ELNA Veilig verkeer... VaJSSS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN tïïFÏÏFZïïSSiï?,T5.X Merselo 25 jaar parochie Waarom nog Zen«w Blijf gezond Politierechter Geestelijk artikel 'n 4 entekaat bestrijding tussen een gewone naaimachine en een ELNA Vrijdag 1 december 1961 No. 48 Twee en tachtigste jaargang PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 ABONNEMENTS (buiten Venray 1.75) Merselo is niet ouderwets, Merselo gaat met zijn tyd mee en houdt het oog gericht op de toekomst Dat zei rector Pelt van de Vredepeel in zijn felicitatie namens de 321 onsterfelijke zielen van de Vredepeel, zoals hij zei En tot die conclusie kwamen meer sprekers, die de Merselose pa rochie geluk kwamen wensen met het zilveren bestaansfeest van de parochie De tijd, dat een oude rector van Merselo tegen een behoorlijke grindweg naar Venray was, omdat daardoor de „kruurs" naar Merselo zouden komen is lang voorbij, zei Deken Loonen, die de zilveren parochie toewenste, dat ze de goede tradities van het oude zou blijven bewaren en zich aan zou blyven passen aan het nieuwe Het is blij parochiefeest gewor den, dat zilveren bestaansfeest van de parochie St. Jan. In de keurig opgeknapte kerk, met een feestelijke boog voor de in gang droeg 's morgens de eerste pastoor de Z.E. Heer Bot de plech tige H. Mis van dankbaarheid op. Hij werd daarbij geassisteerd door pastoor Vercoulen als presbyter- assistens, Pater Arts als Diaken en Pater Janssen als subdiaken. In zijn feestpredicatie ging Pas toor Vercoulen de geschiedenis na van het kerkdorp, waarin op zo treffende -wijze telkens opnieuw de eenheid en de saamhorigheid naar voren kwam. Met de bede, dat die eenheid in de Merselose samenle ving zou blijven bestaan ook in de komende jaren besloot de predikant zijn hooggestemde rede FEESTELIJKE ZITTING In de namiddag was er dan het plechtig lof, dat Deken Loonen op droeg voor de Merselose gemeen schap, die bijna voltallig aanwezig was in de kerk en later in het jeugdgebouw, waar de feestzitting plaats had. Daar verwelkomde Pastoor Ver coulen zijn gasten, als de H.E. Heer Deken Loonen, de Burgemeester. !t kerkbestuur, Pastoor de Bot, de Pa ters Arts en Janssen, de Rector van de Vredepeel en vele anderen. Het was het hoofd der school, de heer vd. Venne, die de tolk was der parochianen. Hij bracht hulde en dank aan de beide pastoors en hun kerkbesturen, die al die jaren door een geleidlijke uitbouw van de pa rochie hebben mogelijk gemaakt. Eenzelfde geleidelijkheid, die vol gens de geschiedenis de gehele ge meenschap van Merselo gekenmerkt heeft. Hij herdacht wat Pastoor de Bot allemaal voor de parochie heeft ge daan en welk een prachtige her innering hij achterliet in het door hem gestichte jeugdhuis, waar de jeugd zich cultureel ontwikkelde, gymnastisch kan oefenen en op ge paste wijze kan ontspannen. Hij memoreerde de oorlogsge schiedenis, waarbij klokkenroof, het opblazen van de toren en de be schadiging van kerk en pastorie nieuwe problemen schiep voor de geestelijke herder, die zijn jeugd huis tot noodkerk moest inrichten. Twee nieuwe klokken kwamen er, de pastorie en kerk werden provi sorisch hersteld en de school werd uitgebreid. Dan komt de benoeming in Neer en Merselo maakt kennis met Pas toor Vercoulen, die de 10 jaren dat hij in Merselo is een bijna onge kende activiteit ontwikkeld heeft. De toren wordt herbouwd en krijgt een verlicht uurwerk, de kerk wordt opgeknapt, van binnen en van buiten. Een nieuwe Maria-kapel wordt opgericht en een nieuwe