„yeziH6&edii$"
enidliine
DE PUZZEL
Politierechter
GAS perspectief
POLIO
Geestelijk artikel
Ingezonden
wonder-geneesmiddel voor velen
ondanks inenting
Vrijdag 27 juli 1962 No. 30
Drie en tachtigste jaargang
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (bulten Venray 1.75
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652
Wat is een gezinsbedrijf? Het
woord wordt in onze tijd veel ge
bruikt. Afwisselend bedoelt men er
mee:
a. een bedrijf, waar de boer ge
heel alleen (of met incidentele hulp
van buren, losse werkkrachten of
loonwerkers) alle werk verricht. De
boerin bepaalt zich dus tot het huis
houden, de tuin (groenten en bloe
men) en maakt hooguit nog 't melk
gerei schoon. De kinderen blijven
buiten beschouwing;
b. een bedrijf, waar wel burenhulp
aan te pas komt, maar waar de loon
werker praktisch nooit verschijnt
(behalve om te dorsen) en waar
man, vrouw en kinderen gezamen
lijk het werk verrichten.
In 't laatste geval helpt de vrouw
bijv. bij het melken, totdat een van
de kinderen oud genoeg is om die
taak over te nemen. Soms voert
vrouwlief de kippen en wij kennen
zelfs bedrijven, waar zij alle koeien
melkt.
Het is duidelijk, dat de term „ge
zinsbedrijf" allesbehalve duidelijk
is. De oorzaak is, dat er een onein
dige variatie is in aard en omvang
van de gezinnen en de bedrijven die
men er toe rekent. Bovendien zijn
beide sterk dynamisch. Een bedrijf
kan groter of kleiner worden, ge
ïntensiveerd of geëxtensiveerd wor
den. In een gezin kunnen kinderen
komen, gaan en opgroeien. Daarom
is het begrip „gezinsbedrijf" in feite
nietszeggend.
GROOT VERSCHIL
Bekijkt U het maar eens vanuit
het standpunt van de vrouw des
huizes. Een boerderij op laagveen-
grond van 10 ha., waar 15 koeien
lopen plus jongvee en varkens, kan
juist genoeg werk opleveren voor de
boer. Als de vrouw geen kinderen
heeft ,kan zij het gemakkelijk op
vatten. Het huis en de tuin bijhou
den is geen beulswerk in dit geval.
Stellen wij daartegenover een kin
derrijk gezin op een gemengd be
drijf van dezelfde grootte, waar
meer varkens en ook legkippen,
slachtkuikens enz. worden gehouden
dan is 't duidelijk, dat de vrouw des
huizes, als zij elke dag moet bij
springen in het bedrijf (helpen mel
ken en voeren) een zwaar leven
heeft. Veelal zal zij wel eens met
afgunst kijken naar de arbeiders
vrouw in een keurige woning en
met een man die maar 5 dagen per
week in loondienst is.
Wij hebben hier te doen met één
van de (vele) oorzaken van het ver
schijnsel, dat in de laatste 10 jaar
tijds het aantal bedrijven van 1 tot
10 ha. met niet minder dan 23 pet.
verminderde en dat deze verminde
ring nog steeds aanhoudt. Tevens
ligt hier de oorzaak van het feit, dat
de standsorganisaties thans overwe
gen om naast de officiële, technische
voorlichting van de R.L.V.D. een an
dere te brengen, de agrarisch-sociale
en de bedrijfseconomische. De laat
ste zal de betrokken adviseren: in
tensiveer uw kleine bedrijf of houd
er maar mee op. De omstandigheden,
de persoonlijke instelling en capa
citeiten van de betrokkenen en hun
gezin enz. zullen stellig het advies
bepalen.
GEZINSBEDRIJF
ECONOMISCHE PUZZEL
Ook in economische opzicht is 'n
gezinsbedrijf vaak een lastig vraag
stuk, met name als er veel kinderen
zijn. De verleiding, op grote schaal
van kinderarbeid gebruik te maken,
is dan te groot. Bovendien kan men,
bij het groter worden van jongens,
maar zo niet gaan intensiveren. Op
papier lijkt dat wel het geval. Men
kan kippen- en varkenshokken gaan
bouwen enz. Zeker, dat kan. De fi
nanciering is echter een moeilijk
vraagstuk, aangezien afzet en prijs-'
verloop hoogst onzeker zijn. Tevens
blijkt meer en meer, dat de werke
lijke winst alleen wordt behaald
waar efficiëncy en vakkennis op
grote schaal toegepast worden. Hok
ken zijn wel te koop, vakkennis en
gevoel voor efficiënt werken echter
niet.
