De dierenarts
DOOR KLEUREN
45-jarige strijd
iQeikeeismliglwid
tegen k et vloeken
Zakgeld geven...
Geestelijk artikel
Vrijdag 21 september 1962 No. 38
Drie en tachtigste jaargang
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN
GROTESTRAAT 28 POSTBUS
MUNCKHOF NV. VENRAY WPPïTRT AH VOOR VPNRAV P1M OM^TRPIfFN ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS-
1 TEL. 1512 GIRO 1050652 LtLtlYULAL/ v VLtiliVHl VJAWJ 1 I\LtI\LtlI PRIJS PER KWARTAAL 1.50
1.50 (bulten Venray f 1.75)
Op het gebied van de toepassing
van kleuren in het wegverkeer be
staan vele en veelsoortige proble
men. Blijkens verscheidene publi-
katies in het afgelopen jaar heeft
dit onderwerp ook in ons land aan
actualiteit gewonnen, nadat in an
dere landen over deze materie uit
gebreide discussies aan ten dele op
zienbare toepassingen vooraf zijn
gegaan. Het Verbond voor Veilig
Verkeer is in de ontwikkelingen op
dit terrein sterk geïnteresseerd, om
dat wellicht de toepassing van kleur
op de weg een gunstige uitwerking
zou kunnen hebben op de veiligheid
van de weggebruiker.
Het Verbond heeft daarom beslo
ten het thema „kleur en verkeer"
centraal discussiepunt te maken
voor zijn jaarcongres, dat ditmaal
op 17 oktober a.s te Dordrecht zal
worden gehouden. Daarbij zal een
inleiding worden gehouden door de
heren G. J. Captijn .kleurdeskundi-
ge van de N.V. Vernis en Verffa-
briek v h. H. Ve.lo winkel v> Zonen
en G. Dolphijn. dii-leur van Sik-
kens Smit N.V. Lak- en Verffabrie-
ken.
Vervolgens zal een forum, gepre
sideerd door de voorz'tt.-r van h« t
Verbond ,dr. G van der Wal, de di
verse c-specten van dit veelzijdige
vraagstuk belichten
BROCHURE
Van de hand van de inleiders en
elk der forumleden verscheen dezer
dagen in brochurevorm (in de zgn.
Informatiereeks van het Verbond)
een korte bijdrage, welke bedoeld is
om een aantal aspecten van het the
ma reeds nu naar voren te brengen.
In de inleiding daarvan wordt met
enkelevoorbeelden aangetoond dat
kleur .een madhtig wapen is. Een
slager."bemerkte, na* modernisering
van zijn winkel,- dat de Verkoop- niet
meer vlotte ,na realisering van een
kleurtoepassing in de verlichting
verloren de gasten in een restaurant
alle eetlust op het moment dat deze
verlichting werd ingeschakeld. De
kleur van de wanden in een fa-
briekskantine was de oorzaak, dat
de personeelsleden last van de „kou"
hadden, de klachten verdwenen toen
de wanden opnieuw waren geschil
derd.
Na deze voorbeelden geeft de
brochure een summier antwoord op
de vraag, wat hcht eigenlijk is. Ver
volgens komen de inleiders en fo
rumleden aan het woord.
NIETS NALATEN
Niets mag worden nagelaten om
de veiligheid van de weggebruikers
te vergroten, aldus de heer Captijn
en dit geldt dus ook voor maatrege
len, waarvan de waarde in eerste
instantie niet exact is te meten. In
veel landen is kleur bij het bevor
deren van de verkeersveiligheid een
belangrijke rol gaan spelen, maar in
Nederland wordt deze ontwikkeling
nog te veel gezien als een modever
schijnsel. Indien wij door het gebrui
ken van de juiste kleur op de juis
te plaats een bijdrage kunnen leve
ren tot het verminderen van het
aantal verkeersongevallen, dan is
dat ons aller inspanning waard.
