Hoofdpijn
ASPRO
Het tweede
Vaticaans Concilie
^iiveien mekmneü^
IN VENRAY
NEDERLAND GAAT IETS DOEN
aan eieren en de kwaliteit
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
neem
Vrijdag 15 juni 1962 No. 24
Drie en tachtigste jaargang
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN T EN MUNCKHOF N.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652
ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (buiten Venray 1.75)
TOESPRAAK DOOR KARDINAAL
ALFRINK TOT DE PRIESTERS
VAN DE ZEVEN BISDOMMEN
In het eerste artikel over het
tweede Vaticaans Concilie hebben
we gezien hoe Kardinaal Alfrink in
zijn toespraak tot de Nederlandse
Priesters de voorbereiding tot dit
Concilie zeer uitvoerig en intens ge
noemd heeft. Immers praktisch alle
bisschoppen hebben uitvoerige wen
sen naar Rome gezonden, alsmede
alle Katholieke Universiteiten en
faculteiten, kloosterorden en con
gregaties. Al deze wensen, die door
de voorbereidingscommissie verza
meld zijn, zijn geordend en van
commentaar voorzien, gaan naar de
verschillende commissies en secre
tariaten, waar de beste deskundigen
ze bestuderen en aan de hand daar
van schema's opstellen. Deze sche
ma's komen in de centrale commis
sies, waar ze in alle openheid wor
den bediscussieerd.
Dit tweede artikel behandelt dat
gedeelte van Kardinaal Alfrinks
toespraak, waarin hij de vraag be
handelt: Hoe zal nu het Concilie zelf
verlopen?
Voorop staat dat op een Algemeen
Concilie al degenen die daarop zijn
samengeroepen aan de discussie over
de verschillende punten zullen deel
nemen.
Hun aller mening is dus van be
tekenis. En deze zal op het Concilie
moeten worden gevraagd en zal
moeten worden gehoord. Ook al is
het uiteindelijke besluit van een
Concilie niet zonder meer een kwes
tie van getal oneerbiedig gezegd:
van neuzen tellen de stem van
geheel de Kerk zal zich moeten la
ten horen.
Zonder vooruit te willen lopen op
het protocol, dat de H. Vader voor
dit Concilie zal willen vaststellen,
kan men veronderstellen, dat er drie
soorten zittingen zullen zijn.
Vooreerst de plechtige plenaire
slotzittingen, waar in tegenwoordig
heid van de H. Vader zelf, de De
creten van het Concilie in defintieve
redactie voor een laatste Placet of
Non placet aan de Concilie-Vaders
worden voorgelegd en daarna wor
den vastgesteld en afgekondigd. De
ze plechtige slotzittingen zullen
plaats hebben in de Sint Pieter en
het is bij deze gelegenheden, dat de
bisschoppen allen gekleed zijn met
koorkap en mijter, zoals men dat op
voorstellingen van vroegere Conci
lies kan zien.
Deze eindredactie en deze plech
tige afkondiging zullen ongetwijfeld
geschieden in de officiële taal van
de Kerk, 't Latijn. Het bezit van één
taal voor geheel de althans Latijnse
Kerk lijkt een voordeel, dat de Kerk
bezit boven welke andere interna
tionale organisaties ook en waarvan
men moeilijk kan zien, waarom de
Kerk dat zou prijsgeven. Een for
mulering in één officiële taal biedt
een basis-zekerheid, die veel latere
onzekexdieid en discussie van meet-
af-aan kan uitsluiten.
Bovendien veroorzaakt het gebruik
van het Latijn bij deze gelegenheid
nauwelijks enig inconveniënt. De
tekst van de Decreten wordt name
lijk tevoren aan alle Concilie-Vaders
ter hand gesteld, zodat zij precies
kunnen weten, wat deze inhouden.
En daar op deze plechtige slot-zit-
tingen geen discussie meer wordt ge--
houden, behoeven zij slechts hun
mening te geven met een Placet of
eventueel een Non Placet iets
waartoe men deze bisschoppen toch
wel in staat mag achten.
De discussie die op het Concilie
zelf aan de orde zal komen, vindt
namelijk op voorafgaande zittingen
plaats. En deze zijn tweevoudig.
