De Duitse landbouw
Babylonische
Leek helpt
zielzorger
Politierechter
Veilig verkeer
als concurrent
Sfikaakuckiaaainq
Invaliden
Geestelijk artikel
Vrijdag 7 september 1962 No. 36
Drie en tachtigste jaargang
^PEEL EN MAAS ia
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WRFKRI API VOOR VFNRAY FN OMSTRFKEN ADVERTENTIEPRIJS 8 c». P"
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 Etl-tlvDL/riU V VJUI\ V Efillxü I X-#IY WlVlO 1 ALti\L(4>! PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75)
INGEZONDEN
Zondag 9 september begint de ver
koop van de tweede loterij in de
aktie Leek helpt Zielzorger, een
loterij, waarvan de baten bestemd
zijn deels voor de nieuwe kerken
bouw in eigen dekenaat, deels voor
die van het Bisdom. De vorige lo
terij, van enkele maanden geleden,
is gelukkig een groot succes gewor
den ook in ons dekenaat waar men
iets lag boven het algemeen gemid
delde van Limburg. Maar ook dit
maal liegen de prijzen er niet om.
Tien prijzen van 1000,20 van
500,50 van 100,en 400 van
25,liggen op de gelukkigen te
wachten, die deze prijzen prompt
kontant krijgen uitbetaald. Op 30
september a.s. is al de trekking, dus
men behoeft niet lang in spanning
te zitten.
In dit verband is het nog eens
goed er op te wijzen dat Venray bij
de kerkenbouw werkelijk een naam
heeft te verliezen. Zo is nu bekend
geworden dat bij de in februari spe
ciaal gehouden kollekte voor ker
kenbouw Venray aan de top stond
van alle dekenaten met een op
brengst van gemiddeld 32 cent per
communicant .terwijl het Limburgs
gemiddelde op 17 cent lag.
We hebben aan den lijve ervaren
hoe nodig het is dat er nieuwe ker
ken komen en ook voor deze loterij
zal het Venray se dekenaat zorgen
haar aandeel te leveren in de hulp
aan de Bisschop om Gods kerken te
bouwen.
HET MOOIE HANDJE
Herinnert u zich het nog? Bij de
ooms en tantes ,bij de mevrouw van
hiernaast, bij de meneer van de post,
bij oma en de juffrouw van de kleu
terklas„Zo, krijg ik een handje
van je?"
En wat gaf u! Precies, het mooie
handje.
,Wat een beleefd kind!" riepen de
ooms en tantes, de mevrouw van
hiernaast, de meneer van de post,
oma en.de juffrouw van de kleuter
klas uit.
Zouden ze dat nu ook nog zo uit
bundig roepen als ze ons in het ver
keer zagen?
Ik ben er niet geheel zeker van.
Ik heb haast, u hebt haast, we heb
ben allemaal haast. En dan zijn er
van dieehnou ja, d'r is
geen beter woord voorrotzak
ken langs de weg, die 's effetjes pro
beren je dwars te zitten. Maar dan
zijn ze nog niet gelukkig! Er is al
tijd baas boven baas. Wat moet je
dan nog met je mooie handje. Een
dreigende vuist kunnen ze krijgen!
Naast de rotzakken heb je de suf
ferds, de koekebakkers in het ver
keer, de weifelaars op de zebra
paden
Dan heb je het mooie handje no
dig om op je voorhoofd te wijzen.
Degene, waar het bedoeld is, braakt
dan enkele verwensingen uit, die
ook niet voor de poes zijn.
U hoort het niet, maar het blijft
in de lucht hangen als een boze
wolk.
Ons hele wegverkeer heeft 'n zol
dering van boze wolken. Alle haat-
gedachten, vervloekingen en hoon-
mimiek van voetganger naar brom
mer, van brommer naar auto, van
auto naar auto, vaniedereen
naar iedereen, houden de geboorte
van ongelukken in zich.
Geachte redaktie.
Goed lezen is inderdaad een kunst,
want ik heb meteen aangevoeld, dat
het eerste ingezonden stukje ge
schreven is om verdere industriali
satie tegen te gaan. M. W. beweert
wel dat hij dat niet geschreven
heeft, maar hij vraagt zich wel af
of het wel zin heeft nieuwe indus
trieën aan te trekken, m.a.w. of we
wel verder moeten industrialiseren.
