DANS
Henschenius
Pionier in de Voorpeel
„Bestrijding KANKER"
Beter laat dan nooit....
«kJ'ÏÏSS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN PRIj|RpER KW^StAAL P1.5« (bulten Venmjr 1.75
Geestelijk artikel
CURSUSSEN
De kip, de econoom en het ei
Vrijdag 24 augustus 1962 No. 34
Drie en tachtigste jaargang
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN
GROTESTRAAT 28 POSTBUS
.75)
Weer ligt een rits ingezonden
stukken over Henschenius op ons
redaktiebureau. Als we dan op
keken hangt daar een foto van
't oude beeld, dat nog Hensenius
heette en het schijnt dat hij een
beetje glimlacht over al de drukte
die het nieuwe beeld van hem nu
in een keer veroorzaakt.
Als we „de buit" van ingezonden
stukken van de afgelopen 2 weken
moeten publiceren hebben we aan
een pagina niet voldoende.
Nu voor enkele weken terug een
man schijnbaar de moed heeft op
gebracht om zijn (negatieve) mening
openbaar te maken, hebben ook an
deren misschien daartoe in de
gelegenheid door extra vrije tijd van
de vakantie de kans gewaagd om
hun ook meestal negatieve
mening aan het papier toe te ver
trouwen. Men mag zich alleen ver
wonderen, dat deze stormvloed is
opgestoken nu dit beeld toch al ge
ruime tijd al dan niet het Hen-
seniusplein siertHad men eer
der de moed niet of is men dit beeld
wat nauwkeuriger gaan bekijken,
nu er van verschillende kanten nog
al tegen gereageerd wordt en zelfs
vraagt om het maar op te ruimen....
Men heeft breedvoerige discussies
gehouden over kunst in het alge
meen, over zielsontroering, over de
kwaliteit, over scheppingsdrang, ob
jectiviteit en zielegrootheid, subjec
tiviteit en exclusiviteit en met al die
grote woorden weet de doodgewone
burger feitelijk geen goede raad.
De ouderen onder ons, die het
oude beeld van Cuypers nog hebben
gekend, kunnen moeilijk wennen
aan die vreemde witte mijnheer die
in de plaats gekomen is van het mis
schien wat zoetsapige oude, waarin
de oude Henschenius braaf tussen
het hekje in zijn boek het wel en
wee scheen te noteren van „d'alde
verkesmerret.
En de jeugd loopt vrij onverschil
lig langs het nieuwe beeld, waar
over in de gemeenteraad en in in
gezonden stukken zo lang gevochten
is voordat het eindelijk in zijn hui
dige vorm terugkwam. De beeldhou
wer Stultiëns had op zijn beurt weer
zeer lang werk voordat dit nieuwe
beeld eindelijk dan zijn huidige
vorm kreeg en in beton gegoten kon
worden. Er zijn verschillende ont
werpen geweest en tot de buiten
wacht is alleen doorgedrongen dat
de geleerden het lang niet eens wa
ren over de zittende of staande ge
leerde, waarvan de geschiedenis, on
danks het feit dat deze herhaalde
lijk is gepubliceerd, toch nog prak
tisch geen gemeengoed is geworden.
Men weet dat het een Jezuit was,
die nog al ver gereisd heeft om zijn
levenswerk, de beschrijving van ver
schillende heiligenlevens zo nauw
keurig mogelijk te doen zijn en
wiens werk algemeen is gewaar
deerd als een van de eerste weten
schappelijke pogingen om die heili
genlevens van alle overbodige fran
je te ontdoen.
Maar nogmaals de doodgewone
burger zegt dit allemaal heel weinig
en de hele actie tot terugkeer van
deze geleerde Venraynaar was feite
lijk meer een soort hobby om het
enigste echte monument wat Ven-
ray had terug te krijgen, dan eer
bied en respect voor wat Hensche
nius was en deed. En daardoor is
wellicht verklaarbaar dat er eerst zo
jaat reacties zijn gekomen op dit nieu
we beeld, dat inderdaad wel sterk
afwijkt van zijn door oorlogsgeweld
omgekomen voorganger.
