Vacantie-arbeid of
-werving
Wet „vervreemding
landbouwgronden"
opgeheven
Veilig verkeer
HENSCHENIUS
U Lk^Al l
Vrijdag 27-j«frl962 No. if
Drie en tachtigste jaargang
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPPlfRT A H VOHP VPMPAV CM OM^TPPïfPN ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS-
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 VV LwLtlYOLt/iL; VUVJi\ V 1 VJiVlO 1 lXLtlxLril PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75)
De vakantiearbeid is thans een ingeburgerd verschijnsel. Het
zoeken van een baantje in de lange weken vrye tijd, die een groot
aantal leerlingen 's zomers geniet, wordt nog slechts door weinigen
als een verderfelijke uitwas van dit materialistisch tijdperk ge
zien. Dit is toe te juichen, want het gaat op zwartkijker^ lijken,
wanneer wij onze hoofden schudden over de zucht naar avontuur
en afwisseling van onze jeugd.
DE GOEDE VRUCHTEN
De praktijk heeft bewezen, dat de
vakantie-arbeid vele goede vruchten
afwerpt. Wanneer dit werk licha
melijk van aard is ,dan staalt dit de
boddy's van vele jongeren, die een
jaar lang zich in hoofdzaak geeste
lijk ingespannen hebben. Vervol
gens krijgen de vakantiezwoegers n
kijk op het verschijnsel arbeid als
zodanig.
Sommigen moeten zelf hard aanpak
ken, maar de meesten zien volwas
senen en leeftijdsgenoten in het mi
lieu waarin het er om gaat een
broodje te verdienen. Zij gaan na
denken en komen dan (nog) tijdig
tot de conclusie dat er een verschil
bestaat tussen werken en naar
school gaan. Wie zijn schooltijd dan
nog niet gewaardeerd heeft, komt
er na de vakantie-arbeid toe en dit
heeft weer een heilzame uitwerking
op de schoolprestaties.
Over het toekennen van loon en
de besteding daarvan is reeds heel
wat geschreven. Tegenstanders van
het beschikken over meer dan zak
geld op jeugdige leeftijd wijzen op
de dwaze aankopen die de kinderen
en de rijpere jeugd doen.
OUDE KOEIEN UIT DE SLOOT
Vanzelfsprekend worden daar weer
de bromfiets bijgehaald, de televi
sie en de dure vakantiereis. Inder
daad komen er bij de besteding uit
wassen voor, die niet altijd een
heilzame uitwerking hebben. Dezelf
de uitwassen treffen wij echter ook
aan in het toekennen van zakgeld
door de ouders.
Zelden wordt er gewezen op de
vele goede manieren van vakantie
geld-besteding. Wij noemen daar
onder de aankoop van boeken voor
het komende schooljaar, het beschik
baar stellen van de gehele of ge
deeltelijke opbrengst voor liefdadige
doeleinden en het steunen van ver
enigingskassen. Laten wij er van
overtuigd zijn dat dit soort beste
dingen en vele ander gelijkwaardige
eveneens plaatsvinden.
Zeer nuttig blijkt vakantie-arbeid
te zijn in verband met een toekom
stige beroepskeuze. Vele jongeren
hebben geen idee van de inhoud van
vele werkzaamheden en zij worden
er nu eens met de neus op gedrukt
TWEE SOORTEN
Voor het opmaken van een balans
over de resultaten van de vakantie-
arbeid moeten wij dan ook de deel
nemers aan dit zomergebeuren in
twee grote groepen splitsen: de
groep die geld en avontuur zoekt en
daarnaast de groep die de vakantie-
taak ziet als een voorbereiding voor
de toekomstige werkkring.
Bij de eerste groep ,die o.i. het
grootst is, zijn de gevaren en nade
len het geringste. Werkgever en
-nemer zien hun verband als tijde
lijk. Er wordt gezocht naar een
evenwicht tussen prestatie en belo
ning en daarmee is de kous af, be
houdens de meegenomen indrukken,
die overigens wel belangrijk kunnen
zijn.
