Z UA te neet Veilig verkeer... WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Het Nijverheidsonderwijs in Venray Wat te verwachten van De fiscus vraagt Vrijdag 23 april 1962 No. 15 Drie en tachtigste jaargang PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050625 ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (buiten Venray 1.75) Men kan stellen dat met de oprichting van de Stichting tot be vordering van het Nijverheidsonderwijs voor Venray en omstreken een derde belangrijke mijlpaal is bereikt in de geschiedenis van het nijverheidsonderwijs in onze plaats. Deze Stichting immers nam het bestuur over van het R.K. Kerkbestuur St. Petrus-Ban den, de oprichters en grondvesters van de Lagere Technische School St. Jozef. De eerste mijlpaal is geslagen bij de opening van de noodscjjool aan de Merseloseweg, waar indertijd hel kerkbestuur de voor afbraak be stemde jongensschool ter beschik king stelde van het nijverheids onderwijs in Venray. We hadden in onze gemeente op het gebied van het nijverheidsonderwijs alleen een huishoudschool, maar een technische school was er nog niet. En dat ter wijl iedereen als het ware voelde aankomen, dat de tijden voorbij waren, dat men het zonder dit on derwijs zou kunnen doen. Het pa rool van „industrialiseren" was nu eenmaal door de nood der tijden gegeven, maar voor industriali seren is een van de voornaamste voorwaarden dat er voldoende vak mensen aanwezig zijn. En waar wou Venray in die tijden vakmensen vandaan halen, als er geen opleiding daartoe bestond. WIJZE DAAD Het is daarom van enorme bete kenis geweest, dat toendertijd het kerkbestuur, dat overigens met de opbouw en het herstel van andere scholen de handen meer dan vol had, om toch door te zetten wat be treft de stichting van een „ambacht school'', zoals men die toendertijd noemde. Dat deze school in een grote be hoefte voorzag bleek uit de grote toeloop, die aldra dwong om plan nen te maken voor de bouw van een definitieve school, die uiteindelijk dan verschenen is aan de St. Jozef- wegOverloonseweg, de 2e mijlpaal. Men was gestart met de cursus sen. metaalbewerken en timmeren, op de dagschool, terwijl in de avondschool de oude patronaats- tekenschool werd opgenomen en daarnaast verder lessen werden ge geven in metaalbewerken. Latei- werd de inschakeling van voorbe reidende klassen noodzakelijk, als mede de nieuwe cursussen: metse len en schilderen. GROEI DAGSCHOOL We laten het aan de geschied schrijvers over om later eens precies met jaartallen en data te vertellen hoe het allemaal gegaan is en vol staan thans met de simpele mede deling dat deze L.T.S. 359 leerlingen telt en 15 klassen. Een betere illustratie van de groei van deze school in goed tien jaren is moeilijk te geven. Er zijn thans twee voorbereidende klassen, dan vier eerste klassen voor de afdeling metaal en twee tweede klassen voor deze afdeling. Dan zijn er twee eerste klassen en twee tweede klassen voor de afdeling houtbewerking, een eerste en een tweede klas schilderen en een eer ste en een tweede klas metselen. Tweehonderd jongelui van de 359 komen uit onze gemeente. Een per centage dat volgens insiders wel laag ligt. 62 jongelui komen uit Horst, dat in september a.s. zelf start met een LTS, 22 uit Meerlo, 35 uit de ge meente Vierlingsbeek, 16 uit Wans- sum en 16 uit Oploo, 5 uit Sevenum (die waarschijnlijk wel naar Horst gaan) 1 uit Bakel en 2 uit Deume. Het grote streekbelang van