COMMISSIE INSTELLEN
De heer Dolphijn (Sikkens) acht de
marges voor het nemen van proeven
in ons land te klein. Bovendien is
het budget niet aangepast. Een juis
te, dus functionele toepassing van
kleur op de weg zal z.i. de verkeers
veiligheid ten goede kunnen komen,
maar dan dient daarnaast aandacht
te worden besteed aan goede reflec
tie en stroefheid van de weg. Op be
scheiden schaal gehouden proeven
hebben een positief resultaat gesor
teerd. Het is naar zijn mening een
dwingende eis, dat een commissie
wordt ingesteld welke vérgaande be
voegdheden bezit en die de betref
fende minister in directe zin kan ad
viseren.
GOEDE KLEURENKERMIS
Aangezien het deelnemen aan het
verkeer in de eerste plaats een vi
sueel proces is ligt het volgens de
heer Boost (A.N.W.B.) voor de hand
gebruik te maken van kleuren om
bepaalde wegelementen te doen op
vallen. Op grond van een te Eind
hoven gehouden proefneming acht
hij het toepassen van gekleurde weg
dekken ter betere geleiding van het
verkeer en om een duidelijker on
derscheid te krijgen tussen rijstro
ken, opstelvlakten, enz. een tè ver
gaand gebruik van kleur als hulp
middel. Z.i. zijn onder bepaalde om
standigheden slechts de reflecteren
de eigenschappen van het wegopper-
vlak bepalend voor hetgeen men
wel en niet ziet. Wij moeten oppas
sen dat de weg geen kleurenkermis
wordt; het is z.i. gewenst met zo min
mogelijk brutale middelen het ver
keer veilig te maken.
WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
De vraag of kleuren in het ver
keer een rol spelen, wordt door de
heer Ter Mors (Centrale Politie
Verkeers Commissie) bevestigend
beantwoord: de basis hiertoe is im
mers gelegd in onze wetgeving. Aan
de hand van (Haagse) voorbeelden
bewijst dit forumlid dat het gebruik
van kleuren invloed heeft op de
verkeersveiligheid; hij betwijfelt
echter of bij een groter gebruik van
kleuren de momenteel voor bijzon
dere situaties toegepaste aanwijzin
gen (overdag) nog zullen opvallen
(„door de bomen ziet men het bos
niet meer"). Bovendien zal de toe
passing van kleuren op grotere
schaal de uniformiteit van deze aan
wijzingen in gevaar kunnen bren
gen. Hij is van mening dat kleuren
slechts dan met mate moeten
worden gebruikt als daar in de
praktijk grote behoefte aan bestaat;
en zelfs dan nog zal een wetenschap,
pelijk onderzoek moeten uitwijzen
dat kleurtoepassing op ruimere
schaal inderdaad gewenst is.
VIER ELEMENTEN
Het in ons land vaak voorkomen
de slechte weer is oorzaak, dat de
textuur van de weg een belangrijke
rol gaat spelen, aldus ir. Nap: deze
factor bepaalt namelijk de reflectie
van het wegdek bij vochtig weer en
ook bij duisternis. Beplanting, gelei-
derails ,katteogen enz. zullen de re.
flectie moeten ondersteunen: deze
drie dimensionale objecten vormen
gedurende zeer slechte weersom
standigheden de enige contrasten,
welke in het licht der koplampen
worden waargenomen. Uitsluitend
door het aanbrengen van kleuren-
verschillen in het wegdek zal het
verkeer onder slechte omstandighe
den niet veiliger worden gemaakt
slechts een harmonisch samengaan
van tetuur, bebakening, verlichting
èn kleur kan de verkeersveiligheid
ten goede komen.
HEDERHEIDSCONTRASTEN
Kleurcontrasten kunnen overdaL
bijzonder belangrijk zijn, maar al
leen wanneer de waarnemer de zon
in de rug heeft toont ir. Asmussen
(Philips) aan de hand van Engelse
onderzoekingen aan; bij tegenlicht,
zelfs als de zon hoog aan de hemel
staat, kunnen kleuren moeilijk wor
den onderscheiden en berust de
waarneming voornamelijk op het
heldersheidscontrast. Bij het rijden
's nachts over onverlichte wegen
speelt het zien van kleuren totaal
geen rol meer; de huidige straat
verlichtingsinstallaties hebben een
zodanig verlichtsniveau, dat het zien
van kleuren slechts in beperkte ma
te aanwezig is.
