DANS Henschenius Pionier in de Voorpeel „Bestrijding KANKER" Beter laat dan nooit.... «kJ'ÏÏSS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN PRIj|RpER KW^StAAL P1.5« (bulten Venmjr 1.75 Geestelijk artikel CURSUSSEN De kip, de econoom en het ei Vrijdag 24 augustus 1962 No. 34 Drie en tachtigste jaargang PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN GROTESTRAAT 28 POSTBUS .75) Weer ligt een rits ingezonden stukken over Henschenius op ons redaktiebureau. Als we dan op keken hangt daar een foto van 't oude beeld, dat nog Hensenius heette en het schijnt dat hij een beetje glimlacht over al de drukte die het nieuwe beeld van hem nu in een keer veroorzaakt. Als we „de buit" van ingezonden stukken van de afgelopen 2 weken moeten publiceren hebben we aan een pagina niet voldoende. Nu voor enkele weken terug een man schijnbaar de moed heeft op gebracht om zijn (negatieve) mening openbaar te maken, hebben ook an deren misschien daartoe in de gelegenheid door extra vrije tijd van de vakantie de kans gewaagd om hun ook meestal negatieve mening aan het papier toe te ver trouwen. Men mag zich alleen ver wonderen, dat deze stormvloed is opgestoken nu dit beeld toch al ge ruime tijd al dan niet het Hen- seniusplein siertHad men eer der de moed niet of is men dit beeld wat nauwkeuriger gaan bekijken, nu er van verschillende kanten nog al tegen gereageerd wordt en zelfs vraagt om het maar op te ruimen.... Men heeft breedvoerige discussies gehouden over kunst in het alge meen, over zielsontroering, over de kwaliteit, over scheppingsdrang, ob jectiviteit en zielegrootheid, subjec tiviteit en exclusiviteit en met al die grote woorden weet de doodgewone burger feitelijk geen goede raad. De ouderen onder ons, die het oude beeld van Cuypers nog hebben gekend, kunnen moeilijk wennen aan die vreemde witte mijnheer die in de plaats gekomen is van het mis schien wat zoetsapige oude, waarin de oude Henschenius braaf tussen het hekje in zijn boek het wel en wee scheen te noteren van „d'alde verkesmerret. En de jeugd loopt vrij onverschil lig langs het nieuwe beeld, waar over in de gemeenteraad en in in gezonden stukken zo lang gevochten is voordat het eindelijk in zijn hui dige vorm terugkwam. De beeldhou wer Stultiëns had op zijn beurt weer zeer lang werk voordat dit nieuwe beeld eindelijk dan zijn huidige vorm kreeg en in beton gegoten kon worden. Er zijn verschillende ont werpen geweest en tot de buiten wacht is alleen doorgedrongen dat de geleerden het lang niet eens wa ren over de zittende of staande ge leerde, waarvan de geschiedenis, on danks het feit dat deze herhaalde lijk is gepubliceerd, toch nog prak tisch geen gemeengoed is geworden. Men weet dat het een Jezuit was, die nog al ver gereisd heeft om zijn levenswerk, de beschrijving van ver schillende heiligenlevens zo nauw keurig mogelijk te doen zijn en wiens werk algemeen is gewaar deerd als een van de eerste weten schappelijke pogingen om die heili genlevens van alle overbodige fran je te ontdoen. Maar nogmaals de doodgewone burger zegt dit allemaal heel weinig en de hele actie tot terugkeer van deze geleerde Venraynaar was feite lijk meer een soort hobby om het enigste echte monument wat Ven- ray had terug te krijgen, dan eer bied en respect voor wat Hensche nius was en deed. En daardoor is wellicht verklaarbaar dat er eerst zo jaat reacties zijn gekomen op dit nieu we beeld, dat inderdaad wel sterk afwijkt van zijn door oorlogsgeweld omgekomen voorganger. Maar nu is dan de bui los gebars ten. Terwijl de ene het beeld uitkrijt als een niets zeggend stuk beton, zegt de ander er toch verschillende dingen in te kunnen waarderen, maakt de een zich boos over het vreemde hoedje, de ander over zijn schoenen en weer een ander over het gebrek aan kunstbegrip dat de zgn. „tegenpartij" met haar