deze Venrayse LTS kan niet beter bewe zen worden. VERSCHILLENDE MOGELIJHEDEN biedt naast de dagschool het avond onderwijs. Dit is verdeeld in twee cursussen, namelijk een A-cursus, die 3 jaren duurt en waarop iemand kan komen, die geen dag-onderwijs genoten heeft. De B-cursus duurt 2 jaren en hierop kan men slechts komen als men het dagonderwijs gevolgd heeft of de reeds genoemde A-cursus. Het is dus voortgezet nijverheidsonder wijs in de vakken metaalbewerken en timmeren. Dan is er verder nog de OBAO- cursus, die een opleiding geeft voor het bewijs algemene ontwikkeling en die ongeveer op het peil van MULO B staat. Er zijn dus nog al enkele moge lijkheden geopend in de afgelopen jaren. Maar dit alles bracht met zich mee, dat het nieuwe gebouw al spoe dig veel te klein ging worden. Het was aan alle kanten behelpen, zo wel voor leerlingen als voor leraren en dat alles komt gewoonlijk niet aan de kwaliteit van het onderwijs ten goede. Er is al dikwijls over ge klaagd, maar het is niet gemakkelijk bouwvergunningen etc. meer los te krijgen. Daarnaast deed zich in de loop van de tijd ook nog enige ver andering voor in het onderwijs zelf. Zo werd bijv. de B-cursus van het onderwijs voor de metaal- en tim mervakken opgenomen in het leer lingenstelsel. De jongelui moesten dus practisch werken en kregen via deze B-cursus dan uiteindelijk hun leerlingen-diploma. Nu zal men het geen enkele jonge man echt kwalijk nemen dat hij er wel eens tegenzin heeft, als hij na een dag werken in fabriek of werkplaats nog vier avon den in de week (en dat twee jaren lang) de avondcursus moet gaan vol gen. Men is dus doende om hier iets anders voor in te stellen nl. het zgn. part-time onderwijs. Dat wil zeggen dat de betreffende jongeman Va dag per week normaal naar school komt, daar zijn lessen krijgt, dan prac tisch werkt in de fabriek en dan nog 2 avonden in de week weer naar school gaat. Hij krijgt dan iets meer vrije tijd en de onderwijs-mogelijk- heden worden groter.... Daarnaast speelt bij de dagschool, dat er bij deze enorme toeloop van leerlingen feitelijk te weinig voor bereidende klassen gevormd kunnen worden, omdat de school te weinig ruimte biedt. Men heeft dta pro bleem al eens proberen op te lossen door meerdere leerlingen in zulk een voorbereidende klas te „pakken" dan feitelijk wettelijk wel mocht, maar dat bleek het paard achter de wagen te spannen, want in zulke grote klassen lijdt het onderwijs Nieuwbouw en uitbreiding zijn dus noodzakelijk NIEUWE LEIDING Het „oude" schoolbestuur gaf op dat moment de leiding in nieuwe handen over. En het is dit nieuwe bestuur dat met grote voortvarend heid dit hele complex van vraag stukken omtrent uitbreiding zowel van school als onderwijs ter hand heeft genomen. Voorzitter L. Nelis- sen liet dit al doorschemeren in de laatste bijeenkomst bij de geslaagden voor de avondschool. Men blijkt al planen etc. uitge werkt klaar te hebben liggen, waar van men het eerste deel nog voor september van dit jaar verwezenlijkt hoopt te hebben. Daar zullen name lijk op de bestaande binnenplaats drie nieuwe lokalen worden bijge bouwd. T.w. twee handvaardigheids lokalen met bijbehorend magazijn en bergruimten voor de werkstukken en een schilderlokaal met speciale ruimten voor spuiten, drogen en lakken, om van een verf- en werk- kledingbewaarplaats nog maar niet te spreken. Die handvaardigheidslo kalen zijn bestemd voor de zgn. voorbereidende klassen, die