Hij concludeert dat de toepassing
van kleuren alleen zin heeft als ad
ditionele informate; dat verkeerd
toegepaste kleuren zeer afleidend en
zelfs gevaarlijk kunnen zijn; dat bij
overmatig kleurengebruik gevaar
voor oververmeoidheid optreedt.
VOORBEREIDING OP HET LEVEN
Moeten wij onze kinderen zakgeld
geven of niet?
„Ja, natuurlijk", zeggen de moder
ne ouders.
„Neen", zeggen de behoudende
zielen, „want je werkt er het kwaad
mee in de hand". Zij die geen kin
deren hebben, vinden het doorgaans
heel gewoon ,dat kinderen zakgeld
krijgen. Natuurlijk niet te veel, elk
naar leeftijd en draagkracht van de
ouders. Ze leren met geld omgaan,
ze leren sparen en ze worden er zelf
standig door.
Wie heeft er nu gelijk? Is het
waar, dat kinderen van zakgeld
spaarzaam en zelfstandig worden?
Of is het waar, dat kinderen van
zakgeld spaarzaam en zelfstandig
worden? Of is het waar, dat zak-
Zij die het laatste beweren, gaan
uit van het standpunt, dat een kind
dat geen zakgeld krijgt, ook niet in
de verleiding komt om spilziek te
zijn of te snoepen of z'n zakcentjes
te verliezen of erger nog: ze aan al
lerlei prullen te verkwisten. Deze
negatieve braafheid heeft echter
geen enkele waarde.
GEEF HUN EEN KANS
Een bescheiden zakgeld is een
pracht middel om het karakter van
een kind te toetsen. In weinig an
dere dingen komt zo duidelijk het
karakter tot uiting als in het beste
den van geld.
Ontdek de zuinigen, die iedere
cent oppotten tot zij eindelijk een
lang begeerd stuk speelgoed kun
nen kopen. Let op de slapep karak
ters, die aan iedere opkomende wens
dadelijk voldoen. Dat zijn degenen,
die nimmer „neen" kunnen zeggen
tegen zichzelf, zij die nooit over
geld beschikken als zij het nodig
hebben, omdat ze alles al lang licht
vaardig hebben uitgegeven.
Er zijn secure Pieten die iedere
cent opschrijven on altijd precies
weten over hoeveel zij te beschik
ken hebben en daar zijn de zorgelo-
zen, die van anderen lenen en ver
geten het terug te geven. Kinderen
met zakgeld vormen een getrouwe
afschuwing van de grote mensen
maatschappij.
ER ZIT MEER AAN VAST
De paedagogische moeder zal er
zich niet afmaken met het wekelijk
se dubbeltje of kwartje. Zij zal het
zakgeld betrekken in het dagelijks
leven, zij zal erover praten, zodat 't
begrip voor het kind gaat leven, zij
zal vertellen wat je allemaal met
zakgeld kunt doen en zij zal eisen,
dat af en toe door de kinderen iets
wordt afgestaan voor liefdadigheid.
Belangstellend zal zij informeren
naar de stand van het bezit en hei
melijk zal zij aantekening houden
van hetgeen door elk wordt uitgege
ven en waaraan.
Zakgeld is een prachtig opvoed-
middel mitsde ouders enig idee
van paedagogie hebben. Geld uit
geven is een bij uitstek moeilijke
kunst die het kind aan de hand van
de ouders moet leren.
Ouders die uit gemakzucht of uit
domme ijdelheid en pronkzucht al
leen maar uit onnadenkendheid hun
kinderen een veel te royaal zakgeld
geven, tasten een van de peilers van
de opvoeding aan: zij ondermijnen
het waardebesef van het bezit. Alles
wat te gemakkelijk wordt verkregen
oefent een nadelige invloed uit op
het jonge karakter, dat strijd en
zelfontzegging van node heeft om
zich te ontwikkelen.
EEN „SNOEPCENTJE"
Het inhouden van het zakgeld als
strafmaatregel mist iedere uitwer
king als het kind over een naar
verhouding veel te groot zakgeld
beschikt. De verstandige moeder zal
haar kinderen de volle vrijheid la
ten om hun zakgeld naar eigen goed
vinden te besteden maarzij zal
vanuit de achtergrond een waak
zaam oog houden op de gang van
zaken. Liefst nog een deel door de
kinderen apart laten leggen, dus bv.
de helft in de spaarpot voor grote
aankopen (verjaardagen, moederdag
enz.) en de rest als „snoepcentje".