Maar nu is dan de bui los gebars
ten. Terwijl de ene het beeld uitkrijt
als een niets zeggend stuk beton,
zegt de ander er toch verschillende
dingen in te kunnen waarderen,
maakt de een zich boos over het
vreemde hoedje, de ander over zijn
schoenen en weer een ander over het
gebrek aan kunstbegrip dat de zgn.
„tegenpartij" met haar opmerkingen
wel toont
En daarmede zitten we dan mid
den in de puzzel van kunst met een
grote K. Een puzzel, die heus niets
nieuws is, maar waar we eeuwig en
altijd wel mee zitten te „hannessen"
om dit minder nette woord dan maar
te gebruiken.De pastoor, die het
Maria-altaar uit de Grote Kerk naar
Tongeren verkocht, had er ook geen
belui van, evenmin als zijn andere
ambtgenoten ,die veel uit de kerken
hebben laten verdwijnen, waarover
het nageslacht alleen maar spijt kan
hebben. Onbegrip, onverstand e.d.
zijn er oorzaak van, dat veel moois
voor goed verdwenen is, omdat we 't
later eerst gingen waarderen en in
leerden zien wat er feitelijk wel ge
beurd was en wat er feitelijk weg
was
De doodgewone burger trekt zich
niets aan van subjectieve of objec
tieve normen en alle andere deftige
woorden.Hij koopt zijn gipsen
beelden uit de fabriek, de duizen
den kitsch-souveniers uit zijn va
kantieplaatsen en laat anderen pra
ten over kunst, waarvan hij overi
gens zelf weinig notie heeft. Een
notie, die hem door de modernere
kunstinrichtingen al langer hoe
moeilijker gemaakt wordt.... Hij
maakt voor zichzelf uit, wat hij mooi
vindt of niet en loopt langs dat laat
ste onverschillig en schouderopha
lend voorbijWie heeft hem trou
wens geleerd wegwijs te worden in
alles wat zich opdient als kunst??
Nu is onze goede Henschenius in
dat dispuut dan plotseling betrok
kenAls we geen punt zetten
achter de stroom ingezonden brie
ven zal het nog even doorgaan en
dan vanzelf uitebbenHet nieu
we beeld heeft in zijn huidige vorm
weinig vereerders, schijnt het, maar
anderen vinden het toch een heel
wat geslaagder monument dan de
oude zoetsappige patriarch, die voor
de oorlog in zijn ijzeren hekje stond.
Het nageslacht zal misschien ons
uitkrijten voor barbaren of voor
mensen met een voortuitziende blik.
Dat ligt er aan of men hen ooit leert
hun smaak te vormen, hun kunstge
voel te stimuleren. Zo lang zal Hen
schenius wel rustig blijven zitten en
lachen om onze vruchteloze debat
ten of hij nu mooi of lelijk is
Laten we 't daar voorlopig dan ook
rustig op houden.
ii
Jan van den Eijnden moest dus op
een ander boerderij uit. Dat was niet
eenvoudig; die lagen ook toen niet
voor het grijpen. Intussen pakte hij
ook wel andere dingen aan.
„Ik heb in Venray wel een half
jaar geslacht", vertelt hij. „Vooraan
staande lui kwamen bij ons vlees
bestellen".
Uiteindelijk kwam hij terecht bij
het gemeentebestuur van Deurne.
Dat had een nieuwe ontginnings
boerderij voor hem, „De Crisishoe
ve".
„Hoe hebben we het toch allemaal
gedurfd", zegt zijn vrouw. Ze waren
nog zo jong.
„Was het toen nog allemaal woes
te grond?"
„Ja, behalve dit stuk. De gemeen
te had dat laten omzetten". „Hoe?
Met de stoomploeg?" „Met de schop.
Maar het was slecht gedaan. Een
kleine hoek was omgeploegd."
„Rondom was er dus nog niets
ontgonnen?" „Neen, ik was hier de
eerste".
