Vacantie-arbeid of -werving Wet „vervreemding landbouwgronden" opgeheven Veilig verkeer HENSCHENIUS U Lk^Al l Vrijdag 27-j«frl962 No. if Drie en tachtigste jaargang PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPPlfRT A H VOHP VPMPAV CM OM^TPPïfPN ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 VV LwLtlYOLt/iL; VUVJi\ V 1 VJiVlO 1 lXLtlxLril PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75) De vakantiearbeid is thans een ingeburgerd verschijnsel. Het zoeken van een baantje in de lange weken vrye tijd, die een groot aantal leerlingen 's zomers geniet, wordt nog slechts door weinigen als een verderfelijke uitwas van dit materialistisch tijdperk ge zien. Dit is toe te juichen, want het gaat op zwartkijker^ lijken, wanneer wij onze hoofden schudden over de zucht naar avontuur en afwisseling van onze jeugd. DE GOEDE VRUCHTEN De praktijk heeft bewezen, dat de vakantie-arbeid vele goede vruchten afwerpt. Wanneer dit werk licha melijk van aard is ,dan staalt dit de boddy's van vele jongeren, die een jaar lang zich in hoofdzaak geeste lijk ingespannen hebben. Vervol gens krijgen de vakantiezwoegers n kijk op het verschijnsel arbeid als zodanig. Sommigen moeten zelf hard aanpak ken, maar de meesten zien volwas senen en leeftijdsgenoten in het mi lieu waarin het er om gaat een broodje te verdienen. Zij gaan na denken en komen dan (nog) tijdig tot de conclusie dat er een verschil bestaat tussen werken en naar school gaan. Wie zijn schooltijd dan nog niet gewaardeerd heeft, komt er na de vakantie-arbeid toe en dit heeft weer een heilzame uitwerking op de schoolprestaties. Over het toekennen van loon en de besteding daarvan is reeds heel wat geschreven. Tegenstanders van het beschikken over meer dan zak geld op jeugdige leeftijd wijzen op de dwaze aankopen die de kinderen en de rijpere jeugd doen. OUDE KOEIEN UIT DE SLOOT Vanzelfsprekend worden daar weer de bromfiets bijgehaald, de televi sie en de dure vakantiereis. Inder daad komen er bij de besteding uit wassen voor, die niet altijd een heilzame uitwerking hebben. Dezelf de uitwassen treffen wij echter ook aan in het toekennen van zakgeld door de ouders. Zelden wordt er gewezen op de vele goede manieren van vakantie geld-besteding. Wij noemen daar onder de aankoop van boeken voor het komende schooljaar, het beschik baar stellen van de gehele of ge deeltelijke opbrengst voor liefdadige doeleinden en het steunen van ver enigingskassen. Laten wij er van overtuigd zijn dat dit soort beste dingen en vele ander gelijkwaardige eveneens plaatsvinden. Zeer nuttig blijkt vakantie-arbeid te zijn in verband met een toekom stige beroepskeuze. Vele jongeren hebben geen idee van de inhoud van vele werkzaamheden en zij worden er nu eens met de neus op gedrukt TWEE SOORTEN Voor het opmaken van een balans over de resultaten van de vakantie- arbeid moeten wij dan ook de deel nemers aan dit zomergebeuren in twee grote groepen splitsen: de groep die geld en avontuur zoekt en daarnaast de groep die de vakantie- taak ziet als een voorbereiding voor de toekomstige werkkring. Bij de eerste groep ,die o.i. het grootst is, zijn de gevaren en nade len het geringste. Werkgever en -nemer zien hun verband als tijde lijk. Er wordt gezocht naar een evenwicht tussen prestatie en belo ning en daarmee is de kous af, be houdens de meegenomen indrukken, die overigens wel belangrijk kunnen zijn. Onze aandacht richt zich meer op de tweede groep, die de vakantie- arbeid ziet als het voorspel van de toekomstige