Qïóte ónêekende Het zoeken naar de Geestelijk artikel Welvaart en voeding Jaarverslag Kamer van Koophandel Vrijdag 19 januari 1962 No. 3 Drie en tachtigste jaargang WEEL EN MAAS^ DEUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.Y. VENRAY WPFlfRI A H VfifiR VPNR4V PW HMSTRRPRN ADVERTENTIEPRIJS S el. D«r mm. ABONNEMENTS- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 YV CCiIVDLiilU V UVJIl VEillIlAI EdR UIVIO 1 UCiIVCill PRIJS PER KWARTAAL 1.5* (buiten Venrar 1.75) K ANKERRESE ARCH Dat de medische wetenschap in de laatste tientallen jaren met zulke enorme forse stappen is voorwaarts geschreden is niet alleen te danken aan het feit, dat er door voortdurend onderzoek vele genees middelen zftn ontdekt om verschillende ziekten te bestrijden, maar ook omdat de aanstichters van het kwaad vaak met wortel en tak konden worden uitgeroeid. TWEE VOORBEELDEN OM DIT TE VERDUIDELIJKEN De ontdekking van sulfra-prepa raten peniciline, streptomycine, e.d. hebben er toe geleid, dat voorheen vaak de dood eisende ziektes op een snelle en afdoende wijze werden be streden. Wie herinnert zich niet van vroeger de gevreesde crisis tijdens longontsteking, een ziekteproces dat weken kon duren. Nu rekent het ge neesmiddel in enkele dagen af met deze ziekte waarbij het aantal fataal verlopende gevallen sterk wordt te ruggedrongen. Met dit geneesmiddel bestrijdt men dus de ziekte in het lichaam. Maar daarvoor moest men eerste de oorzaak van de ziekte vin den om die te kunnen bestrijden met middelen die op hun beurt slechts de verwekker zouden doden maar verder geen schadelijke in vloed op het menselijk organisme hebben. Ja zelfs is het mogelijk zich bij voorbaat tegen ziektes te be schermen door inenten. Denkt u maar aan pokken kinkhoest tetanus, difterie en kinderverlamming. Er zijn echter ook ziektes bestre den, zonder dat een enkel genees middel in het lichaam werd ge bracht. De ontdekking, dat de ma lariamug de malaria overbracht heeft ertoe geleid, dat naast de ziek te ook deze*overbrenger werd aan gevallen. Een ziektebestrijding dus buiten het lichaam om. Al deze bestrijdingsmethoden, vaak zelfs toevallig ontdekt, maken het voor de ziekteverwekkers steeds moeilijker de mens te belagen, om dat men weet wat de oorzaak van de ziekte is. De onderzoekers op het gebied van kanker moeten echter nog steeds de oorzaak van de ziekte ontdekken. Directe afwending van de ziekte, laat staan bescherming door in enting, is helaas nog niet mogelijk. „Nog niet mogelijk", zegt de leek, „maar hoe lang zoekt men al niet en zoekt men eigenlijk nog wel op grote schaal, goed georganiseerd, ge voed door voldoende geldbronnen?" Een begrijpelijke vraag, die ieder een zich zal stellen maar bovenal diegenen, die zich een dierbaar fa milielid door die ziekte zagen ont vallen. Natuurlijk wordt er over de hele wereld dagelijks gezocht naar de op lossing van de brandende vraag: „hoe ontstaat kanker". De resultaten zijn tot nog toe weinig spectaculair, zodat er weinig nieuws te melden valt. Temeer niet waar bepaalde kleine stapjes in de goede richting zeker niet direct wereldkundig zullen wor den gemaakt om geen valse hoop te wekken. Want men vergete niet dat kan ker in allerlei variaties voorkomt, en dat, stel het geval, dat men het geneesmiddel tegen huidkanker ge vonden zou hebben, nog maar afge wacht moet worden of het toe te dienen preparaat dan ook kanker in borst, maag, long of oog zouden kunnen vernietigen. Maar ergens moeten de onderzoe kers voor zichzelf vertrouwen heb ben, dat