„yeziH6&edii$" enidliine DE PUZZEL Politierechter GAS perspectief POLIO Geestelijk artikel Ingezonden wonder-geneesmiddel voor velen ondanks inenting Vrijdag 27 juli 1962 No. 30 Drie en tachtigste jaargang PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75 GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 Wat is een gezinsbedrijf? Het woord wordt in onze tijd veel ge bruikt. Afwisselend bedoelt men er mee: a. een bedrijf, waar de boer ge heel alleen (of met incidentele hulp van buren, losse werkkrachten of loonwerkers) alle werk verricht. De boerin bepaalt zich dus tot het huis houden, de tuin (groenten en bloe men) en maakt hooguit nog 't melk gerei schoon. De kinderen blijven buiten beschouwing; b. een bedrijf, waar wel burenhulp aan te pas komt, maar waar de loon werker praktisch nooit verschijnt (behalve om te dorsen) en waar man, vrouw en kinderen gezamen lijk het werk verrichten. In 't laatste geval helpt de vrouw bijv. bij het melken, totdat een van de kinderen oud genoeg is om die taak over te nemen. Soms voert vrouwlief de kippen en wij kennen zelfs bedrijven, waar zij alle koeien melkt. Het is duidelijk, dat de term „ge zinsbedrijf" allesbehalve duidelijk is. De oorzaak is, dat er een onein dige variatie is in aard en omvang van de gezinnen en de bedrijven die men er toe rekent. Bovendien zijn beide sterk dynamisch. Een bedrijf kan groter of kleiner worden, ge ïntensiveerd of geëxtensiveerd wor den. In een gezin kunnen kinderen komen, gaan en opgroeien. Daarom is het begrip „gezinsbedrijf" in feite nietszeggend. GROOT VERSCHIL Bekijkt U het maar eens vanuit het standpunt van de vrouw des huizes. Een boerderij op laagveen- grond van 10 ha., waar 15 koeien lopen plus jongvee en varkens, kan juist genoeg werk opleveren voor de boer. Als de vrouw geen kinderen heeft ,kan zij het gemakkelijk op vatten. Het huis en de tuin bijhou den is geen beulswerk in dit geval. Stellen wij daartegenover een kin derrijk gezin op een gemengd be drijf van dezelfde grootte, waar meer varkens en ook legkippen, slachtkuikens enz. worden gehouden dan is 't duidelijk, dat de vrouw des huizes, als zij elke dag moet bij springen in het bedrijf (helpen mel ken en voeren) een zwaar leven heeft. Veelal zal zij wel eens met afgunst kijken naar de arbeiders vrouw in een keurige woning en met een man die maar 5 dagen per week in loondienst is. Wij hebben hier te doen met één van de (vele) oorzaken van het ver schijnsel, dat in de laatste 10 jaar tijds het aantal bedrijven van 1 tot 10 ha. met niet minder dan 23 pet. verminderde en dat deze verminde ring nog steeds aanhoudt. Tevens ligt hier de oorzaak van het feit, dat de standsorganisaties thans overwe gen om naast de officiële, technische voorlichting van de R.L.V.D. een an dere te brengen, de agrarisch-sociale en de bedrijfseconomische. De laat ste zal de betrokken adviseren: in tensiveer uw kleine bedrijf of houd er maar mee op. De omstandigheden, de persoonlijke instelling en capa citeiten van de betrokkenen en hun gezin enz. zullen stellig het advies bepalen. GEZINSBEDRIJF ECONOMISCHE PUZZEL Ook in economische opzicht is 'n gezinsbedrijf vaak een lastig vraag stuk, met name als er veel kinderen zijn. De verleiding, op grote schaal van kinderarbeid gebruik te maken, is dan te groot. Bovendien kan men, bij het groter worden van jongens, maar zo niet gaan intensiveren. Op papier lijkt dat wel het geval. Men kan kippen- en varkenshokken gaan bouwen enz. Zeker, dat kan. De fi nanciering is echter een moeilijk vraagstuk, aangezien afzet en prijs-' verloop