnen de Zuid
hollandse en Zeeuwse wateren zul
len grote zoetwatermeren ontstaan
waar langs men grote recreatiege
bieden kan vestigen. Door de ver
betering van de wegen zal het ge
bied vele mensen in vakantie en
weekend gaan trekken en misschien
zullen er op den duur belangrijke
industrieën gevestigd worden.
Dit gebied tussen Rotterdam en
Antwerpen zal in betekenis toene
men en voor velen die er nimmer"
kwamen, worden ontsloten en van
belangrijkheid gaan winnen.
Het is een bekend feit, dat in de
na-oorlogse jaren het aantal boeren
en daardoor het aantal bedrijven
in ons land sterk vermindert. Het
is in het bijzonder bij de boeren op
de kleine bedrijven, waar een terug
gang kan worden geconstateerd. Het
aantal boeren op bedrijven \an i-3
ba bijvoorbeeld is in de periode
1947-1959 meer dan gehalveerd, in
de grootteklasse 3-5 ha is de afne
ming ongeveer een kwart van het
aantal. In de laatste jaren blijkt, dat
ook het aantal boeren op bedrijven
van 7-10 ha terugloopt. Hieraan
heeft het L.E.I. onlangs een radio
beschouwing gewijd.
Het is waarschijnlijk voor het
eerst in onze landbouwgeschiedenis,
dat een dergelijke ontwikkeling zich
voordoet. De cijfers van de volks- en
beroepstellingen laten zien, dat
sinds het midden van de vorige
eeuw het aantal landbouwbedrijven
langzaam, doch gestadig is toege
nomen. Het is dan ook niet te veel
gezegd, wanneer men concludeert,
dat de jaren na 1945 een keerpunt,
een breuk in deze ontwikkeling te
zien geven.
WAT IS DE REDEN
De vraag ligt voor de hand, wat
de drijvende krachten achter deze
ontwikkeling zijn. De landbouw
heeft in de Nederlandse volkshuis
houding een heel ander "betekenis
gekregen. In de jaren vóór 1940
werd allerwege gestreefd naar een
uitbreiding van de agrarische werk
gelegenheid. Immers de industrie
bood geen voldoende arbeidsplaatsen
aan onze steeds toenemende bevol
king. In de jaren na de oorlog kreeg
de industrie echter* stevige benen
onder het lijf en kwam men ook tot
de overtuiging, dat een talrijk agra
rische bevolking niet samen kan
gaan met een welvarende boerende
volking.
•Van niet minder belang is ook ge
weest, dat in de naoorlogse jaren de
agrarische bevolkingsgroep steeds
meer uit zijn isolement verlost ge
raakte en in toenemende mate in
kontakt kwam met andere bevol
kingsgroepen. Dit had tot gevolg dar
men op het platteland de eigen le
vens- en werkomstandigheden kri
tisch ging vergelijken. En deze ver
gelijking viel vooral op vele klei
ne bedrijven met lage tot zeer lage
inkomens niet onverdeeld gunstig
uit.
HOE IS HET GEBEURD
Uit een onderzoek van het L.E.I.
blijkt, dat veruit de belangrijkste
oorzaak van het opheffen van be
drijven de bedrijfsbeëindiging door
het niet aanwezig zijn van een op
volger is. Overgang naar andere be
roepen van boeren kwam betrekke
lijk weinig voor. Het zijn dus vooral
de boerenzoons op de kleinere be
drijven geweest, die de consequentie
hebben getrokken uit de dikwijls
weinig rooskleurige situatie op de
kleine bedrijven. Dat de boeren
zoons in grote getale een beroep
buiten de landbouw hebben gezocht,
houdt niet alleen verband met de
gunstige werkgelegenheidssituatie in
Nederland in de naoorlogse jaren.
Men heeft door de toenemende, com
municatie ook een open oog gekre
gen voor het eigen bestaan in ver
gelijking met de mogelijkheden rn
andere beroepen. Men is daardoor
minder bereid bestaande verschillen
in beloning, levens- en werkomstan
digheden te aanvaarden.
Het aantal boeren is in vergelij
king met het aantal boerenzoons
veel minder snel afgenomen. Voor
de boeren was het ook veel moei
lijker dezelfde consequentie uit de
omstandigheden te trekken dan voor
de boerenzoons. Zij staan anders te
genover het boer-zijn dan jongere
generaties. Het boer-zijn is voor
hen meer- dan alleen de uitoefening
van een beroep om een inkomen te
verkrijgen. Zij hebben ook al hun
kennis in de agrarische richting ge
ïnvesteerd, hetgeen een overgang
naar een niet-agrarisch beroep min
der gemakkelijk maakt. Tenslotte
zijn vele boeren op de kleinere be
drijven op een leeftijd, waarop men
niet meer zo snel een wending geeft
aan de tot dusverre gevolgde le
venswijze.
