Z UA
te neet
Veilig verkeer...
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Het Nijverheidsonderwijs
in Venray
Wat te verwachten
van
De fiscus vraagt
Vrijdag 23 april 1962 No. 15
Drie en tachtigste jaargang
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050625
ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL 1.50 (buiten Venray 1.75)
Men kan stellen dat met de oprichting van de Stichting tot be
vordering van het Nijverheidsonderwijs voor Venray en omstreken
een derde belangrijke mijlpaal is bereikt in de geschiedenis van
het nijverheidsonderwijs in onze plaats. Deze Stichting immers
nam het bestuur over van het R.K. Kerkbestuur St. Petrus-Ban
den, de oprichters en grondvesters van de Lagere Technische
School St. Jozef.
De eerste mijlpaal is geslagen bij
de opening van de noodscjjool aan
de Merseloseweg, waar indertijd hel
kerkbestuur de voor afbraak be
stemde jongensschool ter beschik
king stelde van het nijverheids
onderwijs in Venray. We hadden in
onze gemeente op het gebied van
het nijverheidsonderwijs alleen een
huishoudschool, maar een technische
school was er nog niet. En dat ter
wijl iedereen als het ware voelde
aankomen, dat de tijden voorbij
waren, dat men het zonder dit on
derwijs zou kunnen doen. Het pa
rool van „industrialiseren" was nu
eenmaal door de nood der tijden
gegeven, maar voor industriali
seren is een van de voornaamste
voorwaarden dat er voldoende vak
mensen aanwezig zijn. En waar wou
Venray in die tijden vakmensen
vandaan halen, als er geen opleiding
daartoe bestond.
WIJZE DAAD
Het is daarom van enorme bete
kenis geweest, dat toendertijd het
kerkbestuur, dat overigens met de
opbouw en het herstel van andere
scholen de handen meer dan vol
had, om toch door te zetten wat be
treft de stichting van een „ambacht
school'', zoals men die toendertijd
noemde.
Dat deze school in een grote be
hoefte voorzag bleek uit de grote
toeloop, die aldra dwong om plan
nen te maken voor de bouw van een
definitieve school, die uiteindelijk
dan verschenen is aan de St. Jozef-
wegOverloonseweg, de 2e mijlpaal.
Men was gestart met de cursus
sen. metaalbewerken en timmeren,
op de dagschool, terwijl in de
avondschool de oude patronaats-
tekenschool werd opgenomen en
daarnaast verder lessen werden ge
geven in metaalbewerken. Latei-
werd de inschakeling van voorbe
reidende klassen noodzakelijk, als
mede de nieuwe cursussen: metse
len en schilderen.
GROEI DAGSCHOOL
We laten het aan de geschied
schrijvers over om later eens precies
met jaartallen en data te vertellen
hoe het allemaal gegaan is en vol
staan thans met de simpele mede
deling dat deze L.T.S. 359 leerlingen
telt en 15 klassen.
Een betere illustratie van de groei
van deze school in goed tien jaren
is moeilijk te geven.
Er zijn thans twee voorbereidende
klassen, dan vier eerste klassen voor
de afdeling metaal en twee tweede
klassen voor deze afdeling. Dan zijn
er twee eerste klassen en twee
tweede klassen voor de afdeling
houtbewerking, een eerste en een
tweede klas schilderen en een eer
ste en een tweede klas metselen.
Tweehonderd jongelui van de 359
komen uit onze gemeente. Een per
centage dat volgens insiders wel
laag ligt.
62 jongelui komen uit Horst, dat
in september a.s. zelf start met een
LTS, 22 uit Meerlo, 35 uit de ge
meente Vierlingsbeek, 16 uit Wans-
sum en 16 uit Oploo, 5 uit Sevenum
(die waarschijnlijk wel naar Horst
gaan) 1 uit Bakel en 2 uit Deume.
Het grote streekbelang van deze
Venrayse LTS kan niet beter bewe
zen worden.
VERSCHILLENDE
MOGELIJHEDEN
biedt naast de dagschool het avond
onderwijs. Dit is verdeeld in twee
cursussen, namelijk een A-cursus,
die 3 jaren duurt en waarop iemand
kan komen, die geen dag-onderwijs
genoten heeft.