Onze aandacht richt zich meer op
de tweede groep, die de vakantie-
arbeid ziet als het voorspel van de
toekomstige levensvervulling. Deze
jongeren zijn kritisch in de beoorde
ling van de hun toegeschoven werk
zaamheden en meten daarnaar hun
lust- en onlustgevoelens voor de
toekomst af. Zij vergelijken ook de
gepresteerde arbeid met de daarvoor
toegekende beloning en worden er
door gestimuleerd of ontmoedigd.
WERKGEVERS KUNNEN ER
VRUCHTEN VAN PLUKKEN
Wij achten het daarom van groot
belang, dat in deze gevallen de
werkgevers weten waarom zij de
belangstelling genieten van de va-
kantiewerk(st)ers. Zij kunnen nl. de
introduktie in een bedrijfstak be
oordelen of tegenwerken, naar ge
lang de wijze waarop de vakantie
ijver wordt opgevangen. Wordt dit
methodisch gedaan met goede voor
lichting, dan zal het plukken van
vruchten in de toekomst zeker niet
uitblijven. Met energie en belang
stelling zet de jeugd zich na opge
dane ervaring weer aan de school-
arbeid, daarbij de vaste wil tonend
zo spoedig mogelijk voor de maat
schappij gereed te zijn.
Het gaat wel eens anders. Onder
degenen, die alvast tijdelijk voor
uitlopen op hun toekomstige be
stemming, zijn er die voor de geko
zen branche bepaald aanleg hebben.
Vermoedelijk hebben zij om deze
reden die bepaalde arbeid uitgeko
zen.
HET GEVAAR VAN DE
VERLEIDING
Nu ontgaat dat ook aan de werk
gevers niet en zij zien met welgeval
len dat de opgedragen taak boven
verwachting wordt vervuld. Zij ko
men er dan toe deze jongelui te be
wegen hun verdere schooltijd op te
geven en direct in dienst te treden.
In een tijd van arbeidsschaarste
moet men tenslotte iets doen om aan
goed personeel te komen! Aangelokt
door rijke beloften en gestreeld door
het succes wil zo'n jongen of meis
je dan de schoolopleiding niet meer
voltooien, waardoor op langer
zicht betere toekomstkansen verlo
ren gaan.
Werkgevers en ouders moeten ook
ten aanzien van de vakantie-arbeid
hun verantwoordelijkheid verstaan.
Zij mogen de jeugd stimuleren in
vakantiewerk, maar zij moeten dit
niet aangrijpen als een middel om
het personeelstekort te verkleinen
of een betere toekomst voor een
jongen of meisje te bederven. Er
worden hier spanningen opgeroepen
die met medewerking van goede
werkgevers kunnen worden voor
komen.
Goede voorlichting voor toekoms
tige beroepskeuze? Akkoord! Flink
werken voor een vakantieloon? Er
is niet tegen. Maar bij dit alles blij-
ve de school en het afwerken van
het schoolprogramma hoofdzaak.
Geen der belanghebbende partijen
mag daar van afwijken tot schade
van de jeugd en haar toekomst.
Per 1 jan. a.s. wordt de bekende
wet, die zolang de prijsbeheersing
van onze landbouwgronden regelde,
buiten werking gesteld. Na vele de
batten in de Tweede Kamer :s hier
toe eindelijk besloten, nadat een
initiatief-voorstel van prof. Vonde
ling, dat gewijzigde handhaving tot
1 januari 1968 beoogde, met 83 te
gen 61 stemmen werd verworpen.
Met opzet hebben wij de discussies
in de Kamer tot dusver niet ver
meld. Het zou ons te ver gevoerd
hebben. Nu echter de kwestie be
slist is ,mag een kort overzicht niet
ontbreken.
In het algemeen kan men zeggen,
dat de socialitsen zeer geporteerd
waren voor handhaving van de wet.
Prof. Vondeling die indertijd zelf
minister van landbouw was, leidde
de oppositie. Ervan uitgaande, dat
de socialisten voorstanders zijn van
nationalisatie van de produktiemid-
delen (waartoe ook onze grond be
hoort), kan men begrijpen, dat zij
elke afbrokkeling van het staatsge
zag bij het grondverkeer betreuren
en veroordelen. Dat zeiden ze wel
iswaar niet. maar het zat er achter.
