Hoofdpijn ASPRO Het tweede Vaticaans Concilie ^iiveien mekmneü^ IN VENRAY NEDERLAND GAAT IETS DOEN aan eieren en de kwaliteit WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN neem Vrijdag 15 juni 1962 No. 24 Drie en tachtigste jaargang PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN T EN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (buiten Venray 1.75) TOESPRAAK DOOR KARDINAAL ALFRINK TOT DE PRIESTERS VAN DE ZEVEN BISDOMMEN In het eerste artikel over het tweede Vaticaans Concilie hebben we gezien hoe Kardinaal Alfrink in zijn toespraak tot de Nederlandse Priesters de voorbereiding tot dit Concilie zeer uitvoerig en intens ge noemd heeft. Immers praktisch alle bisschoppen hebben uitvoerige wen sen naar Rome gezonden, alsmede alle Katholieke Universiteiten en faculteiten, kloosterorden en con gregaties. Al deze wensen, die door de voorbereidingscommissie verza meld zijn, zijn geordend en van commentaar voorzien, gaan naar de verschillende commissies en secre tariaten, waar de beste deskundigen ze bestuderen en aan de hand daar van schema's opstellen. Deze sche ma's komen in de centrale commis sies, waar ze in alle openheid wor den bediscussieerd. Dit tweede artikel behandelt dat gedeelte van Kardinaal Alfrinks toespraak, waarin hij de vraag be handelt: Hoe zal nu het Concilie zelf verlopen? Voorop staat dat op een Algemeen Concilie al degenen die daarop zijn samengeroepen aan de discussie over de verschillende punten zullen deel nemen. Hun aller mening is dus van be tekenis. En deze zal op het Concilie moeten worden gevraagd en zal moeten worden gehoord. Ook al is het uiteindelijke besluit van een Concilie niet zonder meer een kwes tie van getal oneerbiedig gezegd: van neuzen tellen de stem van geheel de Kerk zal zich moeten la ten horen. Zonder vooruit te willen lopen op het protocol, dat de H. Vader voor dit Concilie zal willen vaststellen, kan men veronderstellen, dat er drie soorten zittingen zullen zijn. Vooreerst de plechtige plenaire slotzittingen, waar in tegenwoordig heid van de H. Vader zelf, de De creten van het Concilie in defintieve redactie voor een laatste Placet of Non placet aan de Concilie-Vaders worden voorgelegd en daarna wor den vastgesteld en afgekondigd. De ze plechtige slotzittingen zullen plaats hebben in de Sint Pieter en het is bij deze gelegenheden, dat de bisschoppen allen gekleed zijn met koorkap en mijter, zoals men dat op voorstellingen van vroegere Conci lies kan zien. Deze eindredactie en deze plech tige afkondiging zullen ongetwijfeld geschieden in de officiële taal van de Kerk, 't Latijn. Het bezit van één taal voor geheel de althans Latijnse Kerk lijkt een voordeel, dat de Kerk bezit boven welke andere interna tionale organisaties ook en waarvan men moeilijk kan zien, waarom de Kerk dat zou prijsgeven. Een for mulering in één officiële taal biedt een basis-zekerheid, die veel latere onzekexdieid en discussie van meet- af-aan kan uitsluiten. Bovendien veroorzaakt het gebruik van het Latijn bij deze gelegenheid nauwelijks enig inconveniënt. De tekst van de Decreten wordt name lijk tevoren aan alle Concilie-Vaders ter hand gesteld, zodat zij precies kunnen weten, wat deze inhouden. En daar op deze plechtige slot-zit- tingen geen discussie meer wordt ge-- houden, behoeven zij slechts hun mening te geven met een Placet of eventueel een Non Placet iets waartoe men deze bisschoppen toch wel in staat mag achten. De discussie die op het Concilie zelf aan de orde zal komen, vindt namelijk op voorafgaande zittingen plaats. En deze zijn tweevoudig. Vooreerst zijn er de Commissie