Goed gelezen staat er dus eigenlijk
dat we maar moeten ophouden met
verdere industrialisatie en DAAR
TEGEN ben ik meteen opgekomen.
Het is lofwaax*dig dat M. W. het
opneemt voor de plaatselijke indus
trie, maar het is bepaald kortzichtig,
dat hij door hun tijdelijke moeilijk
heden de rest uit het oog verliest.
Nederland moet industrialiseren
en doet dat ook ondanks het ar
beidstekort dat MOMENTEEL over
al aanwezig is. Ook Etten en andere
plaatsen hebben ernstig te kampen
met arbeidstekorten, maar toch ver
rijzen er nog steeds fabrieken als
paddestoelen uit de grond. Waarom?
Doodeenvoudig voor de toekomst.
Niet het heden telt zozeer, dan wel
de toekomst en heel het industrie
beleid van Venray is daar op afge
stemd. Dat zich daarbij complicaties
voordoen, zoals nu het tijdelijk ax*-
beidstekort is eigenlijk onvermijde
lijk.
Zouden wij nu in Venray even
geschokt door een tijdelijk euvel
volgens M. W. de toekomst in ge
vaar moeten bx*engen door even de
tijdelijke moeilijkheden op te lossen?
Moeten wij de fabrieken die zich
hier willen vestigen, maar naar el
ders sturen, waar ze met dezelfde
moeilijkheden zitten? Laten we toch
pakken wat we krijgen kunnen, zo
lang het nog kan. En komen heus
wel andere tijden en dan komt mis
schien de wex'kloosheid.
Indien de Venrayse industrieën
elders stonden, waren ze er mis
schien nog erger aan toe, want het
arbeidstekort is algemeen. Het ar
beidstekort nu zó op te blazen, dat
men er aan twijfelt of we nog wel
nieuwe industrieën erbij kunnen
hebben is niets anders dan een ver
regaand protectionisme van de hui
dige industrie waarvan de gevolgen
in slechtere tijden danig te voelen
kunnen zijn. Haarlem krijgt binnen
kort één postbestelling per dag van
wege arbeidstekortToch gaat de
industrialisatie daar rustig verder.
Venray móet verder gaan met
nieuwe industrieën aan te tx'ekken,
omdat:
a. de Venrayse industrie te eenzijdig
is. Als het met de metaal mis
gaat is de boot aan. Verscheiden
heid is noodzakelijk.
b. Venray is tot industrie-kern ver
klaard omdat overschotten uit de
landbouw (door de mechanisatie)
verwachtte bevolkingstoename
door de grote geboorte. Dus alles
is gericht op de toekomst en wel
van het begin af. Stoppen om
tijdelijk euvel te verhelpen past
niet in het schema.
c. de mechanisatie die in opmars is.
In de toekomst zullen daardoor
minder arbeidsplaatsen zijn dan
thans. Minder mensen zullen het
zelfde werk van thans kunnen
doen. Voor de rest moet er dus
ander werk komen, dus meer en
meer industrie erbij.
We krijgen nu een stel vreemde
lingen die het tekort enigszins ko
men lenigen. Dat is goed voor de
industrie, voor de vreemdeling en
voor Europa. De vx'eemdeling die in
eigen land nog geen werk kan vin
den, omdat de industrialisatie daar
pas in de kinderschoenen staat, is
voor ons een welkome aanvulling in
afwachting van de reserve die we
hebben maar nog niet beschikbaar
is. Om zomaar in een twee drie een
aantal fabrieken in zulke landen
neer te planten is gemakkelijker ge
zegd dan gedaan.
Men is er inderdaad mee bezig,
maar ze hebben nog overschotten
aan arbeid en die kunnen WIJ thans
goed gebruiken. Dit alles is beslist
tijdelijk en het is dus een reuze op
lossing.