Vooreerst zijn er de Commissie
vergaderingen, waarin commissies
samengesteld uit Concilie-Vaders en
deskundige consultoren de schema's
onderzoeken en bestuderen en be
discussiëren, die de H. Vader aan
het Concilie zal willen voorleggen.
Deze vergaderingen hebben waar
schijnlijk niet in de Sint Pieter
plaats.
Daarnaast zullen de plenaire ver
gaderingen gehouden worden
zonder de aanwezigheid van de
Paus en vermoedelijk in de Sint
Pieter waar alle Concilie-Vaders
gelegenheid zullen hebben, hun ge
dachten bekend te geven en waar
over het schema wordt gestemd.
Pas als een schema deze gang van
zaken heeft doorlopen en pas als op
grond van de ingebrachte bemerkin
gen en amendementen een definitie
ve redactie is vastgesteld, is het the
ma gereed om in een plenaire plech
tige slotzitting, in tegenwoordigheid
van de H. Vader, aan geheel het
Concilie te worden voorgelegd en te
worden gepromulgeerd. Ook als het
Concilie eenmaal begonnen is, blijft
er dus nog genoeg te doen en blijft
er voldoende gelegenheid tot discus
sie, al mag men hopen, dat door de
voorbereiding in de Commissio Cen
tralis de besprekingen op het Con
cilie zelf niet in een discussie-zon
der-einde behoeven te verzanden.
Deze methodiek zal zonder twijfel
de duur van het Concilie kunnen
verkorten.
VERWACHTINGEN
Wat mag men nu van dit Concilie
verwachten? De H. Vader heeft
in zijn eerste Encycliek „Ad Petri
cathedram" aan dit Concilie een
drievoudig doel gesteld: vooreerst de
groei van het katholieke geloof,
waarmee Hij zowel de innerlijke be
vestiging en versterking van het ge
loof van de Kerk zal bedoelen, als
de uitbreiding van dit katholieke
geloof in de mensheid. Vervolgens
een werkelijke vernieuwing van het
christen-leven van het gelovige volk.
En tenslotte: de in deze tijd gewens
te en noodzakelijke aanpassing van
de inrichting van de Kerk, waartoe
een herziening van het kerkelijk
recht behoort en alles wat met be
stuur en orde in de Kerk samen
hangt, uiteraard voorzover het niet
tot het onveranderlijke wezen van
de Kerk behoort.
Het Concilie zal dus naar de be
doeling van de Paus eerder een za
kelijk een praktisch pastoreel ka
rakter dragen dan een doctrinair.
Het schijntdus dat de Paus bij het
samenroepen van het Concilie niet
zozeer gedacht heeft aan 't afkondi
gen van nieuwe dogmata, maar eer
der aan een vernieuwing en aanpas
sing aan de hedendaagse situatie en
behoeften van het innerlijke leven
van de Kerk als geheel en van het
individuele, persoonlijke christen
leven van haar gelovigen.
Daarmee heeft dit 21e Algemeen
Concilie een geheel ander karakter
gekregen dan zijn (twintig) voor
gangers hebben gehad, die meestal
werden gehouden om de kerkleer
vast te stellen, om bepaalde dwalin
gen te veroordelen, of ook om de
hereniging van de afgescheiden
christenen te bevorderen. Meestal
waren zij door omstandigheden
tegen iets gericht. Daardoor kre
gen zij een defensief karakter en
eerst van daar uit waren zij van be
tekenis voor de consolidatie van de
Kerk. Dit Concilie is tegen niets en
tegen niemand gericht. Het is uit
sluitend positief gericht op de inner
lijke opbouw en hernieuwing van de
Kerk. Juist daardoor kan het mis
schien meer vertrouwen vinden bij
degenen die buiten de Kerk staan.
Mag men deze kans juist in deze tijd
herkennen als een gave Gods? In
ieder geval ligt op de mensen die
het Concilie voorbereiden en er uit
eindelijk vorm aan geven, de ver
antwoordelijkheid deze kans niet te
bederven en te missen.
Uit de discussie die ontstaan is uit
het gebruik van het woord Oecume
nisch Concilie door de Paus bij de
aankondiging van deze Algemene
Kerkvergadering is duidelijk gewor
den, dat dit Concilie niet gezien mag
worden en niet bedoeld is als een
herenigings-concilie. Dat neemt ech
ter niet weg, dat de Paus de hoop
heeft, dat dit Concilie ook iets mag
betekenen in de wederzijdse verhou
ding van Kerk en afgescheiden
christenen, hetzij die van het Oosten
of van de Reformatie.