door de ze toeloop in de verdrukking zijn gekomen en het schilderslokaal is voor de schildercursus, die tot he den vrij provisorisch hun werk moesten verrichten Een en ander wordt een verdie ping hoog, met plakdak en licht- kappen en beslaat een oppervlakte van 18 x 33 m. Doch hiermede is directeur Oomens nog niet tevreden. En zijn denkbeel den hebben weerklank gevonden bij het bestuur. Al is het zeker waar dat door de „afval" van leerlingen uit Horst de eerste jaren het leerlingaantal niet dergelijke stijgingen zal kennen als in het verleden, van de andere kant zal spoedig de bouw van een nieu we garderobe, een gymnastiekzaal, een rijwielberging en een cantine geen overdreven luxe zijn. Men hoopt met dit twee verdiepingen ho ge gebouw, op de hoogte waar nu de rijwielberging is in het volgend jaar te kunnen starten. Maar daarnaast heeft een ander probleem toch de aandacht van be stuur en directie Nog te veel jongelui gaan aan het nijverheidsonderwijs voorbij, omdat ze door een of andere reden niet het theoretisch onderwijs kunnen vol gen. Hier zouden best vakmensen van te maken zijn, indien het be staande onderwijs aan hun moge lijkheden zou worden aangepast. Daarin voorziet het Individueel Technisch Onderwiis. een nieuwe mogelijkheid, die het nijverheidson derwijs nu kent. Deze jongelui wordt dus practisch werken bijgebracht, zonder dat ze direct lastig gevallen worden met al de theorie, die hoe nuttig ook, voor hen te zwaar ligt. Ook deze jongelui wil men in de toekomst een reëele kans geven op goed vakonderwijs. Dat eist uitbrei ding van de school met nieuwe vak lokalen. Daarnaast blijft de vraag open, of het aantal cursussen (nu metaalbe werken, timmeren, metselen en schilderen) niet moet worden uitge breid. Zo zijn in de metaalinrichting bijv. nog mogelijkheden voor auto montage, electrotechniek en fijn bankwerken. Wil men voor een van deze richtingen of voor allemaal wat doen, dan eist dit ook weer verdere uitbreiding Verder gaan ook de Venrayse be drijven meer eisen stellen. Neem bijv. maar eens plaatwerken, stem pels maken e.d. waar dus werkelij ke behoeften liggen. Dat alles wordt druk onderzocht, op de mogelijkhe den bekeken. Vast staat wel dat de vleugel langs het St. Jorispark al deze uitbreidin gen zal moeten gaan opvangen. In die richting is architect Colsen al plannen aan het opzetten, die zo spoedig mogelijk na verwezenlijking van de bouw van de nieuwe lokalen, de gymnastiekzaal en de cantine aan de beurt komen. Daartoe zal men nog wel eens naar Den Haag toe moeten, daartoe moet nog veel werk verzet worden. Maar het begin van dit alles hoopt men dit jaar nog te maken. DIPLOMA-UITREIKING Dit alles kwam NOG EENS TOT UITDRUKKING vrijdag j.l. toen er de diploma's voor de avondscholen werden uitgereikt. Nadat Voorzitter L. Nelissen de gasten, waaronder de Bisschoppelijk Commissaris Deken Loonen en Wet houder Colsen, alsmede vele ouders had welkom geheten, vertelde di recteur Oomens iets over de toe komst van de school, zoals wij dit hierboven tot uitdrukking hebben gebracht. Hij wees, evenals trou wens alle sprekers op die avond, op het grote belang van studie en ver dere studie. Wil men in de tegen woordige tijd mee kunnen, dan zal men moeten zorgen vakman te zijn en vakman te blijven. Dat kan al leen door studie. Dit benadrukte ook wethouder Colsen, die er op wees dat industrialiseren ook betekent dat men vakmensen moet hebben. Die kunnen er