De Duitse landbouw Babylonische Leek helpt zielzorger Politierechter Veilig verkeer als concurrent Sfikaakuckiaaainq Invaliden Geestelijk artikel Vrijdag 7 september 1962 No. 36 Drie en tachtigste jaargang ^PEEL EN MAAS ia DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WRFKRI API VOOR VFNRAY FN OMSTRFKEN ADVERTENTIEPRIJS 8 c». P" GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 Etl-tlvDL/riU V VJUI\ V Efillxü I X-#IY WlVlO 1 ALti\L(4>! PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75) INGEZONDEN Zondag 9 september begint de ver koop van de tweede loterij in de aktie Leek helpt Zielzorger, een loterij, waarvan de baten bestemd zijn deels voor de nieuwe kerken bouw in eigen dekenaat, deels voor die van het Bisdom. De vorige lo terij, van enkele maanden geleden, is gelukkig een groot succes gewor den ook in ons dekenaat waar men iets lag boven het algemeen gemid delde van Limburg. Maar ook dit maal liegen de prijzen er niet om. Tien prijzen van 1000,20 van 500,50 van 100,en 400 van 25,liggen op de gelukkigen te wachten, die deze prijzen prompt kontant krijgen uitbetaald. Op 30 september a.s. is al de trekking, dus men behoeft niet lang in spanning te zitten. In dit verband is het nog eens goed er op te wijzen dat Venray bij de kerkenbouw werkelijk een naam heeft te verliezen. Zo is nu bekend geworden dat bij de in februari spe ciaal gehouden kollekte voor ker kenbouw Venray aan de top stond van alle dekenaten met een op brengst van gemiddeld 32 cent per communicant .terwijl het Limburgs gemiddelde op 17 cent lag. We hebben aan den lijve ervaren hoe nodig het is dat er nieuwe ker ken komen en ook voor deze loterij zal het Venray se dekenaat zorgen haar aandeel te leveren in de hulp aan de Bisschop om Gods kerken te bouwen. HET MOOIE HANDJE Herinnert u zich het nog? Bij de ooms en tantes ,bij de mevrouw van hiernaast, bij de meneer van de post, bij oma en de juffrouw van de kleu terklas„Zo, krijg ik een handje van je?" En wat gaf u! Precies, het mooie handje. ,Wat een beleefd kind!" riepen de ooms en tantes, de mevrouw van hiernaast, de meneer van de post, oma en.de juffrouw van de kleuter klas uit. Zouden ze dat nu ook nog zo uit bundig roepen als ze ons in het ver keer zagen? Ik ben er niet geheel zeker van. Ik heb haast, u hebt haast, we heb ben allemaal haast. En dan zijn er van dieehnou ja, d'r is geen beter woord voorrotzak ken langs de weg, die 's effetjes pro beren je dwars te zitten. Maar dan zijn ze nog niet gelukkig! Er is al tijd baas boven baas. Wat moet je dan nog met je mooie handje. Een dreigende vuist kunnen ze krijgen! Naast de rotzakken heb je de suf ferds, de koekebakkers in het ver keer, de weifelaars op de zebra paden Dan heb je het mooie handje no dig om op je voorhoofd te wijzen. Degene, waar het bedoeld is, braakt dan enkele verwensingen uit, die ook niet voor de poes zijn. U hoort het niet, maar het blijft in de lucht hangen als een boze wolk. Ons hele wegverkeer heeft 'n zol dering van boze wolken. Alle haat- gedachten, vervloekingen en hoon- mimiek van voetganger naar brom mer, van brommer naar auto, van auto naar auto, vaniedereen naar iedereen, houden de geboorte van ongelukken in zich. Geachte redaktie. Goed lezen is inderdaad een kunst, want ik heb meteen aangevoeld, dat het eerste ingezonden stukje ge schreven is om verdere industriali satie tegen te gaan. M. W. beweert wel dat hij dat niet geschreven heeft, maar hij vraagt zich wel af of het wel zin heeft nieuwe indus trieën aan te