levensvervulling. Deze jongeren zijn kritisch in de beoorde ling van de hun toegeschoven werk zaamheden en meten daarnaar hun lust- en onlustgevoelens voor de toekomst af. Zij vergelijken ook de gepresteerde arbeid met de daarvoor toegekende beloning en worden er door gestimuleerd of ontmoedigd. WERKGEVERS KUNNEN ER VRUCHTEN VAN PLUKKEN Wij achten het daarom van groot belang, dat in deze gevallen de werkgevers weten waarom zij de belangstelling genieten van de va- kantiewerk(st)ers. Zij kunnen nl. de introduktie in een bedrijfstak be oordelen of tegenwerken, naar ge lang de wijze waarop de vakantie ijver wordt opgevangen. Wordt dit methodisch gedaan met goede voor lichting, dan zal het plukken van vruchten in de toekomst zeker niet uitblijven. Met energie en belang stelling zet de jeugd zich na opge dane ervaring weer aan de school- arbeid, daarbij de vaste wil tonend zo spoedig mogelijk voor de maat schappij gereed te zijn. Het gaat wel eens anders. Onder degenen, die alvast tijdelijk voor uitlopen op hun toekomstige be stemming, zijn er die voor de geko zen branche bepaald aanleg hebben. Vermoedelijk hebben zij om deze reden die bepaalde arbeid uitgeko zen. HET GEVAAR VAN DE VERLEIDING Nu ontgaat dat ook aan de werk gevers niet en zij zien met welgeval len dat de opgedragen taak boven verwachting wordt vervuld. Zij ko men er dan toe deze jongelui te be wegen hun verdere schooltijd op te geven en direct in dienst te treden. In een tijd van arbeidsschaarste moet men tenslotte iets doen om aan goed personeel te komen! Aangelokt door rijke beloften en gestreeld door het succes wil zo'n jongen of meis je dan de schoolopleiding niet meer voltooien, waardoor op langer zicht betere toekomstkansen verlo ren gaan. Werkgevers en ouders moeten ook ten aanzien van de vakantie-arbeid hun verantwoordelijkheid verstaan. Zij mogen de jeugd stimuleren in vakantiewerk, maar zij moeten dit niet aangrijpen als een middel om het personeelstekort te verkleinen of een betere toekomst voor een jongen of meisje te bederven. Er worden hier spanningen opgeroepen die met medewerking van goede werkgevers kunnen worden voor komen. Goede voorlichting voor toekoms tige beroepskeuze? Akkoord! Flink werken voor een vakantieloon? Er is niet tegen. Maar bij dit alles blij- ve de school en het afwerken van het schoolprogramma hoofdzaak. Geen der belanghebbende partijen mag daar van afwijken tot schade van de jeugd en haar toekomst. Per 1 jan. a.s. wordt de bekende wet, die zolang de prijsbeheersing van onze landbouwgronden regelde, buiten werking gesteld. Na vele de batten in de Tweede Kamer :s hier toe eindelijk besloten, nadat een initiatief-voorstel van prof. Vonde ling, dat gewijzigde handhaving tot 1 januari 1968 beoogde, met 83 te gen 61 stemmen werd verworpen. Met opzet hebben wij de discussies in de Kamer tot dusver niet ver meld. Het zou ons te ver gevoerd hebben. Nu echter de kwestie be slist is ,mag een kort overzicht niet ontbreken. In het algemeen kan men zeggen, dat de socialitsen zeer geporteerd waren voor handhaving van de wet. Prof. Vondeling die indertijd zelf minister van landbouw was, leidde de oppositie. Ervan uitgaande, dat de socialisten voorstanders zijn van nationalisatie van de produktiemid- delen (waartoe ook onze grond be hoort), kan men begrijpen, dat zij elke afbrokkeling van het staatsge zag bij het grondverkeer betreuren en veroordelen. Dat zeiden ze wel iswaar niet. maar het zat er achter. De liberalen waren vierkant tegen