vergaderingen, waarin commissies samengesteld uit Concilie-Vaders en deskundige consultoren de schema's onderzoeken en bestuderen en be discussiëren, die de H. Vader aan het Concilie zal willen voorleggen. Deze vergaderingen hebben waar schijnlijk niet in de Sint Pieter plaats. Daarnaast zullen de plenaire ver gaderingen gehouden worden zonder de aanwezigheid van de Paus en vermoedelijk in de Sint Pieter waar alle Concilie-Vaders gelegenheid zullen hebben, hun ge dachten bekend te geven en waar over het schema wordt gestemd. Pas als een schema deze gang van zaken heeft doorlopen en pas als op grond van de ingebrachte bemerkin gen en amendementen een definitie ve redactie is vastgesteld, is het the ma gereed om in een plenaire plech tige slotzitting, in tegenwoordigheid van de H. Vader, aan geheel het Concilie te worden voorgelegd en te worden gepromulgeerd. Ook als het Concilie eenmaal begonnen is, blijft er dus nog genoeg te doen en blijft er voldoende gelegenheid tot discus sie, al mag men hopen, dat door de voorbereiding in de Commissio Cen tralis de besprekingen op het Con cilie zelf niet in een discussie-zon der-einde behoeven te verzanden. Deze methodiek zal zonder twijfel de duur van het Concilie kunnen verkorten. VERWACHTINGEN Wat mag men nu van dit Concilie verwachten? De H. Vader heeft in zijn eerste Encycliek „Ad Petri cathedram" aan dit Concilie een drievoudig doel gesteld: vooreerst de groei van het katholieke geloof, waarmee Hij zowel de innerlijke be vestiging en versterking van het ge loof van de Kerk zal bedoelen, als de uitbreiding van dit katholieke geloof in de mensheid. Vervolgens een werkelijke vernieuwing van het christen-leven van het gelovige volk. En tenslotte: de in deze tijd gewens te en noodzakelijke aanpassing van de inrichting van de Kerk, waartoe een herziening van het kerkelijk recht behoort en alles wat met be stuur en orde in de Kerk samen hangt, uiteraard voorzover het niet tot het onveranderlijke wezen van de Kerk behoort. Het Concilie zal dus naar de be doeling van de Paus eerder een za kelijk een praktisch pastoreel ka rakter dragen dan een doctrinair. Het schijntdus dat de Paus bij het samenroepen van het Concilie niet zozeer gedacht heeft aan 't afkondi gen van nieuwe dogmata, maar eer der aan een vernieuwing en aanpas sing aan de hedendaagse situatie en behoeften van het innerlijke leven van de Kerk als geheel en van het individuele, persoonlijke christen leven van haar gelovigen. Daarmee heeft dit 21e Algemeen Concilie een geheel ander karakter gekregen dan zijn (twintig) voor gangers hebben gehad, die meestal werden gehouden om de kerkleer vast te stellen, om bepaalde dwalin gen te veroordelen, of ook om de hereniging van de afgescheiden christenen te bevorderen. Meestal waren zij door omstandigheden tegen iets gericht. Daardoor kre gen zij een defensief karakter en eerst van daar uit waren zij van be tekenis voor de consolidatie van de Kerk. Dit Concilie is tegen niets en tegen niemand gericht. Het is uit sluitend positief gericht op de inner lijke opbouw en hernieuwing van de Kerk. Juist daardoor kan het mis schien meer vertrouwen vinden bij degenen die buiten de Kerk staan. Mag men deze kans juist in deze tijd herkennen als een gave Gods? In ieder geval ligt op de mensen die het Concilie voorbereiden en er uit eindelijk vorm aan geven, de ver antwoordelijkheid deze kans niet te bederven en te missen. Uit de discussie die ontstaan is uit het gebruik van het woord Oecume nisch Concilie door de Paus bij de aankondiging van deze Algemene Kerkvergadering is duidelijk gewor den, dat dit Concilie