hoogst onzeker zijn. Tevens blijkt meer en meer, dat de werke lijke winst alleen wordt behaald waar efficiëncy en vakkennis op grote schaal toegepast worden. Hok ken zijn wel te koop, vakkennis en gevoel voor efficiënt werken echter niet. Worden de jongens 18 jaar of ouder, dan komen vraagstukken als arbeidsloon en erfopvolging aan de orde. De meewerkende kinderen kunnen dan in de industrie spoedig (en gemakkelijker) een hoger loon verdienen dan thuis. En er kan maar één opvolger zijn. Hoe moet straks de boedel worden gescheiden, als de opvolger al op zware lasten zit? Dit zijn de vraagstukken, waarmee de bedrijfseconomische voorlichting straks te maken krijgt. Wij willen er niet op vooruitlopen. Er is trou wens nog meer. Naast zeer efficiënt werkende, ge specialiseerde gezinsbedrijven (waai de boer praktisch alle werk verricht en kinderen noch echtgenote be drijf s-economisch een rol spelen) kennen wij de „tobbedrijven", die alleen in stand gehouden kunnen worden doordat het gehele gezin hard werkt, op het eigen bedrijf. Het is dit ideaal, dat de Duitse agrarische voormannen voor ogen staat als sociaal ideaal. Zij dragen dat uit bij de EEG-besprekingen, want dit type bedrijf zien zij als de ruggegraat van het volk (in ieder geval van de boerenstand) en dat willen zij beschermd zien. EEN „SLAVENBESTAAN' Ook in ons land vindt dit „ideaal" weerklank. Stadsmensen willen, als zij met het „platteland" kennisma ken, graag een boerenbedrijf waar de boer alleen „boer" is en de rest een andere werkkring heeft of bui ten het eigenlijke bedrijf staat. Te gen dit ideaal zal men nooit veel protest horen. De reden is even sim pel als afschrikwekkend. Grote, goed geleide bedrijven, waar men door mechanisatie en spe cialisatie een lage kostprijs heeft, zien die „gezinsbedrijven" wel graag. Want zo lang die het kunnen bol werken bij de tegenwoordige lage prijzen, hebben zij geen last. En wanneer in de toekomst het prijs beleid op deze submarginale bedrij ven wordt afgestemd, hebben zij des te meer winst. In werkelijkheid betekent dat echter (en dat ontgaat de Duitsers die deze gezinsbedrijven propageren), dat men een grote groep landbouwers veroordeelt tot een bestaan, dat in veel gevallen maar nauwelijks van dat van slaven verschilt. Zijn gezinsbedrijven dan totaal on mogelijk, in economisch opzicht? Neen, dat is niet het geval. Met name in die takken van agrarische produktie, waar mechanisatie prak tisch niet (of maar zeer beperkt) mogelijk is, heeft het gezinsbedrijf, in welke vorm ook, een economische functie. Dat ziet men in de tuin bouw. Bij de teelt en de oogst van vele groenten en fruitsoorten (denk aan het kleine fruit) is handenar beid onvermijdelijk. Daar de afzet centraal geregeld is (veilingen) wint men er niets mee, als men bedrijven waarop een man precies zijn be staan heeft, aaneen voegt tot tien maal grotere, waar men dan ook tienmaal meer personeel nodig heeft. SPECIALISATIE Nu zien wij op de tuindersbedrij- ven ook reeds sterke specialisatie optreden. De man die zijn bedrijf leidt, krijgt in de gaten, dat hij zijn tijd en zijn moeite niet moet gaan versnipperen over vele teelten, ten zij deze een goede arbeidsverdeling geven. Hij beperkt zijn teeltplan zo veel mogelijk en wordt specialist in het kweken van slechts enkele ge wassen. Daarin zit voor hem vaak de winst. In de landbouw is iets dergelijks vaak ook mogelijk. Niet bij de teelt van granen en zaden ,die grote op pervlakten en vruchtenwisseling vragen, maar wel in de rundveehou derij en bij de varkens en de kippen. Er zijn reeds