de verlenging, ook weer om begrij pelijke rtedenen. De landbouwdes kundigen en juristen van andere partijen waren verdeeld. Tijdens de debatten zijn van aller lei zijde tal van juiste en onjuiste argumenten aangevoerd en achteraf gezien was het voor minister Ma- rijnen niet zo moeilijk gaatjes in de muren te schieten. SPLITSING Slechts één voorbeeld: prof. Von deling had er op gewezen, met het LEI-rapport nr. 385 in de hand, dat het aantal bedrijfssplitsingen nog steeds groot is. Welnu, zo zei de hoogleraar, als straks de wet niet meer geldt, kan men ook gaan split sen in de ruilverkavelingsgebieden en in de IJsselmeerpolders, kortom in goed gesaneerde gebieden, die veel geld hebben gekost. Dat was waar, maar prof. Vondeling vergat, dat tal van splitsingen maar schijn- splitsingen zijn, bijv. een vader heeft 20 ha. grond en geeft 10 ha. aan zijn zoon. Later krijgt die zoon er echter de resterende 10 ha. wel bij. Voorts zijn er veel bedrijven, die zich gaan specialiseren op een vorm van bodemproduktie (legkippen, slachtkuikens, varkens enz.), die wei nig grond eist. Wat is er tegen, dat zij de overcomplete grond van de hand doen? Voorts zijn er bedrijven, die zich aanpassen aan de aanwe zige arbeidskrachten. Hier vindt af splitsing plaats op zeer economische grondslag. En tenslotte bleek toch weer, dat het aantal samenvoegin gen dat van de aplitsingen verre overtreft. Kort en goed kan men het stand punt van de voorstanders als volgt samenvatten: men moet de bedrij ven in staat stellen de optimale grootte te verwerven (hetzij door los laten of door aantrekken van gron den), dan krijgt onze landbouw de beste concurrentiepositie, ook in EEG-verband. De tegenstanders vrezen specula tie en prijsopdrijving. Maar men dient te bedenken, dat geen ver standig landbouwer grond zal aan kopen, die zó duur is, dat een ren dabele exploitatie al vanaf het be gin onmogelijk lijkt. Dit komt alleen voor bij grote „generatiedruk", d.w.z. landhonger van jonge boerenzoons, die een eigen bedrijf willen stichten en die dat dan ook doen, letterlijk „tot iedere prijs". Dit komt al weinig meer voor, de generatiedruk is al sterk verminderd. EEN SPECULATIE? En wat de speculatie betreft: men kan landbouwgrond gaan opkopen met het doel ze gauw met winst van de hand te doen, zodra de gelegen heid daar is. Zal dat op grote schaal gebeuren? Neen, dat is niet te verwachten, althans niet veel méér dan nu het geval is. Want met die aangekochte grond kan men in feite maar twee dingen doen: hem weer aan land bouwers terug verkopen (die wel zo verstandig ziüen zijn er niet méér voor te geven dan ze uit produktie- oogpunt waard is) óf hem voor re creatie bestemmen (campings, plaat sing van vakantiehuisjes, bunga lows enz.). Maar juist dit laatste kan de regering heel goed in de hand houden en wel door het geheel van planologische maatregelen dat er al is. Daarom zal ook speculatieve aan koop van grond door Belgen en Duitsers geen ontwrichtende gevol gen hebben. Maarwaarom gaat Duitsland dan niet dezelfde weg op? Inderdaad is dit een sterk argument. Ten on zent is vanwege het wegvallen van de wet, het voorkeursrecht van de pachter enigszins verzwakt. In Duitsland acht men dat uiterst ver werpelijk en beschermt men de pachter zeer; men denkt er daar ook niet aan, de prijsbeheersing los te laten. Men wil eerder de bescher ming van het gezinsbedrijf en de cultuurgrond nog wat opvoeren. Dat alles is waar. Maar men doet er goed aan ,te bedenken dat straks in EEG-verband dit