Wanneer men van dit Concilie
spectaculaire, revolutionaire zaken
verwacht ,zal men vermoedelijk te
leurgesteld worden. Kardinaal Al
frink noemde in dit verband bijv.
afschaffing van het celibaat, af
schaffing van geloofsleerstukken of
afschaffing van de onontbindbaar
heid van 't huwelijk. Het gaat er
veel meer om de Kerk leefbaar te
maken voor de mensen van deze tijd
en voor alle mensen van deze tijd,
die in Christus en ziin Kerk willen
de resultante van heel veel in zich
geloven. En is deze leefbaarheid niet
misschien kleine veranderingen en
vernieuwingen, die alle tezamen de
Kerk een nieuw gezicht geven, of
misschien juister: in de Kerk een
nieuwe atmosfeer scheppen, een
nieuw en verfrist klimaat, met be
houd uiteraard van het oude geloof?
zo vroeg Kardinaal Alfrink.
Misschien is de nervositeit en de
jacht van onze moderne tijd de
grootste moeilijkheid om in dit Con
cilie te kunnen geloven. Wij willen
alles ineens en wij willen alles di
rect. En wanneer datgene wat wij
persoonlijk (met vele anderen) als
zeer belangrijk voor de Kerk achten,
niet direct geschiedt, worden we ge
makkelijk kleinmoedig of misschien
ook wat obstinaat.
Ik geloof, aldus Kardinaal Alfrink,
dat het beste geneesmiddel hiertegen
zou zijn het deelnemen aan de zit
tingen van de Centrale Commissie
waar men niet alleen het eigen land
en het eigen milieu kan waarnemen,
maar de hartklop van geheel de we
reldkerk kan beluisteren.
Men zou dan namelijk de ervaring
opdoen, dat vaak iets wat in het ene
deel van de Kerk als uiterst belang
rijk wordt erkend, elders nauwelijks
wordt gezien misschien omdat
daar de ontwikkeling nog niet zo
ver is gevorderd ofwel elders als
ongewenst wordt beschouwd en om
goede redenen. Hoe warm men ook
voor iets loopt, men zal nooit ande
ren mogen dwingen dit enthousias
me over te nemen. In een geheel an
dere situatie is een bepaald ideaal
misschien geen ideaal meer, maar
een sta-in-de-weg, misschien zelfs
een positief kwaad.
Het zijn deze wisselende omstan
digheden, die het zo moeilijk maken
voor geheel de Kerk, uniforme maat
regelen te treffen. Ik geloof dat de
versterking van dit inzicht een
waardevolle vrucht is van de voor
bereiding van dit Concilie, die men
nu reeds kan vaststellen. In de sche
ma's van de decreten die aan de
Centrale Commissie worden voor
gelegd, vindt men telkens weer op
nieuw, dat bepaalde zaken juist
vanwege deze differentiatie van le
vensmilieu moeten worden over
gelaten aan de lokale Bisschoppen
conferenties. Dit brengt uiteraard
een zekere decentralisatie met zich
mee en tegelijkertijd een zekere ma
te van verzachtig van de sinds 1870
zo strikt doorgevoerde uniformiteit.
Dit Concilie zal, zoals het door de
Paus is bedoeld, ongetwijfeld van
groot nut zijn voor de Kerk, ook als
de resultaten niet direct nawijsbaar
zijn in spectaculaire decreten en in
grootse hervormingen. Belangrijk is
het samentreffen van geheel de
Kerk en de daardoor mogelijke uit
wisseling van gedachten. Belangrijk
wederzijds is de confrontatie van de
wereldkerk met haar centraal be
stuur, zoals dat van Rome uit wordt
gevoerd. Belangrijk is de rijping en
de doorwerking van de ideeën, die
ter gelegenheid van het Concilie op
tafel worden gelegd. Belangrijk is de
beweeglijkheid die in de Kerk ont
staat en belangrijk is dat de ogen
schijnlijke verstarring blijk geeft de
mogelijkheid van grote elasticiteit
in zich te dragen.