alleen komen in deze streken als van de geboden kansen in het nijverheidsonderwijs ook ge bruik gemaakt wordt. Deken Loonen was best tevreden o.er de tot heden bereikte resulta ten. Hier wordt een behoorlijke technische ontwikkeling gegaran deerd, maar ook vorming in katho lieke geest, zodat er flinke en dege lijke vakmensen worden opgeleid. Pater Vitalis, die 10 jaren aan het nijverheidsonderwijs in Venray ver bonden is, spoorde de geslaagden aan om verder te werken aan eigen vorming. Tenslotte werd de heer Oomens, directeur der school, nog gecompli menteerd met het feit dat hij 12,5 jaren directeur van de school was. De geslaagden voor de avondnij- verheidschool zijn: Voor het A-diploma: J. Swinkels, J. H. en J. de Bruyn en A. Pelzer uit Venray; J. Strijbosch uit Yssel- steyn. Voor het B-diploma: J. v. Kem pen, W. Thijssen, P. Arts, J. Jacobs, M. Troisfontaine, H. Kusters, P. Spee, P. Drabbels, F. v. Gerven en M. Hulleman uit Venray; Th. Ver sieyen uit Oostrum; P. Jenniskens en L. Cox uit Leunen; A. v. Heesch, W. Voermans en M. Steeghs, Oirlo; J. v. Cuyck en J. v. Soest uit Merselo; M. Hendriks, P. Vloet, P. J. M. Vloet en E. M. H. Vloet uit Overloon; H. v. Dijck, Holthees; G. Hofmans, Blit- terswijck; G. Rutten, Meerlo. Geregeld Stellen landbouwers de vraag: „Wat kan ik van de E.E.G. verwachten? Er wordt zoveel over geschreven in de kranten. Maar zal ik een beter prijs voor mijn produkten kunnen maken?" Het antwoord luidt: „Een hogere prijs is voor sommige produkten stellig te verwachten. Maar of het ook een betere prijs zal zijn staat nog te bezien!" Een onbevredigend antwoord? Mis schien wel, maar daar is weinig aan te doen. Het ziet er wel naar uit, dat de arbeidskosten in de land bouw nog wat zullen stijgen en wel van grond en krachtvoer is dat te verwachten, omdat de gemiddelde graanprijs in de E.E.G. beslist hoger zou liggen dan onze tegenwoordige, die gerust laag genoemd mag wor den. Een voordeeltje voor de bouw- boeren? Dat zit er wel in, maar als de grondprijzen stijgen is dat toch niet groot. Bepaald ingewikeld is de situatie in de veehouderij en de tuinbouw. VEEHOUDERIJ VOORUITZICHTEN Enige tijd geleden hebben de EEG-landen te Brussel besloten over te gaan naar de tweede etappe van de overgangsperiode. De eind fase zal over 7,5 jaar bereikt wor den en dan moet het markt- en prijsbeleid in de EEG overal eender zijn. Voorlopig echter tracht men nog door de heffingsregels een soort gemeenschappelijke spelregels op te stellen voor de onderlinge handel. Daardoor zijn er nog allerlei duiste re punten. Niettemin kunnen we wel nagaan, hoe het voor vele pro dukten er ongeveer uit zal gaan zien. Wat fok- en gebruiksvee betreft, ziet de toekomst er goed uit. In 1960 voerden wij voor 30 miljoen uit naar EEG-landen en dat bedrag zal wel aanzienlijk stijgen. Bij deze stijging zal echter het fokvee vermoedelijk een groter aandeel krijgen dan het gebruiksvee. Om dit te begrijpen moeten wij weten, dat de E.E.G. eigenlijk al vrij veel rundvlees pro duceert. Er is een netto-invoer van slechts 7 pet. Frankrijk is de groot ste producent (wij doen ook een beetje mee, maar kunnen net ons zelf voorzien) en Duitsland en Italië zijn de invoerlanden. Zodra een land als Denemarken zou gaan meespe len, bestaat de kans, dat er minder behoefte is aan ons vee en vlees. De EEG exporteert wel wat vleeswaren, maar voert weer evenveel vlees in. Maar wat wèl vast staat is, dat de