alles óók gelijk getrokken zal worden. Dan staat de EEG voor de keuze: alles vrij zoals in de andere landen, of alles gebon den en beschermd, zoals in Duits land. BLOK AAN 'T DUITSE BEEN Er behoeft niet de minste twijfel over te bestaan, dat het Duitse sys teem het loodje zal leggen. De oor zaak is bekend: hoe meer men de kleine bedrijven beschermt, des te onrendabeler wordt de produktie. Zodra men in Duitsland bemerkt, dat de bedrijven die men aldaar zo hevig wenst te beschermen, econo misch gezien een blok aan het been zijn, zal men ze vanzelfsprekend wel los laten. Voorlopig kan men nog even voort, omdat de EEG-regelin- gen nog geen integratie van grond en pachtbeleid inhouden. Doch reeds vóór men aan deze onderwerpen toe is, zal de ontwikkeling aangetoond hebben, dat het Duitse standpunt niet vol te houden is zowel vanuit Europees oogpunt als vanuit Duits standpunt bezien. Heeds nu produceren de zeer ge specialiseerde bedrijven in West- Europa veel goedkoper dan de klei ne Duitse gezinsbedrijven ook al werkt men er 16 uur per dag. Want men werkt er niet doelmatig. Men kan dat ook niet, omdat de nodige investeringen niet gedaan worden En zij worden niet gedaan omdat de optimale bedrijfsgrootte niet gerea liseerd kan worden. Om het eens bijzondei „cru" te zeggen: na 1 januari zal de prijsbe heersing van landbouwgrond, inter nationaal gezien, even dwaas en ver werpelijk geacht worden als bijv. een poging om middenstandsbedrij- ven vast te nagelen aan een bepaal de omzetlimiet, die niet overschre den mag worden. Want prijsbeheer sing komt in feite neer op de on mogelijkheid van aanpassing van het bedrijfsoppervlak aan de be schikbare arbeidskracht cf de be drijfsvorm (extensief of intensief), om van de vrije concurrentie nog maar te zwijgen. NAAR 'T MUSEUM! Of men deze ontwikkeling als ge heel moet toejuichen, kunnen wij buiten beschouwing laten. Het feit ligt er echter ,dat deze ontwikke ling haar beslag zal krijgen en daar hebben wij mee te rekenen. Voor hen die dit betreuren, is er mis schien één lichtpuntje. Insiders verwachten, dat tal van economische delicten, vallende on der de thans nog vigerende wet (en dat zijn er vele) wellicht niet meer (of niet zo streng meer) vervolgd zullen worden als voorheen. Hoewel prof. Vondeling het ontkence, be hoeft men slechts zijn licht op te steken bij de heren notarissen om te bemerken, dat er zeer vele ont duikingen zijn en zijn geweest en dat de wet inderdaad niet leefde in het rechtsbewustzijn van de betrok kenen. Daarom: ondanks enkele nadelen voor sommigen geloven wij te mo gen konkluöeren .dat de wet rijp was voor het museum. Haar ophef fing zal enkele moeilijkheden geven, maar in het algemeen zal het over winnen van die moeilijkheden onze landbouw sterker maken. DOE NIET AAN BERMTOERISME Het woord „vakantie" ligt ons de ze maanden voor in de mond. Alles en iedereen staat in het teken van 's mensen reislust ,die ons met het hoger klimmen van de zon ieder jaar weer bekruipt. De vakantie gedachte beheerst (tijdelijk) ons le ven. Wie dat niet geloven wil doet er goed aan de advertentiepagina's van zijn krant er eens op na te slaan. Het is „vakantie" wat de klok slaat. Wij steken ons in vakantie mode, wij vliegen met vakantie tickets, wij jagen op vakantie-fol ders ,wij werpen ons op de vakan tie-foto's, wij eten vakantie-menu- tjes en drinken dito dranken Welbeschouwd schept dat feno meen vakantie" een vreemde situa tie, want alles wordt anders dan an ders. Of beter gezegd: wij