pastorie gebouwd. Het kerkhof wordt opge knapt en de omgeving van de kerk verbeterd. En nu is men dan plan nen aan het smeden om met Pasen 1952 een nieuw orgel in gebruik te nemen. Het oude, van 55 jaren te rug, is radicaal versleten. Als bijdrage voor dit nieuwe or gel heeft de parochie Merselo als feest- en dankgeschenk de somma van 3185,15 bijeen ge bracht en de Merselose jeugd nog eens extra 42,77. Een bij drage, die meester v. d. Ven on der handgeklap aan een verras te Pastoor Vercoulen overhan digde. Moge er eenheid blijven heersen tussen de mensen van Merselo en tussen de mensen en hun geestelijke herder, aldus besloot de spreker, dan zullen ook de komende tijden, goede tijden zijn JAN MATTIES Pastoor de Bot was blij weer eens in zijn oude parochie te zijn. Hij wist smakelijk te vertellen hoe Jan Matties Michiels 25 jaren lang via zijn tante, die huishoudster was van de Roermondse bisschop, gepro beerd had een eigen parochie in Merselo te krijgen. Want dopen, be graven en trouwen moest allemaal in Venray gebeuren en zelfs zijn Pasen moest men daar houden. Dat was 'n heel geren en getrek en men wilde daarvan af. Dat is dan uiteindelijk ook gelukt en hij had dan de eer de eerste pastoor te mogen zijn. Een rol die hem licht gemaakt was door de volgzaamheid van zijn parochianen. Hij herdacht het lief en leed van z'n pastoraat en was er nog stiekem trots op dat het jeugdhuis behalve noodkerk ook nood-gemeentehuis is geweest. Zijn opgelapte pastorie speelde toen voor een tweede Hotel De Gouden Leeuw, waar gasten als Deken Berden en Burgemeester Janssen, dank zij de hulp van de Merselose boeren gul onthaald wer den. Met het epistelwoord van die dag besloot hij zijn wensen voor de toekomst: Moge Merselo groeien in daden en goede werken en in kennis van God. Voordien had Deken Loonen zijn gelukwensen overgebracht namens het dekenaat en oude herinneringen opgehaald. Hij wenste de parochie ook voor de toekomst Gods beste zegen. De Burgemeester memoreerde dat hij thans voor de 5e maal in Merse lo op 'n feest aanwezig was. En dit maal was hij bijzonder graag ge komen, omdat uit deze uitnodiging de nauwe banden tussen wereldlijke en geestelijke overheid nog 'ns aan gehaald werden. Hij memoreerde dat Merselo in de Venrayse gemeente zeker niet de minste is, herinnerde aan de vele onderduikers in dit kex-kdorp een gemeenschapsdaad van de eerste orde en wenste Merselo ook voor de toekomst het allerbeste. Rector Pelt zou het niet lang ma ken, maar deed dat toch, alleen hij deed het op een prettige manier. Hij kwam als eentje van de familie zijn beste wensen aanbieden; wensen die hij jammer genoeg niet vergezeld kon doen gaan van een feestge schenk, omdat de portomonnaie leeg was, maar die daarom niet minder hartelijk waren gemeend. Een slot- en dankwoord van Pas toor Vercoulen was het einde van deze feestdag en van deze feeste lijke zitting, waarbij Merselo's fan fare zorgde voor een klinkende mu zikale omlijsting en onderstreping van het geheel. ZIN VAN ONZE MEEST PROZAÏSCHE ARBEID Arbeid, uit liefde tot God en in Zijn geest verricht, is de kern en het hoogtepunt van een aktief en vlijtig leven. Menselijke arbeid is deelneming aan het scheppingswerk, aan (het werk van de goddelijke voorzienig heid, aan de onmetelijke arbeid waardoor God krachtens een daad van liefde alles in stand houdt. Deze visie op ons dagelijks werk geeft kardinaal Wyszinski in een boekje, dat hij geschreven heeft en dat „De christen en de arbeid" heet. Het is uitgegeven door