Daarbij zal men ook niet mogen
vergeten en dat is in onze haas
tige tijd van steeds grotere snelheid
en ruimtevaart niet gemakkelijk
dat een Concilie tijd moet hebben
om te kunnen doorwerken. Ieder
Concilie werkt op de lange baan.
Zeker een Concilie als dit Tweede
Vaticaanse ,dat niet zozeer op con
crete direct te realiseren resultaten
is gericht als wel op een verandering
van mentaliteit en op een vernieu
wing van de christelijke zeden.
Onder de uitgebreide materie die
aan de Centrale Commissie is voor
gelegd en aldaar is bediscussieerd en
die een zestigtal schema's betreft
samen ongeveer 2000 bladzijden
vullend is uiteraard heel veel dat
nooit door het Concilie zelf kan wor
den geregeld en afgewerkt. Het zal
aan post-coniliaire commissies of in
stanties moeten worden overgelaten,
zoals bijv. de herziening van het
kerkelijk recht de revisie van de
liturgische ordinaria van Missaal en
brevier.
Bovendien hangt dit resultaat niet
alleen af van degenen die op het
Concilie aanwezig zijn, maar van al
degenen die het Concilie ontvangen,
d.w.z. geheel de geloofsgemeenschap,
over de gehele aarde verspreid on
der alle volkeren.
Daarom zal er voor het welslagen
van dit Concilie nu en later veel
moeten worden gebeden. We zullen
moeten bidden voor degenen die het
Concilie vormen, opdat Gods Geest
hen moge verlichten. We zullen moe
ten bidden opdat onder de verlich
ting van de H. Geest de menselijke
geesten mogen openstaan voor Gods
bedoelingen opdat allerlei ideeën,
die nuttig zijn voor de Kerk, in die
geesten mogen rijpen opdat zij die
in grote eensgezindheid samenkomen
ieder met geen andere gedachte en
bedoeling dan de Kerk te dienen, die
besluiten nemen waar de Kerk in
deze tijd op wacht.
En we zullen moeten bidden voor
degenen die het Concilie ontvangen,
opdat zij dat doen in een gelovig
zicht op de Kerk en op de H. Geest
die haar leidt. Het is zeer wel denk
baar onvermijdelijk zelfs dat
niet iedereen al zijn hartewensen
vervuld zal zien. Misschien betreft
dat zelfs zaken die hij voor de Kerk
van thans noodzakelijk acht. Mis
schien zelfs met een zeker recht, van
zijn standpunt uit gezien. Zullen we
ons dan ergeren aan de Kerk? Of
zullen we ons dan kunnen opwerken
tot een wat bredere visie op de
Kerk, die weet te erkennen dat de
Kerk groter is dan het eigen milieu.
En tot een geloviger visie op de
Kerk .die bereid is ook in het nog
niet verwezenlijkt worden van be
paalde desiderata de leiding van de
H. Geest te aanvaarden.
Zaterdag en zondag herdenken de welpen en verkenners uit Ven
ray, dat 25 jaren geleden met verkennerij in Venray werd ge
start. In enkele voorafgaande artikelen hebben we geprobeerd U
iets te vertellen over dit spel van verkennen, dat ook in onze
gemeente vele jongelui iets meegegeven heeft en nog meegeeft
voor hun later leven. Het zilveren jubileum zal herdacht wor
den met een groot verkennersspel om 2 uur zaterdagmiddag,
waarna om 5 uur alle oud-leiders en leidsters in Hotel de Keizer
worden ontvangen en een bezoek zullen brengen aan de verschil
lende plaatsen, waar ze gewerkt hebben. Om half 9 is er een ge
zamenlijk kampvuur, waarna een feestavond volgt in Prinsenhof.
Zondags is er na de gezamenlijke
H. Mis om kwart over 9 een vlag-
genparade op het Henseniusplein,
waarna gezamenlijk ontbijt. Om
half 12 is er een receptie in De
Zwaan. In de namiddag is er om
half G een défilé als opening voor
een demonstratie van de luchtver-
kenners op hët sportterrein aan de
Leunseweg.
Een keurig feestprogramma dus,
dat terecht de aandacht nog eens
vestigt op het prachtige jeugdwerk
dat
25 JAREN LANG
in Venray is beoefend.