De liberalen waren vierkant tegen
de verlenging, ook weer om begrij
pelijke rtedenen. De landbouwdes
kundigen en juristen van andere
partijen waren verdeeld.
Tijdens de debatten zijn van aller
lei zijde tal van juiste en onjuiste
argumenten aangevoerd en achteraf
gezien was het voor minister Ma-
rijnen niet zo moeilijk gaatjes in de
muren te schieten.
SPLITSING
Slechts één voorbeeld: prof. Von
deling had er op gewezen, met het
LEI-rapport nr. 385 in de hand, dat
het aantal bedrijfssplitsingen nog
steeds groot is. Welnu, zo zei de
hoogleraar, als straks de wet niet
meer geldt, kan men ook gaan split
sen in de ruilverkavelingsgebieden
en in de IJsselmeerpolders, kortom
in goed gesaneerde gebieden, die
veel geld hebben gekost. Dat was
waar, maar prof. Vondeling vergat,
dat tal van splitsingen maar schijn-
splitsingen zijn, bijv. een vader heeft
20 ha. grond en geeft 10 ha. aan
zijn zoon. Later krijgt die zoon er
echter de resterende 10 ha. wel bij.
Voorts zijn er veel bedrijven, die
zich gaan specialiseren op een vorm
van bodemproduktie (legkippen,
slachtkuikens, varkens enz.), die wei
nig grond eist. Wat is er tegen, dat
zij de overcomplete grond van de
hand doen? Voorts zijn er bedrijven,
die zich aanpassen aan de aanwe
zige arbeidskrachten. Hier vindt af
splitsing plaats op zeer economische
grondslag. En tenslotte bleek toch
weer, dat het aantal samenvoegin
gen dat van de aplitsingen verre
overtreft.
Kort en goed kan men het stand
punt van de voorstanders als volgt
samenvatten: men moet de bedrij
ven in staat stellen de optimale
grootte te verwerven (hetzij door los
laten of door aantrekken van gron
den), dan krijgt onze landbouw de
beste concurrentiepositie, ook in
EEG-verband.
De tegenstanders vrezen specula
tie en prijsopdrijving. Maar men
dient te bedenken, dat geen ver
standig landbouwer grond zal aan
kopen, die zó duur is, dat een ren
dabele exploitatie al vanaf het be
gin onmogelijk lijkt. Dit komt alleen
voor bij grote „generatiedruk", d.w.z.
landhonger van jonge boerenzoons,
die een eigen bedrijf willen stichten
en die dat dan ook doen, letterlijk
„tot iedere prijs". Dit komt al weinig
meer voor, de generatiedruk is al
sterk verminderd.
EEN SPECULATIE?
En wat de speculatie betreft: men
kan landbouwgrond gaan opkopen
met het doel ze gauw met winst van
de hand te doen, zodra de gelegen
heid daar is. Zal dat op grote schaal
gebeuren?
Neen, dat is niet te verwachten,
althans niet veel méér dan nu het
geval is. Want met die aangekochte
grond kan men in feite maar twee
dingen doen: hem weer aan land
bouwers terug verkopen (die wel zo
verstandig ziüen zijn er niet méér
voor te geven dan ze uit produktie-
oogpunt waard is) óf hem voor re
creatie bestemmen (campings, plaat
sing van vakantiehuisjes, bunga
lows enz.). Maar juist dit laatste kan
de regering heel goed in de hand
houden en wel door het geheel van
planologische maatregelen dat er al
is. Daarom zal ook speculatieve aan
koop van grond door Belgen en
Duitsers geen ontwrichtende gevol
gen hebben.
Maarwaarom gaat Duitsland
dan niet dezelfde weg op? Inderdaad
is dit een sterk argument. Ten on
zent is vanwege het wegvallen van
de wet, het voorkeursrecht van de
pachter enigszins verzwakt. In
Duitsland acht men dat uiterst ver
werpelijk en beschermt men de
pachter zeer; men denkt er daar ook
niet aan, de prijsbeheersing los te
laten. Men wil eerder de bescher
ming van het gezinsbedrijf en de
cultuurgrond nog wat opvoeren. Dat
alles is waar. Maar men doet er
goed aan ,te bedenken dat straks in
EEG-verband dit alles óók gelijk
getrokken zal worden. Dan staat de
EEG voor de keuze: alles vrij zoals
in de andere landen, of alles gebon
den en beschermd, zoals in Duits
land.