trekken, m.a.w. of we wel verder moeten industrialiseren. Goed gelezen staat er dus eigenlijk dat we maar moeten ophouden met verdere industrialisatie en DAAR TEGEN ben ik meteen opgekomen. Het is lofwaax*dig dat M. W. het opneemt voor de plaatselijke indus trie, maar het is bepaald kortzichtig, dat hij door hun tijdelijke moeilijk heden de rest uit het oog verliest. Nederland moet industrialiseren en doet dat ook ondanks het ar beidstekort dat MOMENTEEL over al aanwezig is. Ook Etten en andere plaatsen hebben ernstig te kampen met arbeidstekorten, maar toch ver rijzen er nog steeds fabrieken als paddestoelen uit de grond. Waarom? Doodeenvoudig voor de toekomst. Niet het heden telt zozeer, dan wel de toekomst en heel het industrie beleid van Venray is daar op afge stemd. Dat zich daarbij complicaties voordoen, zoals nu het tijdelijk ax*- beidstekort is eigenlijk onvermijde lijk. Zouden wij nu in Venray even geschokt door een tijdelijk euvel volgens M. W. de toekomst in ge vaar moeten bx*engen door even de tijdelijke moeilijkheden op te lossen? Moeten wij de fabrieken die zich hier willen vestigen, maar naar el ders sturen, waar ze met dezelfde moeilijkheden zitten? Laten we toch pakken wat we krijgen kunnen, zo lang het nog kan. En komen heus wel andere tijden en dan komt mis schien de wex'kloosheid. Indien de Venrayse industrieën elders stonden, waren ze er mis schien nog erger aan toe, want het arbeidstekort is algemeen. Het ar beidstekort nu zó op te blazen, dat men er aan twijfelt of we nog wel nieuwe industrieën erbij kunnen hebben is niets anders dan een ver regaand protectionisme van de hui dige industrie waarvan de gevolgen in slechtere tijden danig te voelen kunnen zijn. Haarlem krijgt binnen kort één postbestelling per dag van wege arbeidstekortToch gaat de industrialisatie daar rustig verder. Venray móet verder gaan met nieuwe industrieën aan te tx'ekken, omdat: a. de Venrayse industrie te eenzijdig is. Als het met de metaal mis gaat is de boot aan. Verscheiden heid is noodzakelijk. b. Venray is tot industrie-kern ver klaard omdat overschotten uit de landbouw (door de mechanisatie) verwachtte bevolkingstoename door de grote geboorte. Dus alles is gericht op de toekomst en wel van het begin af. Stoppen om tijdelijk euvel te verhelpen past niet in het schema. c. de mechanisatie die in opmars is. In de toekomst zullen daardoor minder arbeidsplaatsen zijn dan thans. Minder mensen zullen het zelfde werk van thans kunnen doen. Voor de rest moet er dus ander werk komen, dus meer en meer industrie erbij. We krijgen nu een stel vreemde lingen die het tekort enigszins ko men lenigen. Dat is goed voor de industrie, voor de vreemdeling en voor Europa. De vx'eemdeling die in eigen land nog geen werk kan vin den, omdat de industrialisatie daar pas in de kinderschoenen staat, is voor ons een welkome aanvulling in afwachting van de reserve die we hebben maar nog niet beschikbaar is. Om zomaar in een twee drie een aantal fabrieken in zulke landen neer te planten is gemakkelijker ge zegd dan gedaan. Men is er inderdaad mee bezig, maar ze hebben nog overschotten aan arbeid en die kunnen WIJ thans goed gebruiken. Dit alles is beslist tijdelijk en het is dus een reuze op lossing. Bedenken we tevens dat we in een tijd van hoogconjunctuur leven en dat mede door de mechanisatie de schim der werkloosheid terug kan keren (denk aan Amerika en Cana da). De industrie zal het dan wat kalmer aan moeten doen en mis schien wel mensen moeten gaan