In 1936 was er aan de jeugd-be-
weging in het centrum weinig an
ders dan de Jonge Wacht en men
had kennelijk behoefte aan iets an
ders, vooral voor de meer jongere
jeugd. Het is juffrouw van Rijswijck
geweest, die het initiatief genomen
heeft tot het oprichten van de wel
pen. Samen met juffrouw Nuyens en
later de dames Stappers en Konijn,
werd aan deze vorm van jeugdwerk
begonnen en wel in het nieuwe hor
de boven de Ideermakerij van
Gebr. Jeuken in Venray.
De Jamboree
een Vertegen
woordiging nl. een groep weigen. En
weiper
van die tijd af is deze vorm van
jeugdbeweging niet meer uit onze
gemeenschap weg geweest. Want
naast de welpen kwamen er ook
verkenners.
Het was de heer Colsen, die hier
toe het initiatief nam en die hier de
eerste St. Petrus groep oprichtte. Bij
dit initiatief vond hij veel steun bij
de welpen-leidsters en bij de ver
kennerij van het Gymnasium, waar
toendertijd de later Rector Pater
Trienekens aalmoezenier was.
Ook een oudercomité, gesticht op
instignatie van Aalmoezenier Kue-
pers kwam aldra de verkennerij
helpen in de nu eenmaal altijd heer
sende financiële nood.
Einde 1937 waren er 15 welpen en
12 verkenners, een misschien iet
wat aarzelend begin, maar zij vorm
den de grondslag voor de latere uit
breiding die deze vorm van jeugd
beweging ook in Venray kende.
Maar voor het zover was, gebeur
de er veel. Men verloor aalmoezenier
Kuepers, die werd opgevolgd door
kapelaan Beiten, men verloor de
horde, die werd overgeplaatst naar
de oude fabriek in de Veldstraat en
door de ooi'log werd het hele ver
kennen stilgelegd.
Dezelfde oorlog vroeg ook zijn
offers in verkennerskringen. Aal
moezenier Olieslagers werd dode
lijk getroffen, evenals de welp Ni
co Verschuren.
NA DE OORLOG
Doch na de oorlog zagen we, on-
.danks de vele en grote moeilijkhe
den weer de opbloei van de verken
nerij. In 1945 reeds werd opnieuw
begonnen. Hordes e.d. waren prak
tisch niet te vinden, maar deson
danks bloeide de verkennerij als
nooit te voren. Een St. Odatroep
moest worden opgericht, evenals 'n
Gerardus en Willibrordus groep en
Venray kreeg zelfs een eigen dis
trict, waarvan de heer Hettema de
Thans, begin juni verschijnen de eerste „merkeieren" in sommige
winkels. De naam „merkei" is niet geheel juist, want een eigenlijk
merk met een naam is er nog niet, maar dat komt wellicht nog.
Zes eieren, in de bekende papier maché doosjes (ditmaal met een
nietje gesloten) zijn gestoken in een kleurige wikkel. Op die wik
kel staan de kwaliteiten der eieren vermeld.
Een aantal pluimveehouders heeft zich verenigd in een eierring.
Dat wil zeggen, dat zij slechts één bepaald ras kippen zullen hou
den (of gaan houden, want zover is het nog niet). Maar die kip
pen krügen alvast precies hetzelfde voer, zjj worden op dezelfde
wijze gehouden en gecontroleerd, de eieren worden tweemaal per
week verzameld en onmiddellijk (na uniforme controle), naar de
detaillist gebracht. Aldus heeft de consument de garantie, dat hij
een ei koopt, dat niet ouder is dan drie of vier dagen en dat kost
hem, inclusief de kleurige verpakking, slechts drie ct. per ei extra.
DE WEG VAN HET EI
Aldus de boodschap, die de eerste
„merkeieren" vergezelt.
Daaraan wordt vaak toegevoegd,
dat in andere gevalen de weg van
producent tot consument bij het ei
te lang is. Dat kan.
In het aller ongunstigste geval ziet
deze weg er als volgt uit. De boer
raapt het ei op woensdag 6 juni.
Op dinsdag 12 juni komt de verza
melaar het halen. Or> 14 juni be
landt het bij de regionale handelaar,
die het (als hij op zaterdag werkt)
op 16 juni doorgeeft aan de gros
sier. Op maandag 18 juni gaat het
naar de groothandelaar, die het op
woensdag 20 juni verhandelt aan de
exporteur-. Op maandag 25 juni le
vert deze het in Duitsland af bij een
grossier. Hij geeft op het 20 juni
door aan de detaillist en zo wordt
het begin juli, alvorens de Duitse
huisvrouw het ei kan kopen.