zij eens een forse stap in de goede richting zullen doen. Zij staan in feite voor de onmenselijke taak om ook na de tienduizendste mislukte proef hun vertrouwen in een uiteindelijk resultaat, misschien pas na de tweehonderdduizendste, of wie weet hoeveel later nog, met succes bekroond te zien. En dan kunnen zij misschien nog geen juichkreet laten horen. Want één geslaagde proef wil nog niet zeggen, dat het eventueel gevonden middel voor wellicht een van de kanker typen nu zo maar dadelijk op iedere patient kan worden toegepast. Toch vechten de onderzoekers over de ge hele wereld onverdroten door. Hun uitwisseling van gegevens wordt ge lukkig niet belemmerd door poli tieke scheidslijnen. Hoe verheugend dit laatste ook moge zijn veel tast bare hoop voor de patiënten geeft dit nog niet. „Dus is er inderdaad nog geen kruid voor gewassen", concludeert de niet ingewijde. Zo'n overhaaste conclupsie is ech ter ook onjuist. Want vorderingen zijn er wel deglijk gemaakt, al is het middel voor een of meer kan kertypen dan nog niet gevonden. Er bestaan verschillende metho den om de ziekte in het lichaam te bestrijden. Vooreerst de operatie, waarbij dus een aangetast deel wordt verwijderd. Dan de bestraling, waarvoor steeds moderner en doel treffender methoden zijn ontdekt. Vervolgens geneesmiddelen, waar mede men pijn kan verzachten en zelfs de levenskansen verbeteren. Tenslotte is er de methode van registratie, waarbij men van een groot aantal patiënten, die aan de zelfde soort kanker lijden, uitvoerig hun levensomstandigheden, gewoon ten etc. nagaat en deze onderzoekt op punten van overeenkomst. Ko men deze punten van overeenkomst inderdaad voor, dan dient bij een overeenkomstige groep niet-zieken te worden nagegaan hoe vaak daar bij die gewoonte of factor voorkomt. Is het verschil tussen beide groepen beduidend, dan mag men aannemen, dat de gevonden uitkomst van oor zakelijke betekenis kan zijn bij het ontstaan van die soort kanker. Maar als dat dan op deze gronden zou kunnen worden aangetoond, zal dit onderzoek nog vaak moeten worden herhaald bij steeds weer andere groepen om bij gelijke bevindingen steeds meer zekerheid te krijgen. En ook hierbij moet de registrator dag in dag uit voor zichzelf het vertrou wen hebben, dat ook hiermede het grote belang wordt gediend: het be strijden van de gevreesde ziekte. Maar ook al is men geen specia list-onderzoeker, dan geldt nog dat iedereen, hoefsmid of kantoorbe diende .huisvrouw of kamerlid, zich allereerst vrijmaakt van de angst voor de ziekte. Want al is dan het tovermiddel nog niet gevonden, voor vele soorten kanker is genezing ze ker mogelijk. Genezing, die bevor derd wordt door een behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium. Sla daarom acht op de volgende zeven punten: Elke verdikking in huid, tong, lippen en slijmvliezen, die groeit of gaat zweren. Elke knobbel in de borst, Elk abnormaal bloedverlies. Elke heesheid of hoest, die niet binnen enkele weken over is. Elke aanhoudende slechte spijsvertering. Elke aanhoudende moeilijkheid bij het slikken. Na het 40ste jaar optredende verandering in de stoelgang. Stel u dan vroegtijdig en onbe vangen onder behandeling van uw arts. Vergeet de angst en bedenk dat een deskundige op het gebied van kankeronderzoek gezegd heeft: Vele vormen van kanker zijn nu al te genezen. Dit geeft het recht om te vertrouwen dat eens kankers als volksziekte zal zijn uitgeroeid. Laat u op weg helpen door de brochure „Kanker, een Probleem?" te lezen, die verkrijgbaar