ontslaan. Vanzelfsprekend zullen dan eerst de vreemdelingen ver dwijnen, waardoor er dus voor Ven- rayers meer kans overblijft. Dat de industrieel daar niet op werkt is wel duidelijk, maar de overheid kijkt beslist verder dan vandaag. M. W. moet dus goed kunnen lezen, want ik heb duidelijk gezegd dat de vreemdelingen een oplossing zijn voor tijdelijke px-oblemen. De gehele rest is een bijzaak die voor de ar beider alleen maar prettig is als een soort appeltje voor de dorst. Er staat dxxidelijk bij dat dit niet de opzet is en het is dus niet zo, dat de im port van vreemdelingen als reserve voor slechtere tijden is bedoeld. Le zen is inderdaad een kunst. Ik kan mij voorstellen dat de Ven rayse industrieën er niet op gebrand zijn om meerdere mededingers. Ik kan mij ook voorstellen dat ze de huidige problemen hoog opnemen en dat ze zakelijk denken, maar dat mag toch geen reden worden voor de overheid om de industrialisatie, die voor de toekomst zo bijzonder noodzakelijk is af te remmen of te onderbreken. Ik denk hoofdzakelijk aan Venrays welvaart en toekomst en kom daar bij zoveel mogelijk op voor de arbei der, die zoveel mogelijk in eigen plaats moet kunnen werken in de richting die hij verkiest (dus niet al leen maar metaal zoals nu hoofdza kelijk mogelijk een reden waarom men elders gaat werken). Van de andere kant hoop ik voor de plaatselijke industrie dat hun huidige probleem opgelost kan wor den zonder aantasting van het in dustriebeleid van de overheid. De vreemdelingen zijn aldus beslist de oplossing. Hoe meer het onze industrie voor de wind gaat, des te beter is het voor allen. Is het eigenlijk niet ge lukkig dat ze te weinig mensen hebben? Het is niets anders dan een teken dat het hun goed gaat. Dat ze meer en beter willen is lofwaardig, maar zoals bij alles is het bereiken van de top, alleen mogelijk na het overwinnen van vele moeilijkheden. Het arbeidstekort is dus een van die moeilijkheden op weg naar de top die dus eigenlijk als iets vanzelf sprekends aanvaard moet worden. Mag ik er tenslotte op wijzen, dat mij een voorbeeld bekend is van een behoorlijke plaats, die door kort zichtigheid thans in de boot zit. Jaren geleden was het in die plaats mogelijk te industrialiseren. Men deed het niet om allerlei kortzich tige redenen. Thans willen ze er graag industrie hebben en men doet er alles voor. Nu zijn ze niet tot industriekern benoemd, omdat men in het verleden de geboden kansen niet heeft waar-genomen. Zo staat het in een gemeentever klaring gefoxmuleerd. De omliggen de gemeenten zijn wel industrieker nen en het plaatsje in kwestie moet dus met lede ogen aanzien dat ze niet kan profiteren van de welvaart van de omgeving, omdat men niet aan de toekomst gedacht heeft. Laten we zoiets in Venray voor komen. Industrie moet er komen en veel, veel meer dan nu reeds het geval is. Denk daarbij aan mogelij ke teruglopende conjunctuur, me chanisatie en bevolkingsaanwas. Dat de vreemdelingen het industrialisa tieprobleem alleen maar groter ma ken is dus dwaasheid, ze lossen tij delijke problemen juist op. De vragen a en b zijn beleidsvragen die zo omvattend zijn, dat bevoegde instanties die moeten beantwoorden. Mijxi bedoeling is slechts geweest met klem te ageren tegen de vraag of verdere industrialisatie wel ge wenst is. De vraag of dat zó moet gaan, zoals dat nu is is dus wel dui delijk en zelfs tweeledig. Waar het betreft de aantrekking van vreemdelingen is het antwoord beslist JA omdat het tijdelijke moei lijkheden oplost. Wat het tot op heden gevoex'de industrialisatiebeleid betreft, is het antwoord beslist neen, omdat de re denen waarom Venray moet indus trialiseren schijnbaar nog niet dui delijk genoeg zijn doorgedrongen en omdat de industrialisatie voor een ontwikkelingskern uitzonderlijk langzaam gaat. R. C. WSMTOITffi olU itm&trinfn j •X AKM fcvwiiKk» (--4 Itónmu f •f!na»citri«s«iy JULIANASINGEL41'ttlif. 