Er behoeft dus weinig stagnatie bij
te komen, of het ei is een maand
oud alvorens het Herr Wirtschafts-
wunders keelgat passeert, want
gemakshalve hebben wij de nijve
re handel op zaterdag en zondag
door laten werken. Men zegt dat
het ook wel eens vijf of zes weken
duurt, voor het ei de weg van
producent tot consument heeft af
gelegd. Dat zou zelfs in eigen land
kunnen voorkomen. De exporteur
ontbreekt dan wel in het rijtje,
maar daar staat tegenover, dat bij
een stijgende eierprijs sommige
pluimveehouders ervan worden
beschuldigd, dat zij eieren vast
houden. Dat behoeft geen volle
week te zijn. Als de verzamelaar
op dinsdag komt, kan men b.v. bij
een verwachte stijging van de
prijs, de eieren van zondag en
maandag bewaren tot dinsdag-
over-een-week. Voorts hebben wij
de distributie via verzamelaar, re
gionale handelaar, grossier enz.
wel wat snel laten verlopen in
ons voorbeeld.
DE WAARHEID LIGT IN HET
MIDDEN
Het bovenstaande is zo ongeveer
wat de voorstanders van sanering
van de eierafzet naar vox-en bren
gen. Dat behoeft nu niet per se via
een eierring te geschieden, al is dit
wel één der wegen die tot het doel
kunnen leiden. Dat doei is: het ei zo
vers mogelijk bij de burger te doen
belanden en de kwaliteit zo gelijk
matig mogelijk te doen zijn. Onder
kwaliteit verstaat men dan niet al
leen de kleur en de stevigheid (en
de reinheid) van de schaal, maar
vooral ook de kleur van de dooier en
de smaak van het ei. Het is uitste
kend, dat men eindelijk eens aan
deze dingen gaat denken en er wat
aan doen. Het is prettig ,als de con
sument wéét dat zijn ei vers is en
dat de smaak gelijkmatig goed is.
Nu eens wat cijfers, om de bo
venstaande lijdensweg kritisch te
bezien. Ons land telt thans 2287 ver
zamelaars, 445 handelaren en 547
leiding kreeg. Het was een tijd van
ongekende bloei, die echter jammer
genoeg te kort duurde. In 1948 werd
Venray immers weer opgenomen in
het district Venlo, maar mede dank
zij het werk van groepsleider Col
sen, die o.a. A.D.C. werd van het
district Venlo en in 1954 voor zijn
werk de Gilwell-Wood-badge mocht
ontvangen bleef de verkennerij in
Venray behouden, iets waarvoor hij
terecht in 1957 de Gouden Jacobs-
staf kreeg.
Het in 1957 opgerichte oudercomi
té kon veel doen om de financiële
en materiële nood te verlichten en
zo bloeit stil het spel van verkennen
weer in Venray, niet het minst door
de onbaatzuchtige inzet van vele
leidsters en leiders, die in deze afge
lopen 25 jaren hun tijd en werk ga
ven voor deze vorm van jeugdbewe
ging ,die tot de dag van heden een
groot deel van de jeugd nog altijd
weet te trekken.
Zo zal dan het komende week-end
feest zijn bij de Petrus-groep en zal
dankbaar herdacht worden het vele
werk wat voor Venrays jeugd is ge
daan en nog gedaan wordt.
Een keux-ig programma-boekje
biedt een uitgebreid overzicht over
deze voox*bije jaren en met nieuwe
moed zal het nu gaan naar het gou
den feest van dat spannende spel
van verkennen ,dat gelukkig in Ven
ray vele volgelingen heeft gehad.
gi-ossiers. Officieel haalt de verza
melaar de eiei'en af bij de boer en
brengt ze bij de handelaar. Deze
controleert ze en sorteert ze in de
gebruikelijke gewichtsklassen. De
handelaar kan in het binnenland als
grossier optreden en afleveren bij
winkels, wax-enhuizen, melkslijters
enz. Maar lang niet altijd betekent
dit, dat het ei werkelijk door zoveel
handen gaat.