De B-cursus duurt 2 jaren en
hierop kan men slechts komen als
men het dagonderwijs gevolgd heeft
of de reeds genoemde A-cursus. Het
is dus voortgezet nijverheidsonder
wijs in de vakken metaalbewerken
en timmeren.
Dan is er verder nog de OBAO-
cursus, die een opleiding geeft voor
het bewijs algemene ontwikkeling en
die ongeveer op het peil van MULO
B staat.
Er zijn dus nog al enkele moge
lijkheden geopend in de afgelopen
jaren. Maar dit alles bracht met zich
mee, dat het nieuwe gebouw al spoe
dig veel te klein ging worden. Het
was aan alle kanten behelpen, zo
wel voor leerlingen als voor leraren
en dat alles komt gewoonlijk niet
aan de kwaliteit van het onderwijs
ten goede. Er is al dikwijls over ge
klaagd, maar het is niet gemakkelijk
bouwvergunningen etc. meer los te
krijgen. Daarnaast deed zich in de
loop van de tijd ook nog enige ver
andering voor in het onderwijs zelf.
Zo werd bijv. de B-cursus van het
onderwijs voor de metaal- en tim
mervakken opgenomen in het leer
lingenstelsel. De jongelui moesten
dus practisch werken en kregen via
deze B-cursus dan uiteindelijk hun
leerlingen-diploma. Nu zal men het
geen enkele jonge man echt kwalijk
nemen dat hij er wel eens tegenzin
heeft, als hij na een dag werken in
fabriek of werkplaats nog vier avon
den in de week (en dat twee jaren
lang) de avondcursus moet gaan vol
gen.
Men is dus doende om hier iets
anders voor in te stellen nl. het zgn.
part-time onderwijs. Dat wil zeggen
dat de betreffende jongeman Va dag
per week normaal naar school komt,
daar zijn lessen krijgt, dan prac
tisch werkt in de fabriek en dan nog
2 avonden in de week weer naar
school gaat. Hij krijgt dan iets meer
vrije tijd en de onderwijs-mogelijk-
heden worden groter....
Daarnaast speelt bij de dagschool,
dat er bij deze enorme toeloop van
leerlingen feitelijk te weinig voor
bereidende klassen gevormd kunnen
worden, omdat de school te weinig
ruimte biedt. Men heeft dta pro
bleem al eens proberen op te lossen
door meerdere leerlingen in zulk een
voorbereidende klas te „pakken"
dan feitelijk wettelijk wel mocht,
maar dat bleek het paard achter de
wagen te spannen, want in zulke
grote klassen lijdt het onderwijs
Nieuwbouw en uitbreiding zijn
dus noodzakelijk
NIEUWE LEIDING
Het „oude" schoolbestuur gaf op
dat moment de leiding in nieuwe
handen over. En het is dit nieuwe
bestuur dat met grote voortvarend
heid dit hele complex van vraag
stukken omtrent uitbreiding zowel
van school als onderwijs ter hand
heeft genomen. Voorzitter L. Nelis-
sen liet dit al doorschemeren in de
laatste bijeenkomst bij de geslaagden
voor de avondschool.
Men blijkt al planen etc. uitge
werkt klaar te hebben liggen, waar
van men het eerste deel nog voor
september van dit jaar verwezenlijkt
hoopt te hebben. Daar zullen name
lijk op de bestaande binnenplaats
drie nieuwe lokalen worden bijge
bouwd. T.w. twee handvaardigheids
lokalen met bijbehorend magazijn en
bergruimten voor de werkstukken
en een schilderlokaal met speciale
ruimten voor spuiten, drogen en
lakken, om van een verf- en werk-
kledingbewaarplaats nog maar niet
te spreken. Die handvaardigheidslo
kalen zijn bestemd voor de zgn.
voorbereidende klassen, die door de
ze toeloop in de verdrukking zijn
gekomen en het schilderslokaal is
voor de schildercursus, die tot he
den vrij provisorisch hun werk
moesten verrichten
Een en ander wordt een verdie
ping hoog, met plakdak en licht-
kappen en beslaat een oppervlakte
van 18 x 33 m.