is bij de afdeling Voorlichting van de Lande lijke Organisatie voor de Kankerbe strijding. de Lairessestraat 33, Am- sterdam-Z., tel. 020 - 73 55 74. Een postzegel is voldoende. WAT IS DE BEDOELING: CONGRESSEN OF ZELF-HANDELEN? Dezer dagen was ik in een café getuige van een drama, dat zich in alle stilte afspeelde tussen twee, misschien vier mensen; hoe het pre cies zat kon ik niet ervaren uit de flarden van gesprek. De vier men sen behoorden kennelijk tot de ge wone rabeiders. de man zat bij een borrel in zijn werkplunje; drie vrouwen rond hem aan hetzelfde ta feltje bij wat cola en limonade wa ren met hun hoofddoekjes om, zó door de regen van hun werk weg gelopen. De man en een der vrou wen zaten hun echtscheiding voor te bereiden. „Dacht je nou dat ik voor niks naar die vrouw ben gegaan", ving ik op. Er heerste bitterheid, on tevredenheid, teleurstelling. Ruzie was het niet. Hier zaten minstens drie teleurge stelde mensen samen, de vierde moest het nog maar afwachten; de drie misten het geluk, zij misten ook vreugde. Dit was duidelijk een van die duizenden gevallen, die zich da gelijks in dorpen en steden afspe len tussen kleine mensen. Het leed van de enkeling ,dat aan de miljoe nen anderen voorbijgaat. Want die miljoenen anderen hebben weer hun eigen narigheid. Al de individuele levens van voorbijtrekkende mensen zijn met bitterheid gevuld; het leven van de een kent een dun bodempje, het leven van de ander is er tot de rand mee gevuld. Al die mensen echter zijn onher roepelijk voor de vraag komen te staan: wat de zin van dit bestaan is, dat er zoveel narigheid en bitter heid moet wezen. Die vraag wordt niet opgelost door de welvaart van hun brommers en hun wasmachines, van hun vrije zaterdagen en T.V., door hun hoge lonen en lange vakanties. Het leed blijft voor velen een diepe angel. Wij als katholieken weten, ten minste in theorie, dat de boodschap van Christus de eigenlijke en we zenlijke weg wijst, om van de ellen de los te komen, tot vreugde en ge luk te geraken. Maar evenals de na righeid van generatie tot generatie voort duurt, blijft ook de vraag ak- tueel: hoe krijg je die Boodschap onder de mensen? Velen onzer zien dat verschrikkelijk gecompliceerd, omdat zoals zij zeggen het ge loof zo moeilijk is of omdat je niet weet hoe de mensen tot luisteren te brengen. Het is de eeuwige zorg van de Kerk die boodschap aan de mensen te brengen. Maar eigenlijk is de boodschap van Christus helemaal niet ingewikkeld ,als tenminste de scholastieke tractaten niet in de plaats komen van de acht zaligheden of de moraal-boeken in de plaats van het simpele „Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt". Eigenlijk zou ook het rondvertel len van Christus blijde Boodschap niet zo moeilijk zijn als we dat ons met onze „problematiek der heden daagse pastoraal", tegenwoordig voorstellen. Als we het maar simpel zagen en deden. Als ik de moed ge had had naar die bittere mensen in het café toe te gaan en had durven zeggen, dat met goede wil en ver trouwen op God, die echtscheiding best te vermijden zou zijn, dan was er misschien iets goeds bereikt. On ze missionarissen, die doen in onder ontwikkelde gebieden het nog zo eenvoudig. Maar zelfs in onze hoog ontwikkelde landen vinden we die eenvoud nog terug bij de „Kleine Zusters van de Foucauld" en bij het Leger des Heils. Maar te velen willen nog hun heil zoeken in grote pastorale congres sen, het plegen van sociaal-religieu- se enquêtes, congressen en organise ren. Dat schijnt voorlopig voor óns