Vooraan langs de weg, die, van de
Zeilberg komend, langs het spoor
loopt, stonden er een paar huisjes.
Die staan er nu nog. „Dat was alles",
zegt Van den Eijnden. Die weg was
trouwens ook nog niet verhard. In
de winter was het niets als water en
slijk.
„Hoeveel hektaren was het bedrijf
toen groot?" „Nog maar zeventien,
ten naaste bij". „Stond de boerderij
er al op?" Ja, het bedrijfsgebouw,
met het woonhuis, stond er al. „Wan
neer was dat gebouwd?" „In de win
ter van 1918 op 1919, maar heel
slecht: er was groen boshout ge
bruikt en heel slechte specie, zeker
vanwege de oorlog. De scheren bra
ken! We moesten het dak stutten,
anders zakte het ineen!" „En de
grond?" „Die was ook slecht. De ge
meente wilde er dus een stuk betere
grond bijleggen, ruim elf heklaren.
Ik zou die kunnen kopen. Ik heb 'm
er inderdaad bijgenomen, maar niet
gekocht. Dijkmans ploegde hem om,
met wel zeven paarden. Achteraf
bleek het toch geen echte goede
grond te zijn. Hij was hier te hoog
en daar te laag. Neen, echt goede
grond was het niet."
De gemeente wilde de grond rond
de boerderij ook al door Boxtel la
ten onderzoeken. Later kwam er nog
een stuk woeste Peelgrond bij. Van
den Eijnden kreeg er achttien hek
taren bij in erfpacht. In het begin
leverde het bedrijf niet veel op. „Dat
weet ge!" zegt Jan van den Eijnden.
„Maar ik mestte dubbel en dan lukte
het toch."
Toen hij daar nog niet lang aan
het boeren was, reklameerde hij
trouwens bij de gemeente, dat de
grond zo slecht was. Er groeide zo
wat niets. „Toen ik hem geploegd
had, kwamen ze van de gemeente
kijken, de direkteur, Van de Weijer
en zelfs de hele raad. Ouwerling was
er ook bij. Ze zagen het toen ook
wel, dat er iets aan gedaan moest
worden. „Dat kan zo niet, van den
Eijnden", zei Ouwerling.
„Wat werd er toen aan gedaan?"
„De gemeente liet acht hektaren
om zetten".
„Weer met de schop?"
„Allemaal met de schop. Dat was
toen nog niet zo duur. Het ging an
ders ook niet."
„En gebeurde het goed?"
„Heel behoorlijk". Van den Eijn
den vertelt, dat ze samen zouden
inzaaien. „De gemeente zou komen
met een os. De paarden konden er
haast niet op af, omdat er hier en
daar nog moer onder zat. Maar ik
had een paard ,dat zijn poten heel
voorzichtig zette, plat naar voren. Ik
kon op die grond met dat paard be
ter vooruit dan de gemeente met
haar os'. Jan van den Eijnden heeft
er nóg plezier in.
Hij zaaide op dat perceel zwarte
haver; de gemeente egde hem in.
Witte haver werd er hier toen nog
nergens gezaaid.
„Ik ben hier in Snoerts met de
teelt van witte haver begonnen",
vertelt Van den Eijnden. Dat was
veel later. „Wanneer kan dat ge
weest zijn?" vraagt hij aan zijn
vrouw. Het moet geweest zijn om
streeks 1935.
Het zal het derde jaar zijn ge
weest, dat Jan van den Eijnden op
de „Crisishoeve" boerde, toen het
misging.
„Toen de haver acht dagen ge
zaaid was, kwam er een verschrik
kelijke storm opzetten", vertelt hij.
Zo'n noodweer heeft hij nooit
meer meegemaakt. Het was mooi
droog weer geweest, verscheidene
dagen, nu waaide het losse zand
weg, voortgezweept door de storm.
Het stoof alle gaten dicht, tot in Ys-
selsteyn toe!
„De gemeente moest hier alle slo
ten weer open laten maken", zegt
hij.