Doch hiermede is directeur Oomens
nog niet tevreden. En zijn denkbeel
den hebben weerklank gevonden
bij het bestuur.
Al is het zeker waar dat door de
„afval" van leerlingen uit Horst de
eerste jaren het leerlingaantal niet
dergelijke stijgingen zal kennen als
in het verleden, van de andere kant
zal spoedig de bouw van een nieu
we garderobe, een gymnastiekzaal,
een rijwielberging en een cantine
geen overdreven luxe zijn. Men
hoopt met dit twee verdiepingen ho
ge gebouw, op de hoogte waar nu
de rijwielberging is in het volgend
jaar te kunnen starten.
Maar daarnaast heeft een ander
probleem toch de aandacht van be
stuur en directie
Nog te veel jongelui gaan aan het
nijverheidsonderwijs voorbij, omdat
ze door een of andere reden niet het
theoretisch onderwijs kunnen vol
gen. Hier zouden best vakmensen
van te maken zijn, indien het be
staande onderwijs aan hun moge
lijkheden zou worden aangepast.
Daarin voorziet het Individueel
Technisch Onderwiis. een nieuwe
mogelijkheid, die het nijverheidson
derwijs nu kent. Deze jongelui wordt
dus practisch werken bijgebracht,
zonder dat ze direct lastig gevallen
worden met al de theorie, die hoe
nuttig ook, voor hen te zwaar ligt.
Ook deze jongelui wil men in de
toekomst een reëele kans geven op
goed vakonderwijs. Dat eist uitbrei
ding van de school met nieuwe vak
lokalen.
Daarnaast blijft de vraag open, of
het aantal cursussen (nu metaalbe
werken, timmeren, metselen en
schilderen) niet moet worden uitge
breid. Zo zijn in de metaalinrichting
bijv. nog mogelijkheden voor auto
montage, electrotechniek en fijn
bankwerken. Wil men voor een van
deze richtingen of voor allemaal wat
doen, dan eist dit ook weer verdere
uitbreiding
Verder gaan ook de Venrayse be
drijven meer eisen stellen. Neem
bijv. maar eens plaatwerken, stem
pels maken e.d. waar dus werkelij
ke behoeften liggen. Dat alles wordt
druk onderzocht, op de mogelijkhe
den bekeken.
Vast staat wel dat de vleugel langs
het St. Jorispark al deze uitbreidin
gen zal moeten gaan opvangen. In
die richting is architect Colsen al
plannen aan het opzetten, die zo
spoedig mogelijk na verwezenlijking
van de bouw van de nieuwe lokalen,
de gymnastiekzaal en de cantine aan
de beurt komen.
Daartoe zal men nog wel eens naar
Den Haag toe moeten, daartoe moet
nog veel werk verzet worden. Maar
het begin van dit alles hoopt men
dit jaar nog te maken.
DIPLOMA-UITREIKING
Dit alles kwam NOG EENS TOT
UITDRUKKING vrijdag j.l. toen er
de diploma's voor de avondscholen
werden uitgereikt.
Nadat Voorzitter L. Nelissen de
gasten, waaronder de Bisschoppelijk
Commissaris Deken Loonen en Wet
houder Colsen, alsmede vele ouders
had welkom geheten, vertelde di
recteur Oomens iets over de toe
komst van de school, zoals wij dit
hierboven tot uitdrukking hebben
gebracht. Hij wees, evenals trou
wens alle sprekers op die avond, op
het grote belang van studie en ver
dere studie. Wil men in de tegen
woordige tijd mee kunnen, dan zal
men moeten zorgen vakman te zijn
en vakman te blijven. Dat kan al
leen door studie. Dit benadrukte ook
wethouder Colsen, die er op wees
dat industrialiseren ook betekent dat
men vakmensen moet hebben. Die
kunnen er alleen komen in deze
streken als van de geboden kansen
in het nijverheidsonderwijs ook ge
bruik gemaakt wordt.
Deken Loonen was best tevreden
o.er de tot heden bereikte resulta
ten. Hier wordt een behoorlijke
technische ontwikkeling gegaran
deerd, maar ook vorming in katho
lieke geest, zodat er flinke en dege
lijke vakmensen worden opgeleid.