niet gezien mag worden en niet bedoeld is als een herenigings-concilie. Dat neemt ech ter niet weg, dat de Paus de hoop heeft, dat dit Concilie ook iets mag betekenen in de wederzijdse verhou ding van Kerk en afgescheiden christenen, hetzij die van het Oosten of van de Reformatie. Wanneer men van dit Concilie spectaculaire, revolutionaire zaken verwacht ,zal men vermoedelijk te leurgesteld worden. Kardinaal Al frink noemde in dit verband bijv. afschaffing van het celibaat, af schaffing van geloofsleerstukken of afschaffing van de onontbindbaar heid van 't huwelijk. Het gaat er veel meer om de Kerk leefbaar te maken voor de mensen van deze tijd en voor alle mensen van deze tijd, die in Christus en ziin Kerk willen de resultante van heel veel in zich geloven. En is deze leefbaarheid niet misschien kleine veranderingen en vernieuwingen, die alle tezamen de Kerk een nieuw gezicht geven, of misschien juister: in de Kerk een nieuwe atmosfeer scheppen, een nieuw en verfrist klimaat, met be houd uiteraard van het oude geloof? zo vroeg Kardinaal Alfrink. Misschien is de nervositeit en de jacht van onze moderne tijd de grootste moeilijkheid om in dit Con cilie te kunnen geloven. Wij willen alles ineens en wij willen alles di rect. En wanneer datgene wat wij persoonlijk (met vele anderen) als zeer belangrijk voor de Kerk achten, niet direct geschiedt, worden we ge makkelijk kleinmoedig of misschien ook wat obstinaat. Ik geloof, aldus Kardinaal Alfrink, dat het beste geneesmiddel hiertegen zou zijn het deelnemen aan de zit tingen van de Centrale Commissie waar men niet alleen het eigen land en het eigen milieu kan waarnemen, maar de hartklop van geheel de we reldkerk kan beluisteren. Men zou dan namelijk de ervaring opdoen, dat vaak iets wat in het ene deel van de Kerk als uiterst belang rijk wordt erkend, elders nauwelijks wordt gezien misschien omdat daar de ontwikkeling nog niet zo ver is gevorderd ofwel elders als ongewenst wordt beschouwd en om goede redenen. Hoe warm men ook voor iets loopt, men zal nooit ande ren mogen dwingen dit enthousias me over te nemen. In een geheel an dere situatie is een bepaald ideaal misschien geen ideaal meer, maar een sta-in-de-weg, misschien zelfs een positief kwaad. Het zijn deze wisselende omstan digheden, die het zo moeilijk maken voor geheel de Kerk, uniforme maat regelen te treffen. Ik geloof dat de versterking van dit inzicht een waardevolle vrucht is van de voor bereiding van dit Concilie, die men nu reeds kan vaststellen. In de sche ma's van de decreten die aan de Centrale Commissie worden voor gelegd, vindt men telkens weer op nieuw, dat bepaalde zaken juist vanwege deze differentiatie van le vensmilieu moeten worden over gelaten aan de lokale Bisschoppen conferenties. Dit brengt uiteraard een zekere decentralisatie met zich mee en tegelijkertijd een zekere ma te van verzachtig van de sinds 1870 zo strikt doorgevoerde uniformiteit. Dit Concilie zal, zoals het door de Paus is bedoeld, ongetwijfeld van groot nut zijn voor de Kerk, ook als de resultaten niet direct nawijsbaar zijn in spectaculaire decreten en in grootse hervormingen. Belangrijk is het samentreffen van geheel de Kerk en de daardoor mogelijke uit wisseling van gedachten. Belangrijk wederzijds is de confrontatie van de wereldkerk met haar centraal be stuur, zoals dat van Rome uit wordt gevoerd. Belangrijk is de rijping en de doorwerking van de ideeën, die ter gelegenheid van het Concilie op tafel worden gelegd. Belangrijk is de beweeglijkheid die in de Kerk ont staat en belangrijk is dat de ogen schijnlijke verstarring blijk geeft