Jan van den Eijnden liet toen
maar groeien wat groeide: veel ha
ver was natuurlijk weggewaaid. Het
werd dus maar een halve oogst.
„Het gemeentebestuur zei, dat ik
de rekening moest opmaken voor
schadevergoeding ,maar ik wilde dat
niet. Wat denkt ge, dat ik hier voor
niets ben gekomen?" zei ik, toen ze
van de gemeente kwamen kijken
hoe het er bij lag. Ik wil niets ge
geven, ik wil er voor werken". Ik
zou het zelf wel opknappen.
Dat was een flinke tegenslag voor
een jong bedrijf. Maar het volgend
jaar ging het beter.
„Hoe groot was uw veestapel in
die tijd?"
„Ik ben hier begonnen met acht
tien stuks vee. En natuurlijk met
het nodige gereedschap".
De „Crisishoeve" was opgezet als
een gemengd bedrijf. Dat is het ook
gebleven. Wel is er altijd veel aan
akkerbouw gedaan.
„We hebben hier jaren gekend, dat
we drie-en-dertig hektaren rog
maaiden", zegt Van den Eijnden.
Onder de oorlog ploegde hij het
nodige akkerland allemaal zelf met
het paard om. Das was geen kleinig
heid. Het was van 's morgens vroeg
tot 's avonds laat ploegen: de paar
den werden er mager van!
„We hadden toen geen tractor bij
de hand, want onze Piet ging voort
durend achteraf bij de boeren dor
sen. Toch waren we nog nooit zo
vroeg klaar!"
Op deze gemeenteboerderij is er
ook een tijd lang zaairogge ver
bouwd voor de NCB.
„Dat was een schoon werk", zegt
Jan van den Eijnden.
„Wanneer was dat?"
Dat weet hij niet meer precies;
jaartallen kan hij zich slecht her
inneren. Misschien is het enige jaren
vóór de oorlog geweest. Toen de
NCB dat niet langer wilde laten
doen op kontrakt, ging Jan van den
Eijnden originele rogge zaaien, ook
voor anderen. Hij moest zelf ook
ieder jaar origineel zaadgoed heb
ben.
„Hoe ging het in de moeilijke cri
sisjaren?"
Bepaald onplezierige herinnerin
gen schijnt hij aan die tijd niet te
hebben.
„Toch was de hulp van de rege
ring toen niet te versmaden", zegt
hij.
Het was de tijd van het aardappe
len prikken, de kalverschetsen en 't
kleuren van de rogge. Dat waren al
lemaal overheidsmaatregelen in ver
band met de moeilijkheden in de
landbouw en de hulp aan de zwaar
beproefde boeren.
„Van gemeentewege werd de
pacht verminderd", vertelt Van den
Eijnden. „Maar toen kreeg haast
iedereen reduktie".
Jan van den Eijnden had trou
wens ook wel geluk.
Toen het eens slecht oogstweer
was ,liet hij zijn rogge gewoon op 't
VAKANTIE ZONDER EIND
De vakanties lopen af. Velen van
ons zijn er een paar dagen tussen
uit getrokken, sommigen heel ver
naar de Italiaanse of Spaanse stran
den, anderen dichterbij in België,
Duitsland of in eigen land. Maar
allemaal hebben wij genoten van de
rust, de vrijheid. Het is een genot de
tredmolen van dagelijkse verplich
tingen te verlaten en te doen en te
laten wat het eigen hart begeert, op
te gaan in de natuur, te genieten
van een verstild meertje of van de
'arme zon op het lichaam.
Het woord vakantie komt van het
latijnse woord vacare, d.w.z. leeg
maken, zich leegmaken voor iets. In
de vakantie schudt men het dage
lijkse leven van zich af en stelt men
zich open voor het nieuwe, het an
dere.
Vakantiehouden zouden wij een
nog flauwe voorafspiegeling kunnen
noemen van de eeuwige vakantie,
die na onze dood op ons wacht. Het
is misschien een vreemde gedachte
op een tijdstip, waarop men vol
nieuwe energie weer allerlei plannen
heeft ontworpen voor het werk en
het dagelijkse leven. Maar toch
schuilt er wel een kern van waar
heid in.