het middel. Of is het misschien meer een truc, om ons te onttrekken aan een persoonlijke plicht en een per soonlijk verkondigen van Gods vreugde op een manier, die weinig met show en alles met zelfverloo chening te maken heeft? (Ingezonden mededeling) VERANDERINGEN IN NEDERLANDS VOEDINGS PATROON In Nederland wordt meer, beter en smakelijker gegeten dan 50 jaar geleden. Besteedden in het begin van deze eeuw de meeste gezin nen hun „voedingsgeld" hoofdzakelijk aan de noodzakelijke voe dingsmiddelen, tegenwoordig worden er ook aanzienlijke bedragen gespandeerd aan de niet-noodzakelijke voedingsbehoeften. Nochtans is het deel van het inkomen, dat men hedentendage aan voedsel be steedt, veel kleiner dan vroeger zoals uit de voorhanden zijnde bud getstatistieken afdoende blijkt. In 1848 schreef de Utrechtse hoog leraar prof. G. J. Mulder het boek je „De voeding van Nederlanders", waarin hij het lage peil der voeding van de Nederlandse arbeidende klasse aan de kaak stelde. Het ma teriële bestaan van de arbeidende bevolking in de negentiende eeuw wormde inderdaad een diep treurig beeld. De voeding van deze maat schappelijke klasse die het overgro te deel der bevolking uitmaakte, maakte hierop vanzelfsprekend geen uitzondering. In de meeste arbei dersgezinnen bestond het menu uit aardappelen, roggebrood en meelpap. Goede jus kende men in deze ge zinnen niet. Men stipte de aardap pels in mosterd of azijn, die alleen tijdens de feestdagen door olie werd vervangen. Koffie van zeer inferieu re kwaliteit was de dagelijkse drank, bier werd alleen tijdens de feestdagen gedronken. Deze arme lijke voeding vroeg meestal al aan merkelijk meer dan de helft van het beschikbare, zeer schrale inkomen. Het verband tussen welvaart en voeding stond hier heel duidelijk vast. Waren de lonen hoger geweest, dan zou de voeding ook van betere kwaliteit zijn geweest. Tegen het einde der vorige eeuw beginnen zich diepgaande maatschappelijke veran deringen te voltrekken. De arbei dersklasse ontwaakt en langzaam maar zeker worden de arbeiders op geheven uit de armoede en ellende. Erg snel verliep dit proces niet. Dit tonen de budgetonderzoekingen aan, welke in 1911 door de Sociaal- Democratische Studieclub in ons land werden gehouden. Uit de ver zamelde gegevens bleek bijvoor beeld dat al het „voedingsgeld" be steed werd voor noodzakelijke voe dingsbehoeften, zoals brood, aard- apelen, groenten, boter, vet, eieren, kaas e.d. Vergelijkt men deze cijfers met die van een enqueteonderzoek, welke in 1956 werd gehouden door het Centraal Bureau voor de Statis tiek, dan constateert men opmerke lijke verschillen. Volgens de C.B.S.- enquete besteedden de Nederlanders in 1956 69,7°/o van hun inkomen aan ander inkop endan de noodzakelij ke levensmiddelen, waaronder 7°/o aan versnapering. En terwijl de voedingsuitgaven van de arbeiders gezinnen in 1911 meer dan de helft van het inkomen besloegen, hielden de Nederlandse gezinnen in 1956 dus tweederde van hun inkomen over voor andere bestedingen. GEVARIEERDER VOEDSELPAK De koopkracht van het inkomen van grote bevolkingsgroepen is na de oorlog sterk toegenomen. Dit be tekent dat voor vrijwel iedereen nu een veel gevarieerder voedselpakket bereikbaar is. Er wordt in Neder land dan ook anders gegeten dan voor de oorlog, om nog niet eens te spreken van de periode vóór 1914. Uit de getallen voor geconsumeerde levensmiddelen blijkt dat het ge bruik van vlees, kaas, eieren, boter, room, suiker en fruit is toegenomen en dat van melk, brood, aardappelen en zetmeelproducten verminderde. Daaruit blijkt wel dat men tegen woordig smakelijker eet. Of men in alle opzichten beter eet, moet echter worden betwijfeld. De vetconsump- tie is bijvoorbeeld sterk toegenomen. Overvoeding komt tegenwoordig meer voor dan ondervoeding, het aantal vermageringsdiëten is verge leken met voor de oorlog verdrie voudigd. De voeding van bejaarden, adolescenten en aanstaande moeders vertonen ernstige gebreken. Vaak is het een kwestie van onkunde, die tot ongezonde voeding leidt. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat te onzent verschillende institu ten zich bezighouden met het vraag stuk van de gezonde voeding. We noemen slechts het Voorlichtings bureau voor de Voeding, dat van de ministers van Sociale Zaken, Land bouw en Visserij 'n subsidie en ont vangst, en onafhankelijk kan voor lichten over goede en goedkope voe ding. Zowel vitaminering van mar garine, welke in 1951 bij de wet ver plicht werd, als de vaststelling van het vetgehalte van gestandariseer- de melk, kunnen beschouwd worden als een uitvloeisel van de voedings- politiek van onze overheid. Ook de arbeid van de keuringsdiensten moet in dit verband worden ge noemd. Teneinde de veranderingen welke zich in het voedingspatroon van de Nederlandse bevolking hebben voor gedaan, duidelijk te illustreren, ver melden we tenslotte de gebruikte hoeveelheden van enkele produkten in 1936 en in 1960. Gebruikte hoeveelheden (kg per persoon per jaar) 1936 1960 kaas 6,3 7,4 vlees 26,7 40,0 eieren 145 st 202 st suiker 33,8 47,6 vers fruit 38,2 57,8 aardappelen 110 97 havermout, gort 8,7 3,8 groenten 67 67,0 broodbloem, meel 96,8 76,5 oliën 6,2 4,9 De voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noord-Limburg, Drs. W. Peters, heeft vrijdag j.L voor de vergade ring van de Kamer zijn traditionele jaarbeschouwing gehouden. Daarbij heeft hij de ontwikkeling van Noord Limburg aan een onder zoek onderworpen, dat evenals ge heel Nederland in het afgelopen jaar een hoogconjunctuur heeft ge kend. Een hoogconjunctuur, die ech ter bedenkelijke vormen aan gaat nemen, omdat er meer besteed wordt dan geproduceerd. De toena me van de productie is veel minder dan in de voorafgaande jaren. Ar- beidsverkorting en gebrek aan ar beidskrachten zijn hier de oorzaak van. Het gebrek aan arbeidskrachten is in Noord Limburg nog nijpender dan elders omdat een deel van het arbeidspotentieel afvloeit naar Duitsland. Over deze pendel naar Duitsland oordeelt men, volgens drs. Peters, zeer lichtvaardig. Noord Limburg vormt een gebied met een zeer snel le bevolkingsaanwas, welke aan zienlijk boven het landelijk en pro vinciaal gemiddelde uitsteekt. Voor deze steeds groeiende bevolking moet werkgelegenheid geschapen worden. De Overheid erkent zulks wat o.a. blijkt uit het feit dat plaat sen als Venray tot zgn. probleemge bieden zijn verklaard en nieuw te vestigen industrieën op aantrekke lijke voorwaarden plaats kan bie den. Maar deze industrieën kunnen zich niet ontwikkelen als een deel ~de»-arbeidskrachten wordt weggezo gen naar Duitsland. Zou de conjunc tuur omslaan, dan zullen de Duit sers ongetwijfeld de dure pendelaars naar huis sturen en wordt Noord Limburg, dat bij een omslaan der conjunctuur toch al de handen vol zal hebben, nog eens extra gecon fronteerd met deze „Duitse" werklo zen. Drs. Peters was dan ook allesbe halve tevreden over de Minister van Economische Zaken, die z.i. deze pendelaars-kwestie wel wat bagatel liseert. Hij becijferde dat ongeveer 15,5 pet. van de