opmerkingen wel toont En daarmede zitten we dan mid den in de puzzel van kunst met een grote K. Een puzzel, die heus niets nieuws is, maar waar we eeuwig en altijd wel mee zitten te „hannessen" om dit minder nette woord dan maar te gebruiken.De pastoor, die het Maria-altaar uit de Grote Kerk naar Tongeren verkocht, had er ook geen belui van, evenmin als zijn andere ambtgenoten ,die veel uit de kerken hebben laten verdwijnen, waarover het nageslacht alleen maar spijt kan hebben. Onbegrip, onverstand e.d. zijn er oorzaak van, dat veel moois voor goed verdwenen is, omdat we 't later eerst gingen waarderen en in leerden zien wat er feitelijk wel ge beurd was en wat er feitelijk weg was De doodgewone burger trekt zich niets aan van subjectieve of objec tieve normen en alle andere deftige woorden.Hij koopt zijn gipsen beelden uit de fabriek, de duizen den kitsch-souveniers uit zijn va kantieplaatsen en laat anderen pra ten over kunst, waarvan hij overi gens zelf weinig notie heeft. Een notie, die hem door de modernere kunstinrichtingen al langer hoe moeilijker gemaakt wordt.... Hij maakt voor zichzelf uit, wat hij mooi vindt of niet en loopt langs dat laat ste onverschillig en schouderopha lend voorbijWie heeft hem trou wens geleerd wegwijs te worden in alles wat zich opdient als kunst?? Nu is onze goede Henschenius in dat dispuut dan plotseling betrok kenAls we geen punt zetten achter de stroom ingezonden brie ven zal het nog even doorgaan en dan vanzelf uitebbenHet nieu we beeld heeft in zijn huidige vorm weinig vereerders, schijnt het, maar anderen vinden het toch een heel wat geslaagder monument dan de oude zoetsappige patriarch, die voor de oorlog in zijn ijzeren hekje stond. Het nageslacht zal misschien ons uitkrijten voor barbaren of voor mensen met een voortuitziende blik. Dat ligt er aan of men hen ooit leert hun smaak te vormen, hun kunstge voel te stimuleren. Zo lang zal Hen schenius wel rustig blijven zitten en lachen om onze vruchteloze debat ten of hij nu mooi of lelijk is Laten we 't daar voorlopig dan ook rustig op houden. ii Jan van den Eijnden moest dus op een ander boerderij uit. Dat was niet eenvoudig; die lagen ook toen niet voor het grijpen. Intussen pakte hij ook wel andere dingen aan. „Ik heb in Venray wel een half jaar geslacht", vertelt hij. „Vooraan staande lui kwamen bij ons vlees bestellen". Uiteindelijk kwam hij terecht bij het gemeentebestuur van Deurne. Dat had een nieuwe ontginnings boerderij voor hem, „De Crisishoe ve". „Hoe hebben we het toch allemaal gedurfd", zegt zijn vrouw. Ze waren nog zo jong. „Was het toen nog allemaal woes te grond?" „Ja, behalve dit stuk. De gemeen te had dat laten omzetten". „Hoe? Met de stoomploeg?" „Met de schop. Maar het was slecht gedaan. Een kleine hoek was omgeploegd." „Rondom was er dus nog niets ontgonnen?" „Neen, ik was hier de eerste". Vooraan langs de weg, die, van de Zeilberg komend, langs het spoor loopt, stonden er een paar huisjes. Die staan er nu nog. „Dat was alles", zegt Van den Eijnden. Die weg was trouwens ook nog niet verhard. In de winter was het niets als water en slijk. „Hoeveel hektaren was het bedrijf toen groot?" „Nog maar zeventien, ten naaste bij". „Stond de boerderij er al op?" Ja, het bedrijfsgebouw, met het woonhuis, stond er al. „Wan neer was dat gebouwd?" „In de win ter van 1918 op 1919, maar heel slecht: er was groen boshout ge bruikt en heel slechte specie, zeker vanwege de oorlog. De scheren bra ken! We moesten het dak stutten, anders zakte het ineen!" „En de grond?" „Die was ook slecht. De ge meente wilde er dus een stuk betere grond bijleggen, ruim elf heklaren. Ik zou die kunnen kopen. Ik heb 'm er inderdaad bijgenomen, maar niet gekocht. Dijkmans ploegde hem om, met wel zeven paarden. Achteraf bleek het toch geen echte goede grond te