Pater Vitalis, die 10 jaren aan het
nijverheidsonderwijs in Venray ver
bonden is, spoorde de geslaagden
aan om verder te werken aan eigen
vorming.
Tenslotte werd de heer Oomens,
directeur der school, nog gecompli
menteerd met het feit dat hij 12,5
jaren directeur van de school was.
De geslaagden voor de avondnij-
verheidschool zijn:
Voor het A-diploma: J. Swinkels,
J. H. en J. de Bruyn en A. Pelzer
uit Venray; J. Strijbosch uit Yssel-
steyn.
Voor het B-diploma: J. v. Kem
pen, W. Thijssen, P. Arts, J. Jacobs,
M. Troisfontaine, H. Kusters, P.
Spee, P. Drabbels, F. v. Gerven en
M. Hulleman uit Venray; Th. Ver
sieyen uit Oostrum; P. Jenniskens en
L. Cox uit Leunen; A. v. Heesch, W.
Voermans en M. Steeghs, Oirlo; J.
v. Cuyck en J. v. Soest uit Merselo;
M. Hendriks, P. Vloet, P. J. M. Vloet
en E. M. H. Vloet uit Overloon; H.
v. Dijck, Holthees; G. Hofmans, Blit-
terswijck; G. Rutten, Meerlo.
Geregeld Stellen landbouwers de vraag: „Wat kan ik van de E.E.G.
verwachten? Er wordt zoveel over geschreven in de kranten. Maar
zal ik een beter prijs voor mijn produkten kunnen maken?" Het
antwoord luidt: „Een hogere prijs is voor sommige produkten
stellig te verwachten. Maar of het ook een betere prijs zal zijn
staat nog te bezien!"
Een onbevredigend antwoord? Mis
schien wel, maar daar is weinig aan
te doen. Het ziet er wel naar uit,
dat de arbeidskosten in de land
bouw nog wat zullen stijgen en wel
van grond en krachtvoer is dat te
verwachten, omdat de gemiddelde
graanprijs in de E.E.G. beslist hoger
zou liggen dan onze tegenwoordige,
die gerust laag genoemd mag wor
den. Een voordeeltje voor de bouw-
boeren? Dat zit er wel in, maar als
de grondprijzen stijgen is dat toch
niet groot.
Bepaald ingewikeld is de situatie
in de veehouderij en de tuinbouw.
VEEHOUDERIJ
VOORUITZICHTEN
Enige tijd geleden hebben de
EEG-landen te Brussel besloten
over te gaan naar de tweede etappe
van de overgangsperiode. De eind
fase zal over 7,5 jaar bereikt wor
den en dan moet het markt- en
prijsbeleid in de EEG overal eender
zijn. Voorlopig echter tracht men
nog door de heffingsregels een soort
gemeenschappelijke spelregels op te
stellen voor de onderlinge handel.
Daardoor zijn er nog allerlei duiste
re punten. Niettemin kunnen we
wel nagaan, hoe het voor vele pro
dukten er ongeveer uit zal gaan
zien.
Wat fok- en gebruiksvee betreft,
ziet de toekomst er goed uit. In 1960
voerden wij voor 30 miljoen uit naar
EEG-landen en dat bedrag zal wel
aanzienlijk stijgen. Bij deze stijging
zal echter het fokvee vermoedelijk
een groter aandeel krijgen dan het
gebruiksvee. Om dit te begrijpen
moeten wij weten, dat de E.E.G.
eigenlijk al vrij veel rundvlees pro
duceert. Er is een netto-invoer van
slechts 7 pet. Frankrijk is de groot
ste producent (wij doen ook een
beetje mee, maar kunnen net ons
zelf voorzien) en Duitsland en Italië
zijn de invoerlanden. Zodra een land
als Denemarken zou gaan meespe
len, bestaat de kans, dat er minder
behoefte is aan ons vee en vlees. De
EEG exporteert wel wat vleeswaren,
maar voert weer evenveel vlees in.