mannelijke be roepsbevolking in de industrie thans in Duitsland werkzaam is. BOUWMARKT Zo stelde hij dat bij een voldoend bouwprogramma in deze streek ver- schii'ende bouwvakkers die nu naar Duitsland gaan, voor de Noord Lim burgse bouwwereld zouden zijn be houden. Omdat er echter te weinig bouwvergunningen af worden gege ven, verdwijnt het personeel en de capaciteit. Drs. Peters vroeg dan ook om een beter en slagvaardiger vergun- ningsbeleid, waar b\j in goed sa menspel tussen aannemers en be trokken provinciale en gemeente lijke instanties zowel de capaciteit verhoogd wordt als de werkne mers behouden SOCIALE BEGELEIDING.... De voorzitter der Kamer was goed te spreken over het industrialisatie beleid wat door de overheid met na me in deze streek is toegepast. Dit bestaat uit directe steun aan te vestigen of zich uitbreidende fa brieken en op de tweede plaats de verbetering van de infrastructuur, waarmede men poogt een bepaalde Streek tot grote ontwikkeling te brengen. Juist deze verbetering der infra-structuur kunnen hier in ver sneld tempo tot uitvoering worden gebracht. Voorzieningen in dit vlak komen een gehele streek ten goede. Verder bepleitte hij een spoedige totstandkoming van de weg Eind hovenVenlo die o.m. een recht streekse verbinding met de belang rijkste havengebieden en met de grens mogelijk maakt. Vanuit Venlo is dan een goed verbinding naar de autobaan bij Oberhausen, via He- rungen, Aldekerk en Moers. Maar Venlo vraagt meer goede verbindingen met Duitsland. Erg en thousiast over de medewerking van de Duitse autoriteiten bij dit stre ven kon drs. Peters niet zijn, gezien de resultaten die men ondanks veel overleg prachtisch niet heeft kunnen boeken. Evenmin was hij dat over de win kelvorming in Venlo. Dat er in de laatste-5 jaren alleen al 64 nieuwe vestigingen van winkels daar plaats vonden, moge verheugend schijnen, de overdadige vestiging van levens middelenwinkels, dreigen de struc tuur van het koopcentrum aan te tasten. Bovendien blijkt dat bijv. in de levensmiddelenbranche het klein en middenbedrijf terrein verliest aan het grootwinkelbedrijf dat met zelf bediening en supermarkets de klei nere middenstander overvleugelt. GUNSTIG JAAR Uit het verslag omtrent de toe stand van handel en nijverheid in het gebied van de Kamer is te lezen, dat de industrie in het algemeen een zeer gunstig jaar achter de boeg heeft. Maar de productie wordt sterk afgeremd door tekort aan werk krachten. Over overheidsbemoeie nissen met lonen en prijzen wordt ook geklaagd. Hier lezen we ook voor het eerst klachten over de verbindingen van Noord Limburg met Brabant en het Westen van het land- We zou den graag gezien hebben dat drs. Peters ook deze materie eens bad aangesneden in z\jn beschouwing. Want al is het zeker waar dat de verbinding van Venlo met Duits land en de zeehavens primair is, van de andere kant zijn de opko mende industrieplaatsen als Ven ray, Helden en Bergen zeer ge diend met betere verbindingen naar het Westen door bijv. een Midden Peelweg, die nu ergens in Brabant in het niet oplost, en be tere grensovergangen als in Sie- bengewald en Wellse Hut. Voorts klaagt men dat er te wei nig extra woningcontingenten los komen voor de industrie wat het aantrekken van personeel bemoei lijkt Ook de groothandel uit Noord- Limburg is tevreden over de resul taten al blijken langere levertijden tot de orde van de dag te gaan be horen. Ook detailhandel en ambacht zijn tevreden over het afgelopen jaar, al wordt de concurrentie scher per VEILINGEN