VERDERE VERMINDERING
Zien we naar de toekomst dan ligt
het stellig in de verwachting, dat
het aantal boeren nog verder zal
verminderen. Indien de teruggang
in hetzelfde tempo zou verlopen, als
in de achterliggende jaren dan zal
het aantal boeren dalen van 171.000
tot omstreeks 140.000 m 1970.
Het is niet onmogelijk, dat de af
neming in een sneller tempo zal
verlopen, vooral als de overgang
naar ander beroepen van groter be-
teken's wordt. Opheffing van land
bouwbedrijven betekent dat de vrij
komende grond kan worden gebruikt
voor* vergroting van de ander be
drijven.
Typerend voor de huidige situatie
is, dat de vermindering van het aan
tal bedrijven thans een punt van
openlijk gesprek vormt. In de jaren
voor en direct na de oorlog was de
gevoeligheid op dit punt bijzonder
groot en kon men slechts met zeer
grote omzichtigheid dit punt ter za
ke brengen. De opvattingen zijn
thans sterk gewijzigd, ook binnen
de kringen van de siandsorganisa-
ties. Deze welhaast revolutionaire
verandering in standpunt is eens te
meer een bewijs, dat de landbouw
geen verstarde, door traditie gebon
den bedrijfstak is ,doch een bedrijfs
tak waar men zo nodig tijdig de ba
kens weet te verzetten.
HET BOERENZOONVRAAGSTUK
De afneming van het aantal in de
landbouw werkende boerenzoons
heeft de stoutste verwachtingen
overtoffen. Werkten er in 1947 nog
110.0Ü0 boerenzoons, in 1960 was dat
aantal tot ruim 60.000 gedaald. Voor-
Nederland is het aantal dus terug
gelopen lot 55 pet., terwijl rn en
kele provincies het aantal zelfs
meer dan gehalveerd is. Deze ont
wikkeling is zo snel gegaan, dat wij
ons moesten afvragen of er* nog wel
sprake is van een boerenzoonvraag-
stuk. Ook hiervoor heeft het Land-
bouw-Economisch Instituut onlangs
een beschouwing gegeven.
De beroepskeuze was voor boeren-
jongeren vroeger primair op de
landbouw gericht. In deze traditio
neel bepaalde beroepskeuze mag dan
ook een belangrijke oorzaak worden
gezien voor het bestaan van een
agrarische bevolkingsdruk Een om
buiging van deze beroepskeuze moet
van het grootste belang worden ge
acht voor de oplossing van een aan
tal belangrijke vraagstukken in de
landbouw als bijv. te kleine bedrij
ven,. een onverantwoorde splitsing
van bedrijven, het zeer laat bedrijfs
hoofd worden, het zeer laat of niet
trouwen en het vertrek uit de iand-
bouw op latere leeftijd.
In het algemeen kan men stellen,
dat er sprake is van een boeren-
zoonvraagstuk wanneer er meer po
tentiële opvolgers zijn dan voor hen
vrijkomende levensvatbare bedrij
ven. Deze situatie heeft tot gevolg,
dat slechts een deel van de in land
bouw werkende boerenzoons boer
kan worden. Het andere deel zal
dus op ouder leeftijd een bestaan
moeten vinden buiten de landbouw
of zal tevreden moeten zijn met een
ondergeschikte positie in de land
bouw.
DRUKVERMINDERING
Op de vraag of er al of niet te
veel boerenzoons in de landbouw
werkzaam zijn tracht het cijfer van
de generatiedruk een antwoord te
geven. De generatiedruk beoogt het
aantal boerenzoons, werkzaam in de
landbouw, te confronteren met het
aantal bedrijven dat voor deze zoons
beschikbaar komt. Zijn er teveel
boerenzoons dan is er als het ware
sprake van een druk van de huidige
generatie zoons op de bedrijven. De
generatiedruk bereikt een waarde 1
als alle potentiële aanwezige opvol
gers op een bepaalde leeftijd een
bedrijf kunnen beginnen.