Worden de jongens 18 jaar of
ouder, dan komen vraagstukken als
arbeidsloon en erfopvolging aan de
orde. De meewerkende kinderen
kunnen dan in de industrie spoedig
(en gemakkelijker) een hoger loon
verdienen dan thuis. En er kan maar
één opvolger zijn. Hoe moet straks
de boedel worden gescheiden, als de
opvolger al op zware lasten zit? Dit
zijn de vraagstukken, waarmee de
bedrijfseconomische voorlichting
straks te maken krijgt. Wij willen
er niet op vooruitlopen. Er is trou
wens nog meer.
Naast zeer efficiënt werkende, ge
specialiseerde gezinsbedrijven (waai
de boer praktisch alle werk verricht
en kinderen noch echtgenote be
drijf s-economisch een rol spelen)
kennen wij de „tobbedrijven", die
alleen in stand gehouden kunnen
worden doordat het gehele gezin
hard werkt, op het eigen bedrijf.
Het is dit ideaal, dat de Duitse
agrarische voormannen voor ogen
staat als sociaal ideaal. Zij dragen
dat uit bij de EEG-besprekingen,
want dit type bedrijf zien zij als de
ruggegraat van het volk (in ieder
geval van de boerenstand) en dat
willen zij beschermd zien.
EEN „SLAVENBESTAAN'
Ook in ons land vindt dit „ideaal"
weerklank. Stadsmensen willen, als
zij met het „platteland" kennisma
ken, graag een boerenbedrijf waar
de boer alleen „boer" is en de rest
een andere werkkring heeft of bui
ten het eigenlijke bedrijf staat. Te
gen dit ideaal zal men nooit veel
protest horen. De reden is even sim
pel als afschrikwekkend.
Grote, goed geleide bedrijven,
waar men door mechanisatie en spe
cialisatie een lage kostprijs heeft,
zien die „gezinsbedrijven" wel graag.
Want zo lang die het kunnen bol
werken bij de tegenwoordige lage
prijzen, hebben zij geen last. En
wanneer in de toekomst het prijs
beleid op deze submarginale bedrij
ven wordt afgestemd, hebben zij
des te meer winst. In werkelijkheid
betekent dat echter (en dat ontgaat
de Duitsers die deze gezinsbedrijven
propageren), dat men een grote
groep landbouwers veroordeelt tot
een bestaan, dat in veel gevallen
maar nauwelijks van dat van slaven
verschilt.
Zijn gezinsbedrijven dan totaal on
mogelijk, in economisch opzicht?
Neen, dat is niet het geval. Met
name in die takken van agrarische
produktie, waar mechanisatie prak
tisch niet (of maar zeer beperkt)
mogelijk is, heeft het gezinsbedrijf,
in welke vorm ook, een economische
functie. Dat ziet men in de tuin
bouw. Bij de teelt en de oogst van
vele groenten en fruitsoorten (denk
aan het kleine fruit) is handenar
beid onvermijdelijk. Daar de afzet
centraal geregeld is (veilingen) wint
men er niets mee, als men bedrijven
waarop een man precies zijn be
staan heeft, aaneen voegt tot tien
maal grotere, waar men dan ook
tienmaal meer personeel nodig heeft.
SPECIALISATIE
Nu zien wij op de tuindersbedrij-
ven ook reeds sterke specialisatie
optreden. De man die zijn bedrijf
leidt, krijgt in de gaten, dat hij zijn
tijd en zijn moeite niet moet gaan
versnipperen over vele teelten, ten
zij deze een goede arbeidsverdeling
geven. Hij beperkt zijn teeltplan zo
veel mogelijk en wordt specialist in
het kweken van slechts enkele ge
wassen. Daarin zit voor hem vaak
de winst.
In de landbouw is iets dergelijks
vaak ook mogelijk. Niet bij de teelt
van granen en zaden ,die grote op
pervlakten en vruchtenwisseling
vragen, maar wel in de rundveehou
derij en bij de varkens en de kippen.