zijn. Hij was hier te hoog en daar te laag. Neen, echt goede grond was het niet." De gemeente wilde de grond rond de boerderij ook al door Boxtel la ten onderzoeken. Later kwam er nog een stuk woeste Peelgrond bij. Van den Eijnden kreeg er achttien hek taren bij in erfpacht. In het begin leverde het bedrijf niet veel op. „Dat weet ge!" zegt Jan van den Eijnden. „Maar ik mestte dubbel en dan lukte het toch." Toen hij daar nog niet lang aan het boeren was, reklameerde hij trouwens bij de gemeente, dat de grond zo slecht was. Er groeide zo wat niets. „Toen ik hem geploegd had, kwamen ze van de gemeente kijken, de direkteur, Van de Weijer en zelfs de hele raad. Ouwerling was er ook bij. Ze zagen het toen ook wel, dat er iets aan gedaan moest worden. „Dat kan zo niet, van den Eijnden", zei Ouwerling. „Wat werd er toen aan gedaan?" „De gemeente liet acht hektaren om zetten". „Weer met de schop?" „Allemaal met de schop. Dat was toen nog niet zo duur. Het ging an ders ook niet." „En gebeurde het goed?" „Heel behoorlijk". Van den Eijn den vertelt, dat ze samen zouden inzaaien. „De gemeente zou komen met een os. De paarden konden er haast niet op af, omdat er hier en daar nog moer onder zat. Maar ik had een paard ,dat zijn poten heel voorzichtig zette, plat naar voren. Ik kon op die grond met dat paard be ter vooruit dan de gemeente met haar os'. Jan van den Eijnden heeft er nóg plezier in. Hij zaaide op dat perceel zwarte haver; de gemeente egde hem in. Witte haver werd er hier toen nog nergens gezaaid. „Ik ben hier in Snoerts met de teelt van witte haver begonnen", vertelt Van den Eijnden. Dat was veel later. „Wanneer kan dat ge weest zijn?" vraagt hij aan zijn vrouw. Het moet geweest zijn om streeks 1935. Het zal het derde jaar zijn ge weest, dat Jan van den Eijnden op de „Crisishoeve" boerde, toen het misging. „Toen de haver acht dagen ge zaaid was, kwam er een verschrik kelijke storm opzetten", vertelt hij. Zo'n noodweer heeft hij nooit meer meegemaakt. Het was mooi droog weer geweest, verscheidene dagen, nu waaide het losse zand weg, voortgezweept door de storm. Het stoof alle gaten dicht, tot in Ys- selsteyn toe! „De gemeente moest hier alle slo ten weer open laten maken", zegt hij. Jan van den Eijnden liet toen maar groeien wat groeide: veel ha ver was natuurlijk weggewaaid. Het werd dus maar een halve oogst. „Het gemeentebestuur zei, dat ik de rekening moest opmaken voor schadevergoeding ,maar ik wilde dat niet. Wat denkt ge, dat ik hier voor niets ben gekomen?" zei ik, toen ze van de gemeente kwamen kijken hoe het er bij lag. Ik wil niets ge geven, ik wil er voor werken". Ik zou het zelf wel opknappen. Dat was een flinke tegenslag voor een jong bedrijf. Maar het volgend jaar ging het beter. „Hoe groot was uw veestapel in die tijd?" „Ik ben hier begonnen met acht tien stuks vee. En natuurlijk met het nodige gereedschap". De „Crisishoeve" was opgezet als een gemengd bedrijf. Dat is het ook gebleven. Wel is er altijd veel aan akkerbouw gedaan. „We hebben hier jaren gekend, dat we drie-en-dertig hektaren rog maaiden", zegt Van den Eijnden. Onder de oorlog ploegde hij het nodige akkerland allemaal zelf met het paard om. Das was geen kleinig heid. Het was van 's morgens vroeg tot 's avonds laat ploegen: de paar den werden er mager van! „We hadden toen geen tractor bij de hand, want onze Piet ging voort durend achteraf bij de boeren dor sen. Toch waren we nog nooit zo vroeg klaar!" Op deze gemeenteboerderij is er ook een tijd lang zaairogge ver bouwd voor de NCB. „Dat was een schoon werk", zegt Jan van den Eijnden. „Wanneer was dat?" Dat weet hij niet meer precies; jaartallen kan hij zich slecht her inneren. Misschien is het enige jaren vóór de oorlog geweest. Toen de NCB dat niet langer wilde laten doen op kontrakt, ging Jan van den Eijnden