Het kind dat blijk geeft niet met
geld te kunnen omgaan, zal tijdelijk
onder leiding van de moeder samen
met haar het zakgeld besteden, tot
het de waarde van geld heeft ge
leerd. Natuurlijk is het veel gemak
kelijker om zich met niets te be
moeien en geen navraag te doen,
maar daarmede geven wij een kos
telijk opvoedingsmiddel prijs. Zak
geld geven is een middel tot het
kweken van zakelijk inzicht en een
voorbereiding op het leven!
De Mij voor Diergeneeskunde be
staat honderd jaar en de heren die
renartsen hebben dit feit feestelijk
gevierd. Het is goed eens stil te
staan bij de figuur van de dieren
arts. Hij komt niet zo vaak in het
nieuws, ook -niet in het agrarische,
De reden is, dat er slechts 1144 in
vol emplooi zijn en dat is een klein
aantal tegenover de ruim 200 000
agrariërs en ook nog tegenover de
50.000 overige akademisch gevorm-
den van ons land. Niettemin is zijn
werk ook economisch van het hoog
ste belang.
Tot bijna in onze tijd heeft de die
renarts een hevige strijd moeten le
veren tegen kwakzalvers, vee ver
loskundigen, paardendokters e.a
lieden, wier „kennis" hoofdzakelijk
berustte op eigen ervaring (voor zo
ver niet tevens een dosis overgele
verde volksgeneeskunst en bijgeloof
werd toegepast!) Vandaar de naam
„empirici" waarmee de dierenarts
zijn vroegere tegenstanders siert.
Tegenstanders? Ja, want al werd
dan in 1821 de eerste Rijks veeartse
nij school in Utrecht geopend en al
leverde die reeds in 1826 de eerste
lieden met het veeartsdiploma af,
voorlopig hadden deze artsen weinig
te vertellen. Het platteland geloof
de niet in hen! De gehele 19de eeuw
door hebben de dierenartsen moe
ten bewijzen wat zij waard waren
en tenslotte hebben zij gewonnen.
Nog wel niet voor de volle 100%,
want ook vandaag de dag is er nog
een zeer levendige handel in vee
geneesmiddelen (tot en met antibio
tica, chemotherapeutica en instru
menten toe) die door volstrekt onbe
voegden wordt bedreven en die dan
ook gevaaxdijke kanten heeft, maar
er is één ding dat het gezag van de
dierenarts voorgoed gevestigd heeft.
Het is het feit, dat hij en hij al
leen er in slaagde de vreselijke epi
demieën van voorheen te bedwin
gen. De eerste dag op dit front le
verde hij reeds in de vorige eeuw,
bij de laatste runderpestramp. Hier
bij stond hij lijnrecht tegenover de
(hem nog niet begrijpende) veehou
der en het gevolg was, dat het vee-
artsenijkundige toezicht staats zaak
werd.
ONSCHATBARE BETEKENIS
Na de laatste oorlog werd de laat
ste draak verslagen: het geloof, dat
de rundertuberculose onuitroeibaar
was. Zij werd snel en volgens het
van te voren opgestelde schema
overwonnen. Tegen mond- en
klauwzeer werd een uitstekende
voorbehoedende enting gevonden en
thans wordt Abortus Bang even sys
tematisch aangepakt. De uierziekten
zullen volgen.
Dit zijn successen, die vroeger ten
enenmale onbereikbaar waren. Het
besef, dat werkelijk belangrijke vee-
ziekten alleen op strikt wetenschap
pelijke basis kunnen worden be
dwongen, leeft thans bij allen die
weten waar het om gaat. Wij noe
men volledigheidshalve ook nog de
vele entingen bij pluimvee (pseudo.
vogelpest, infectieuze bronchitis) en
de coccidiostatica in het voer. Zon
der deze dingen is geen rendabele
veehouderij meer mogelijk; de risi
co's zouden ondraaglijk zijn. Ieder
weet dit en het feit, dat men bij
de varkens nog geen immuniteit te
gen mond- en klauwzeer weet op
te wekken doet aan dit feit niets af.
De kwakzalver heeft het immers
evenmin gekund.