Want wat is het verblijf in de he
mel anders dan een vakantie houden
in God, een totaal vervuld zijn van
Hem. En zo gezien is ons leven
eigenlijk niet anders dan één grote
voorbereiding van de langste vakan
tie, die wij ons maar kunnen den
ken.
Op onze vakantie van 14 dagen
bereiden wij ons voor met een jaar
tje sparen, met organiseren en reis-
folders. Waarom zouden wij ons niet
even grondig op onze eeuwige va
kantie voorbereiden. Volgens Chris
tus is het de moeite waard.
PRINSES WILHELMINA 82 JAAR
De ouderen onder ons blijven 31
augustus maar een kale dag vinden
zonder de feestelijkheden, die vijftig
jaar lang deze dag hebben gemar
keerd met vlaggen in rood-wit en
blauw, met aubades op het markt
plein, vuurwerk in het park, wed
strijden voor de jeugd en al die din
gen, verbonden aan de befaamde,
maar verleden tijd geworden Oran
jefeesten ter ere van de verjaardag
van de koningin.
Wij kunnen er maar moeilijk aan
wennen. En wat was 't geen prach
tige afsluiting van de grote vakan
tie!
Voor de jongeren geldt dat niet zo,
maar voor de ouderen is het zeker
waar, dat op 31 augustus hun ge
dachten uitgaan naar prinses Wil-
helmina, die vijftig jaar lang vaak
onder moeilijke omstandigheden
zowel van het internationale leven
als van haar privé-leven als ko
ningin ons land heeft bestuurd.
Onze gouden landsmoeder wordt
thans 82 jaar. Na een zwaar leven
met grote zorgen en verantwoorde
lijkheid geniet zij thans van een lan
ge levensavond, ver van alle officië
le drukte in het rustige paleis 't Loo
midden in de Veluwse bossen. Wij
horen weinig van haar. De prinses
treedt weinig of helemaal niet in het
openbaar. Het is goed zo. Zij heeft
recht op de rust van de oude dag.
Prinses Wilhelmina heeft haar on
menselijk zware taak tot een goed
einde gebracht, al heeft dit haar
vaak tranen gekost en een ijzeren
zelfbeheersing. Zij maakte de eerste
wereldoorlog, de verschrikkelijke
crisis der dertiger jaren en de on
voorstelbare verschrikking van de
tweede wereldoorlog mee. Zij moest
met haar kinderen het land verlaten.
Het zal voor haar de zwartste tijd
van haar leven zijn geweest, toen zij
moest wijken voor agressors en vijf
jaar lang in den vreemde moest le
ven ver van alles wat haar dierbaar
was.
Alles kwam weer goed. En sedert
1948 rust zij in de wetenschap, dat
haar dochter, onze koningin Juliana,
haar taak op zo waardige wijze
voortzet.
Moge prinses Wilhelmina nog lang
voor haar dochter, voor haar schoon
zoon en kleinkinderen en voor ons
allen gespaard blijven, in dezelfde
wens, die wij tientallen jaren voor
gezongen hebben: leve, de Wille
nden.
veld staan; het was vlakaf niet te
doen om hem toen binnen te halen.
Veel kon hij er met de beste wil
van de wereld ook niet meer van
verwachten. Ze dorsten hem later
op het veld uit en toen viel het nog
mee. Hij ging met een monster naar
de Boerenbond. Daar werd het be
keken. „Ik maakte er toen toch nog
twee gulden meer van dan de ande
ren", vertelt hij met voldoening.
„Heette deze boerderij van het be
gin af Crisishoeve?"
„Ja, burgemeester J. C. van Beek
wilde dat zo hebben. En hij heeft 't
met die naam niet ver mis gehad!"
zegt Van den Eijnden.
„Maar waarom noemde hij ze zo?"
„Omdat het toen in 1918 ook
een crisistijd was ,denk ik".