de mogelijkheid van grote elasticiteit in zich te dragen. Daarbij zal men ook niet mogen vergeten en dat is in onze haas tige tijd van steeds grotere snelheid en ruimtevaart niet gemakkelijk dat een Concilie tijd moet hebben om te kunnen doorwerken. Ieder Concilie werkt op de lange baan. Zeker een Concilie als dit Tweede Vaticaanse ,dat niet zozeer op con crete direct te realiseren resultaten is gericht als wel op een verandering van mentaliteit en op een vernieu wing van de christelijke zeden. Onder de uitgebreide materie die aan de Centrale Commissie is voor gelegd en aldaar is bediscussieerd en die een zestigtal schema's betreft samen ongeveer 2000 bladzijden vullend is uiteraard heel veel dat nooit door het Concilie zelf kan wor den geregeld en afgewerkt. Het zal aan post-coniliaire commissies of in stanties moeten worden overgelaten, zoals bijv. de herziening van het kerkelijk recht de revisie van de liturgische ordinaria van Missaal en brevier. Bovendien hangt dit resultaat niet alleen af van degenen die op het Concilie aanwezig zijn, maar van al degenen die het Concilie ontvangen, d.w.z. geheel de geloofsgemeenschap, over de gehele aarde verspreid on der alle volkeren. Daarom zal er voor het welslagen van dit Concilie nu en later veel moeten worden gebeden. We zullen moeten bidden voor degenen die het Concilie vormen, opdat Gods Geest hen moge verlichten. We zullen moe ten bidden opdat onder de verlich ting van de H. Geest de menselijke geesten mogen openstaan voor Gods bedoelingen opdat allerlei ideeën, die nuttig zijn voor de Kerk, in die geesten mogen rijpen opdat zij die in grote eensgezindheid samenkomen ieder met geen andere gedachte en bedoeling dan de Kerk te dienen, die besluiten nemen waar de Kerk in deze tijd op wacht. En we zullen moeten bidden voor degenen die het Concilie ontvangen, opdat zij dat doen in een gelovig zicht op de Kerk en op de H. Geest die haar leidt. Het is zeer wel denk baar onvermijdelijk zelfs dat niet iedereen al zijn hartewensen vervuld zal zien. Misschien betreft dat zelfs zaken die hij voor de Kerk van thans noodzakelijk acht. Mis schien zelfs met een zeker recht, van zijn standpunt uit gezien. Zullen we ons dan ergeren aan de Kerk? Of zullen we ons dan kunnen opwerken tot een wat bredere visie op de Kerk, die weet te erkennen dat de Kerk groter is dan het eigen milieu. En tot een geloviger visie op de Kerk .die bereid is ook in het nog niet verwezenlijkt worden van be paalde desiderata de leiding van de H. Geest te aanvaarden. Zaterdag en zondag herdenken de welpen en verkenners uit Ven ray, dat 25 jaren geleden met verkennerij in Venray werd ge start. In enkele voorafgaande artikelen hebben we geprobeerd U iets te vertellen over dit spel van verkennen, dat ook in onze gemeente vele jongelui iets meegegeven heeft en nog meegeeft voor hun later leven. Het zilveren jubileum zal herdacht wor den met een groot verkennersspel om 2 uur zaterdagmiddag, waarna om 5 uur alle oud-leiders en leidsters in Hotel de Keizer worden ontvangen en een bezoek zullen brengen aan de verschil lende plaatsen, waar ze gewerkt hebben. Om half 9 is er een ge zamenlijk kampvuur, waarna een feestavond volgt in Prinsenhof. Zondags is er na de gezamenlijke H. Mis om kwart over 9 een vlag- genparade op het Henseniusplein, waarna gezamenlijk ontbijt. Om half 12 is er een receptie in De Zwaan. In de namiddag is er om half G een défilé als opening voor een demonstratie van de luchtver- kenners op hët sportterrein aan de Leunseweg. Een keurig feestprogramma dus, dat terecht de aandacht nog eens vestigt op het prachtige