Kortom: de economische beteke
nis van de dierenarts is niet licht
naar waarde te schatten. Zonder
hem zou ook in deze streek de vee
fokkerij en de pluimveeteelt niet
zo'n vlucht hebben kunnen nemen.
Voorts verhoogt een dierenarts de
levensvreugde van de mens, door
ook dieren zonder grote economi
sche betekenis (kleine huisdieren; te
behandelen. De dierenarts cn de
volksgezondheid (onderzoek van
antibiotica, keuring van vee en vlees
bestrijding der zoönosen) is een on
derwerp apart.
WAAR ZITTEN ONZE
DIERENARTSEN
Dank zij de gegevens van de ju
bilerende maatschappij kunnen wij
deze vraag enigszins beantwoorden.
Wij vinden er 705 in de „algemene
pi*aktijk". Daarbij onderscheidt men
de praktijk van grote huisdieren en
die van de kleine. Tot de laatste be
hoort de behandeling van katten,
honden, vissen, siervogels enz. Een
40-tal houdt zich uitsluitend met de
ze kleine dieren bezig. De rest be
paalt zich tot het rund (meer dan 3
miljoen stuks in ons land), het paard
(nog 70.000 over), het varken, het
schaap, de geit en het pluimvee.
Bij de keuring van vee en vlees
zijn 279 dierenartsen betrokken,
waarvan 163 „volambtelijk". Voorts
vinden wij er 36 bij het Veeartsenij-
kundig Staatstoezicht en 61 bij de
11 provinciale gezondheidsdiensten
voor dieren en de ene, landelijke
gezondheidsdienst voor pluimvee.
Een 80-tal heeft een funktie bij het
hoger onderwijs en een 60-tul bij het
middelbaar landbouwonderwijs doch
de laatste praktizeren ook. Dan is
er nog een groep van 85 stuks werk
zaam bij de farmaceutische indus
trie en groothandel, de veevoeder-
handel, de grote pluimveebedrijven,
de K.I.-stations enz. Tenslotte zijn
50 afgestudeerden van Utrecht in 't
buitenland werkzaam. De groep „mi
litaire dierenartsen" is met het ver
dwijnen van de cavalerie uit ons
leger ook bijna verdwenen.
DE STUDIE
Sinds 1918 behoort de opleiding bij
het hoger onderwijs, want in dat
jaar werd de Rijks veeartsenschool
„Veeartsenijkundige Hogeschool" om
in 1925 als zesde fakulteit aan de
Utrechtse Rijksuniversiteit te wor
den toegevoegd.
In 1961 waren er in Utrecht 528
veterinaire studenten ingeschreven,
waarbij 71 dames. Na de middelbare
school moet men nog 6 of 7 jaar
studeren (meestal wordt het wel 7
jaar) en de studie is niet licht. Toch
vallen van de mannelijke studenten
evenveel af als van de vrouwelijke.
Het is waar, dat enige fysieke eisen
gesteld worden bij studie en prak-
tikum, maar een sportief meisje kan
daaraan heel goed voldoen. Er zijn
dames die de gewone praktijk bij de
grote huisdieren uitoefenen (soms
samen met hun echtgenoot!), maar
wie dat niet wil, kan zich altijd op
de kleine huisdiei*en werpen of in de
research, de handel of de industrie
gaan.
Voor onze agrarische jongeren is
de veterinaire studie natuurlijk bui
tengewoon aantrekkelijk, omdat zij
daannede op bekend terrein blijven.
Zij liggen bepaald wat voor op de
stadsjongen, die voor zijn studietijd
nooit zo nauw in aanraking met de
economisch belangrijke huisdieren is
gekomen als de jonge boer of boe
rin.
BLIJFT ER EVENWICHT?
De vraag is natuurlijk, of in de
toekomst geen overschot aan afge
studeerden is te verwachten. Die
vraag is moeilijk te beantwoorden.