Nederland telt nl. niet minder dan
434 bedx-ijven ,die de functie van
verzamelaar, handelaar en gx-ossier
tegelijk uitoefenen. Zij zijn in staat
eieren in de winkel te brengen, die
ten hoogste 14 dagen oud zijn, mits
de boer meewerkt. Dat is een rede
lijke tijd en als nu ook de detaillist
(winkelier of melkslijter) meewerkt
en de huisvrouw geen eieren „voor
een hele week tegelijk" inkoopt, kan
alles redelijk verlopen.
LET OP DE LUCHTKAMER
De consument kan dat nagaan,
want de luchtkamer in het ei wordt
groter naarmate het ei ouder is. En
bij lang bewaren zonder keren kan
de dooier sterk naar één kant door
zakken. Dat is bekend. Wat moeten
wij dus doen? Wij moeten zox-gen,
dat er een normaal, goedkoop ei in
de winkel ligt, dat in geen geval
ouder is dan 14 dagen. Daarnaast
moeten wij zorgen voor een „kwali
teitsei", dat een paar centen duur
der is, voor hen die de betere kwali
teit betalen willen.
Bovenal echter zullen wij moeten
zox-gen, dat de eieren die voor uit
voer bestemd zijn, zo snel mogelijk
te bestemder plaatse aankomen en
van constant goede kwaliteit zijn.
Dat is zowel via de particuliere eier-
ringen als langs coöperatieve weg te
verwezenlij ken.
Maar dat het deze kant op moet,
staat vast voor ieder dit weet wat er
aan de hand is. Daaraan veranderen
de grote moeilijkheden van de afzet
naar Duitsland van deze weken
niets, want die zijn slechts tijdelijk,
al zijn ze tevens benauwend.
DE WERELD VRAAGT
KWALITEIT
Naarmate de welstand toeneemt,
wil de mens ook wel wat méér be
talen voor iets wat wex*kelijk beter
is of lekkei-der smaakt. Dat is in
Duitsland het geval (waar de pluim
veehouderij sterk opkomt) en overal
elders. Waarom wij nu bij de eieren
zijn begonnen?. Omdat hier:
a. de consument de kwaliteit ter
dege kan nagaan;
b. selectie op kwaliteit door de han
del mogelijk is.
Beide zijn b.v. niet (of nog niet)
mogelijk bij melk. Geen enkele con
sument kan nl. vaststellen, of hij
melk drinkt met een kiemgetal van
100.000 of een miljoen (zolang deze
bacteriën nog niet in volle actie zijn
gekomen). Om van betrekkelijk on
schuldige melkzuurbacteriën of ziek
teverwekkende maar te zwijgen. De
vraag is dus: bij welke produkten is
een (de consument overtuigende) se
lectie op kwaliteit mogelijk en hoe
zullen wij dat organiseren?
Bij eieren is het mogelijk geble
ken. Bij vlees en zuivel was de se
lectie er eigenlijk altijd. Bij gi*oen-
ten en fx*uis is zij óók zeer oud. Bij
peulvruchten, granen en zaden is zij
er ook en woi-dt zij verder onder
zocht (bakkwaliteit, brouweigen-
schappen van gerst enz.).
NU DE MELK NOG
Ieder voelt, dat wij dus de melk
weg opgaan. Inderdaad, hier is een
punt aangesneden, dat de moeite van
een nadex-e beschouwing waard is.
Bij melk onderscheiden wij ge
halte (vet, eiwit, overige droge stof)
en kwaliteit (kiemgetal, vuilgraad,
aanwezigheid van ontstekingspro-
dukten, reuk en smaak). Het heeft
een kwarteeuw strijd gekost vóór
het begrip „kwaliteit" enigszins bui
ten het westelijke gebied doordx-ong.
En nog altiid is er geen uniforme
regeling voor de bepaling van de
melkkwaliteit en dus ook niet voor
de uitbetaling naar kwaliteit. Want
de ontstekingsprodukten in de melk
blijven in vele streken nog buiten
beschouwing. Met als gevolg, dat wij
geen duidelijk beeld hebben van de
kwaliteit van onze melk als geheel.
Vermoedelijk is de smaak stellig
nog voor verbetering vatbaar en dus
de competitie ook. En het waar
schijnlijk niet lang duren voordat we
ook bij de melk andere wegen gaan
bewandelen.