Er zijn reeds tal van kleine bedrij
ven waar men met weinig grond
veel koeien of veel varkens en kip
pen houdt. Nu moet men niet zeg
gen, dat zij de overproduktie van
thans nog groter helpen maken. Dat
is wel waar, maar.zij hebben het
recht door hun specialisatie te ko
men tot een lage kostprijs en daar
door een bestaan op te bouwen. Dat
is zelfs hun economische plicht. Bo
vendien zullen juist deze, sterk
gespecialiseerde veredelingsbedrij-
ven, in de EEG een betere kans
hebben dan de „tobbedrijven". Wij
spraken onlangs met een veehouder,
die via het systeem „zero grazing"
(geen weidegang meer) op 5 ha
reeds 15 koeien houdt en dat wil
uitbreiden tot 30 koeien op 10 ha.
Zijn standpunt was: ik kan vrijwel
alle werk alleen af. Ik sta dus voor
30 koeien. Laten de grote bedrijven
nu maar ook gaan specialiseren. Dan
wil ik wel eens zien, of zij per man
méér koeien aan kunnen dan ik bij
dezelfde produktie en dezelfde melk
kwaliteit.
Dat was een gezond standpunt.
Een zeer gebonden bestaan nam hij
hierbij op de koop toe. Of zijn kin
deren dat later óók zulen nemen,
is een andere vraag. Maar het is 'n
feit ,dat deze man vooruit zag. Hij
zag nl. de voordelen van ver door
gevoerde specialisatie. Het is van
belang de ontwikkeling op dit ge
bied terdege te volgen.
BENOEMINGEN
BISDOM ROERMOND
Tot aalmoezenier van Sociale wer
ken is benoemd de Weleerwaarde
Heer P. J. Lemmen, thans kapelaan
te Roermond.
Tot kapelaan te St. Pietersrade de
weleerwaarde heer H. P. J. Op 't
Veld, thans kapelaan te Nieuwen-
hagen.
Tot kapelaan te Panningen de
weleerwaarde heer P. R. Bloemen.
Tot kapelaan aan de St. Petrus
Banden te Venray weleerw. heer J.
H. P. Bors, thans leraar aan 't Bis
schoppelijke Kweekschool te Roer
mond.
De nijvere agrariër stond enigs
zins onwennig in het verdachten
bankje. Hij had gehandeld in strijd
met de VVV-brochure, die naast 't
landschapsschoon ook de gemoede
lijke gastvrijheid van de inboorlin
gen aanprijst. Hij had „stadse ellen
deling" gezegd tegen een gezelschap
dat zijn akkers betrad.
De aanvoerder van het gezelschap
had zich deze woorden aangetrok
ken. Hij was in zijn korte broekje
naar de wachtmeester gegaan om
aangifte te doen van de belediging.
Thans had de aanvoerder zijn zon
dags pak aan om voor de rechter te
getuigen van het leed, dat in zijn
hart was opgeweld toen de landbou
wer de lelijke woorden zei.
De boer vertelde dat hij het ge
zelschap al urenlang op de korrel
had. Sinds de ruilverkaveling kon
hij bijna zijn gehele bedrijf over
zien. Het had hem leed gedaan hoe
zij als stadse colorado-kevers door
z'n aardappelland marcheerden maar
hij had niets gezegd. Vervolgens
jvtfaren izij het weiland binnenge
drongen.
Daar haalde de aanvoerder een
rode lap te voorschijn en demon
streerde zijn begeleiders een spel
letje stierengevecht. Hij sprong in
het rond als een dolleman, zodat
zijn broekje zich steeds meer span
de. Met de rode lap zwaaide hij
naar de koeien, die hem vol ont-
ting aanstaarden, niet begrijpend
dat een menselijk wezen zich zo raar
kan aanstellen. Vervolgens was hij
met een tak naar de koeien gaan
f prikken, die op hun beurt met de
staart omhoog wegvluchtten.
Tijdens het koffiedrinken zei de
boer tegen zijn vrouw, dat hij al
le vakantiegangers zoveel regen toe
wenste dat zij naar de stad terug
keerden. „Doe die mensen dan weg",
zei zij. Maar zoiets doet men niet
gemakkelijk, temeer omdat de af
standen zo groot zijn. Zo'n gezel
schap ziet een dreigende agrariër al
van verre aankomen. Het kan zich
zonder moeite tijdig uit de voeten
maken.