Momenteel houden vraag en aanbod
elkaar in evenwicht. Of dit even
wicht verstoord zal worden hangt
in de eerste plaats af van de con
junctuur. Want als het in de land
bouw goed gaat, dan kan óók veel
meer geld worden geïnvesteerd in
onderzoek en voorlichting. Dan zijn
de aantallen dieren ook veel groter
dan in crisistijden. Wanneer wij nu
bedenken, dat een malaise, crisis,
regressie of hoe men de economische
trammelant ook noemen wil, ook al
tijd direct invloed heeft op de ar-
beidsbehoefte en de plaatsingsmoge
lijkheid van akademisch gevormden
in het algemeen, dan blijkt het risi
co bij een veterinaire studie niet
groter te zijn.
Vandaar dat wij deze mogelijk
heid voor een beperkte groep pien
tere agrai'ische jongeren toch uit
drukkelijk noemen. Eindigen wij
met een aanbeveling voor de dieren
arts in het algemeen? Neen, dat is
o.i. al lang niet meer noodzaak, dat
iedereen dat nu wel heeft begrepen.
Alleen bij de mond- en klauwzeer-
epizoötie bij de varkens is het de
laatste tijd nog voorgekomen, dat
de voorschriften van de dierenarts
niet werden opgevolgd. Doordat de
gevolgen niet uitbleven geloven wij,
dat ook op dit terrein velen nun les
reeds hebben geleerd. Een dieren
arts is 'n mens als wij. Hij kan fou
ten maken en zich vergissen, zeker.
Maar afgezien daarvan is hij een
specialist wiens hulp niet meer weg
te denken is.
„Er flucht wie ein Hollander",
zeggen de Duitsers. Met het aanha
len van deze uitdrukking vallen wij
maar meteen met de deur in huis.
Want in Nederland wordt inderdaad
gevloekt. Maar men zou uit deze
zegswijze kunnen opmaken dat de
Nederlander bij uitstek een „viaek-
beest" is.
En of dat klopt, durven wij niet
bevestigen. Vloeken doet men overal
wel, ieder land kent zo zijn eigen
„gepeperde" uitdrukkingen en ge
bruikt daarbij de naam van God om
woord of daad eens extra kracht bij
te zetten. Ook de Duitsers, maar het
katholieke Zuiden van Europa
schijnt hierin een bijzondere repu
tatie te hebben.
Soms ook vloekt men onwillekeu
rig, onbewust, uit gewoonte. In het
laatste geval noemt men dit meestal
geen vloeken ,maar „ijdel gebruiken
van de Naam van God". Hoe inge
burgerd deze laatste gewoonte is,
valt u op indien u eens bewust gaat
letten op de talloze malen dat men
bij verwondering, verontwaardiging
en geïrriteerd uitroept: „God alle
machtig!" of „Chi'istenenziele", om
maar enkele uitdrukkingen aan te
halen. Deze uitlatingen, eigenlijk
dus geen vloeken, maar meer een
zinloos noemen van Gods Naam, zijn
aan de orde van de dag.
Niet alleen onder bepaalde lagen
van de bevolking, maar, in misschien
enigszins gewijzigde „beschaafdere"
vorm hoort u ze overal. Het „echte"
vloeken, iemand een stevige verwen
sing in de naam van God in het ge
zicht slingeren, hoort men met zo
veel, feit blijft dat van hoog tot laag
bijna dagelijks Gods Naam volko
men zinloos gebruikt wordt. En hoe
wel dit een verschijnsel is, dat al
leen maar in een christelijke maat
schappij voor kan komen (immers
als men van God geen weet heeft,
zal men Zijn naam ook niet bezi
gen), toch is dit beslist geen mooi
visitekaartje voor ons Nederlanders.
Wij zouden het op ons nationaal
fatsoen moeten trekken dat de Duit
sers ons deze bijnaam hebben ge
geven. En een groepje christenen
heeft dat dan ook gedaan, 45 jaar
geleden.
Enkele personen van verschillen
de Protestantse richtingen zijn na
melijk een kleine halve eeuw terug
gekomen tot de oprichting van de
„Bond tegen het schenden van Gods
heilige Naam door het vloeken",
kortweg „Bond tegen het vloeken"
genaamd.
Zonder op een bepaalde groep
mensen de nadruk te leggen, hebben
zij geconstateerd dat er in Neder
land nogal gemakkelijk wordt om
gesprongen met de Naam van God,
ofwel in de vorm van vloeken of
wel in het bewust of onbewust be
zigen van deze naam uit gewoonte
en volkomen zinloos.