rassen, die voor melk en vlees bei de goed blijken te zijn, hun opmars zullen voortzetten en tal van min der produktieve rassen zullen ver dringen. Wie daarom goed fokvee kan leveren, zal van de EEG zeker kunnen profiteren. Dit moest een prikkel zijn om snel en in grote ge tale aansluiting te zoeken bij onze fok- en controleverenignigen. VRAGEN Ons land voert verder zeer veel kalfsvlees uit naar Frankrijk en Ita lië. In 1960 zelfs voor ruim 100 mil joen gulden! Ook deze export kan in stand blijven. Maar varkens en slachtkuikens? Hierbij zijn de voor uitzichten ook beter dan zonder EEG maar hier hangt toch teveel af van Engeland en bovendien zijn dit „grondeloze" produkties. Men kan ze zonder veel bedrijf sopper- vlakte opzetten en de produktie kan zeer snel op gang komen. Daarom moeten wij hier voorzichtig zijn. De EEG kan de afzet vergroten of in stand houden, maar dat geldt voor ieder land en het hangt dus maar van ons vakmanschap af, of wij de concurrentie aankunnen. Maar de melk en de zuivelsector? Gewoonlijk wijst men er op, dat Ne derland vooral kaas maakt (maar dat doet Italië ook) en dat de ande re landen veel boter maken. Voor condens en melkpoeder is ons land de grootste producent op de wereld markt. Maar als Engeland, zoals thans het geval is, onze boterinvoer aldaar contingenteert, zitten wij toch al met moeilijkheden. Ja, nog wel. Toch kunnen wij nu al gerust zeggen, dat wij stellig boter kunnen maken voor de prijs die België, Duitsland en Frankrijk ervoor ma ken. Slechts Denemarken is een ge vaarlijke concurrent, omdat de Deense boer eficiënt (goedkoop) pro duceert. Wij komen er dan ook niet, tenzij wij nu reeds de E.E.G. als to taal bezien. Dit nu bestaande E.E.G.-gebied dan, voert een beetje boter en melk poeder uit. Het importeert een beet je kaas. Maar het voert zeer veel condens uit en die komt allemaal uit ons land, want Duitsland produ ceert wel veel condens, maar ver bruikt dit ook weer zelf. En daar zit dus de kwetsbare plek van ons land. Kunnen wij straks de condensuit- voer handhaven? Zo ja, dan wach ten ons geen grote moeilijkheden. Zo neen, dan ziet het er minder mooi uit. Stellig zal de industriële bevol king groeien en zal er steeds meer zuivel nodig zijn, maar die grotere behoefte kan gemakkelijk gedekt worden, omdat in de ons omringen de landen de produktie per koe stijgt en bij ons het aantal koeien. Voorts zijn er voldoende technieken om zelfs met weinig grond veel melk te produceren. Niettemin zijn ons klimaat en on ze grond wel zó gunstig, dat wij op timistisch kunnen ziin. Goede vak manschap, gericht op lage kostprijs, beslist hier. Nog onverwacht thans namelijk, dat voor de producenten een E.E.G.-richtprijs zal gelden en1 Het Centraal Bureau voor de Sta tistiek heeft in zijn zojuist ver schenen nummer van het „Statis tisch Bulletin" de voorlopige cijfers van het aantal verkeersongevallen, doden en gewonden, over 1961 ge publiceerd. Volgens deze voorlopige gegevens gebeurden in 1961 190.246 verkeers ongevallen, dat is 12.777 (7,2 pet.) meer dan in 1960, toen er 177.469 on gevallen plaatsvonden. Het aantal verkeersdoden bedroeg in 1961 1.922,66 of 3,4 pet. meer dan in 1960. Het aantal zwaar gewonden ten gevolge van verkeersongelukken bedroeg in 1961 30.618 (1960: 28.682). Het aantal licht gewonden daalde, in 1961 werden 19.542 personen licht gewond, dat is 134 minder dan in 1960 (19.676). Het Verbond voor Veilig Verkeer heeft