jeugdwerk dat 25 JAREN LANG in Venray is beoefend. In 1936 was er aan de jeugd-be- weging in het centrum weinig an ders dan de Jonge Wacht en men had kennelijk behoefte aan iets an ders, vooral voor de meer jongere jeugd. Het is juffrouw van Rijswijck geweest, die het initiatief genomen heeft tot het oprichten van de wel pen. Samen met juffrouw Nuyens en later de dames Stappers en Konijn, werd aan deze vorm van jeugdwerk begonnen en wel in het nieuwe hor de boven de Ideermakerij van Gebr. Jeuken in Venray. De Jamboree een Vertegen woordiging nl. een groep weigen. En weiper van die tijd af is deze vorm van jeugdbeweging niet meer uit onze gemeenschap weg geweest. Want naast de welpen kwamen er ook verkenners. Het was de heer Colsen, die hier toe het initiatief nam en die hier de eerste St. Petrus groep oprichtte. Bij dit initiatief vond hij veel steun bij de welpen-leidsters en bij de ver kennerij van het Gymnasium, waar toendertijd de later Rector Pater Trienekens aalmoezenier was. Ook een oudercomité, gesticht op instignatie van Aalmoezenier Kue- pers kwam aldra de verkennerij helpen in de nu eenmaal altijd heer sende financiële nood. Einde 1937 waren er 15 welpen en 12 verkenners, een misschien iet wat aarzelend begin, maar zij vorm den de grondslag voor de latere uit breiding die deze vorm van jeugd beweging ook in Venray kende. Maar voor het zover was, gebeur de er veel. Men verloor aalmoezenier Kuepers, die werd opgevolgd door kapelaan Beiten, men verloor de horde, die werd overgeplaatst naar de oude fabriek in de Veldstraat en door de ooi'log werd het hele ver kennen stilgelegd. Dezelfde oorlog vroeg ook zijn offers in verkennerskringen. Aal moezenier Olieslagers werd dode lijk getroffen, evenals de welp Ni co Verschuren. NA DE OORLOG Doch na de oorlog zagen we, on- .danks de vele en grote moeilijkhe den weer de opbloei van de verken nerij. In 1945 reeds werd opnieuw begonnen. Hordes e.d. waren prak tisch niet te vinden, maar deson danks bloeide de verkennerij als nooit te voren. Een St. Odatroep moest worden opgericht, evenals 'n Gerardus en Willibrordus groep en Venray kreeg zelfs een eigen dis trict, waarvan de heer Hettema de Thans, begin juni verschijnen de eerste „merkeieren" in sommige winkels. De naam „merkei" is niet geheel juist, want een eigenlijk merk met een naam is er nog niet, maar dat komt wellicht nog. Zes eieren, in de bekende papier maché doosjes (ditmaal met een nietje gesloten) zijn gestoken in een kleurige wikkel. Op die wik kel staan de kwaliteiten der eieren vermeld. Een aantal pluimveehouders heeft zich verenigd in een eierring. Dat wil zeggen, dat zij slechts één bepaald ras kippen zullen hou den (of gaan houden, want zover is het nog niet). Maar die kip pen krügen alvast precies hetzelfde voer, zjj worden op dezelfde wijze gehouden en gecontroleerd, de eieren worden tweemaal per week verzameld en onmiddellijk (na uniforme controle), naar de detaillist gebracht. Aldus heeft de consument de garantie, dat hij een ei koopt, dat niet ouder is dan drie of vier dagen en dat kost hem, inclusief de kleurige verpakking, slechts drie ct. per ei extra. DE WEG VAN HET EI Aldus de boodschap, die de eerste „merkeieren" vergezelt. Daaraan wordt vaak toegevoegd, dat in andere gevalen de weg van producent tot consument bij het ei te lang is. Dat kan. In het aller ongunstigste geval ziet deze weg er als volgt uit. De boer raapt het ei op woensdag 6 juni. Op dinsdag 12 juni komt de verza melaar het halen. Or> 14 juni be landt het bij de regionale handelaar, die het (als hij op zaterdag werkt) op 16 juni doorgeeft