Daarom zijn zij gestart met een
anti-vloek-actie, waar in het begin
nog slechts een klein aantal perso
nen achter stond. De „Bond tegen
het vloeken" is echter uitgegroeid
en omvat nu zo'n kleine 6000 leden.
Hoewel de aktie evengoed voor Pro
testanten als voor Katholieken en
andere Christenen bedoeld is, be
staat het leden aantal nog steeds uit
Protestanten van de verschillexide
kerkgenootschappen en is men
slechts incidenteel gekomen tot een
zekere samenwerking met de Ka
tholieken, in dit geval met de Bond
Zonder Naam. Aansluiting van Pro
testanten en Katholieken is (nog)
niet verwezenlijkt. Niettemin heeft
de Bond in haar 45 jarig bestaan
(17 september heeft men het 9e lus
trum in alle stilte voorbij laten
gaan) reeds heel wat anti-vloek-ac-
ties gevoerd in de vorm van affi
ches en plakkaten overal waar dit
zijn nut kon afweiden. Op stations,
in legerplaatsen, in bussen en trams,
op politiebureaux en in de douane
kantoren, op bijna alle publieke
plaatsen kunt U de bekende en
meest succesvolle spreuk vinden
„Spreek vrijmoedig over God, maar
misbruik Zijn Naam nooit
Waar het kan probeert men het
Nederlandse publiek te wijzen op
haar euvele gewoonte de Naam van
God te pas en te onpas uit te spre
ken. Zoals altijd stoot men daarbij
weieens op (overkomelijke) moeilijk
heden, hetgeen b.v. het geval was,
toen de Bond onder de militairen
(waar een anti-vloekaktie bepaald
geen overbodige luxe blijkt te zijn!)
pakjes scheurlucifers met de be
kende spreuk wilde verspreiden. De
P.T.T. vervoert echter geen brand-
bai*e waar en dus moest de Bond
deze zending zelf op de legerplaat
sen bezorgen.
Dat niet alleen een kleine groep»
enthousiaste niet-vloekers de Bond
van belang vonden, maar men ook
van hogerhand het nut ervan inzag,
blijkt uit het feit dat 2/3 van de
Nederlandse gemeentebesturen de
Bond subsidieert.
Het spreekt vanzelf dat ook de
Protestantse kerkgenootschappen
haar steentje in de (hoge) onkosten
bijdragen.
Gevraagd naar de resultaten van
de diverse akties, vertelt de neer Dr.
J. H. Scheurer, voorzitter van de
Bond, ons dat deze logischerwijs
niet altijd overduidelijk waar te ne
men zijn.
Toch noemde hij enige frappante
voorbeelden. Zo bijv. een bekende
romanschrijver, die door de Bond
werd geattendeerd op het zinloze ge
bruik van Gods Naam in zijn boe
ken. Zijn daaropvolgende werken
vertonen duidelijk een zuivering
dienaangaande.
Ook de NTS heeft eens positief
gereageerd op een brief van de Bond
en wat al te grove en zinloze uit
drukkingen, waar men de Naam God
in bezigde, geschrapt in een toneel
stuk. En mocht de Bond er al eens
te laat bij zijn, aldus Dr. Scheurer,
dan werken wij met een recreatie
achteraf toch preventief voor even
tueel volgende uitzendingen.
Zo werkt de Bond tegen het vloe
ken al 45 jaar. Overal haar gevoel-
horens uitstekend en trachtend de
Naam van Hem die ons het hoogst
is in ere te houden. Want de uit
drukking „Er flucht wie ein Hol
lander" moet de wereld worden uit
geholpen.
De voorbereidingen voor het Con
cilie, deze grote gebeurtenis van on
ze 20ste eeuw, zijn ten einde. Het
Concilie staat nu voor de deur, nu
de vakanties in heel de wereld ten
einde zijn. Ook de Kerk gaat zich
in alle ernst en met grote devotie
bezinnen op haar eigen wezen, op
haar taak en haar zending. Wat Ne
derland betreft, het valt moeilijk te
zeggen in hoeverre de gelovigen
meeleven. Nog moeilijker is het
vast te stellen of zij weten waar het
om gaat. Indien er nog tekorten
zouden zijn, dan zal daarvan de
schuld toch wel moeilijk bij de ka-