Vroeger stond de naam voor op de
boerderij, na de oorlog is hij ver
dwenen. Maar in de volksmond en
in de bekendmakingen is het nog
altijd de „Crisishoeve".
INWONERS DER GEMEENTE VENRAY!
Geeft U dit jaar weer met gulle hand voor dit noodzakelijk
werk?
Van 25 augustus t.m. 1 september a.s. wordt uw bijdrage
aan huis opgehaald. Steunt deze daad van naastenliefde!
Wij zijn U dankbaar.
Bestuur afdeling Venray
NED. VER. TOT STEUN AAN
HET KON. WILHELMINA
FONDS VOOR DE
KANKERBESTRIJDING
GEEN VAKANTIE
Ja, dat zou U nu misschien niet
denken, maar er zijn nog altijd per
sonen die helemaal geen vakantie
nemen! Dat zijn de mensen die
stoer doorgaan met het werk waar
ze het hele jaar al ijverig mee bezig
waren
Dit gebeurt niet in een onderont
wikkeld of in een achtergebleven
gebied: welnee, dat gebeurt nog in
Nederland.
MENSEN DIE EIGENLIJK
„NIET WEG" KUNNEN
De redenen om geen vakantie te
nemen zijn niet altijd dezelfde, want
er zijn mensen, die vinden dat ze ab
soluut niet gemist kunnen worden
en er zijn er ook die menen dat ze
geen inkomsten mogen derven. Weer
anderen zijn bevreesd dat hun kor
telings begonnen zaak, onderneming,
fabriek of bedrijf tijdens het vakan-
tiehouden wel weer eens helemaal
zou kunnen verlopen.
Allemaal onzin natuurlijk, maar het
is niet zo gemakkelijk om hen dat
uit te leggen. Nog moeilijker is het
hen ervan te overtuigen dat ze er
beslist verkeerd aan doen.
VOORAL GEEN
KORTZICHTIGHEID
Nu ligt het merendeel der redenen
om „gewoon" door te werken in het
economisch vlak en het is een ple
zierige omstandigheid, dat het sterk
ste argument om wel vakantie te
nemen in datzelfde vlak ligt! Het is
namelijk een absoluut verkeerde be
drijf spolitiek om alle beschikbare
energie in de kortst mogelijke tijd in
guldens te willen omzetten: dat is
eigenlijk niets anders dan roofbouw.
We dienen in het oog te houden
dat we over vijf, tien of twintig ja
ren niet totaal versleten moeten zijn,
zodat we niets meer voor de „zaak"
en ook niet voor het gezin beteke
nen Geen vakantie willen nemen is,
bedrijf spolitiek bekeken, een zeer
kortzichtig standpunt: ook in de eco
nomie moet men de dingen nu een
maal juist op de lange baan bezien.
VOOR VROUW EN KINDEREN
Vakantie is geen luxe-artikel, dat
men zonder meer kan aanschaffen
of wegdoen, al naar het uitkomt.
Vakantie is voor het behoud van de
gezondheid even nodig als het dage
lijks eten en slapen. Teveel wordt er
bovendien altijd maar aan „de zaak"
gedacht; de guldens spelen in het
leven van de mens doorgaans nog
een veel te grote rol.
De slovers en de zwoegers verge
ten vaak geheel, dat zij ook nog een
gezin hebben gesticht en dat dit ge
zin, economisch gezien, het meest
gebaat is met een permanente kost
winner. Vrouw en kinderen hebben
echter niet slechts recht op gezins
inkomen over tien en twintig jaar,
zij hebben al die tijd eveneens recht
op een man en vader, die gezond en
opgewekt is en die daarenboven be
langstelling voor hen heeft.
PRATEN MET REISBUREAU
Het geregeld nemen van vakantie
getuigt daarom niet alleen van een
juist zakelijk inzicht, het getuigt te
vens van een juiste opvatting over
levenskunst Zegt het voort! En
mochten er mensen zijn die onder
de indruk van dit betoog besluiten
alsnog vakantie te nemen: bedenk
dat de reisbureau's klaar staan u
in de maand september nog een
heerlijke vakantie te bezorgen.