Maar wat wèl vast staat is, dat de
rassen, die voor melk en vlees bei
de goed blijken te zijn, hun opmars
zullen voortzetten en tal van min
der produktieve rassen zullen ver
dringen. Wie daarom goed fokvee
kan leveren, zal van de EEG zeker
kunnen profiteren. Dit moest een
prikkel zijn om snel en in grote ge
tale aansluiting te zoeken bij onze
fok- en controleverenignigen.
VRAGEN
Ons land voert verder zeer veel
kalfsvlees uit naar Frankrijk en Ita
lië. In 1960 zelfs voor ruim 100 mil
joen gulden! Ook deze export kan
in stand blijven. Maar varkens en
slachtkuikens? Hierbij zijn de voor
uitzichten ook beter dan zonder
EEG maar hier hangt toch teveel
af van Engeland en bovendien zijn
dit „grondeloze" produkties. Men
kan ze zonder veel bedrijf sopper-
vlakte opzetten en de produktie kan
zeer snel op gang komen. Daarom
moeten wij hier voorzichtig zijn. De
EEG kan de afzet vergroten of in
stand houden, maar dat geldt voor
ieder land en het hangt dus maar
van ons vakmanschap af, of wij de
concurrentie aankunnen.
Maar de melk en de zuivelsector?
Gewoonlijk wijst men er op, dat Ne
derland vooral kaas maakt (maar
dat doet Italië ook) en dat de ande
re landen veel boter maken. Voor
condens en melkpoeder is ons land
de grootste producent op de wereld
markt. Maar als Engeland, zoals
thans het geval is, onze boterinvoer
aldaar contingenteert, zitten wij
toch al met moeilijkheden. Ja, nog
wel. Toch kunnen wij nu al gerust
zeggen, dat wij stellig boter kunnen
maken voor de prijs die België,
Duitsland en Frankrijk ervoor ma
ken. Slechts Denemarken is een ge
vaarlijke concurrent, omdat de
Deense boer eficiënt (goedkoop) pro
duceert. Wij komen er dan ook niet,
tenzij wij nu reeds de E.E.G. als to
taal bezien.
Dit nu bestaande E.E.G.-gebied
dan, voert een beetje boter en melk
poeder uit. Het importeert een beet
je kaas. Maar het voert zeer veel
condens uit en die komt allemaal
uit ons land, want Duitsland produ
ceert wel veel condens, maar ver
bruikt dit ook weer zelf. En daar zit
dus de kwetsbare plek van ons land.
Kunnen wij straks de condensuit-
voer handhaven? Zo ja, dan wach
ten ons geen grote moeilijkheden. Zo
neen, dan ziet het er minder mooi
uit.
Stellig zal de industriële bevol
king groeien en zal er steeds meer
zuivel nodig zijn, maar die grotere
behoefte kan gemakkelijk gedekt
worden, omdat in de ons omringen
de landen de produktie per koe
stijgt en bij ons het aantal koeien.
Voorts zijn er voldoende technieken
om zelfs met weinig grond veel melk
te produceren.
Niettemin zijn ons klimaat en on
ze grond wel zó gunstig, dat wij op
timistisch kunnen ziin. Goede vak
manschap, gericht op lage kostprijs,
beslist hier. Nog onverwacht thans
namelijk, dat voor de producenten
een E.E.G.-richtprijs zal gelden en1
Het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek heeft in zijn zojuist ver
schenen nummer van het „Statis
tisch Bulletin" de voorlopige cijfers
van het aantal verkeersongevallen,
doden en gewonden, over 1961 ge
publiceerd.
Volgens deze voorlopige gegevens
gebeurden in 1961 190.246 verkeers
ongevallen, dat is 12.777 (7,2 pet.)
meer dan in 1960, toen er 177.469 on
gevallen plaatsvonden. Het aantal
verkeersdoden bedroeg in 1961
1.922,66 of 3,4 pet. meer dan in
1960. Het aantal zwaar gewonden
ten gevolge van verkeersongelukken
bedroeg in 1961 30.618 (1960: 28.682).
Het aantal licht gewonden daalde,
in 1961 werden 19.542 personen licht
gewond, dat is 134 minder dan in
1960 (19.676).