Terwijl de boer zijn koff&shopje
je ondersteboven op het schoteltje
zette, zag hij door het keukenraam
dat de stedelingen nu een aanval
deden op zijn roggeland. Enkele
staken zich korenbloemen in de ha
ren, anderen liepen de rogge in om
klaprozen te plukken. „Dat kost
geld man", zei de vrouw verwijtend.
Waarop de landbouwer naar buiten
draafde, in zijn auto sprong en naar
het roggeland reed.
„Iedere stap die u daar doet, kost
mij geld", had hij gezegd. „Ons
ook", antwoordde de aanvoerder jo
lig. Want de vakantie is nu ook weer
niet zo overdreven goedkoop. Nu
begon het jeugdige deel van het ge
zelschap zich in het gesprek te men
gen. „Wat doet een boer in een auto,
informeerden zij belangstellend".
Waarop pa inviel: „Als u een auto
kunt betalen, kunt u ook wel beta
len dat wij door de rogge lopen.
Vooruit maar jongens, ga maar
door met plukken!"
De jeugd stortte zich in het
graan. „Meneer", zei de boer zeer
ten onrechte want 'n héér was dit
niet, „U moet uw mensen direct te
rugroepen. Die auto heb ik niet voor
mijn plezier, maar omdat hij tijd en
geld spaart op mij bedrijf. Ik kan
dus niet betalen, dat u door mijn
rogge loopt, en dat wil ik niet be-
taen ook."
„Ga jij nou maar aan je werk!"
riep de aanvoerder. De getergde
landbouwer riep de beledigende
woorden terug. Er zou nog meer
zijn geroepen als de knecht er niet
was langs gekomen met de tractor.
Hij dreef het gezelschap op eigen
initiatief naar de openbare weg te
rug, onderweg roepend dat hij allen
tot pap zou rijden als ze niet hard
liepen.
„Een gulden boete is méér dan vol
doende", zei de rechter. „U mag nu
eenmaal niet schelden". „Dank u
wel meneer", zei de verdachte.
Maar de stadse vakantieganger
was nog niet jarig. De rechter heeft
alles over hem uitgestort wat bij de
justitie berisping heet. Ik denk dat
de VW hem met geen duizend bro
chures meer als gast kan terugwin
nen.
ANTI-HONGERCAMPAGNE:
GODS HAND IN DE WERELD
Als op de aarde 500 miljoen men
sen dagelijks tot God bidden, geef
ons heden ons dagelijks brood,, dan
zijn er toch minstens twee maal zo
veel, die dit niet doen.
Dat zijn de niet-christenen van
allerlei godsdienstige overtuiging,
die geen Vader in de Hemel kennen,
zeker niet in de zin van een aller
hoogste God, die zich echt met ons
wel en wee bemoeit.
Nu wil het geval, dat juist die
mensen al zijn zij het niet alleen
en ook niet allemaal het meest
honger lijden. Statistieken zeggen
het, drie kwart van de mensheid
lijdt honger of moderner, ontvangen
per dag te weinig calorieën.
Maar het wil mij voorkomen, dat
die hongerlijdende en niet tot-God-
biddende mensen, toch vaag in hun
hart verlangen, dat de verre en va
ge God die zij kennen, als Hij kan
iets voor hen zou doen. Ze zouden
het liefst hun buik rond eten, al was
het maar één keer. Velen kennen
dat verlangen uit de oorlog.
Nu wil het geval, dat God zich ten
zeerste om die mensen bekommert,
dat God hun inderdaad het brood
wil geven, zelfs al vragen zij er Hem
niet uitdrukkelijk om. Hij is vader,
ook van hen, zelfs al weten ze het
niet. Maar let u goed op God doet
dat op zijn manier. Hij wil voedsel
geven, maar door onze handen, zelfs
door onze inspanning. God heeft ge
dacht, dat de FAO het beste instru
ment zou zijn, een instrument, dat
we voor onszelf hadden opgericht.
En hij inspireerde een groep goed-
willenden tot het opzetten van de
Anti-Honger-Actie, die nu al twee
jaren aan de gang is. God laat geen
brood regenen als het manna der
Joden. God pleegt geen wonderbare
broodvermenigvuldiging. Hij ge
bruikt doodgewoon de Ver. Naties en
hun organen, om zijn goedheid te to
nen.