Nu zijn alle zomerhuisjes, bunga
lows, hotelkamers en andere onder
komens nog geheel en al ver
huurd, maar wat later in de tijd kan
het nog zulk mooi weer zijn. Moe
ten de kinderen in die periode weer
naar school? Misschien kan oma
wel op hen passen, die vindt dat
heerlijk. En dan op de zaak een
bordje: „Wegens vakantie gesloten".
Vanaf 9 sept. a.s. aanvang van 31 nieuwe
Instituut AD. KOK
v. scholieren, beginners, gevorderden en gehuwden
in 18 plaatsen in Limburg.
Inschrijven vanaf heden gewenst. Vraagt gratis volledige
prospectus Molenstraat 41 Geleen, tel. 04494-2400.
8 maal internat, gediplomeerd. Lid Kath. Verb, v.dansleraren
Al zijn wij door het dieptepunt
heen, nog steeds is de eierprijs te
laag. Vele pluimveehouders zijn
daardoor in geldelijke moeilijkheden
geraakt; faillissementen schijnen er
zelfs voorgekomen te zijn. De cijfers
logen er niet om, want de eierprijs
van oktober tot september bedroeg
gemiddeld:
1956-57 12 ct.; 1957-58 13,1 ct.;
1958-59 11 ct.; 1959-60 11,3 ct.; 1960-
61 11.8 ct.; 1961-62 8,8 ct. (tot dus
ver).
Is daarmede echter de kous af?
Neen, zeggen de economen, behalve
wachten op betere tijden moeten wij
ook nagaan of er fouten zijn ge
maakt. Zij verdelen daartoe ons
land in drie produktiegebieden: oos
telijk zandgebied (A), zuidelijk dito
(B) en de rest van ons land (C). Tus
sen deze gebieden blijken aanmer
kelijke verschillen voor te komen.
Niet zozeer in de gemiddelde eier-
produktie per hen (211-217 en 216
stuks) als wel in de kostprijs per ei
(voorcalculatie 1961-62):
a. met inbegrip van arbeidsloon
A 12,7 - B 11,5 en C 13,0 ct
b. zonder arbeidsbeloning
A 10,1 - B 9,3 en C 10,3 ct.
Een cent per ei verschil maakt bij
een paar duizend legkippen al gauw
een onderscheid van, rekent u zelf
maar uit, een paar duizend gulden.
Wij zullen nu zien, hoe het arbeids
inkomen per kip zich ontwikkelde
in de drie genoemde gebieden:
1956-57: A 4,02; B 6,22; C 3,71
1957-58: A 7,57; B „9,74; C 8,10
1958-59: A 4,10; B 5,29; C 3,98
1959-60: A 4,60; B 6,69; C 4,95
1960-61: A 6,21; B 7,32; C 6,38
Wat waren nu de beste jaren? Wel
1957-58 (hoge eierprijs) en 1960-61
(lage voederprijs). Toch zien wij ook
hier weer verschillen, die bepaald
niet door klimaat of grondsoort
kunnen worden verklaard. Verschil
len van meer dan 2,per kip per
jaar. Dat wil dus zeggen, dat ook
in de beste jaren per streek grote
verschillen in rentabiliteit aanwezig
waren. Nog veel groter waren ech
ter de verschillen per bedrijf in de
zelfde streek. Onze pluimveedeskun
digen hebben daarvan leerzame
staaltjes getoond. Op de Veluwe on
derzocht de ivoorlichting van een
50-tal bedrijven met leghennen.
Over een periode van 4 jaar bleek
het arbeidsinkomen per hen gemid
deld 4.te bedragen (zuivere ver
dienste). Maar er is niets dat méér
verbergt dan een gemiddelde. Het
bleek dan ook, dat enkele bedrijven
het dubbele haalden, dat de meesten
wel tussen de 3,en 5,zaten,
maar dat óók nog een groot aantal
beneden de 3,bleef. Duidelijk
gezegd: óók in jaren dat de één goed
verdient, legt de ander vrijwel het
loodje.