zoeken 't andere. Datgene wat bij voorkeur hemelsbreed verschilt van het alle daagse leven. Wie gewend is een witte boord te dragen steekt zich in een kleurig sporthemd. Of omge keerd. Wie zijn dagtaak al autorij dend vervult gaat op een rustig plekje zitten vissen, terwijl de pro fessionele visser voor een paar da gen in de auto stapt. Het ANDERE. Dat te vinden, zin vol te vinden, is een kunst die lang niet iedereen machtig is. Nu zegt 'n oud en bekend spreekwoord al, dat „de gustibus non est disputandum", over smaken niet valt te twisten. Zo beschouwd is het dus ieders goed recht om in benzinestank en onder het „genot" van onophoude lijk motorengebrul de (vakantie- lunch) te gebruiken. En wij zouden daarin ook stellig geen aanleiding vinden, om er hier op te wijzen, wa re het niet dat aan dit soort „berm toerisme" maar al te dikwijls geva ren voor derden verbonden zijn. Wij zien het bermtoerisme in het zomerseizoen hand over hand toe nemen. Honderden prefereren teken des tijds! de dynamische onrust van de wegberm boven de (beangstigende?) stilte van bos, hei de of polderland. Daarbij worden soms situaties ge schapen, die bepaald gevaarlijk zijn. Men denke aan (half) op de rijbaan geparkeerde auto's, aan de uitzicht belemmering bij zijwegen, aan de ballen die de rijweg oprollen, enz. enz. Ook is het duidelijk, dat be paalde zomerse tafereeltjes in de berm de aandacht van weggebrui kers afleiden op een wijze die fa taal kan worden. Het Verbond voor Veilig Verkeer geeft daarom in het kader van zijn zomeractie voor veilig vakantiever keer de raad om niet aan bermtoe- ris te doen maar de rust verder van de bermen te zoeken. Dikwijls is het frappant te constateren hoe prachtige plekjes op nog geen hon derd meter van een „afrit" onbenut blijven omdat men niet de moeite neemt even van de hoofdroute af te wijken. Het zou goed zijn indien zij die in hun vakantie het „andere" aan de bermen van onze drukke wegen zoeken, zich bewust werden van 't feit, dat aan de rand van diezelfde wegen een gevaar loert, welks ge zelschap men óók in de vakantie beter NIET zoekt. INGEZONDEN Actie vraagt reactie. In deze geest zijn twee ingezonden stukjes van 20 en 27 juli betreffende het Hen- scheniusbeeld beslist geschreven. In de volle overtuiging dat het eerste stukje geschreven werd met de bes te bedoelingen men wilde immer de oorzaak van een stuitende weg nemen is het zeker niet de be doeling geweest om een kunstenaar als knutselaar te bestempelen. Het beeld wekt door zijn vormgeving inderdaad veel spot en kritiek op en de kritiek betrof dan ook dat ene beeld en niet de kunst van Rob Stul- tiëns als zodanig. Met het stukje van 27 juli ben ik het helemaal niet eens, omdat het al degenen en dat zijn er beslist vele duizenden die het beeld van Henschenius op zijn zachtst gezegd een raar beeld vinden, als ongecul- tiveerden bestempelt. De kritiek die in het eerste stukje naar voren werd gebracht is, indien men weet hoe men in vele lagen van de bevolking over dit beeld denkt, beslist geen persoonlijke opvatting, doch het geeft duidelijk weer wat men in brede lagen van de bevol king over dit beeld denkt. Dat deze mening sommigen niet bekend is, kan ik alleen maar toe schrijven aan het feit, dat men lou ter uit goed fatsoen ten opzichte van hen en uit resepect voor hun op vattingen zijn ware mening niet naar voren heeft gebracht. Ik heb helaas nog niemand getroffen die het beeld wel kan waarderen of mooi vindt. Men moet het openlijk bekritiseren van een