Interessant is wat de groentevei lingen meldden. Het jaar 1961 zette in met matige prijzen voor de diverse winterpro- dukten als prei en peen, waarbij vooral het achterwege blijven van een vorstperiode van grote invloed geweest is. De sla-opbrengsten vielen in ver gelijking met 1960 tegen. Alhoewel de aanvoeren groter wa ren dan in dat jaar, was de geldelij ke opbrengst minder. By één vei ling was de stuks aanvoer in 1961 15 pet. hoger, doch de opbrengst 11 pet lager dan in 1960. De gemiddelde opbrengst van kas- sla bij die veiling was in 1961 clan ook slechts 11 ct. tegen 16 ct. in 1960. De gemiddelde opbrengst van na- tuursla bedroeg in beide jaren 61/t pet. ct. per stuk. De teelt van tomaten was in de koudglasbedrijven over het alge meen winstgevend. De prijzen wa ren bevredigend, hetgeen vooral te danken was aan de oogstmislukkin- gen van de natuurtomaten in West- Duitsland. De verbeterde weersom standigheden in september brachten in de tweede helft van die maand toch nog grote hoeveelheden Duitse tomaten op de markt cn bezorgden een hevige concurrentie aan de Ne derlandse tomaten van de late teelt in de koude kassen. Daardoor werden de opbrengsten vanzelfsprekend nadelig beïnvloed. Wat de tomaten uit de stookkassen betreft, waren de prijzen voor de vroege teelt bevredigend en voor de late teelt slechts matig. De produk- tie van asperges kwam door het vrij koude en natte voorjaar slechts langzaam op gang en de aanvoer in kg. bedroeg dan ook ongev. 15 pet. minder dan in 1960. Toch was de opbrengst nog aan merkelijk hoger dan in dat jaar, het geen in de gemiddelde prijs per kg. duidelijk tot uitdrukking komt. De ze was n.l. in 1960 1,69 per kg. te gen 2,30 per kg. in 1961. De totale geldelijke opbrengst bereikte trou wens een tot heden nog niet geken de hoogte van meer dan 10.000.000. Aanvankelijk liet het zich aan zien, dat ondanks een uitbreiding van het areaal slechts weinig augur ken op de markt zouden komen. Hier en daar mislukte de oogst zelfs volledig, maar door de warme sep tembermaand viel in sommige plaatsen een en ander nogal mee en kon zodoende over het geheel geno men de oogst van dit produkt nog matig genoemd worden. Door de grote vraag was de prijs abnormaal hoog (de gemiddelde op brengst per kg. bedroeg bij eén vei ling 0,09 tegen 0,50 in 1960). De teelt van sperciebonen viel tegen. Door de voor dit produkt slechte weersomstandigheden waren zowel de kwaliteit als de prijzen slecht. De fruitoogst was zeer matig, doch de hoge prijzen bezorgden het meren deel der telers toch nog behoorlijke bedrij f sresultaten. Het tuinbouwareaal onderging ook in 1961 wederom een uitbreiding, zo wel voor wat betreft de vollegronds- teelt als voor wat betreft de glas cultuur. Aangenomen wordt dat de om vang van eerstbedoelde teelt in de laatste 10 jaar werd verdubbeld, terwijl die van de glascultuur in deze periode werd verdrievoudigd. Dit blijkt trouwens uit de om zet- gegevens der veilingen. In 1960 bedroeg de totale omzet in groente en fruit ruim 13.000.000 en in 1961 ruim 54.000.000. Het is duidelijk dat een en ander gepaard gaat met een grote inves- teringsaktiviteit Geschat wordt, dat deze ca. 8.500.000 per jaar bedraagt hetgeen betekent dat Noord-Lim burg ongev. 12 pet. van de door de Commissie Landbouwkrediet ge schatte jaarlijkse totale investerin gen in de Nederlandse tuinbouw voor zijn rekening neemt Het aandeel van Noord Limburg in de totale Nederlandse omzet van tuinbouwprodukten bedraagt onge veer 5%>.

Peel en Maas | 1962 | | pagina 9