Het doet goed te vernemen, dat de
Actie in Nederland nu al twee mil
joen gulden heeft opgebracht. De
mensen blijken dus goed te zijn en
te willen handelen naar Gods ver
langen. Merkwaardigerwijs doen dat
niet alleen degenen die tot God bid
den, maar ook een deel van de 17
pet. der Nederlanders, die geen Va
der in den Hemel kennen of bewe
ren te kennen.
Voor ons christenen betekent bid
den om ons dagelijks brood, (dat we
bijna elke dag doen al is het dan
soms wat afwezig en verstrooid) ook
bidden om het brood van de even
naaste, die ver weg zit, die het niet
best heeft in het leven. Ons gebed
is derhalve onze eerste stap naar de
vervulling van de goedheid Gods te
genover die mensen. En door mee te
doen aan de Anti-honger-Actie mo
gen wij de hand zijn van God, wel
ke hij naar de hongerigen uitstrekt
en die het brood biedt.
HENSCHENIUS
Ware het niet ten respecte van de
Maastrichtse kunstenaar Rob Stul-
tiëns (zeker niet de eerste de beste!)
dan zou ik niet de moeite genomen
hebben te reageren op de beledigen
de eigenwaan van een onbekende,
die in Peel en Maas van j.l. vrijdag
zijn gif meent te moeten uitspuwen
tegen het Henscheniusbeeld.
Ik weet niet in welke kringen de
schrijver verkeert waar dat „ver
schrikkelijk ding" „ieders lachlust
en spot" opwekt, ik kan hem echter
verzekeren dat in andere kringen,
waar meer bezonnenheid en respect
heerst, daar anders over gedacht
wordt (als voorbeeld zouden we o.a.
kunnen noemen de deskundigen die
het Rijk geadviseerd hebben).
Over smaak valt niet te twisten,
zegt men. Inderdaad, als men dan
maar niet vergeet dat die smaak
nog niet voldoende gecultiveerd kan
zijn, zich zelfs nog op een zeer laag
peil kan bevinden en in dat geval
maakt men zich bespottelijk door
met zo'n grote woorden kunstwer
ken aan te vallen die als zodanig
nog boven zo'n bevattingsvermogen
liggen! En zeker is dit het geval als
men met groot aplomb eist zo'n
„verschrikkelijk ding" met het
puin van een afbraak op de vuilnis
belt te deponeren! Hier is de be
scheidenheid wel verre zoek.
Ik wil hier nog wel even herhalen
wat ik reeds meerdere malen naar
voren bracht dat het, zeker in de
moderne kunst, niet gaat om meer
of minder mooi, maar om kwaliteit.
Misschien kan dit de onbekende op
weg helpen om zich even te bezin
nen alvorens kunstwerken aan te
vallen waarvan hem blijkbaar de zin
ontgaat!
P. Mart. Briels o.f.m.
P
TEKORTEN PROBEERT MEN
NU TE ONDERVANGEN
We worden tegenwoordig oud. Ge
middeld 71 a 72 jaar, hetgeen een
niet geringe vooruitgang betekent bij
de gemiddelde leeftijd die de men
sen vroeger bereikten. Velen vragen
zich af waardoor dit komt. Het ant
woord op die vraag is niet zo moei
lijk: door onze uitstekende en knap
pe dokters met hun goed uitgeruste
ziekenhuizen en hun enorme kunde.
Maar ook vanwege de hygiëne en
de geweldige vooruitgang bij het
bestrijden der ziekten: de genees
middelen die steeds doeltreffender
toegepast kunnen worden. Voorbeel
den van ziekten die zo goed als
overwonnen zijn: de suikerziekte, de
bloedziekten. Denkt u eens aan t.b.c.,
twintig jaar geleden nog een gevaar
lijke ziekte, waaraan velen stierven.
Herinnert u zich hoe in vroeger
eeuwen pest-epidemieën duizenden
mensen tegelijk doodden? Ook cho
lera en typhus zijn sprekende voor
beelden.
Angst voor deze ziekten behoeft
men nu niet meer te hebben, die tijd
is voorbij. Het zou ons te ver voeren
dit alles in bijzonderheden te be
spreken. Wij willen echter gaarne
stilstaan bij een van de geneesmid
delen die in de moderne gezond
heidszorg zo'n belangrijke plaats is
gaan innemen: de penicilline.