tal van kleine bedrij ven waar men met weinig grond veel koeien of veel varkens en kip pen houdt. Nu moet men niet zeg gen, dat zij de overproduktie van thans nog groter helpen maken. Dat is wel waar, maar.zij hebben het recht door hun specialisatie te ko men tot een lage kostprijs en daar door een bestaan op te bouwen. Dat is zelfs hun economische plicht. Bo vendien zullen juist deze, sterk gespecialiseerde veredelingsbedrij- ven, in de EEG een betere kans hebben dan de „tobbedrijven". Wij spraken onlangs met een veehouder, die via het systeem „zero grazing" (geen weidegang meer) op 5 ha reeds 15 koeien houdt en dat wil uitbreiden tot 30 koeien op 10 ha. Zijn standpunt was: ik kan vrijwel alle werk alleen af. Ik sta dus voor 30 koeien. Laten de grote bedrijven nu maar ook gaan specialiseren. Dan wil ik wel eens zien, of zij per man méér koeien aan kunnen dan ik bij dezelfde produktie en dezelfde melk kwaliteit. Dat was een gezond standpunt. Een zeer gebonden bestaan nam hij hierbij op de koop toe. Of zijn kin deren dat later óók zulen nemen, is een andere vraag. Maar het is 'n feit ,dat deze man vooruit zag. Hij zag nl. de voordelen van ver door gevoerde specialisatie. Het is van belang de ontwikkeling op dit ge bied terdege te volgen. BENOEMINGEN BISDOM ROERMOND Tot aalmoezenier van Sociale wer ken is benoemd de Weleerwaarde Heer P. J. Lemmen, thans kapelaan te Roermond. Tot kapelaan te St. Pietersrade de weleerwaarde heer H. P. J. Op 't Veld, thans kapelaan te Nieuwen- hagen. Tot kapelaan te Panningen de weleerwaarde heer P. R. Bloemen. Tot kapelaan aan de St. Petrus Banden te Venray weleerw. heer J. H. P. Bors, thans leraar aan 't Bis schoppelijke Kweekschool te Roer mond. De nijvere agrariër stond enigs zins onwennig in het verdachten bankje. Hij had gehandeld in strijd met de VVV-brochure, die naast 't landschapsschoon ook de gemoede lijke gastvrijheid van de inboorlin gen aanprijst. Hij had „stadse ellen deling" gezegd tegen een gezelschap dat zijn akkers betrad. De aanvoerder van het gezelschap had zich deze woorden aangetrok ken. Hij was in zijn korte broekje naar de wachtmeester gegaan om aangifte te doen van de belediging. Thans had de aanvoerder zijn zon dags pak aan om voor de rechter te getuigen van het leed, dat in zijn hart was opgeweld toen de landbou wer de lelijke woorden zei. De boer vertelde dat hij het ge zelschap al urenlang op de korrel had. Sinds de ruilverkaveling kon hij bijna zijn gehele bedrijf over zien. Het had hem leed gedaan hoe zij als stadse colorado-kevers door z'n aardappelland marcheerden maar hij had niets gezegd. Vervolgens jvtfaren izij het weiland binnenge drongen. Daar haalde de aanvoerder een rode lap te voorschijn en demon streerde zijn begeleiders een spel letje stierengevecht. Hij sprong in het rond als een dolleman, zodat zijn broekje zich steeds meer span de. Met de rode lap zwaaide hij naar de koeien, die hem vol ont- ting aanstaarden, niet begrijpend dat een menselijk wezen zich zo raar kan aanstellen. Vervolgens was hij met een tak naar de koeien gaan f prikken, die op hun beurt met de staart omhoog wegvluchtten. Tijdens het koffiedrinken zei de boer tegen zijn vrouw, dat hij al le vakantiegangers zoveel regen toe wenste dat zij naar de stad terug keerden. „Doe die mensen dan weg", zei zij. Maar zoiets doet men niet gemakkelijk, temeer omdat de af standen zo groot zijn. Zo'n gezel schap ziet een dreigende agrariër al van verre aankomen. Het kan zich zonder moeite tijdig uit de voeten maken. Terwijl de boer zijn koff&shopje je ondersteboven