Lannoo in Den Haag en bevat prachtige ge dachten over arbeid. Veel mensen, die met heel pro zaïsch werk hun brood moeten ver dienen, vragen zich af wat dit tech nisch, organisatorisch gedoe van iedere dag nu met hun levensdoel te maken heeft. Hun vraag wordt nog knellender als ze dat alles moeten doen om winst te maken. Kardinaal Wyszinski ziet dat in groot verband, want naar christe lijke opvatting zet God door middel van de menselijke arbeid Zijn schep pingswerk voort. De mens schept eigenlijk niets, want hij is niet almachtig, maar door zijn arbeid draagt hij er toe bij, dat de door God geschapen werken zich overeenkomstig hun bestemming tot volkomenheid ont plooien. De samenwerking tussen godde lijke en menselijke arbeid verhoogt het resultaat, omdat de mens wel iswaar „onderworpen blijft aan de eeuwige wet en de almacht van God, die over alles zorg draagt, maar an derzijds dank zij zijn verstand zijn eigen meester en zijn eigen voor zienigheid is" (Rerum Novarum). Hij past Gods werken dus aan zijn eigen levensbehoeften aan. Uit deze samenwerking tussen God en mens vloeit voort, dat hetgeen God be oogt zijn eigenlijk doel bereikt. God heeft gewild dat een met ver stand begaaft wezen in de rijkdom men van de natuur zou ingrijpen en orde scheppen. God heeft de handen en ledema ten van de mens nodig, opdat de schepping met hun hulp de door Hem beoogde volkomenheid zal be reiken. Bij onze arbeid denken wij maar zelden aan dit liefdevolle samen werken met God. Wij vergeten, dat wij in zekere zin als men het zo uitdrukken mag aan Gods „on toereikendheid" tegemoet komen. En toch is het zo dat er maar een greintje zelfbezinning nodig is om al onze geestelijke en lichamelijke krachten tot samenwerking met God te brengen. WILT U HET LIJK EVEN THUISBEZORGEN? Niemand zal ooit kunnen uitma ken, welke factoren een rol spelen en bijdragen tot het plegen van 'n strafbaar feit. De man die rustig in het restau rant één enkel biertje dronk, kon niet vermoeden, dat hij binnen een uur een strafbaar feit zou plegen. Zo zien we dat een mens al in de misère zit, voor hij het nauwelijks weet. Wat was het geval? Na het nuttigen van de lafenis be sloot de man huiswaarts te keren. Hij begaf zich met waardige tred naar de gemeenschappelijke kap stok in de hoek van het restaurant en graaide daar de textiel weg, die het uiterlijk had van zijn vuilgedra- gen regenjas. Waarschijnlijk was de ellende van het vergrijp tegen de wet nooit ont staan, wanneer de man niet al slen terend naar zijn woning de handen in de zakken had gestoken en daar 'n papiertje voelde. Voor zover hij zich herinnerde had hij geen papiertje in de zak van zijn jas gehad, want zijn regenjas kwam pas leeg van de stomerij. Ogenblikkelijk laaide een grote nieuwsgierigheid in hem op. Als het papiertje niet van hem was, wat zou er dan op staan en wie had het in zijn zak gemoffeld? Bij het licht van een straatlan taarn begon hij te lezen: „Beleefd verzoek aan de eerlijke vinder! U gelieve het lijk, dat zich in deze jas bevindt, te bezorgen bij de weduwe" en dan volgde naam en adres. Er ging een wilde rilling door de man heen en zijn toch reeds borste lige kuif ging toen iets rechtop staan. Een lijk in de jas? Ogenblikkelijk ging hij er zich van overtuigen dat hij de enige was die de jas bewoonde. Ja, hij was al leen engeen lijk! Wie kon dat dwaze grapje heb ben uitgehaald? Hij had in het restaurant geen bekenden gezien. Hoe was het toch mogelijk? Wacht eens! Dadelijk begon hij het kleding stuk nog eens