originele rogge zaaien, ook voor anderen. Hij moest zelf ook ieder jaar origineel zaadgoed heb ben. „Hoe ging het in de moeilijke cri sisjaren?" Bepaald onplezierige herinnerin gen schijnt hij aan die tijd niet te hebben. „Toch was de hulp van de rege ring toen niet te versmaden", zegt hij. Het was de tijd van het aardappe len prikken, de kalverschetsen en 't kleuren van de rogge. Dat waren al lemaal overheidsmaatregelen in ver band met de moeilijkheden in de landbouw en de hulp aan de zwaar beproefde boeren. „Van gemeentewege werd de pacht verminderd", vertelt Van den Eijnden. „Maar toen kreeg haast iedereen reduktie". Jan van den Eijnden had trou wens ook wel geluk. Toen het eens slecht oogstweer was ,liet hij zijn rogge gewoon op 't VAKANTIE ZONDER EIND De vakanties lopen af. Velen van ons zijn er een paar dagen tussen uit getrokken, sommigen heel ver naar de Italiaanse of Spaanse stran den, anderen dichterbij in België, Duitsland of in eigen land. Maar allemaal hebben wij genoten van de rust, de vrijheid. Het is een genot de tredmolen van dagelijkse verplich tingen te verlaten en te doen en te laten wat het eigen hart begeert, op te gaan in de natuur, te genieten van een verstild meertje of van de 'arme zon op het lichaam. Het woord vakantie komt van het latijnse woord vacare, d.w.z. leeg maken, zich leegmaken voor iets. In de vakantie schudt men het dage lijkse leven van zich af en stelt men zich open voor het nieuwe, het an dere. Vakantiehouden zouden wij een nog flauwe voorafspiegeling kunnen noemen van de eeuwige vakantie, die na onze dood op ons wacht. Het is misschien een vreemde gedachte op een tijdstip, waarop men vol nieuwe energie weer allerlei plannen heeft ontworpen voor het werk en het dagelijkse leven. Maar toch schuilt er wel een kern van waar heid in. Want wat is het verblijf in de he mel anders dan een vakantie houden in God, een totaal vervuld zijn van Hem. En zo gezien is ons leven eigenlijk niet anders dan één grote voorbereiding van de langste vakan tie, die wij ons maar kunnen den ken. Op onze vakantie van 14 dagen bereiden wij ons voor met een jaar tje sparen, met organiseren en reis- folders. Waarom zouden wij ons niet even grondig op onze eeuwige va kantie voorbereiden. Volgens Chris tus is het de moeite waard. PRINSES WILHELMINA 82 JAAR De ouderen onder ons blijven 31 augustus maar een kale dag vinden zonder de feestelijkheden, die vijftig jaar lang deze dag hebben gemar keerd met vlaggen in rood-wit en blauw, met aubades op het markt plein, vuurwerk in het park, wed strijden voor de jeugd en al die din gen, verbonden aan de befaamde, maar verleden tijd geworden Oran jefeesten ter ere van de verjaardag van de koningin. Wij kunnen er maar moeilijk aan wennen. En wat was 't geen prach tige afsluiting van de grote vakan tie! Voor de jongeren geldt dat niet zo, maar voor de ouderen is het zeker waar, dat op 31 augustus hun ge dachten uitgaan naar prinses Wil- helmina, die vijftig jaar lang vaak onder moeilijke omstandigheden zowel van het internationale leven als van haar privé-leven als ko ningin ons land heeft bestuurd. Onze gouden landsmoeder wordt thans 82 jaar. Na een zwaar leven met grote zorgen en verantwoorde lijkheid geniet zij thans van een lan ge levensavond, ver van alle officië le drukte in het rustige paleis 't Loo midden in de Veluwse bossen. Wij horen weinig van haar. De prinses treedt weinig of helemaal niet in het openbaar. Het is goed zo. Zij heeft recht op de rust van de oude dag. Prinses Wilhelmina heeft haar on menselijk zware taak tot een goed einde gebracht, al heeft dit haar vaak tranen gekost en een ijzeren zelfbeheersing. Zij maakte de eerste wereldoorlog, de verschrikkelijke crisis der dertiger jaren en de on voorstelbare verschrikking van de tweede wereldoorlog mee. Zij moest met haar