aan de gros sier. Op maandag 18 juni gaat het naar de groothandelaar, die het op woensdag 20 juni verhandelt aan de exporteur-. Op maandag 25 juni le vert deze het in Duitsland af bij een grossier. Hij geeft op het 20 juni door aan de detaillist en zo wordt het begin juli, alvorens de Duitse huisvrouw het ei kan kopen. Er behoeft dus weinig stagnatie bij te komen, of het ei is een maand oud alvorens het Herr Wirtschafts- wunders keelgat passeert, want gemakshalve hebben wij de nijve re handel op zaterdag en zondag door laten werken. Men zegt dat het ook wel eens vijf of zes weken duurt, voor het ei de weg van producent tot consument heeft af gelegd. Dat zou zelfs in eigen land kunnen voorkomen. De exporteur ontbreekt dan wel in het rijtje, maar daar staat tegenover, dat bij een stijgende eierprijs sommige pluimveehouders ervan worden beschuldigd, dat zij eieren vast houden. Dat behoeft geen volle week te zijn. Als de verzamelaar op dinsdag komt, kan men b.v. bij een verwachte stijging van de prijs, de eieren van zondag en maandag bewaren tot dinsdag- over-een-week. Voorts hebben wij de distributie via verzamelaar, re gionale handelaar, grossier enz. wel wat snel laten verlopen in ons voorbeeld. DE WAARHEID LIGT IN HET MIDDEN Het bovenstaande is zo ongeveer wat de voorstanders van sanering van de eierafzet naar vox-en bren gen. Dat behoeft nu niet per se via een eierring te geschieden, al is dit wel één der wegen die tot het doel kunnen leiden. Dat doei is: het ei zo vers mogelijk bij de burger te doen belanden en de kwaliteit zo gelijk matig mogelijk te doen zijn. Onder kwaliteit verstaat men dan niet al leen de kleur en de stevigheid (en de reinheid) van de schaal, maar vooral ook de kleur van de dooier en de smaak van het ei. Het is uitste kend, dat men eindelijk eens aan deze dingen gaat denken en er wat aan doen. Het is prettig ,als de con sument wéét dat zijn ei vers is en dat de smaak gelijkmatig goed is. Nu eens wat cijfers, om de bo venstaande lijdensweg kritisch te bezien. Ons land telt thans 2287 ver zamelaars, 445 handelaren en 547 leiding kreeg. Het was een tijd van ongekende bloei, die echter jammer genoeg te kort duurde. In 1948 werd Venray immers weer opgenomen in het district Venlo, maar mede dank zij het werk van groepsleider Col sen, die o.a. A.D.C. werd van het district Venlo en in 1954 voor zijn werk de Gilwell-Wood-badge mocht ontvangen bleef de verkennerij in Venray behouden, iets waarvoor hij terecht in 1957 de Gouden Jacobs- staf kreeg. Het in 1957 opgerichte oudercomi té kon veel doen om de financiële en materiële nood te verlichten en zo bloeit stil het spel van verkennen weer in Venray, niet het minst door de onbaatzuchtige inzet van vele leidsters en leiders, die in deze afge lopen 25 jaren hun tijd en werk ga ven voor deze vorm van jeugdbewe ging ,die tot de dag van heden een groot deel van de jeugd nog altijd weet te trekken. Zo zal dan het komende week-end feest zijn bij de Petrus-groep en zal dankbaar herdacht worden het vele werk wat voor Venrays jeugd is ge daan en nog gedaan wordt. Een keux-ig programma-boekje biedt een uitgebreid overzicht over deze voox*bije jaren en met nieuwe moed zal het nu gaan naar het gou den feest van dat spannende spel van verkennen ,dat gelukkig in Ven ray vele volgelingen heeft gehad. gi-ossiers. Officieel haalt de verza melaar de eiei'en af bij de boer en brengt ze bij de handelaar. Deze controleert ze en sorteert ze in de gebruikelijke gewichtsklassen. De handelaar kan in het binnenland als grossier optreden en afleveren bij winkels, wax-enhuizen, melkslijters