1061 (K4780) Naarmate de Europese integratie vordert, dienen wij meer belangstel ling te hebben voor land- en tuin bouw in de EEG-landen. Deze be langstelling dient in de eerste plaats gericht te zijn op de concurrentie kracht onzer partners, want zij be slist voor een groot deel over onze toekomstige, agrarische wel en wee. Beschrijvingen van land en volk, klimaat en produkten, wensen en opvattingen enz. zijn erg nuttig. Maar de vraag waar het om gaat is uiteindelijk deze: tot welke econo mische prestaties zijn land- en tuin bouw in de andere landen in staat? Welke produkten zullen zij op de markt brengen, in welke kwaliteiten en kwantiteiten en tegen welke kostprijs? Concreet is die vraag voorshands op geen enkele wijze te beantwoor den, omdat niemand weet, hoe hoog uiteindelijk de lonen, de sociale ver zekeringen, de priizen van grond, gebouwen, machines, grondstoffen enz. zullen zijn. Eerst in de loop der jaren zullen wij daar wat méér van te weten komen. Wat wij intussen wél kunen doen is: nagaan onder welke produktievoorwaarden elders gewerkt wordt. Deze kunnen wij immers vergelijken met de onze, zo dat enige conclusies mogelijk zijn. Echter ,dan moeten wij al aanstonds vaststellen, dat de gegevens uit Frankrijk en Italië tot heden ontoe reikend zijn voor een goede verge lijking. Ze zullen wel eens losko men, maar tot dusver geschiedt daar de verzameling van agrarische feiten en cijfers nog zo gebrekkig, dat wij er weinig mee kunnen be ginnen. Wat de Bondsrepubliek betreft is dat andex-s. Met Duitse „grünlich- keit" worden daar de gegeverxs ver zameld en ze zijn leerzaam. Onder het voorbehoud, dat de komende zes jaar nog een aantal verrassingen in petto kunnen houden wat betreft bepaalde ontwikkelingen (verder gaande mechanisatie en rationalisa tie, nieuwe produktiesysternen in de tuinbouw, de fruitteelt, de pluim veehouderij, de varkenshouderij en de melkveehouderij) kan men een vergelijking maken. Herr Rehwin- kel, de voorzitter van de Duitse boe renbond, deed dat onlangs voor de televisie. DUITSLAND: VEEL KLEINE BEDRIJVEN Het aantal bedrijven waarop men het landbouwbedrijf als hoofdberoep uitoefent bedraagt momenteel irx W. Duitsland 750.000. Daartoe behoren bedrijven in alle grootteklassen. Het gemiddelde is 15 ha (zonder eigen bos gerekend) en 18 ha inclusief eigen bosbezit. (Zoals bekend is de Duitse boer i.h.a. tevens bosbouwer). Deze gemiddelde grootte is hoog. Rehwinkel meent, dat de vakoplei ding der bedrijfsleiders minstens net zo goed is als in het buitenland. De mechanisatie heeft grotere vorderin gen gemaakt dan in andere Europe se landen, slechts met uitzondering van Engeland en Zweden. De kleine bedrijven vindt men overal in mid den- en zuid-Duitsland. Hxin aantal bedraagt niet minder dan 800.000 (beneden 4 ha.). Maar driekwart van deze bedrijven wordt alleen als bij verdienste uitgeoefend. Dat wil zeg gen, dat de boer (of tuinder) in de industrie of het vreemdelingenver keer zijn hoofdinkomsten vindt. De landbouw is dan maar een vorm van ontspanning of liefhebberij voor hem! Hieruit volgt, dat de Westduitse landbouw evenmin de grote sociale