Bedenken we tevens dat we in een
tijd van hoogconjunctuur leven en
dat mede door de mechanisatie de
schim der werkloosheid terug kan
keren (denk aan Amerika en Cana
da). De industrie zal het dan wat
kalmer aan moeten doen en mis
schien wel mensen moeten gaan
ontslaan. Vanzelfsprekend zullen
dan eerst de vreemdelingen ver
dwijnen, waardoor er dus voor Ven-
rayers meer kans overblijft. Dat de
industrieel daar niet op werkt is wel
duidelijk, maar de overheid kijkt
beslist verder dan vandaag. M. W.
moet dus goed kunnen lezen, want
ik heb duidelijk gezegd dat de
vreemdelingen een oplossing zijn
voor tijdelijke px-oblemen. De gehele
rest is een bijzaak die voor de ar
beider alleen maar prettig is als een
soort appeltje voor de dorst. Er staat
dxxidelijk bij dat dit niet de opzet
is en het is dus niet zo, dat de im
port van vreemdelingen als reserve
voor slechtere tijden is bedoeld. Le
zen is inderdaad een kunst.
Ik kan mij voorstellen dat de Ven
rayse industrieën er niet op gebrand
zijn om meerdere mededingers. Ik
kan mij ook voorstellen dat ze de
huidige problemen hoog opnemen
en dat ze zakelijk denken, maar dat
mag toch geen reden worden voor
de overheid om de industrialisatie,
die voor de toekomst zo bijzonder
noodzakelijk is af te remmen of te
onderbreken.
Ik denk hoofdzakelijk aan Venrays
welvaart en toekomst en kom daar
bij zoveel mogelijk op voor de arbei
der, die zoveel mogelijk in eigen
plaats moet kunnen werken in de
richting die hij verkiest (dus niet al
leen maar metaal zoals nu hoofdza
kelijk mogelijk een reden waarom
men elders gaat werken).
Van de andere kant hoop ik voor
de plaatselijke industrie dat hun
huidige probleem opgelost kan wor
den zonder aantasting van het in
dustriebeleid van de overheid. De
vreemdelingen zijn aldus beslist de
oplossing.
Hoe meer het onze industrie voor
de wind gaat, des te beter is het
voor allen. Is het eigenlijk niet ge
lukkig dat ze te weinig mensen
hebben? Het is niets anders dan een
teken dat het hun goed gaat. Dat ze
meer en beter willen is lofwaardig,
maar zoals bij alles is het bereiken
van de top, alleen mogelijk na het
overwinnen van vele moeilijkheden.
Het arbeidstekort is dus een van die
moeilijkheden op weg naar de top
die dus eigenlijk als iets vanzelf
sprekends aanvaard moet worden.
Mag ik er tenslotte op wijzen, dat
mij een voorbeeld bekend is van een
behoorlijke plaats, die door kort
zichtigheid thans in de boot zit.
Jaren geleden was het in die plaats
mogelijk te industrialiseren. Men
deed het niet om allerlei kortzich
tige redenen. Thans willen ze er
graag industrie hebben en men doet
er alles voor. Nu zijn ze niet tot
industriekern benoemd, omdat men
in het verleden de geboden kansen
niet heeft waar-genomen.
Zo staat het in een gemeentever
klaring gefoxmuleerd. De omliggen
de gemeenten zijn wel industrieker
nen en het plaatsje in kwestie moet
dus met lede ogen aanzien dat ze
niet kan profiteren van de welvaart
van de omgeving, omdat men niet
aan de toekomst gedacht heeft.
Laten we zoiets in Venray voor
komen. Industrie moet er komen en
veel, veel meer dan nu reeds het
geval is. Denk daarbij aan mogelij
ke teruglopende conjunctuur, me
chanisatie en bevolkingsaanwas. Dat
de vreemdelingen het industrialisa
tieprobleem alleen maar groter ma
ken is dus dwaasheid, ze lossen tij
delijke problemen juist op.
De vragen a en b zijn beleidsvragen
die zo omvattend zijn, dat bevoegde
instanties die moeten beantwoorden.
Mijxi bedoeling is slechts geweest
met klem te ageren tegen de vraag
of verdere industrialisatie wel ge
wenst is. De vraag of dat zó moet
gaan, zoals dat nu is is dus wel dui
delijk en zelfs tweeledig.
Waar het betreft de aantrekking
van vreemdelingen is het antwoord
beslist JA omdat het tijdelijke moei
lijkheden oplost.