uitgaande van deze voorlo pige cijfers de indruk dat de pro gressiviteit in de stijging zoals deze zich in de laatste jaren manifesteer de een hoopgevende teruglopende tendens vertoont. De verkeersonvei ligheid was in 1961 niettemin we derom groter dan in de voorgaande jaren, zoals uit de absolute cijfers zonder meer blijkt. Toch is naar de mening van het Verbond de voorzichtige conclusie gewettigd, dat het verkeer in 1961 relatief gesproken iets veiliger was dan in de onmiddellijk voorafgaan de jaren. Uit een op basis van de officiële cijfers van en in nauwe samenwerking met het C.B.S. door het Verbond ontwikkeld begrip „verkeersveiligheidscomponent" is namelijk gebleken dat deze index na het wel zeer ongunstige jaar 1960 niet verder is gestegen en zelfs een kleine teruggang vertoont. In ge noemde component is de zo nood zakelijke relatie gelegd tussen de intensiteit van het verkeer enerzijds en het aantal verkeersongevallen anderzijds. Voor een objectieve be oordeling van de ontwikkeling van de verkeersonveiligheid is het no dig, daarbij ook rekening te houden met het steeds intensiever worden van het verkeer. Het Verbond is zich overigens be wust, dat ook de index van de ver keersintensiteit als vergelijkings maatstaf betrekkelijke waarde heeft waar deze index bepaald is aan de hand van incidentele tellingen. Slechts een nauwkeurig cijfer van het in de diverse jaren door auto's, motorfietsen, scooters en (brom)fiet sen afgelegd totaal aan rijkilometers zal de werkelijkheid het meest be naderen. Nog daargelaten dat ook factoren als de intensiteit van het voetgangersverkeer, weersomstan digheden, toeristenbezoek, etc. een niet onbelangrijke rol spelen in de opbouw van het verkeer en daar mede in de mate van verkeerson veiligheid in een bepaald jaar. UITZONDERLIJK HOGE BELASTINGHEFFING VAN MIDDENGROEPEN Belastingverlaging spreekt als geen ander tot de verbeeldingskracht van de enkeling. Is zulk een veria ging mogelijk. Gezien het feit dat ieder jaar opnieuw de belastingen een veel grotere opbrengst hadden dan verwacht werd, moet dit kun nen. Zo heeft de fiscus 955 mil joen meer ontvangen dan in 1960, dat ook al een goed jaar was voor de minister van financiën. Alleen al voor de loonbelasting werd een stijging geconstateerd van liefst ruim 16 pet. De progressieve tarie ven hebben hier dus hun uitwerking op de hogere lonen niet gemist, want de loonstijging voor verleden jaar wordt op 7 a 8 pet. geschat. In brede kringen wordt er van uitgegaan dat de per 1 juli ingaande belastingverlichting slechts een eer ste stap mag zijn naar een veel roya lere vermindering. In grote lijnen gezien zal de vermindering van be lastingdruk dit jaar nog slechts ca. 2 pet. bedragen. NEDERLAND ZUCHT ONDER ZWAARSTE DRUK Deskundigen hebben zich intus sen bezig gehouden met de vergelij king van de belastingdnak in Ne derland met die in andere ons om ringende landen. Hierbij zijn cijfers aan het licht gekomen, die grote in druk hebben gemaakt. Zo schatte men dat bij een inko men van 10.000,een echtpaar met twee jonge kinderen in België plm. 8 pet. moet afstaan aan de staat, in West-Duitsland ca. 7 pet. en in Nederland reeds 10 pet. De grootste verschillen in belasting druk treden echter op in de inko mensklassen van tien- tot vijfen twintigduizend gulden per jaar. In België heft men van het reeds ge noemde gezin met een inkomen van 25.000,nog „slechts" plm. 15 pet. Het door zijn hoge heffingsniveau berucht geworden Engeland vraagt van dit zelfde echtpaar met 25.000 gulden 21 pet. belasting. Nederland spant de kroon van alle E.E.G.