Penicilline is nog maar 30 jaar
oud. Ze dient om infecties, vooral
kwaadaardige infecties in 't lichaam
tegen te gaan. Vroeger gingen veel
mensen dood, als ze inwendig een
infectie opliepen ,b.v. longontsteking.
De crisis viel altijd na 9 dagen, dan
was het erop of eronder. Die situa
tie komt bijna niet meer voor. Zo
zijn er tientallen, honderdtallen ge
vallen die met penicilline kunnen
worden bestreden. Penicilline is een
„wonder"-geneesmiddel geworden.
Dit wondergeneesmiddel werd in
Engeland door Dr. Alexander Fle
ming ontdekt en zoals dat zo vaak
het geval is met grote ontdekkingen,
geheel toevallig.
Toen Fleming eenmaal tot de con
clusie was gekomen dat het peni
cilline als anti-bioticum bij infektie-
ziekten goed diensten zou kunnen
bewijzen, was het zaak de produktie
van de penicilline langs andere weg
op te voeren.
Engelse en Amerikaanse onder
zoekers zijn sindsdien gezamenlijk
aan het experimenteren geslagen
om tot massa-produktie van het
„wonder"-geneesmiddel te komen.
Dit is gelukt, in de oorlog werd het
een succes. Maar al snel bleek toch,
dat er van een „wonder"-middel niet
mocht worden gesproken. Penicilli
ne, hoe krachtdadig ook, doodde
slechts een bepaalde groep bacteriën,
het vormde geen afdoende genees
middel voor alle infectieziekten.
Naast en uit de schimmels heeft
men in de loop der jaren nog vele
andere anti-biotica ontwikkeld, die
alle een breder veld van bacteriën
bestreden.
Tegen de oorspronkelijke penicil
line rezen nl. nog al wat bezwaren,
o.a. het bezwaar van de toediening
in tabletvorm, hetgeen weinig re
sultaat had, terwijl de toediening
per injectienaald vrij pijnlijk is.
Ook deden zich nadelige nevenver
schijnselen voor bij inspuitingen.
Het grootste bezwaar tegen dit vroe
gere wondergeneesmiddel is echter
het toenemend aantal bacteriën dat
ongevoelig geworden is voor de
penicilline.
In 1944 was nog 90 pet. der bac
teriën gevoelig voor deze afweerstof.
Nu bedraagt dat nog slechts 10 tot
40 pet.
De onderzoekingen en proefnemin
gen worden echter voortgezet. In
medische kringen bespeurt rren
naarstig naar een stof die de tekor
ten van de penicilline ondervangt.
Door de verschillende soorten van
penicilline en de andere antibiotica
te combineren zullen de laboranten
en medici er zeker in slagen om ook
de infectie- en andere ziekten, die
nu nog niet geheel bestreden zijn,
tot verleden tijd te maken.
De tijd van de plaatselijke gas
fabrieken is nu wel voorgoed voor
bij. Nadat reeds een aantal oude gas
fabrieken in den lande voor de sloop
werd bestemd - zoals reeds jaren ge
leden hier in Venray - omdat het
stadsgas voordeliger kon worden
vervangen door hoogovengas, aard
gas, kraakgas (van de olieraffinade
rijen) of gas van de Staatsmijnen,
dan wel een m.engsel van verschei
dene dezer soorten, heeft de minis
ter van economische zaken thans
beslist, dat het in Groningen gevon
den aardgas ter beschikking moet
komen van de openbare gasvoorzie-
ning.
Omdat de staat in de nieuwe ex
ploitatiemaatschappij voldoende in
vloed houdt op de prijs, mag wor
den verwacht dat de gasprijs in Ne
derland belangrijk zal kunnen da
len, zodra met de levering kan wor
den aangevangen. Het zal dus aan
trekkelijker worden op gasverwar-
ming over te gaan, terwijl ook de
industrie in toenemende mate op gas
kan overschakelen, waardoor de ca
paciteit van onze elektrische cen
trales weer vrijkomt voor de uit
breiding met bedrijven die op elek
triciteit zijn aangewezen.