Wat het tot op heden gevoex'de
industrialisatiebeleid betreft, is het
antwoord beslist neen, omdat de re
denen waarom Venray moet indus
trialiseren schijnbaar nog niet dui
delijk genoeg zijn doorgedrongen en
omdat de industrialisatie voor een
ontwikkelingskern uitzonderlijk
langzaam gaat.
R. C.
WSMTOITffi
olU itm&trinfn j
•X AKM fcvwiiKk» (--4
Itónmu f •f!na»citri«s«iy
JULIANASINGEL41'ttlif. 1061 (K4780)
Naarmate de Europese integratie
vordert, dienen wij meer belangstel
ling te hebben voor land- en tuin
bouw in de EEG-landen. Deze be
langstelling dient in de eerste plaats
gericht te zijn op de concurrentie
kracht onzer partners, want zij be
slist voor een groot deel over onze
toekomstige, agrarische wel en wee.
Beschrijvingen van land en volk,
klimaat en produkten, wensen en
opvattingen enz. zijn erg nuttig.
Maar de vraag waar het om gaat is
uiteindelijk deze: tot welke econo
mische prestaties zijn land- en tuin
bouw in de andere landen in staat?
Welke produkten zullen zij op de
markt brengen, in welke kwaliteiten
en kwantiteiten en tegen welke
kostprijs?
Concreet is die vraag voorshands
op geen enkele wijze te beantwoor
den, omdat niemand weet, hoe hoog
uiteindelijk de lonen, de sociale ver
zekeringen, de priizen van grond,
gebouwen, machines, grondstoffen
enz. zullen zijn. Eerst in de loop der
jaren zullen wij daar wat méér van
te weten komen. Wat wij intussen
wél kunen doen is: nagaan onder
welke produktievoorwaarden elders
gewerkt wordt. Deze kunnen wij
immers vergelijken met de onze, zo
dat enige conclusies mogelijk zijn.
Echter ,dan moeten wij al aanstonds
vaststellen, dat de gegevens uit
Frankrijk en Italië tot heden ontoe
reikend zijn voor een goede verge
lijking. Ze zullen wel eens losko
men, maar tot dusver geschiedt
daar de verzameling van agrarische
feiten en cijfers nog zo gebrekkig,
dat wij er weinig mee kunnen be
ginnen.
Wat de Bondsrepubliek betreft is
dat andex-s. Met Duitse „grünlich-
keit" worden daar de gegeverxs ver
zameld en ze zijn leerzaam. Onder
het voorbehoud, dat de komende zes
jaar nog een aantal verrassingen in
petto kunnen houden wat betreft
bepaalde ontwikkelingen (verder
gaande mechanisatie en rationalisa
tie, nieuwe produktiesysternen in de
tuinbouw, de fruitteelt, de pluim
veehouderij, de varkenshouderij en
de melkveehouderij) kan men een
vergelijking maken. Herr Rehwin-
kel, de voorzitter van de Duitse boe
renbond, deed dat onlangs voor de
televisie.
DUITSLAND:
VEEL KLEINE BEDRIJVEN
Het aantal bedrijven waarop men
het landbouwbedrijf als hoofdberoep
uitoefent bedraagt momenteel irx W.
Duitsland 750.000. Daartoe behoren
bedrijven in alle grootteklassen. Het
gemiddelde is 15 ha (zonder eigen
bos gerekend) en 18 ha inclusief
eigen bosbezit. (Zoals bekend is de
Duitse boer i.h.a. tevens bosbouwer).
Deze gemiddelde grootte is hoog.
Rehwinkel meent, dat de vakoplei
ding der bedrijfsleiders minstens net
zo goed is als in het buitenland. De
mechanisatie heeft grotere vorderin
gen gemaakt dan in andere Europe
se landen, slechts met uitzondering
van Engeland en Zweden. De kleine
bedrijven vindt men overal in mid
den- en zuid-Duitsland. Hxin aantal
bedraagt niet minder dan 800.000
(beneden 4 ha.). Maar driekwart van
deze bedrijven wordt alleen als bij
verdienste uitgeoefend. Dat wil zeg
gen, dat de boer (of tuinder) in de
industrie of het vreemdelingenver
keer zijn hoofdinkomsten vindt. De
landbouw is dan maar een vorm van
ontspanning of liefhebberij voor
hem!