ontwikkelingen in de industrie kan volgen als b.v. de Nederlandse. De Duitse boer werkt, met zijn gezins leden, gemiddeld zeker 70 uur per week. Hij kent vakantie noch vrij weekeinde. Dat wisten wij al, zult u zeggen, maar belangrijker is, dat hij er ook niet bewust naar streeft. Hij zou een en ander wel willen, maar het is nog lang niet zo ver, dat hij voor die sociale verworvenheden zijn bedrijf laat schieten. Dit laatste is in ons land wél het geval, gezien de groter vermindering van het aan tal kleine bedrijven. Rehwinkel meent, dat de Duitse landbouw volledig opgewassen zal zijn tegen de concurrentie der ande ren, mits de voorwaarden gelijk zijn. Hij fulmineert sterk tegen de „con currentievervalsingen", die vandaag de dag nog troef zijn: teeltsubsidies, exportsubsidies, garantiebepalingen enz. Als die allemaal eens wegvielen, zegt hij, zou de Duitse boer óók wel mee kunnen. Maar zolang dit niet het geval is (dus: tot over zes jaar), zal Duitsland zijn agrarische markt beschermen door allerlei heffingen bij de handel met de EEG-partners en door allerlei bepalingen. De mi tt imumvoei-prijs voor eieren is daar een sprekend voorbeeld van. Wilt ge vrij op de Duitse markt aanvoeren, zo betoogt Hexr Rehwinkel, schaf dan alle restituties en subsidies af, kortom, ruim alle concurrentiever valsingen op en ge krijgt van ons de gelegenheid. Waarom? Omdat hij meent dat de Duitse boer er dan geen last van heeft? Ja, maar ook omdat dan de prijs zal komen te liggen waar hij het beste kan liggen. Dat wil zeg gen: daar waar men door goede be drijfsvoering juist nog met voordeel produceren kan. Dat is het belang van de consument, maar het is ook het belang van de landbouw. Zelfs van de Duitse landbouw, want die wordt dan op eerlijke wijze gedwon gen tot een rationele produktie. TWEE VERGETEN FAKTOREN Het standpunt van Rehwinkel is open en eerlijk. Toch vergeet de Duitse boerenvoorzitter twee dingen. Allereerst ,dat hij wat al te gauw concludeert, dat van de vakbe kwaamheid van de Duitse boer min stens gelijk is aan die in andere lan den. Statistisch is men hier gauw klaar. Men weet in Duitsland pre cies het aantal diploma's dat in de landbouw wordt behaald. Men weet ook precies wat geïnvesteerd wordt en welke en hoeveel machines aan geschaft zijn. Maar vakbekwaam heid is niet de som van diploma's en machines, zelfs niet van kennis en capaciteiten, maar wat men daar mee in de praktijk werkelijk doet. De gegevens van de arbeidspx-oduk- txviteit beslissen hier. Om een mar kant voorbeeld te geven: een boer met 4 of 5 koeien zal in ons land niet zo gauw een melkmachine aan schaffen als in Duitsland. De oor zaak is, dat men ten onzent over meer en betere handmelkers be schikt en wellicht wat beter rekent. In de tweede plaats: in ons land, maar ook xn België en Frankrijk, be gint men oog te krijgen voor de so ciale zijde van het boer zijn. Men wil een menselijke werkweek en als het kan op tijd vrijaf hebben Als de Duitse boer dat nog niet wenst, is zijn houding dan geen concurren tievervalsing? Kort gezegd: wat de Duitse boer tekort komt aan rationeel werken, dat zoekt hij vaak goed te maken door langer te werken Wat hij aan bedrijfseconomie tekort komt, dat maakt hij goed door nevenarbeid. Wanneer hij daartoe ook op den duur bereid is, zullen wij daar reke ning mee hebben te houden. Uiteraard kan niemand wensen, dat men het uitoefenen van de land bouw als nevenberoep verbiedt. Evenmin kan men verlangen, dat voor een zelfstandige ondernemer maximumwerktij