BLOK AAN 'T DUITSE BEEN
Er behoeft niet de minste twijfel
over te bestaan, dat het Duitse sys
teem het loodje zal leggen. De oor
zaak is bekend: hoe meer men de
kleine bedrijven beschermt, des te
onrendabeler wordt de produktie.
Zodra men in Duitsland bemerkt,
dat de bedrijven die men aldaar zo
hevig wenst te beschermen, econo
misch gezien een blok aan het been
zijn, zal men ze vanzelfsprekend wel
los laten. Voorlopig kan men nog
even voort, omdat de EEG-regelin-
gen nog geen integratie van grond
en pachtbeleid inhouden. Doch reeds
vóór men aan deze onderwerpen toe
is, zal de ontwikkeling aangetoond
hebben, dat het Duitse standpunt
niet vol te houden is zowel vanuit
Europees oogpunt als vanuit Duits
standpunt bezien.
Heeds nu produceren de zeer ge
specialiseerde bedrijven in West-
Europa veel goedkoper dan de klei
ne Duitse gezinsbedrijven ook al
werkt men er 16 uur per dag. Want
men werkt er niet doelmatig. Men
kan dat ook niet, omdat de nodige
investeringen niet gedaan worden
En zij worden niet gedaan omdat de
optimale bedrijfsgrootte niet gerea
liseerd kan worden.
Om het eens bijzondei „cru" te
zeggen: na 1 januari zal de prijsbe
heersing van landbouwgrond, inter
nationaal gezien, even dwaas en ver
werpelijk geacht worden als bijv.
een poging om middenstandsbedrij-
ven vast te nagelen aan een bepaal
de omzetlimiet, die niet overschre
den mag worden. Want prijsbeheer
sing komt in feite neer op de on
mogelijkheid van aanpassing van
het bedrijfsoppervlak aan de be
schikbare arbeidskracht cf de be
drijfsvorm (extensief of intensief),
om van de vrije concurrentie nog
maar te zwijgen.
NAAR 'T MUSEUM!
Of men deze ontwikkeling als ge
heel moet toejuichen, kunnen wij
buiten beschouwing laten. Het feit
ligt er echter ,dat deze ontwikke
ling haar beslag zal krijgen en daar
hebben wij mee te rekenen. Voor
hen die dit betreuren, is er mis
schien één lichtpuntje.
Insiders verwachten, dat tal van
economische delicten, vallende on
der de thans nog vigerende wet (en
dat zijn er vele) wellicht niet meer
(of niet zo streng meer) vervolgd
zullen worden als voorheen. Hoewel
prof. Vondeling het ontkence, be
hoeft men slechts zijn licht op te
steken bij de heren notarissen om
te bemerken, dat er zeer vele ont
duikingen zijn en zijn geweest en
dat de wet inderdaad niet leefde in
het rechtsbewustzijn van de betrok
kenen.
Daarom: ondanks enkele nadelen
voor sommigen geloven wij te mo
gen konkluöeren .dat de wet rijp
was voor het museum. Haar ophef
fing zal enkele moeilijkheden geven,
maar in het algemeen zal het over
winnen van die moeilijkheden onze
landbouw sterker maken.
DOE NIET AAN BERMTOERISME
Het woord „vakantie" ligt ons de
ze maanden voor in de mond. Alles
en iedereen staat in het teken van
's mensen reislust ,die ons met het
hoger klimmen van de zon ieder
jaar weer bekruipt. De vakantie
gedachte beheerst (tijdelijk) ons le
ven. Wie dat niet geloven wil doet
er goed aan de advertentiepagina's
van zijn krant er eens op na te
slaan. Het is „vakantie" wat de klok
slaat. Wij steken ons in vakantie
mode, wij vliegen met vakantie
tickets, wij jagen op vakantie-fol
ders ,wij werpen ons op de vakan
tie-foto's, wij eten vakantie-menu-
tjes en drinken dito dranken
Welbeschouwd schept dat feno
meen vakantie" een vreemde situa
tie, want alles wordt anders dan an
ders. Of beter gezegd: wij zoeken 't
andere. Datgene wat bij voorkeur
hemelsbreed verschilt van het alle
daagse leven. Wie gewend is een
witte boord te dragen steekt zich in
een kleurig sporthemd. Of omge
keerd. Wie zijn dagtaak al autorij
dend vervult gaat op een rustig
plekje zitten vissen, terwijl de pro
fessionele visser voor een paar da
gen in de auto stapt.