kinderen het land verlaten. Het zal voor haar de zwartste tijd van haar leven zijn geweest, toen zij moest wijken voor agressors en vijf jaar lang in den vreemde moest le ven ver van alles wat haar dierbaar was. Alles kwam weer goed. En sedert 1948 rust zij in de wetenschap, dat haar dochter, onze koningin Juliana, haar taak op zo waardige wijze voortzet. Moge prinses Wilhelmina nog lang voor haar dochter, voor haar schoon zoon en kleinkinderen en voor ons allen gespaard blijven, in dezelfde wens, die wij tientallen jaren voor gezongen hebben: leve, de Wille nden. veld staan; het was vlakaf niet te doen om hem toen binnen te halen. Veel kon hij er met de beste wil van de wereld ook niet meer van verwachten. Ze dorsten hem later op het veld uit en toen viel het nog mee. Hij ging met een monster naar de Boerenbond. Daar werd het be keken. „Ik maakte er toen toch nog twee gulden meer van dan de ande ren", vertelt hij met voldoening. „Heette deze boerderij van het be gin af Crisishoeve?" „Ja, burgemeester J. C. van Beek wilde dat zo hebben. En hij heeft 't met die naam niet ver mis gehad!" zegt Van den Eijnden. „Maar waarom noemde hij ze zo?" „Omdat het toen in 1918 ook een crisistijd was ,denk ik". Vroeger stond de naam voor op de boerderij, na de oorlog is hij ver dwenen. Maar in de volksmond en in de bekendmakingen is het nog altijd de „Crisishoeve". INWONERS DER GEMEENTE VENRAY! Geeft U dit jaar weer met gulle hand voor dit noodzakelijk werk? Van 25 augustus t.m. 1 september a.s. wordt uw bijdrage aan huis opgehaald. Steunt deze daad van naastenliefde! Wij zijn U dankbaar. Bestuur afdeling Venray NED. VER. TOT STEUN AAN HET KON. WILHELMINA FONDS VOOR DE KANKERBESTRIJDING GEEN VAKANTIE Ja, dat zou U nu misschien niet denken, maar er zijn nog altijd per sonen die helemaal geen vakantie nemen! Dat zijn de mensen die stoer doorgaan met het werk waar ze het hele jaar al ijverig mee bezig waren Dit gebeurt niet in een onderont wikkeld of in een achtergebleven gebied: welnee, dat gebeurt nog in Nederland. MENSEN DIE EIGENLIJK „NIET WEG" KUNNEN De redenen om geen vakantie te nemen zijn niet altijd dezelfde, want er zijn mensen, die vinden dat ze ab soluut niet gemist kunnen worden en er zijn er ook die menen dat ze geen inkomsten mogen derven. Weer anderen zijn bevreesd dat hun kor telings begonnen zaak, onderneming, fabriek of bedrijf tijdens het vakan- tiehouden wel weer eens helemaal zou kunnen verlopen. Allemaal onzin natuurlijk, maar het is niet zo gemakkelijk om hen dat uit te leggen. Nog moeilijker is het hen ervan te overtuigen dat ze er beslist verkeerd aan doen. VOORAL GEEN KORTZICHTIGHEID Nu ligt het merendeel der redenen om „gewoon" door te werken in het economisch vlak en het is een ple zierige omstandigheid, dat het sterk ste argument om wel vakantie te nemen in datzelfde vlak ligt! Het is namelijk een absoluut verkeerde be drijf spolitiek om alle beschikbare energie in de kortst mogelijke tijd in guldens te willen omzetten: dat is eigenlijk niets anders dan roofbouw. We dienen in het oog te houden dat we over vijf, tien of twintig ja ren niet totaal versleten moeten zijn, zodat we niets meer voor de „zaak" en ook niet voor het gezin beteke nen Geen vakantie willen nemen is, bedrijf spolitiek bekeken, een zeer kortzichtig standpunt: ook in de eco nomie moet men de dingen nu een maal juist op de lange baan bezien. VOOR VROUW EN KINDEREN Vakantie is geen luxe-artikel, dat men zonder meer kan aanschaffen of wegdoen, al naar het uitkomt. Vakantie is voor het behoud van de gezondheid even nodig als het dage lijks eten en slapen. Teveel wordt er bovendien altijd maar aan „de zaak" gedacht; de guldens spelen in het leven van de mens doorgaans nog een veel te grote rol. De slovers en de zwoegers verge ten vaak geheel, dat zij ook nog een