op het schoteltje zette, zag hij door het keukenraam dat de stedelingen nu een aanval deden op zijn roggeland. Enkele staken zich korenbloemen in de ha ren, anderen liepen de rogge in om klaprozen te plukken. „Dat kost geld man", zei de vrouw verwijtend. Waarop de landbouwer naar buiten draafde, in zijn auto sprong en naar het roggeland reed. „Iedere stap die u daar doet, kost mij geld", had hij gezegd. „Ons ook", antwoordde de aanvoerder jo lig. Want de vakantie is nu ook weer niet zo overdreven goedkoop. Nu begon het jeugdige deel van het ge zelschap zich in het gesprek te men gen. „Wat doet een boer in een auto, informeerden zij belangstellend". Waarop pa inviel: „Als u een auto kunt betalen, kunt u ook wel beta len dat wij door de rogge lopen. Vooruit maar jongens, ga maar door met plukken!" De jeugd stortte zich in het graan. „Meneer", zei de boer zeer ten onrechte want 'n héér was dit niet, „U moet uw mensen direct te rugroepen. Die auto heb ik niet voor mijn plezier, maar omdat hij tijd en geld spaart op mij bedrijf. Ik kan dus niet betalen, dat u door mijn rogge loopt, en dat wil ik niet be- taen ook." „Ga jij nou maar aan je werk!" riep de aanvoerder. De getergde landbouwer riep de beledigende woorden terug. Er zou nog meer zijn geroepen als de knecht er niet was langs gekomen met de tractor. Hij dreef het gezelschap op eigen initiatief naar de openbare weg te rug, onderweg roepend dat hij allen tot pap zou rijden als ze niet hard liepen. „Een gulden boete is méér dan vol doende", zei de rechter. „U mag nu eenmaal niet schelden". „Dank u wel meneer", zei de verdachte. Maar de stadse vakantieganger was nog niet jarig. De rechter heeft alles over hem uitgestort wat bij de justitie berisping heet. Ik denk dat de VW hem met geen duizend bro chures meer als gast kan terugwin nen. ANTI-HONGERCAMPAGNE: GODS HAND IN DE WERELD Als op de aarde 500 miljoen men sen dagelijks tot God bidden, geef ons heden ons dagelijks brood,, dan zijn er toch minstens twee maal zo veel, die dit niet doen. Dat zijn de niet-christenen van allerlei godsdienstige overtuiging, die geen Vader in de Hemel kennen, zeker niet in de zin van een aller hoogste God, die zich echt met ons wel en wee bemoeit. Nu wil het geval, dat juist die mensen al zijn zij het niet alleen en ook niet allemaal het meest honger lijden. Statistieken zeggen het, drie kwart van de mensheid lijdt honger of moderner, ontvangen per dag te weinig calorieën. Maar het wil mij voorkomen, dat die hongerlijdende en niet tot-God- biddende mensen, toch vaag in hun hart verlangen, dat de verre en va ge God die zij kennen, als Hij kan iets voor hen zou doen. Ze zouden het liefst hun buik rond eten, al was het maar één keer. Velen kennen dat verlangen uit de oorlog. Nu wil het geval, dat God zich ten zeerste om die mensen bekommert, dat God hun inderdaad het brood wil geven, zelfs al vragen zij er Hem niet uitdrukkelijk om. Hij is vader, ook van hen, zelfs al weten ze het niet. Maar let u goed op God doet dat op zijn manier. Hij wil voedsel geven, maar door onze handen, zelfs door onze inspanning. God heeft ge dacht, dat de FAO het beste instru ment zou zijn, een instrument, dat we voor onszelf hadden opgericht. En hij inspireerde een groep goed- willenden tot het opzetten van de Anti-Honger-Actie, die nu al twee jaren aan de gang is. God laat geen brood regenen als het manna der Joden. God pleegt geen wonderbare broodvermenigvuldiging. Hij ge bruikt doodgewoon de Ver. Naties en hun organen, om zijn goedheid te to nen. Het doet goed te vernemen, dat de Actie