Het Verbond voor Veilig Verkeer
heeft uitgaande van deze voorlo
pige cijfers de indruk dat de pro
gressiviteit in de stijging zoals deze
zich in de laatste jaren manifesteer
de een hoopgevende teruglopende
tendens vertoont. De verkeersonvei
ligheid was in 1961 niettemin we
derom groter dan in de voorgaande
jaren, zoals uit de absolute cijfers
zonder meer blijkt.
Toch is naar de mening van het
Verbond de voorzichtige conclusie
gewettigd, dat het verkeer in 1961
relatief gesproken iets veiliger was
dan in de onmiddellijk voorafgaan
de jaren. Uit een op basis van de
officiële cijfers van en in nauwe
samenwerking met het C.B.S. door
het Verbond ontwikkeld begrip
„verkeersveiligheidscomponent" is
namelijk gebleken dat deze index
na het wel zeer ongunstige jaar 1960
niet verder is gestegen en zelfs een
kleine teruggang vertoont. In ge
noemde component is de zo nood
zakelijke relatie gelegd tussen de
intensiteit van het verkeer enerzijds
en het aantal verkeersongevallen
anderzijds. Voor een objectieve be
oordeling van de ontwikkeling van
de verkeersonveiligheid is het no
dig, daarbij ook rekening te houden
met het steeds intensiever worden
van het verkeer.
Het Verbond is zich overigens be
wust, dat ook de index van de ver
keersintensiteit als vergelijkings
maatstaf betrekkelijke waarde heeft
waar deze index bepaald is aan de
hand van incidentele tellingen.
Slechts een nauwkeurig cijfer van
het in de diverse jaren door auto's,
motorfietsen, scooters en (brom)fiet
sen afgelegd totaal aan rijkilometers
zal de werkelijkheid het meest be
naderen. Nog daargelaten dat ook
factoren als de intensiteit van het
voetgangersverkeer, weersomstan
digheden, toeristenbezoek, etc. een
niet onbelangrijke rol spelen in de
opbouw van het verkeer en daar
mede in de mate van verkeerson
veiligheid in een bepaald jaar.
UITZONDERLIJK HOGE
BELASTINGHEFFING VAN
MIDDENGROEPEN
Belastingverlaging spreekt als
geen ander tot de verbeeldingskracht
van de enkeling. Is zulk een veria
ging mogelijk. Gezien het feit dat
ieder jaar opnieuw de belastingen
een veel grotere opbrengst hadden
dan verwacht werd, moet dit kun
nen. Zo heeft de fiscus 955 mil
joen meer ontvangen dan in 1960,
dat ook al een goed jaar was voor
de minister van financiën. Alleen
al voor de loonbelasting werd een
stijging geconstateerd van liefst
ruim 16 pet. De progressieve tarie
ven hebben hier dus hun uitwerking
op de hogere lonen niet gemist, want
de loonstijging voor verleden jaar
wordt op 7 a 8 pet. geschat.
In brede kringen wordt er van
uitgegaan dat de per 1 juli ingaande
belastingverlichting slechts een eer
ste stap mag zijn naar een veel roya
lere vermindering. In grote lijnen
gezien zal de vermindering van be
lastingdruk dit jaar nog slechts ca.
2 pet. bedragen.
NEDERLAND ZUCHT ONDER
ZWAARSTE DRUK
Deskundigen hebben zich intus
sen bezig gehouden met de vergelij
king van de belastingdnak in Ne
derland met die in andere ons om
ringende landen. Hierbij zijn cijfers
aan het licht gekomen, die grote in
druk hebben gemaakt.
Zo schatte men dat bij een inko
men van 10.000,een echtpaar
met twee jonge kinderen in België
plm. 8 pet. moet afstaan aan de
staat, in West-Duitsland ca. 7 pet.
en in Nederland reeds 10 pet. De
grootste verschillen in belasting
druk treden echter op in de inko
mensklassen van tien- tot vijfen
twintigduizend gulden per jaar. In
België heft men van het reeds ge
noemde gezin met een inkomen van
25.000,nog „slechts" plm. 15 pet.