gezin hebben gesticht en dat dit ge zin, economisch gezien, het meest gebaat is met een permanente kost winner. Vrouw en kinderen hebben echter niet slechts recht op gezins inkomen over tien en twintig jaar, zij hebben al die tijd eveneens recht op een man en vader, die gezond en opgewekt is en die daarenboven be langstelling voor hen heeft. PRATEN MET REISBUREAU Het geregeld nemen van vakantie getuigt daarom niet alleen van een juist zakelijk inzicht, het getuigt te vens van een juiste opvatting over levenskunst Zegt het voort! En mochten er mensen zijn die onder de indruk van dit betoog besluiten alsnog vakantie te nemen: bedenk dat de reisbureau's klaar staan u in de maand september nog een heerlijke vakantie te bezorgen. Nu zijn alle zomerhuisjes, bunga lows, hotelkamers en andere onder komens nog geheel en al ver huurd, maar wat later in de tijd kan het nog zulk mooi weer zijn. Moe ten de kinderen in die periode weer naar school? Misschien kan oma wel op hen passen, die vindt dat heerlijk. En dan op de zaak een bordje: „Wegens vakantie gesloten". Vanaf 9 sept. a.s. aanvang van 31 nieuwe Instituut AD. KOK v. scholieren, beginners, gevorderden en gehuwden in 18 plaatsen in Limburg. Inschrijven vanaf heden gewenst. Vraagt gratis volledige prospectus Molenstraat 41 Geleen, tel. 04494-2400. 8 maal internat, gediplomeerd. Lid Kath. Verb, v.dansleraren Al zijn wij door het dieptepunt heen, nog steeds is de eierprijs te laag. Vele pluimveehouders zijn daardoor in geldelijke moeilijkheden geraakt; faillissementen schijnen er zelfs voorgekomen te zijn. De cijfers logen er niet om, want de eierprijs van oktober tot september bedroeg gemiddeld: 1956-57 12 ct.; 1957-58 13,1 ct.; 1958-59 11 ct.; 1959-60 11,3 ct.; 1960- 61 11.8 ct.; 1961-62 8,8 ct. (tot dus ver). Is daarmede echter de kous af? Neen, zeggen de economen, behalve wachten op betere tijden moeten wij ook nagaan of er fouten zijn ge maakt. Zij verdelen daartoe ons land in drie produktiegebieden: oos telijk zandgebied (A), zuidelijk dito (B) en de rest van ons land (C). Tus sen deze gebieden blijken aanmer kelijke verschillen voor te komen. Niet zozeer in de gemiddelde eier- produktie per hen (211-217 en 216 stuks) als wel in de kostprijs per ei (voorcalculatie 1961-62): a. met inbegrip van arbeidsloon A 12,7 - B 11,5 en C 13,0 ct b. zonder arbeidsbeloning A 10,1 - B 9,3 en C 10,3 ct. Een cent per ei verschil maakt bij een paar duizend legkippen al gauw een onderscheid van, rekent u zelf maar uit, een paar duizend gulden. Wij zullen nu zien, hoe het arbeids inkomen per kip zich ontwikkelde in de drie genoemde gebieden: 1956-57: A 4,02; B 6,22; C 3,71 1957-58: A 7,57; B „9,74; C 8,10 1958-59: A 4,10; B 5,29; C 3,98 1959-60: A 4,60; B 6,69; C 4,95 1960-61: A 6,21; B 7,32; C 6,38 Wat waren nu de beste jaren? Wel 1957-58 (hoge eierprijs) en 1960-61 (lage voederprijs). Toch zien wij ook hier weer verschillen, die bepaald niet door klimaat of grondsoort kunnen worden verklaard. Verschil len van meer dan 2,per kip per jaar. Dat wil dus zeggen, dat ook in de beste jaren per streek grote verschillen in rentabiliteit aanwezig waren. Nog veel groter waren ech ter de verschillen per bedrijf in de zelfde streek. Onze pluimveedeskun digen hebben daarvan leerzame staaltjes getoond. Op de Veluwe on derzocht de ivoorlichting van een 50-tal bedrijven met leghennen. Over een periode van 4 jaar bleek het arbeidsinkomen per hen gemid deld 4.te bedragen (zuivere ver dienste). Maar er is niets dat méér verbergt dan een gemiddelde. Het bleek dan ook, dat enkele bedrijven het dubbele haalden, dat de meesten wel tussen de 3,en 5,zaten, maar dat óók nog een groot aantal beneden de 3,bleef. Duidelijk gezegd: óók in jaren dat de één goed verdient, legt de ander vrijwel het loodje.

Peel en Maas | 1962 | | pagina 5