Het ANDERE. Dat te vinden, zin
vol te vinden, is een kunst die lang
niet iedereen machtig is. Nu zegt 'n
oud en bekend spreekwoord al, dat
„de gustibus non est disputandum",
over smaken niet valt te twisten.
Zo beschouwd is het dus ieders
goed recht om in benzinestank en
onder het „genot" van onophoude
lijk motorengebrul de (vakantie-
lunch) te gebruiken. En wij zouden
daarin ook stellig geen aanleiding
vinden, om er hier op te wijzen, wa
re het niet dat aan dit soort „berm
toerisme" maar al te dikwijls geva
ren voor derden verbonden zijn.
Wij zien het bermtoerisme in het
zomerseizoen hand over hand toe
nemen. Honderden prefereren
teken des tijds! de dynamische
onrust van de wegberm boven de
(beangstigende?) stilte van bos, hei
de of polderland.
Daarbij worden soms situaties ge
schapen, die bepaald gevaarlijk zijn.
Men denke aan (half) op de rijbaan
geparkeerde auto's, aan de uitzicht
belemmering bij zijwegen, aan de
ballen die de rijweg oprollen, enz.
enz. Ook is het duidelijk, dat be
paalde zomerse tafereeltjes in de
berm de aandacht van weggebrui
kers afleiden op een wijze die fa
taal kan worden.
Het Verbond voor Veilig Verkeer
geeft daarom in het kader van zijn
zomeractie voor veilig vakantiever
keer de raad om niet aan bermtoe-
ris te doen maar de rust verder
van de bermen te zoeken. Dikwijls
is het frappant te constateren hoe
prachtige plekjes op nog geen hon
derd meter van een „afrit" onbenut
blijven omdat men niet de moeite
neemt even van de hoofdroute af te
wijken.
Het zou goed zijn indien zij die in
hun vakantie het „andere" aan de
bermen van onze drukke wegen
zoeken, zich bewust werden van 't
feit, dat aan de rand van diezelfde
wegen een gevaar loert, welks ge
zelschap men óók in de vakantie
beter NIET zoekt.
INGEZONDEN
Actie vraagt reactie. In deze geest
zijn twee ingezonden stukjes van
20 en 27 juli betreffende het Hen-
scheniusbeeld beslist geschreven. In
de volle overtuiging dat het eerste
stukje geschreven werd met de bes
te bedoelingen men wilde immer
de oorzaak van een stuitende weg
nemen is het zeker niet de be
doeling geweest om een kunstenaar
als knutselaar te bestempelen. Het
beeld wekt door zijn vormgeving
inderdaad veel spot en kritiek op en
de kritiek betrof dan ook dat ene
beeld en niet de kunst van Rob Stul-
tiëns als zodanig.
Met het stukje van 27 juli ben ik
het helemaal niet eens, omdat het
al degenen en dat zijn er beslist
vele duizenden die het beeld van
Henschenius op zijn zachtst gezegd
een raar beeld vinden, als ongecul-
tiveerden bestempelt.
De kritiek die in het eerste stukje
naar voren werd gebracht is, indien
men weet hoe men in vele lagen van
de bevolking over dit beeld denkt,
beslist geen persoonlijke opvatting,
doch het geeft duidelijk weer wat
men in brede lagen van de bevol
king over dit beeld denkt.