Hoe liggen nu de cijfers van de
generatiedruk. Bij een onderzoek
dat in 1957 werd verricht kwamen
de volgende verschillen aan het
licht:
Grootteklasse Generatiedruk
kleiner dan 5 ha 0,77
5-10 ha 1,00
10-20 ha 1,55
groter dan 20 ha 1.64
Uit deze cijfers blijkt, dat de ani
mo om boer te worden op de kleine
bedrijven aanzienlijk minder is dan
op de grotere bedrijven. Wanneer-
wij aannemen, dat de exploitatie van
de kleine bedrijven aanzienlijk min
der is dan op de grotere bedrijven.
Wanneer wij aannemen, dat de ex
ploitatie van de kleine bedrijven
zonder opvolger niet meer wordt
voortgezet, betekent dit dat op de
grotere bedrijven nog te veel zoons
aanwezig zijn.
De vraag is of deze verschillen in
generatiedruk door het afnemen van
het aantal zoons, thans minder zijn
geworden. Enkele recente gegevens
(1962), afkomstig van bedrijven op
de zandgronden wijzen erop, dat er
ook thans nog grote verschillen be
staan. Voor de vier bovengenoemde
grootteklassen waren de generatie-
drukcijfers resp, 0,4, 0.7, 1,2 en 1,9.
Hoewel dus het aantal meewerken
de zoons sterk is afgenomen zijn er
toch op de bedrijven groter cian 10
ha nog meer zoons dan vrijkomende
bedrijven.
NAAR VRIJE BEROEPSKEUZE
De situatie is dus in de periode
1950-'60 aanzienlijk verbeterd. Voor
al in de tweede helft hebben ve
le meewerkende zoons de landbouw
vaarwel gezegd en heeft een veel
groter percentage van de agrarische
jongeren een niet-agrarisch beroep
gekozen. Op de bedrijven kleiner
dan 10 ha ligt de generatiedruk
reeds aanzienlijk beneden 1. d.w.z.
dat op een aantal bedrijven geen op
volger aanwezig is. Hier zijn dus
kansen aanwezig om door een doel
gericht structuurbeleid de grond
van vrijkomende bedrijven le ge
bruiken voor vergroting van andere
bedrijven. Op de bedrijven groter
dan 10 ha. blijken er nog teveel mee
werkende zoons te zijn. Nog meer
boerenzoons moeten zich dus direct
na de lagere school voorbereiden op
een niet-agrarisch beroep, terwijl
van de reeds in de landbouw wer
kende zoons nog een gedeelte een
ander beroep zal moeten kiezen. Het
ziet er naar uit, dat deze ontwikke
ling in de komende periode zal
plaats hebben.
De weerstanden tegen een niet
agrarisch beroep worden ook bij de
zoons op grotere bedrijven minder.
De omstandigheden zijn in de na
oorlogse periode geheel anders ge
worden. Er zijn aantrekkelijke be
staansmogelijkheden buiten de land
bouw binnen het bereik gekomen
van de agrarische bevolking En bo
vendien komen in de industrie b.v.
20 cent per rol
van zaterdag 1 februari 1913
De aanleg van de nieuwe weg
naar Overloon zal op 18 februari a.s.
publiek worden aanbesteed. Het
ontwerp van de nieuwe weg naar
Deurne kan in het laatst van de vol
gende maand worden tegemoet ge
zien.
Aan het jaarverslag der Coöp.
Eierevereniging Venray - Leunen -
Heide ontlenen wij het volgende:
In 1912 werden aan de Roermond-
se mijn geleverd 670.770 eieren of
41.269 kilo. Hiervoor werd ontvan
gen 4,71 per 100 stuks. Hiervoor
wordt uitbetaald aan de leden 4,5C
per 100 stuks.
Er werden 1160 haantjes en oude
kippen geleverd, waarvoor werd
uitbetaald 714,06'.
Het aantal leden vermeerderde
van 107 tot 137.
Waarschuwing
De herbergiers worden er aan her
innerd dat zij verplicht zijn bij hun
ne verloflokalen, waterplaatsen ter
beschikking der* bezoekers te heb
ben. Verboden is buiten de water
plaats, op de openbare straat te wa
teren.
BEDDEN EN DEKENS
THOMASSEN
Tijdens de Vastenavcnddagen,
die morgen beginnen, worden in niet
minder dan 18 café's n onze ge
meente kaartwedstrijden gehouden,
prijsschieten, harddraverijen, gans
rijden en prijsbiijarten. Venrays
Fanfarecorps zal twee avonden con
cert en toneeluitvoeringen geven.