-lan- den en vraagt zelfs na 1 juli nog ruim 25 pet. van dit gezin! De verschillen zijn te opmerkelijk om aan voorbij te gaan. De toestand fi olU «me&«rtiwra j «t AKM *vpoth«iu/> (-4 Iwniau C fiwisri^o, y JULIANASIN6EL41 -tdèf 1061 (K4780) dat voor boter de gelegenheid zal worden gegeven haar tegen inter ventieprijs in te leveren. Dan rest nog een bijzonder beleid t.o.v. de consumptiemelk, die óók een export artikel kan worden. Als wij erin sla gen in deze regeling de kwaliteit en het gehalte prijsbepalend te doen zijn, kunnen er toch nog goede kan sen zijn. is temeer niet houdbaar omdat de aftrekkingsmogelijkheden, voordat het zuiver inkomen wordt bepaald, in alle ons omringende landen veel groter zijn dan bij ons. De verschil len in heffing zijn dus in de prak tijk nog veel groter. NAAR EENHEID IN EUROPA Er is een derde belangrijke factor, die niet kan worden voorbij gezien. De eenwording in economisch op zicht binnen E.E.G.-verband zal de deelnemende landen dwingen ook in fiscaal opzicht de heffingslijnen meer parallel te laten lopen. Dit is een proces van jaren, maar dat er aan gewerkt wordt, bewijst de belastingherziening in België. Daar is men bezig de inkomsten belasting op te trekken. Voor de toe passing van de tarieven zullen de inkomsten van man en vrouw daar voortaan worden samengevoegd, evenals dit bij ons het geval is. Ook zullen er in België in de toekomst meer bewijsstukken moeten worden overgelegd bij betwisting van een aanslag. Zo nodig zal het bankge heim worden opgeheven. Voor ons ziin dat reeds bekende geluiden. Men kan deze maatregelen als een bewijs zien van een langzame aan passing in Europees verband. Ne- 3iIIals ladsuauxes ;ep ui jez puepap met zijn tarieven omlaag moeten. In welke richting zal de vermin dering moeten worden gezocht? Al gemeen wordt de wens geuit de pro gressiviteit der inkomsten- en loon belasting voor de middengroepen kleiner te maken. MINDER STERKE STIJGING Als eerste stap ter tegemoetkoming aan deze wens zou de progressiviteit sterk moeten worden gematigd. Er is reeds uitgerekend dat het over nemen van de nog vrij sterke Engel se progressie ons land op een bud gettair offer van nog geen 300 mil joen gulden zou komen te staan. Wanneer wij er nog even aan her inneren dat in het vorig jaar de stij ging van de belastingopbrengst 955 miljoen gulden bedroeg, dan is dit eerste doel ruim bereikbaar; temeer omdat wij weten dat het loon- en prijsniveau in Nederland nog zal stijgen Bij een verdere herziening der be lastingheffing in gunstige richting zou er naar moeten worden gestreefd tot een bepaalde hoogte van het in komen 15.000,— tot 20.000,—) geen progressie meer toe te passen, maar proportionaliteit. Er moet niet te snel voor de inkomensverdeling corrigerend worden ingegrepen. Een streven naar aanvaarding van het evenredig nutsoffer is wel toe te juichen. Daar is nu geen sprake van. VERDIEND OF IN DE SCHOOT GEWORPEN? Tot een hoogte van 15.000 tot 20.000,wordt het inkomen veel al door arbeidsinspanning verkre gen. Daar boven is er in toenemen de mate van verkrijging door bui tenkansjes. Prof. De Langen rekent daaronder b'ivoorbeeld dat deel van de ondernemerswinst, dat een gevolg is van geluksfactoren dus van een buitenkans. Van deze buitenkansen

Peel en Maas | 1962 | | pagina 1