Dat deze mening sommigen niet
bekend is, kan ik alleen maar toe
schrijven aan het feit, dat men lou
ter uit goed fatsoen ten opzichte van
hen en uit resepect voor hun op
vattingen zijn ware mening niet
naar voren heeft gebracht. Ik heb
helaas nog niemand getroffen die
het beeld wel kan waarderen of
mooi vindt. Men moet het openlijk
bekritiseren van een beeld niet zien
als een vrijpostigheid, een onbe
schaamdheid of een ongecultiveerd-
heid, want dan onderschat men de
goede bedoelingen van de tegenpar
tij. Dit beeld verwekt door zijn
vormgeving misplaatste grappen en
DAT is iets waar mensen, die res
pect hebben voor Henschenius, zich
aan storen. Deze mensen zijn hele
maal niet tegen een Henschenius-
beeld, wel tegen dit beeld. Dit moet
men kunnen begrijpen. Men moet er
rekening mee houden, dat beelden
op openbare plaatsen neergezet wor
den en dat het de grote massa niet
gegeven is om moderne kunst te
waarderen. Kritiek moet men dus
verwachten en dat is helemaal niet
erg wanneer dat een neutrale voor
stelling is, bijv. de koe die in Cuyck
staat, maar laat dat geen personen
zijn zoals in dit geval Henschenius.
Overigens kan ik er wel aan toevoe
gen, dat de koe van Cuyck hoewel
veel revolutionairder, veel meer
waardering opbrengt dan dit „mo
derne" beeld van Henschenius.
Bij de koe van Cuyck kan ik het
met pater Briels eens zijn, wanneer
hij zegt dat bij moderne kunst kwa
liteit boven schoonheid gaat, maar
ik wil niet zover gaan om dat in het
algemeen te stellen. Bij dat beeld
van Henschenius gaat dat ook vol
gens mijn mening niet op.
Een kunstenaar moet schoonheid
en kwaliteit weten te paren en dan
komt men meer bij mijn visie op
kunst. Ik kan helaas niet zeggen te
gen iets dat niet mooi is, dat het wel
mooi is en ik vind het veel belang
rijker een eigen mening te durven
vormen dan in het rijtje te lopen
van een heersende opvatting. Mees
tal wordt de kunstenaar geëerd en
niet een bepaald werk. Dat men
mensen die over een bepaald werk
een andere mening hebben als on
gecultiveerd bestempelt, vind ik 'n
goedkope stelling. Dit wordt helaas
dikwijls gedaan en daarom durft
men dikwijls zijn ware mening niet
te verkondigen. Zo is het ook bij het
Henscheniusbeeld.
Het ging m.i. in wezen dus hele
maal niet om Stultiëns, maar om 'n
bepaald werkstuk. Het gaat toch om
de schepping op de eerste plaats en
niet om de kunstenaar? Indien dat
niet het geval is hoeven we niet
meer over kunst te praten, want dan
is het een personencultus.
Zo kan ik persoonlijk werken van
Rembrandt, Michelangelo, Rubens,
da Vinei e.a. bijzonder waarderen,
doch dat impliceert geenszins, dat ik
daarom al hun werken goed of mooi
hoef te vinden. Al deze grootmees
ters hebben óók werken gemaakt
die beneden hun capaciteiten lagen.
Indien ik dus een bepaald werk van
deze meesters niet zo goed of mooi
vind, dan heb ik het over dat ene
schilderij en niet over de meester.
Zo is dat door de inzender van het
eerste Henschenius-stukje beslist
gezien. Niet de meester, maar het
werkstuk.
Men moet op een bepaald moment
zijn mening durven en kunnen zeg
gen, zonder direct voor een stomme
ling uitgemaakt te worden. Het beeld
van Henschenius wordt, of men het
leuk vindt of niet, inderdaad niet
gewaardeerd en wordt inderdaad
bespot. Het is jammer, maar men
moet de realiteit onder ogen durven
zien.
Het kan zijn dat we nog niet rijp
zijn om deze kunst te waarderen,
maar dan zijn er toch wel verdraaid
weinig die dat wel kunnen. De kri
tiek komt zowel van de intellectueel
als van de fabrieksarbeider en de
wijze van kritiek mag dan verschil
len, ze komt echter op hetzelfde
neer.