den gelden. De konsekwentie is alleen maar. dat concurrentie alleen vol te houden is door hen, die onder soortgelijke om standigheden willen werken. Om de toestand duidelijk te maken: een zeer grote zelfbedieningswinkel kan moeilijk concurreren tegen een reeks kleine winkeltjes ,die vrijwel dag en nacht open zijnHet grote en ef ficiënte bedrijf zal dat alleen maar kunnen, als het dermate efficiënt werkt, dat de korte werktijden dub bel en dwars goed gemaakt worden door de omzet en de lage kosten. Om weer tot land- en tuinbouw terug te keren: de Duitse vorm van landbouw dwingt ons in de nabije toekomst tot grotere specialisatie en nog groter rationalisatie. In de tuin bouw, de pluimveehouderij (met na me bij de slachtkuikenmesterij), de varkenshouderij en de melkveehou derij zien wij dat al. Zij die sceptisch tegenover deze ontwikkeling staan, mogen bedenken, dat het alternatief bepaald ixiet aantrekkelijk is. Zij die begrijpen waar het om gaat, zullen troost putten uit de woorden van Rehwinkel. Wanneer hij meent, dat in de 20e eeuw een klein en niet ra tioneel bedrijf het kan opnemen te gen goed geleide en gespecialiseerde bedrijven, zal hij in de komende ja ren waarschijnlijk een harde les moeten leren. Welke les hij opzegt, als de concurrentievervalsingen in derdaad weggevallen zijn, is nog niet te raden! maken een revue Op uitnodiging van de Venrayse invalidenbond St. Lidwina komt de Nijmeegse afdeling van de invali den-organisatie zaterdag 8 septem ber a.s. hier een zang- en revuepro gramma brengen, dat op andere plaatsen terecht de bewondering heeft afgedwongen van degenen, die hieraan een bezoek hebben gebracht. Het gemengd koor van de Nij meegse afdeling is er in geslaagd 'n revue op stapel te zetten, die het bekijken waard is en waaraan een ieder een gezellige avond zal heb ben, daarbij wel verbaasd zal zijn dat deze mensen zo iets presteren kunnen. Hiervoor worden kaarten in voorverkoop aangeboden en we kun nen slechts adviseren een kaartje te kopen. U hebt er een goede avond aan. Gestompt, geslagen en geschopt, luidde de omschrijving die de offi cier van justitie in de dagvaarding had gegeven van het feit, dat de of ficier deze verdachte ten laste had gelegd. De man had deze mishande ling ten opzichte van een vrouw ge pleegd en dat maakte de zaak erger, zoals de rechter zei: „Ben jij nou 'n kerel", vond hij, „een vrouw te slaan! Dat lijkt nou nergens op!" „Jawel", gaf de verdachte naden kend toe, „maar 't was mijn schoon moeder". En alleen om die reden wilden het Verbond voor Veilig Verkeer en ik het mooie handje terug. Met het ge baar van ,gaat u eerst", met de hof felijkheid van „de weg is voor ons allemaal". Door de boze-wolk zol dering flitsen dan wax-me vonkjes. Sentimentele onzin dacht u! Lieve mensen, als het dierbaarste wat je hebt, dood wordt thuis ge bracht of misschien alleen maar een beetje verminkt.Dan kun je al leen nog maar een berustend gebaar maken met het mooie handje. De rechter kuchte eens. Daarna gaf hij als zijn mening te kennen, dat men zelfs schoonmoeders niet mag mishandelen. De officier dacht er zelfs nog krasser over. „Kun je met je vrouw goed op schieten?" vroeg hij. „Prima", zei de verdachte, „ze heeft niets van d'r moeder." „Best", zei de officier, „maar dan moet je je schoonmoeder dankbaar zijn. Want als die er niet was, was je vrouw er ook niet. Dat is een re den om je schoonmoeder altijd in ere te houden." Dat was logisch geredeneex-d. De verdachte wist er zo maar geen ant woord op. Hij knikte