in Nederland nu al twee mil joen gulden heeft opgebracht. De mensen blijken dus goed te zijn en te willen handelen naar Gods ver langen. Merkwaardigerwijs doen dat niet alleen degenen die tot God bid den, maar ook een deel van de 17 pet. der Nederlanders, die geen Va der in den Hemel kennen of bewe ren te kennen. Voor ons christenen betekent bid den om ons dagelijks brood, (dat we bijna elke dag doen al is het dan soms wat afwezig en verstrooid) ook bidden om het brood van de even naaste, die ver weg zit, die het niet best heeft in het leven. Ons gebed is derhalve onze eerste stap naar de vervulling van de goedheid Gods te genover die mensen. En door mee te doen aan de Anti-honger-Actie mo gen wij de hand zijn van God, wel ke hij naar de hongerigen uitstrekt en die het brood biedt. HENSCHENIUS Ware het niet ten respecte van de Maastrichtse kunstenaar Rob Stul- tiëns (zeker niet de eerste de beste!) dan zou ik niet de moeite genomen hebben te reageren op de beledigen de eigenwaan van een onbekende, die in Peel en Maas van j.l. vrijdag zijn gif meent te moeten uitspuwen tegen het Henscheniusbeeld. Ik weet niet in welke kringen de schrijver verkeert waar dat „ver schrikkelijk ding" „ieders lachlust en spot" opwekt, ik kan hem echter verzekeren dat in andere kringen, waar meer bezonnenheid en respect heerst, daar anders over gedacht wordt (als voorbeeld zouden we o.a. kunnen noemen de deskundigen die het Rijk geadviseerd hebben). Over smaak valt niet te twisten, zegt men. Inderdaad, als men dan maar niet vergeet dat die smaak nog niet voldoende gecultiveerd kan zijn, zich zelfs nog op een zeer laag peil kan bevinden en in dat geval maakt men zich bespottelijk door met zo'n grote woorden kunstwer ken aan te vallen die als zodanig nog boven zo'n bevattingsvermogen liggen! En zeker is dit het geval als men met groot aplomb eist zo'n „verschrikkelijk ding" met het puin van een afbraak op de vuilnis belt te deponeren! Hier is de be scheidenheid wel verre zoek. Ik wil hier nog wel even herhalen wat ik reeds meerdere malen naar voren bracht dat het, zeker in de moderne kunst, niet gaat om meer of minder mooi, maar om kwaliteit. Misschien kan dit de onbekende op weg helpen om zich even te bezin nen alvorens kunstwerken aan te vallen waarvan hem blijkbaar de zin ontgaat! P. Mart. Briels o.f.m. P TEKORTEN PROBEERT MEN NU TE ONDERVANGEN We worden tegenwoordig oud. Ge middeld 71 a 72 jaar, hetgeen een niet geringe vooruitgang betekent bij de gemiddelde leeftijd die de men sen vroeger bereikten. Velen vragen zich af waardoor dit komt. Het ant woord op die vraag is niet zo moei lijk: door onze uitstekende en knap pe dokters met hun goed uitgeruste ziekenhuizen en hun enorme kunde. Maar ook vanwege de hygiëne en de geweldige vooruitgang bij het bestrijden der ziekten: de genees middelen die steeds doeltreffender toegepast kunnen worden. Voorbeel den van ziekten die zo goed als overwonnen zijn: de suikerziekte, de bloedziekten. Denkt u eens aan t.b.c., twintig jaar geleden nog een gevaar lijke ziekte, waaraan velen stierven. Herinnert u zich hoe in vroeger eeuwen pest-epidemieën duizenden mensen tegelijk doodden? Ook cho lera en typhus zijn sprekende voor beelden. Angst voor deze ziekten behoeft men nu niet meer te hebben, die tijd is voorbij. Het zou ons te ver voeren dit alles in bijzonderheden te be spreken. Wij willen echter gaarne stilstaan bij een van de geneesmid delen die in de moderne gezond heidszorg zo'n belangrijke plaats is gaan innemen: de penicilline. Penicilline is nog maar 30 jaar oud. Ze