Hieruit volgt, dat de Westduitse
landbouw evenmin de grote sociale
ontwikkelingen in de industrie kan
volgen als b.v. de Nederlandse. De
Duitse boer werkt, met zijn gezins
leden, gemiddeld zeker 70 uur per
week. Hij kent vakantie noch vrij
weekeinde. Dat wisten wij al, zult
u zeggen, maar belangrijker is, dat
hij er ook niet bewust naar streeft.
Hij zou een en ander wel willen,
maar het is nog lang niet zo ver, dat
hij voor die sociale verworvenheden
zijn bedrijf laat schieten. Dit laatste
is in ons land wél het geval, gezien
de groter vermindering van het aan
tal kleine bedrijven.
Rehwinkel meent, dat de Duitse
landbouw volledig opgewassen zal
zijn tegen de concurrentie der ande
ren, mits de voorwaarden gelijk zijn.
Hij fulmineert sterk tegen de „con
currentievervalsingen", die vandaag
de dag nog troef zijn: teeltsubsidies,
exportsubsidies, garantiebepalingen
enz. Als die allemaal eens wegvielen,
zegt hij, zou de Duitse boer óók wel
mee kunnen. Maar zolang dit niet
het geval is (dus: tot over zes jaar),
zal Duitsland zijn agrarische markt
beschermen door allerlei heffingen
bij de handel met de EEG-partners
en door allerlei bepalingen. De mi
tt imumvoei-prijs voor eieren is daar
een sprekend voorbeeld van. Wilt ge
vrij op de Duitse markt aanvoeren,
zo betoogt Hexr Rehwinkel, schaf
dan alle restituties en subsidies af,
kortom, ruim alle concurrentiever
valsingen op en ge krijgt van ons de
gelegenheid.
Waarom? Omdat hij meent dat de
Duitse boer er dan geen last van
heeft? Ja, maar ook omdat dan de
prijs zal komen te liggen waar hij
het beste kan liggen. Dat wil zeg
gen: daar waar men door goede be
drijfsvoering juist nog met voordeel
produceren kan. Dat is het belang
van de consument, maar het is ook
het belang van de landbouw. Zelfs
van de Duitse landbouw, want die
wordt dan op eerlijke wijze gedwon
gen tot een rationele produktie.
TWEE VERGETEN FAKTOREN
Het standpunt van Rehwinkel is
open en eerlijk. Toch vergeet de
Duitse boerenvoorzitter twee dingen.
Allereerst ,dat hij wat al te gauw
concludeert, dat van de vakbe
kwaamheid van de Duitse boer min
stens gelijk is aan die in andere lan
den. Statistisch is men hier gauw
klaar. Men weet in Duitsland pre
cies het aantal diploma's dat in de
landbouw wordt behaald. Men weet
ook precies wat geïnvesteerd wordt
en welke en hoeveel machines aan
geschaft zijn. Maar vakbekwaam
heid is niet de som van diploma's en
machines, zelfs niet van kennis en
capaciteiten, maar wat men daar
mee in de praktijk werkelijk doet.
De gegevens van de arbeidspx-oduk-
txviteit beslissen hier. Om een mar
kant voorbeeld te geven: een boer
met 4 of 5 koeien zal in ons land
niet zo gauw een melkmachine aan
schaffen als in Duitsland. De oor
zaak is, dat men ten onzent over
meer en betere handmelkers be
schikt en wellicht wat beter rekent.
In de tweede plaats: in ons land,
maar ook xn België en Frankrijk, be
gint men oog te krijgen voor de so
ciale zijde van het boer zijn. Men
wil een menselijke werkweek en als
het kan op tijd vrijaf hebben Als
de Duitse boer dat nog niet wenst,
is zijn houding dan geen concurren
tievervalsing?
Kort gezegd: wat de Duitse boer
tekort komt aan rationeel werken,
dat zoekt hij vaak goed te maken
door langer te werken Wat hij aan
bedrijfseconomie tekort komt, dat
maakt hij goed door nevenarbeid.
Wanneer hij daartoe ook op den
duur bereid is, zullen wij daar reke
ning mee hebben te houden.
Uiteraard kan niemand wensen,
dat men het uitoefenen van de land
bouw als nevenberoep verbiedt.