eens, en nog eens, en toen antwoordde hij: „Ik houd mijn schoonmoeder ook wel In ere. Maar op een afstand. „Je bent er ditmaal anders ver draaid dicht bij geweest", vond de rechter, „anders had je haar niet kunnen raken". Nu begon de man te ontkennen. Hij beweerde, dat hij geslagen noch gestompt had, noch had hij geschopt met geschoeide voet. „Dat is maar 'n heel klein keukentje", zei hij, „en er stonden alemaal potten en pan nen. Ik wilde haar wel een oplawaai geven, maar toen viel ze al over de pannen. Daardoor ben ik er niet aan geweest." Nu haalde de rechter de stukken er bij. Daar bleek uit, dat de ver dachte jokte. Want het slachtoffer had de mishandeling duidelijk ge voeld. En de getuigen hadden het geschop, geslaan en gestomp duide lijk waargenomen. Er viel geen speld tussen te krijgen. „Moet ik me dan maar door mijn schoonmoeder laten koeieneren?", vroeg de man. „Neen", zei de rechter, „dat be hoeft u niet. Maar u mag in geen geval handtastelijk worden." „Wie voedt mijn kinderen op, ik of mijn schoonmoeder?' riep de man vertwijfeld. „Als u uw kinderen wilt opvoeden, dan moet u beginnen met zichzelf te beheersen en niet een dergelijk voorbeeld te geven", zei de rechter. Daarmee was de man uitgepraat. De officier van justitie vorderde vijf en twintig gulden boete. De rechter deed er nog twee rijksdaalders af. Twintig gulden of vier dagen werd het vorxnis. „En houdt uw schoonmoeder voor taan in ere", zei de officier nog bij wijze van laatste advies. UW FAMILIEDRUKWERK voordelig en goed VAN DEN MUNCKHOF N.V. Grotestraat 28 Telefoon 1512 GOD ZIT IN DE RESERVE VAN DE POEG Laten we maar eerlijk zijn. We leven er goed van, de een nog wat beter dan de ander. Het vrijdagse of maandelijkse loonzakje is goed ge vuld .voldoende voor een prettig le ven en een klein beetje luxe zo nu en dan. Wanneer we ons niet pret tig voelen of 'n beetje ziek zijn, ha len we de dokter erbij, die ons weer opkalefatert, 's Zondags gaan we naar de kerk, offeren voor de schuld op de kerk, de pastoor, de bisschop en nog wat dingen. En een paar keer in het jaar biechten we onze pekelzonden. Zo zijn onze manieren. Het typeert ons, katholieken, dat we niet opvallen. Er gaat van ons geen enkele getuigende kracht uit. Want waarvoor zouden wij moeten getuigen? Ons leven verschilt niet met dat van anderen. We hebben aan anderen niets te zeggen. Het christendom waartoe wij ons bekennen ,is van een wilde berg stroom een stilstaand watertje ge- wox-den. Wij hebben de bergstroom ingedamd, gekanaliseerd, gepakt in nox-mpjes en dijkjes van een goed burgermansleven. God bestaat voor ons nog wel, maar Hij is veraf, een reserve, die we slechts in ons leverxsspel halen, wanneer we het spelletje dreigen te verliezen. Al die begrippen, welke ons leven inhoud en diepte kunnen geven als bovennatuur, mysterie .genade, heb ben wij verschraald tot catechismus lesjes, die wij van buiten hebben geleerd, maar niet hebben geleerd te gebruiken in de praktijk van ons le ven. Waarom zouden wij ook? Wij heb ben het toch goed! Wij leven toch netjes! Als wij dood gaan dan staat God immers aan de toonbank en maakt de rekening op. En aangezien wij geen slechte dingen doen, mo gen wij verwachten zo de hemel binnen te wippen. Nou ja, na eerst misschien nog wat kleinigheden te hebben vereffend. Wat leven wij toch petieterig in de rijkdom, die God ons aanbiedt! Maar wat zien wij dat soms slecht! Ja, we hebben God zo rustig en beschaafd op het reservebankje gezet.

Peel en Maas | 1962 | | pagina 5