dient om infecties, vooral kwaadaardige infecties in 't lichaam tegen te gaan. Vroeger gingen veel mensen dood, als ze inwendig een infectie opliepen ,b.v. longontsteking. De crisis viel altijd na 9 dagen, dan was het erop of eronder. Die situa tie komt bijna niet meer voor. Zo zijn er tientallen, honderdtallen ge vallen die met penicilline kunnen worden bestreden. Penicilline is een „wonder"-geneesmiddel geworden. Dit wondergeneesmiddel werd in Engeland door Dr. Alexander Fle ming ontdekt en zoals dat zo vaak het geval is met grote ontdekkingen, geheel toevallig. Toen Fleming eenmaal tot de con clusie was gekomen dat het peni cilline als anti-bioticum bij infektie- ziekten goed diensten zou kunnen bewijzen, was het zaak de produktie van de penicilline langs andere weg op te voeren. Engelse en Amerikaanse onder zoekers zijn sindsdien gezamenlijk aan het experimenteren geslagen om tot massa-produktie van het „wonder"-geneesmiddel te komen. Dit is gelukt, in de oorlog werd het een succes. Maar al snel bleek toch, dat er van een „wonder"-middel niet mocht worden gesproken. Penicilli ne, hoe krachtdadig ook, doodde slechts een bepaalde groep bacteriën, het vormde geen afdoende genees middel voor alle infectieziekten. Naast en uit de schimmels heeft men in de loop der jaren nog vele andere anti-biotica ontwikkeld, die alle een breder veld van bacteriën bestreden. Tegen de oorspronkelijke penicil line rezen nl. nog al wat bezwaren, o.a. het bezwaar van de toediening in tabletvorm, hetgeen weinig re sultaat had, terwijl de toediening per injectienaald vrij pijnlijk is. Ook deden zich nadelige nevenver schijnselen voor bij inspuitingen. Het grootste bezwaar tegen dit vroe gere wondergeneesmiddel is echter het toenemend aantal bacteriën dat ongevoelig geworden is voor de penicilline. In 1944 was nog 90 pet. der bac teriën gevoelig voor deze afweerstof. Nu bedraagt dat nog slechts 10 tot 40 pet. De onderzoekingen en proefnemin gen worden echter voortgezet. In medische kringen bespeurt rren naarstig naar een stof die de tekor ten van de penicilline ondervangt. Door de verschillende soorten van penicilline en de andere antibiotica te combineren zullen de laboranten en medici er zeker in slagen om ook de infectie- en andere ziekten, die nu nog niet geheel bestreden zijn, tot verleden tijd te maken. De tijd van de plaatselijke gas fabrieken is nu wel voorgoed voor bij. Nadat reeds een aantal oude gas fabrieken in den lande voor de sloop werd bestemd - zoals reeds jaren ge leden hier in Venray - omdat het stadsgas voordeliger kon worden vervangen door hoogovengas, aard gas, kraakgas (van de olieraffinade rijen) of gas van de Staatsmijnen, dan wel een m.engsel van verschei dene dezer soorten, heeft de minis ter van economische zaken thans beslist, dat het in Groningen gevon den aardgas ter beschikking moet komen van de openbare gasvoorzie- ning. Omdat de staat in de nieuwe ex ploitatiemaatschappij voldoende in vloed houdt op de prijs, mag wor den verwacht dat de gasprijs in Ne derland belangrijk zal kunnen da len, zodra met de levering kan wor den aangevangen. Het zal dus aan trekkelijker worden op gasverwar- ming over te gaan, terwijl ook de industrie in toenemende mate op gas kan overschakelen, waardoor de ca paciteit van onze elektrische cen trales weer vrijkomt voor de uit breiding met bedrijven die op elek triciteit zijn aangewezen. Deze ontwikkeling opent schitte rende perspectieven voor onze eco nomie en met name voor onze con- currentie-positie binnen en buiten de Euromarkt. Minister De Pous heeft een