Evenmin kan men verlangen, dat
voor een zelfstandige ondernemer
maximumwerktij den gelden. De
konsekwentie is alleen maar. dat
concurrentie alleen vol te houden is
door hen, die onder soortgelijke om
standigheden willen werken. Om de
toestand duidelijk te maken: een
zeer grote zelfbedieningswinkel kan
moeilijk concurreren tegen een reeks
kleine winkeltjes ,die vrijwel dag en
nacht open zijnHet grote en ef
ficiënte bedrijf zal dat alleen maar
kunnen, als het dermate efficiënt
werkt, dat de korte werktijden dub
bel en dwars goed gemaakt worden
door de omzet en de lage kosten.
Om weer tot land- en tuinbouw
terug te keren: de Duitse vorm van
landbouw dwingt ons in de nabije
toekomst tot grotere specialisatie en
nog groter rationalisatie. In de tuin
bouw, de pluimveehouderij (met na
me bij de slachtkuikenmesterij), de
varkenshouderij en de melkveehou
derij zien wij dat al. Zij die sceptisch
tegenover deze ontwikkeling staan,
mogen bedenken, dat het alternatief
bepaald ixiet aantrekkelijk is. Zij die
begrijpen waar het om gaat, zullen
troost putten uit de woorden van
Rehwinkel. Wanneer hij meent, dat
in de 20e eeuw een klein en niet ra
tioneel bedrijf het kan opnemen te
gen goed geleide en gespecialiseerde
bedrijven, zal hij in de komende ja
ren waarschijnlijk een harde les
moeten leren. Welke les hij opzegt,
als de concurrentievervalsingen in
derdaad weggevallen zijn, is nog niet
te raden!
maken een revue
Op uitnodiging van de Venrayse
invalidenbond St. Lidwina komt de
Nijmeegse afdeling van de invali
den-organisatie zaterdag 8 septem
ber a.s. hier een zang- en revuepro
gramma brengen, dat op andere
plaatsen terecht de bewondering
heeft afgedwongen van degenen, die
hieraan een bezoek hebben gebracht.
Het gemengd koor van de Nij
meegse afdeling is er in geslaagd 'n
revue op stapel te zetten, die het
bekijken waard is en waaraan een
ieder een gezellige avond zal heb
ben, daarbij wel verbaasd zal zijn
dat deze mensen zo iets presteren
kunnen. Hiervoor worden kaarten in
voorverkoop aangeboden en we kun
nen slechts adviseren een kaartje te
kopen. U hebt er een goede avond
aan.
Gestompt, geslagen en geschopt,
luidde de omschrijving die de offi
cier van justitie in de dagvaarding
had gegeven van het feit, dat de of
ficier deze verdachte ten laste had
gelegd. De man had deze mishande
ling ten opzichte van een vrouw ge
pleegd en dat maakte de zaak erger,
zoals de rechter zei: „Ben jij nou 'n
kerel", vond hij, „een vrouw te
slaan! Dat lijkt nou nergens op!"
„Jawel", gaf de verdachte naden
kend toe, „maar 't was mijn schoon
moeder".
En alleen om die reden wilden het
Verbond voor Veilig Verkeer en ik
het mooie handje terug. Met het ge
baar van ,gaat u eerst", met de hof
felijkheid van „de weg is voor ons
allemaal". Door de boze-wolk zol
dering flitsen dan wax-me vonkjes.
Sentimentele onzin dacht u!
Lieve mensen, als het dierbaarste
wat je hebt, dood wordt thuis ge
bracht of misschien alleen maar een
beetje verminkt.Dan kun je al
leen nog maar een berustend gebaar
maken met het mooie handje.
De rechter kuchte eens. Daarna
gaf hij als zijn mening te kennen,
dat men zelfs schoonmoeders niet
mag mishandelen. De officier dacht
er zelfs nog krasser over.
„Kun je met je vrouw goed op
schieten?" vroeg hij.
„Prima", zei de verdachte, „ze
heeft niets van d'r moeder."
„Best", zei de officier, „maar dan
moet je je schoonmoeder dankbaar
zijn. Want als die er niet was, was
je vrouw er ook niet. Dat is een re
den om je schoonmoeder altijd in
ere te houden."
Dat was logisch geredeneex-d. De
verdachte wist er zo maar geen ant
woord op. Hij knikte eens, en nog
eens, en toen antwoordde hij: „Ik
houd mijn schoonmoeder ook wel In
ere. Maar op een afstand.