beeld niet zien als een vrijpostigheid, een onbe schaamdheid of een ongecultiveerd- heid, want dan onderschat men de goede bedoelingen van de tegenpar tij. Dit beeld verwekt door zijn vormgeving misplaatste grappen en DAT is iets waar mensen, die res pect hebben voor Henschenius, zich aan storen. Deze mensen zijn hele maal niet tegen een Henschenius- beeld, wel tegen dit beeld. Dit moet men kunnen begrijpen. Men moet er rekening mee houden, dat beelden op openbare plaatsen neergezet wor den en dat het de grote massa niet gegeven is om moderne kunst te waarderen. Kritiek moet men dus verwachten en dat is helemaal niet erg wanneer dat een neutrale voor stelling is, bijv. de koe die in Cuyck staat, maar laat dat geen personen zijn zoals in dit geval Henschenius. Overigens kan ik er wel aan toevoe gen, dat de koe van Cuyck hoewel veel revolutionairder, veel meer waardering opbrengt dan dit „mo derne" beeld van Henschenius. Bij de koe van Cuyck kan ik het met pater Briels eens zijn, wanneer hij zegt dat bij moderne kunst kwa liteit boven schoonheid gaat, maar ik wil niet zover gaan om dat in het algemeen te stellen. Bij dat beeld van Henschenius gaat dat ook vol gens mijn mening niet op. Een kunstenaar moet schoonheid en kwaliteit weten te paren en dan komt men meer bij mijn visie op kunst. Ik kan helaas niet zeggen te gen iets dat niet mooi is, dat het wel mooi is en ik vind het veel belang rijker een eigen mening te durven vormen dan in het rijtje te lopen van een heersende opvatting. Mees tal wordt de kunstenaar geëerd en niet een bepaald werk. Dat men mensen die over een bepaald werk een andere mening hebben als on gecultiveerd bestempelt, vind ik 'n goedkope stelling. Dit wordt helaas dikwijls gedaan en daarom durft men dikwijls zijn ware mening niet te verkondigen. Zo is het ook bij het Henscheniusbeeld. Het ging m.i. in wezen dus hele maal niet om Stultiëns, maar om 'n bepaald werkstuk. Het gaat toch om de schepping op de eerste plaats en niet om de kunstenaar? Indien dat niet het geval is hoeven we niet meer over kunst te praten, want dan is het een personencultus. Zo kan ik persoonlijk werken van Rembrandt, Michelangelo, Rubens, da Vinei e.a. bijzonder waarderen, doch dat impliceert geenszins, dat ik daarom al hun werken goed of mooi hoef te vinden. Al deze grootmees ters hebben óók werken gemaakt die beneden hun capaciteiten lagen. Indien ik dus een bepaald werk van deze meesters niet zo goed of mooi vind, dan heb ik het over dat ene schilderij en niet over de meester. Zo is dat door de inzender van het eerste Henschenius-stukje beslist gezien. Niet de meester, maar het werkstuk. Men moet op een bepaald moment zijn mening durven en kunnen zeg gen, zonder direct voor een stomme ling uitgemaakt te worden. Het beeld van Henschenius wordt, of men het leuk vindt of niet, inderdaad niet gewaardeerd en wordt inderdaad bespot. Het is jammer, maar men moet de realiteit onder ogen durven zien. Het kan zijn dat we nog niet rijp zijn om deze kunst te waarderen, maar dan zijn er toch wel verdraaid weinig die dat wel kunnen. De kri tiek komt zowel van de intellectueel als van de fabrieksarbeider en de wijze van kritiek mag dan verschil len, ze komt echter op hetzelfde neer. Voor het waarderen van moderne kunst is een brede geest en veel fantasie nodig en dat is niet elk ge geven. De mensen welke zo geluk kig zijn om alle moderne kunst te waarderen (ik zeg uitdrukkelijk al le) mogen echter niet uit het oog verliezen dat anderen hun visie