enz. Maar lang niet altijd betekent dit, dat het ei werkelijk door zoveel handen gaat. Nederland telt nl. niet minder dan 434 bedx-ijven ,die de functie van verzamelaar, handelaar en gx-ossier tegelijk uitoefenen. Zij zijn in staat eieren in de winkel te brengen, die ten hoogste 14 dagen oud zijn, mits de boer meewerkt. Dat is een rede lijke tijd en als nu ook de detaillist (winkelier of melkslijter) meewerkt en de huisvrouw geen eieren „voor een hele week tegelijk" inkoopt, kan alles redelijk verlopen. LET OP DE LUCHTKAMER De consument kan dat nagaan, want de luchtkamer in het ei wordt groter naarmate het ei ouder is. En bij lang bewaren zonder keren kan de dooier sterk naar één kant door zakken. Dat is bekend. Wat moeten wij dus doen? Wij moeten zox-gen, dat er een normaal, goedkoop ei in de winkel ligt, dat in geen geval ouder is dan 14 dagen. Daarnaast moeten wij zorgen voor een „kwali teitsei", dat een paar centen duur der is, voor hen die de betere kwali teit betalen willen. Bovenal echter zullen wij moeten zox-gen, dat de eieren die voor uit voer bestemd zijn, zo snel mogelijk te bestemder plaatse aankomen en van constant goede kwaliteit zijn. Dat is zowel via de particuliere eier- ringen als langs coöperatieve weg te verwezenlij ken. Maar dat het deze kant op moet, staat vast voor ieder dit weet wat er aan de hand is. Daaraan veranderen de grote moeilijkheden van de afzet naar Duitsland van deze weken niets, want die zijn slechts tijdelijk, al zijn ze tevens benauwend. DE WERELD VRAAGT KWALITEIT Naarmate de welstand toeneemt, wil de mens ook wel wat méér be talen voor iets wat wex*kelijk beter is of lekkei-der smaakt. Dat is in Duitsland het geval (waar de pluim veehouderij sterk opkomt) en overal elders. Waarom wij nu bij de eieren zijn begonnen?. Omdat hier: a. de consument de kwaliteit ter dege kan nagaan; b. selectie op kwaliteit door de han del mogelijk is. Beide zijn b.v. niet (of nog niet) mogelijk bij melk. Geen enkele con sument kan nl. vaststellen, of hij melk drinkt met een kiemgetal van 100.000 of een miljoen (zolang deze bacteriën nog niet in volle actie zijn gekomen). Om van betrekkelijk on schuldige melkzuurbacteriën of ziek teverwekkende maar te zwijgen. De vraag is dus: bij welke produkten is een (de consument overtuigende) se lectie op kwaliteit mogelijk en hoe zullen wij dat organiseren? Bij eieren is het mogelijk geble ken. Bij vlees en zuivel was de se lectie er eigenlijk altijd. Bij gi*oen- ten en fx*uis is zij óók zeer oud. Bij peulvruchten, granen en zaden is zij er ook en woi-dt zij verder onder zocht (bakkwaliteit, brouweigen- schappen van gerst enz.). NU DE MELK NOG Ieder voelt, dat wij dus de melk weg opgaan. Inderdaad, hier is een punt aangesneden, dat de moeite van een nadex-e beschouwing waard is. Bij melk onderscheiden wij ge halte (vet, eiwit, overige droge stof) en kwaliteit (kiemgetal, vuilgraad, aanwezigheid van ontstekingspro- dukten, reuk en smaak). Het heeft een kwarteeuw strijd gekost vóór het begrip „kwaliteit" enigszins bui ten het westelijke gebied doordx-ong. En nog altiid is er geen uniforme regeling voor de bepaling van de melkkwaliteit en dus ook niet voor de uitbetaling naar kwaliteit. Want de ontstekingsprodukten in de melk blijven in vele streken nog buiten beschouwing. Met als gevolg, dat wij geen duidelijk beeld hebben van de kwaliteit van onze melk als geheel. Vermoedelijk is de smaak stellig nog voor verbetering vatbaar en dus de competitie ook. En het waar schijnlijk niet lang duren voordat we ook bij de melk andere wegen gaan bewandelen.

Peel en Maas | 1962 | | pagina 5