Deze ontwikkeling opent schitte
rende perspectieven voor onze eco
nomie en met name voor onze con-
currentie-positie binnen en buiten
de Euromarkt. Minister De Pous
heeft een groots stuk werk verricht
door een geheel nieuwe gasmaat
schappij te scheppen en een goed
kope brandstof op de Nederlandse
markt te brengen. Grootste verdien
ste daarbij is de centralisatie van de
exploitatie en de verkregen samen
werking tussen Hoogovens, Staats
mijnen, oliemaatschappijen, raffi
naderijen en het rijk.
Wij geloven, dat de kernenergie
met haar (nog) ontelbare investe
ringen voor ons land voorlopig nog
wel gemist kan worden. De „atoom-
droom" is voor een klein landje
zoals de zaken thans liggen niet
te realiseren. Wie meende, dat de
eeuw van het gas voorbij was, heeft
verkeerd gedacht. De glorietijd van
het aardgas gaat beginnen, hoewel
wij hier in het zuiden toch zeker op
het gas van de staatsmijnen zullen
blijven aangewezen.
SALK-VACCIN GEEFT GEEN
BLIJVENDE ONVATBAARHEID
Onverwachts is in een kinder
tehuis te Amsterdam poliomyelitis
geconstateerd. Deze uitbarsting
van de kinderverlamming had
toen dit bericht bekend werd
reeds één slachtoffer gevergd. Tot
grete schrik van vele ouders is in
middels gebleken, dat alle kinde
ren wel degelijk waren ingeënt,
zodat nu door velen wordt getwij
feld aan de waarde van het gebe
zigde vaccin- Wil dit zeggen, dat
de inenting tegen kinderverlam
ming nutteloos is geweest? Beslist
niet. Het is echter wel waar dat
het vaccin geen blijvende onvat
baarheid geeft. Herhaling van de
vaccinatie zal telkenmale nood
zakelijk zijn.
HOOGSTE TIJD VOOR
HERNIEUWDE BEHANDELING
Nog in 1957 is entstof beschikbaar
gekomen voor 220.000 kleuters en
toen zijn voornamelijk de twee- tot
vijfjarigen behandeld, omdat zij im
mers het meest bloot staan aan het
krijgen van kinderverlamming. Men
heeft er vijf jaren terug naar ge
streefd dat de vertegenwoordigers
van genoemde leeftijdsgroep onvat
baarheid verwierven tegen de po
liomyelitis.
In 1958 zijn toen ook zoveel moge
lijk andere kinderen gevacineerd.
Als entstof is gebruikt het zoge
naamde salk-vaccin. Met dit vaccin
werd in de Ver. Staten reeds veel
ervaring opgedaan en de resultaten
waren betrekkelijk gunstig; bij de
geïmmuniseerde kinderen traden
ruim 60 procent minder gevallen
van de ziekte op dan zich vermoe
delijk zouden hebben voorgedaan
wanneer zij niet waren ingeënt.
Het toe te passen vaccin moest
toen nog uit de Ver. Staten komen.
Washington wenste immers alleen
dan te exporteren als het vast stond
dat hier te lande een nationale or
ganisatie kon zorgen voor een recht
vaardige distributie en tevens voor
een nauwgezette registrering van
de inentingen en de resultaten.
EEN NEDERLANDS PRODUKT
Omstreeks 1960 kon men gebruik
gaan maken van een vaccin, dat
door het nieuwe laboratorium van
het Rijksinstituut voor de Volksge
zondheid is vervaardigd volgens de
zelfde beginselen als de naar dr. Salk
genoemde entstof.
Overigens is dit nog niet het laat
ste woord over de bereiding van po
liomyelitis! Omdat het Salk-vaccin
jammer genoeg geen zekerheid bood,
dat het ingeënte kind blijvend on
vatbaar is en herhaling van de vac
cinatie over één of meer jaren nodig
maakte, wordt in allerlei delen van
de wereld gewerkt aan het samen
stellen van een vaccin, waarvan
blijvende immuniteit kan worden
verwacht.
In verband daarmee wordt wel
duidelijk van hoe groot belang een
nieuwkeurige administratie bij de
massale enting is. De autoriteiten
hebben reeds met spanning gewacht
op de resultaten van de vaccinatie
van 1957-58. De ontdekking te Am
sterdam wijst er thans op, dat het
inderdaad de hoogste tijd was voor
hernieuwde behandeling en dat de
periode tussen twee injecties niet te
lang worden.