groots stuk werk verricht door een geheel nieuwe gasmaat schappij te scheppen en een goed kope brandstof op de Nederlandse markt te brengen. Grootste verdien ste daarbij is de centralisatie van de exploitatie en de verkregen samen werking tussen Hoogovens, Staats mijnen, oliemaatschappijen, raffi naderijen en het rijk. Wij geloven, dat de kernenergie met haar (nog) ontelbare investe ringen voor ons land voorlopig nog wel gemist kan worden. De „atoom- droom" is voor een klein landje zoals de zaken thans liggen niet te realiseren. Wie meende, dat de eeuw van het gas voorbij was, heeft verkeerd gedacht. De glorietijd van het aardgas gaat beginnen, hoewel wij hier in het zuiden toch zeker op het gas van de staatsmijnen zullen blijven aangewezen. SALK-VACCIN GEEFT GEEN BLIJVENDE ONVATBAARHEID Onverwachts is in een kinder tehuis te Amsterdam poliomyelitis geconstateerd. Deze uitbarsting van de kinderverlamming had toen dit bericht bekend werd reeds één slachtoffer gevergd. Tot grete schrik van vele ouders is in middels gebleken, dat alle kinde ren wel degelijk waren ingeënt, zodat nu door velen wordt getwij feld aan de waarde van het gebe zigde vaccin- Wil dit zeggen, dat de inenting tegen kinderverlam ming nutteloos is geweest? Beslist niet. Het is echter wel waar dat het vaccin geen blijvende onvat baarheid geeft. Herhaling van de vaccinatie zal telkenmale nood zakelijk zijn. HOOGSTE TIJD VOOR HERNIEUWDE BEHANDELING Nog in 1957 is entstof beschikbaar gekomen voor 220.000 kleuters en toen zijn voornamelijk de twee- tot vijfjarigen behandeld, omdat zij im mers het meest bloot staan aan het krijgen van kinderverlamming. Men heeft er vijf jaren terug naar ge streefd dat de vertegenwoordigers van genoemde leeftijdsgroep onvat baarheid verwierven tegen de po liomyelitis. In 1958 zijn toen ook zoveel moge lijk andere kinderen gevacineerd. Als entstof is gebruikt het zoge naamde salk-vaccin. Met dit vaccin werd in de Ver. Staten reeds veel ervaring opgedaan en de resultaten waren betrekkelijk gunstig; bij de geïmmuniseerde kinderen traden ruim 60 procent minder gevallen van de ziekte op dan zich vermoe delijk zouden hebben voorgedaan wanneer zij niet waren ingeënt. Het toe te passen vaccin moest toen nog uit de Ver. Staten komen. Washington wenste immers alleen dan te exporteren als het vast stond dat hier te lande een nationale or ganisatie kon zorgen voor een recht vaardige distributie en tevens voor een nauwgezette registrering van de inentingen en de resultaten. EEN NEDERLANDS PRODUKT Omstreeks 1960 kon men gebruik gaan maken van een vaccin, dat door het nieuwe laboratorium van het Rijksinstituut voor de Volksge zondheid is vervaardigd volgens de zelfde beginselen als de naar dr. Salk genoemde entstof. Overigens is dit nog niet het laat ste woord over de bereiding van po liomyelitis! Omdat het Salk-vaccin jammer genoeg geen zekerheid bood, dat het ingeënte kind blijvend on vatbaar is en herhaling van de vac cinatie over één of meer jaren nodig maakte, wordt in allerlei delen van de wereld gewerkt aan het samen stellen van een vaccin, waarvan blijvende immuniteit kan worden verwacht. In verband daarmee wordt wel duidelijk van hoe groot belang een nieuwkeurige administratie bij de massale enting is. De autoriteiten hebben reeds met spanning gewacht op de resultaten van de vaccinatie van 1957-58. De ontdekking te Am sterdam wijst er thans op, dat het inderdaad de hoogste tijd was voor hernieuwde behandeling en dat de periode tussen twee injecties niet te lang worden.

Peel en Maas | 1962 | | pagina 1