niet kunnen delen en dat ze dus op kri tiek voorbereid moeten zijn. Meteen- moet het mij van het hart, dat men soms bij de moderne kunst wel wat te ver gaat, want als men hoort dat een meester als Picasso schilderijen kan verkopen die hij nog niet ge maakt heeft dan mag daaruit een waardering voor zijn kunnen spre ken, maar dan gaat het m.i. te ver. Mijnheer Picasso zal morgen even een meesterwerk maken De man heeft er de capaciteiten toe, dat is zeker, maar zelfs bij Pi casso zijn echte kunstwerken geen regelmaat. Men betaalt dus meer de naam dan het werk. Dit is m.i. geen kunstwaardering meer, maar sno bisme. Dit helt dus sterk over naar de personencultus waartegen ik ge kant ben. Men mag best een kunste naar hoog waarderen maar dat hoeft niet te betekenen dat al zijn werken van hetzelfde grote formaat zijn, dan de werken waardoor hij groot geworden is. Kunstwerken ontstaan door een samenloop van vele om standigheden. Rob Stultiëns mag dan een groot kunstenaar genoemd worden, maar uit mijn hele redenering kan men afleiden, dat daarom al zijn werken nog geen kunstwerken moeten zijn. Best mogelijk dat het Henschenius beeld er een is en dat het alleen maar op de verkeerde plaats staat, maar dat neemt niet weg dat bij na iedereen het een lelijk beeld vindt. De opmerkingen door dit beeld veroorzaakt zijn stuitend. Kunst of geen kunst, maar zulke opmerkingen mag men geen aanlei ding geven en zeker niet wanneer door dit beeld een groot man als Henschenius erdoor gehaald wordt. Dat is m.i. de hele clou van het eer ste ingezonden stukje. Van kwade bedoelingen is m.i. helemaal geen sprake. De boze re actie zal ook wel gematigder be doeld zijn, dan ze er staat want het mooiste principe is toch altijd nog om niet iemand om zijn mening ook al is die algemeen te beledigen of te onderschatten. Hopende dat dit artikel voor- en tegenstanders verdraagzamer tegen over elkaar mag plaatsen en er mogelijk een gezonde discussie aan over blijft, dank ik de redaktie van Peel en Maas voor de plaatsruimte. R. C. HENSCHENIUS II In Peel en Maas van 20 juli staat, dat het beeld de lachlust van het publiek opwekt enz. Helaas heeft het geen bewondering. Bekijken we het beeld, dan zien we dat er ook iets mis is. Als men iemand afbeeldt met een hoofddeksel op, dan moet men zorgen dat het ook past. Zo'n voorwerp omsluit het hoofd. Dit is nu bij Henschenius niet het geval, het staat boven het hoofd. Als iemand zo over de straat zou lopen werd hij door iedereen uitgelachen. Onbegrijpelijk dat men het in deze vorm heeft getolereerd. Zou het overigens een kunstpro- dukt zijn? Als we het vergelijken met Appollo en Daphne van Ber nini, dan is het absoluut geen kunst stuk, integendeel. J. V. HENSCHENIUS III Geachte Redaktie, Van zeer bevriende zijde werd mij uw blad van 27 juli 1.1. ter hand ge steld, waarin de bekwame kunst kenner p. Mart. Briels o.f.m. de stel ling poneert, dat het „zeker in de moderne kunst niet gaat om meer of minder mooi, maar om kwaliteit Ik en al mijn huisgenoten begrij pen dit ter zake gemaakte onder scheid niet. Als het ging om peper koek of bloedworst, zouden we het verstaan, maar een kunstvoorwerp, dunkt ons ,dat mooi is, moet „kwali teit" hebben en omgekeerd, als het „kwaliteit" heeft, moet het toch minstens mooi zijn. We zouden het zeer op prijs stellen, als we hier omtrent een nadere verklaring mophten ontvangen. Bij voorbaat dankend voor plaat sing van dit stukje en het eventuele antwoord er op. G. V.

Peel en Maas | 1962 | | pagina 5