Voor het waarderen van moderne
kunst is een brede geest en veel
fantasie nodig en dat is niet elk ge
geven. De mensen welke zo geluk
kig zijn om alle moderne kunst te
waarderen (ik zeg uitdrukkelijk al
le) mogen echter niet uit het oog
verliezen dat anderen hun visie niet
kunnen delen en dat ze dus op kri
tiek voorbereid moeten zijn. Meteen-
moet het mij van het hart, dat men
soms bij de moderne kunst wel wat
te ver gaat, want als men hoort dat
een meester als Picasso schilderijen
kan verkopen die hij nog niet ge
maakt heeft dan mag daaruit een
waardering voor zijn kunnen spre
ken, maar dan gaat het m.i. te ver.
Mijnheer Picasso zal morgen even
een meesterwerk maken
De man heeft er de capaciteiten
toe, dat is zeker, maar zelfs bij Pi
casso zijn echte kunstwerken geen
regelmaat. Men betaalt dus meer de
naam dan het werk. Dit is m.i. geen
kunstwaardering meer, maar sno
bisme. Dit helt dus sterk over naar
de personencultus waartegen ik ge
kant ben. Men mag best een kunste
naar hoog waarderen maar dat hoeft
niet te betekenen dat al zijn werken
van hetzelfde grote formaat zijn,
dan de werken waardoor hij groot
geworden is. Kunstwerken ontstaan
door een samenloop van vele om
standigheden.
Rob Stultiëns mag dan een groot
kunstenaar genoemd worden, maar
uit mijn hele redenering kan men
afleiden, dat daarom al zijn werken
nog geen kunstwerken moeten zijn.
Best mogelijk dat het Henschenius
beeld er een is en dat het alleen
maar op de verkeerde plaats staat,
maar dat neemt niet weg dat bij
na iedereen het een lelijk beeld
vindt. De opmerkingen door dit
beeld veroorzaakt zijn stuitend.
Kunst of geen kunst, maar zulke
opmerkingen mag men geen aanlei
ding geven en zeker niet wanneer
door dit beeld een groot man als
Henschenius erdoor gehaald wordt.
Dat is m.i. de hele clou van het eer
ste ingezonden stukje.
Van kwade bedoelingen is m.i.
helemaal geen sprake. De boze re
actie zal ook wel gematigder be
doeld zijn, dan ze er staat want het
mooiste principe is toch altijd nog
om niet iemand om zijn mening ook
al is die algemeen te beledigen of
te onderschatten.
Hopende dat dit artikel voor- en
tegenstanders verdraagzamer tegen
over elkaar mag plaatsen en er
mogelijk een gezonde discussie aan
over blijft, dank ik de redaktie van
Peel en Maas voor de plaatsruimte.
R. C.
HENSCHENIUS II
In Peel en Maas van 20 juli staat,
dat het beeld de lachlust van het
publiek opwekt enz. Helaas heeft
het geen bewondering. Bekijken we
het beeld, dan zien we dat er ook
iets mis is. Als men iemand afbeeldt
met een hoofddeksel op, dan moet
men zorgen dat het ook past. Zo'n
voorwerp omsluit het hoofd. Dit is
nu bij Henschenius niet het geval,
het staat boven het hoofd. Als
iemand zo over de straat zou lopen
werd hij door iedereen uitgelachen.
Onbegrijpelijk dat men het in deze
vorm heeft getolereerd.
Zou het overigens een kunstpro-
dukt zijn? Als we het vergelijken
met Appollo en Daphne van Ber
nini, dan is het absoluut geen kunst
stuk, integendeel.
J. V.
HENSCHENIUS III
Geachte Redaktie,
Van zeer bevriende zijde werd mij
uw blad van 27 juli 1.1. ter hand ge
steld, waarin de bekwame kunst
kenner p. Mart. Briels o.f.m. de stel
ling poneert, dat het „zeker in de
moderne kunst niet gaat om meer
of minder mooi, maar om kwaliteit
Ik en al mijn huisgenoten begrij
pen dit ter zake gemaakte onder
scheid niet. Als het ging om peper
koek of bloedworst, zouden we het
verstaan, maar een kunstvoorwerp,
dunkt ons ,dat mooi is, moet „kwali
teit" hebben en omgekeerd, als het
„kwaliteit" heeft, moet het toch
minstens mooi zijn. We zouden het
zeer op prijs stellen, als we hier
omtrent een nadere verklaring
mophten ontvangen.
Bij voorbaat dankend voor plaat
sing van dit stukje en het eventuele
antwoord er op.
G. V.