Het door zijn hoge heffingsniveau
berucht geworden Engeland vraagt
van dit zelfde echtpaar met 25.000
gulden 21 pet. belasting. Nederland
spant de kroon van alle E.E.G.-lan-
den en vraagt zelfs na 1 juli nog
ruim 25 pet. van dit gezin!
De verschillen zijn te opmerkelijk
om aan voorbij te gaan. De toestand
fi olU «me&«rtiwra j
«t AKM *vpoth«iu/> (-4
Iwniau C fiwisri^o, y
JULIANASIN6EL41 -tdèf 1061 (K4780)
dat voor boter de gelegenheid zal
worden gegeven haar tegen inter
ventieprijs in te leveren. Dan rest
nog een bijzonder beleid t.o.v. de
consumptiemelk, die óók een export
artikel kan worden. Als wij erin sla
gen in deze regeling de kwaliteit en
het gehalte prijsbepalend te doen
zijn, kunnen er toch nog goede kan
sen zijn.
is temeer niet houdbaar omdat de
aftrekkingsmogelijkheden, voordat
het zuiver inkomen wordt bepaald,
in alle ons omringende landen veel
groter zijn dan bij ons. De verschil
len in heffing zijn dus in de prak
tijk nog veel groter.
NAAR EENHEID IN EUROPA
Er is een derde belangrijke factor,
die niet kan worden voorbij gezien.
De eenwording in economisch op
zicht binnen E.E.G.-verband zal de
deelnemende landen dwingen ook in
fiscaal opzicht de heffingslijnen
meer parallel te laten lopen.
Dit is een proces van jaren, maar
dat er aan gewerkt wordt, bewijst
de belastingherziening in België.
Daar is men bezig de inkomsten
belasting op te trekken. Voor de toe
passing van de tarieven zullen de
inkomsten van man en vrouw daar
voortaan worden samengevoegd,
evenals dit bij ons het geval is. Ook
zullen er in België in de toekomst
meer bewijsstukken moeten worden
overgelegd bij betwisting van een
aanslag. Zo nodig zal het bankge
heim worden opgeheven. Voor ons
ziin dat reeds bekende geluiden.
Men kan deze maatregelen als een
bewijs zien van een langzame aan
passing in Europees verband. Ne-
3iIIals ladsuauxes ;ep ui jez puepap
met zijn tarieven omlaag moeten.
In welke richting zal de vermin
dering moeten worden gezocht? Al
gemeen wordt de wens geuit de pro
gressiviteit der inkomsten- en loon
belasting voor de middengroepen
kleiner te maken.
MINDER STERKE STIJGING
Als eerste stap ter tegemoetkoming
aan deze wens zou de progressiviteit
sterk moeten worden gematigd. Er
is reeds uitgerekend dat het over
nemen van de nog vrij sterke Engel
se progressie ons land op een bud
gettair offer van nog geen 300 mil
joen gulden zou komen te staan.
Wanneer wij er nog even aan her
inneren dat in het vorig jaar de stij
ging van de belastingopbrengst 955
miljoen gulden bedroeg, dan is dit
eerste doel ruim bereikbaar; temeer
omdat wij weten dat het loon- en
prijsniveau in Nederland nog zal
stijgen
Bij een verdere herziening der be
lastingheffing in gunstige richting
zou er naar moeten worden gestreefd
tot een bepaalde hoogte van het in
komen 15.000,— tot 20.000,—)
geen progressie meer toe te passen,
maar proportionaliteit. Er moet niet
te snel voor de inkomensverdeling
corrigerend worden ingegrepen. Een
streven naar aanvaarding van het
evenredig nutsoffer is wel toe te
juichen. Daar is nu geen sprake van.
VERDIEND OF IN DE SCHOOT
GEWORPEN?
Tot een hoogte van 15.000 tot
20.000,wordt het inkomen veel
al door arbeidsinspanning verkre
gen. Daar boven is er in toenemen
de mate van verkrijging door bui
tenkansjes. Prof. De Langen rekent
daaronder b'ivoorbeeld dat deel van
de ondernemerswinst, dat een gevolg
is van geluksfactoren dus van een
buitenkans. Van deze buitenkansen