„Je bent er ditmaal anders ver
draaid dicht bij geweest", vond de
rechter, „anders had je haar niet
kunnen raken".
Nu begon de man te ontkennen.
Hij beweerde, dat hij geslagen noch
gestompt had, noch had hij geschopt
met geschoeide voet. „Dat is maar 'n
heel klein keukentje", zei hij, „en
er stonden alemaal potten en pan
nen. Ik wilde haar wel een oplawaai
geven, maar toen viel ze al over de
pannen. Daardoor ben ik er niet aan
geweest."
Nu haalde de rechter de stukken
er bij. Daar bleek uit, dat de ver
dachte jokte. Want het slachtoffer
had de mishandeling duidelijk ge
voeld. En de getuigen hadden het
geschop, geslaan en gestomp duide
lijk waargenomen. Er viel geen speld
tussen te krijgen.
„Moet ik me dan maar door mijn
schoonmoeder laten koeieneren?",
vroeg de man.
„Neen", zei de rechter, „dat be
hoeft u niet. Maar u mag in geen
geval handtastelijk worden."
„Wie voedt mijn kinderen op, ik
of mijn schoonmoeder?' riep de man
vertwijfeld.
„Als u uw kinderen wilt opvoeden,
dan moet u beginnen met zichzelf te
beheersen en niet een dergelijk
voorbeeld te geven", zei de rechter.
Daarmee was de man uitgepraat.
De officier van justitie vorderde vijf
en twintig gulden boete. De rechter
deed er nog twee rijksdaalders af.
Twintig gulden of vier dagen werd
het vorxnis.
„En houdt uw schoonmoeder voor
taan in ere", zei de officier nog bij
wijze van laatste advies.
UW FAMILIEDRUKWERK
voordelig en goed
VAN DEN MUNCKHOF N.V.
Grotestraat 28 Telefoon 1512
GOD ZIT IN DE RESERVE
VAN DE POEG
Laten we maar eerlijk zijn. We
leven er goed van, de een nog wat
beter dan de ander. Het vrijdagse of
maandelijkse loonzakje is goed ge
vuld .voldoende voor een prettig le
ven en een klein beetje luxe zo nu
en dan. Wanneer we ons niet pret
tig voelen of 'n beetje ziek zijn, ha
len we de dokter erbij, die ons weer
opkalefatert, 's Zondags gaan we
naar de kerk, offeren voor de schuld
op de kerk, de pastoor, de bisschop
en nog wat dingen. En een paar
keer in het jaar biechten we onze
pekelzonden. Zo zijn onze manieren.
Het typeert ons, katholieken, dat
we niet opvallen. Er gaat van ons
geen enkele getuigende kracht uit.
Want waarvoor zouden wij moeten
getuigen? Ons leven verschilt niet
met dat van anderen. We hebben
aan anderen niets te zeggen.
Het christendom waartoe wij ons
bekennen ,is van een wilde berg
stroom een stilstaand watertje ge-
wox-den. Wij hebben de bergstroom
ingedamd, gekanaliseerd, gepakt in
nox-mpjes en dijkjes van een goed
burgermansleven.
God bestaat voor ons nog wel,
maar Hij is veraf, een reserve, die
we slechts in ons leverxsspel halen,
wanneer we het spelletje dreigen te
verliezen.
Al die begrippen, welke ons leven
inhoud en diepte kunnen geven als
bovennatuur, mysterie .genade, heb
ben wij verschraald tot catechismus
lesjes, die wij van buiten hebben
geleerd, maar niet hebben geleerd te
gebruiken in de praktijk van ons le
ven.
Waarom zouden wij ook? Wij heb
ben het toch goed! Wij leven toch
netjes! Als wij dood gaan dan staat
God immers aan de toonbank en
maakt de rekening op. En aangezien
wij geen slechte dingen doen, mo
gen wij verwachten zo de hemel
binnen te wippen. Nou ja, na eerst
misschien nog wat kleinigheden te
hebben vereffend. Wat leven wij
toch petieterig in de rijkdom, die
God ons aanbiedt! Maar wat zien
wij dat soms slecht! Ja, we hebben
God zo rustig en beschaafd op het
reservebankje gezet.