van onder tot boven bij het lantaarnlicht te inspecteren. Zou het misschien zijn regenjas niet zijn, maar die van een ander? Ja, deze jas bevatte allerlei vlek ken en een klein torntje bij de lin kermouw. En de zijne was pas ge stoomd. Die moest schoon zijn! Naar het politiebureau, flitste het door zijn hoofd. Met stevige stappen beende de man in de verkeerde jas en met het briefje in de hand naar het bureau van politie. Onderweg echter viel zijn oog op een straatnaambordje. Het was de straat, waarin de in het briefje genoemde weduwe zou moeten wonen. Hij bleef even staan. Moest hij naar de politie? Of moest hij het zelf opknappen? Wat kon zo'n weduwe er mee voor hebben, lijken aan haar adres te la ten bezorgen? Onwillekeurig was hij de straat ingedrenteld. Op het gezochte num mer las hij de naam van de wedu we. In gedachten belde hij aan. Een nog jonge vrouw deed de deur open. „Mevrouwbegon de man aarzelend, „bent u de weduwe die en die?" ,De weduwe niet", antwoordde ze lachend, „mijn man is juist thuisge komen. Maar als ik het goed zie, draagt u zijn jas. Hij had namelijk een verkeerde bij zich". De man stond verstomd. Maar nu kwam een persoon de kamer uit. „O", zei hij, „is daar mijn jas?" Hier hebt u de uwe". Hij griste de kraakheldere omhulling van de kap stok en hield deze de man voor. „Jawelstamelde de bezoe ker, „maardat briefjein de jaszak?" „O", zei de ander, „dat met het adres? Dat heb ik in de zak gesto ken opdat ze weten wat ze met me moeten doen als me ooit eens wat overkomt. Je kunt tenslotte nooit weten", voegde hij er pessimistisch aan toe. Mevrouw wilde de jassen ruilen. Met één bundel over haar arm, pro beerde ze met de ander de bezoeker uit zijn regenjas te helpen, hetgeen niet zo bijster lukte. „Schiet op", zei ze, „want m'n melk kookt over". Het is verbluffend hoe een kleine druppel de emmer kan doen over lopen. In dit geval was het een druppel melk. Terwijl de melk begon te sissen, de huisvrouw schichtig wegrende onder het slaken van ware nood kreten, haar echtgenoot het uit- kleedwerk van zijn gade overnam, raakte de bezoeker plotseling over zijn zenuwen heen. Hij had even in een soort mijme ring verkeerd over het lugubere van het geval en werd daar door nu door het nerveuze gejaag van de anderen als het ware wreed uitge sleurd. Ook b(j langdurige ziekte of invaliditeit van waarde Met de overdaad aan sociale voox*- zieningen raakt langzamerhand de rentekaart een beetje op de achter grond. Naast ziekengeld- en ziekenfonds- verzekeringspremie, ouderdomswet, weduwen- en wezenwet, werkloos heidswet en wachtgeldverzekering is die zegeltjesplakkerij op de rente kaar een ouderwets begrip gewor den. Het is ook eigenlijk maar vreemd, dat de staat al die heffingen niet in een gezamelijk bedrag wil vereni gen en met de loonbelasting en pre cies als nu de a.o.w. ineens aftrekt van het bruto inkomen. Maar de rentekaart bestaat nog. Wie dit papier goed bewaart en doorplakt als hij niet (meer) werkt, spaart nog een lief sommetje voor de oude dag en wie de moeite neemt nog eens bij de Raad van Arbeid aan te kloppen, kan soms een onge dacht meevallertje boeken al heeft zijn rentekaart jarenlang „gesla pen". Want velen beseffen eigenlijk de waarde van dit oude document niet. Wat is eigenlijk die rentekaart, op welke wet is die zegelplakkerij gebaseerd? En waar geeft dat stuk karton nu recht op? MEER DAN 5 MILJOEN De invaliditeitswet, voor zeer ve len een belangrijke wet, is op 3 de cember 1919 volledig in werking ge treden. Het doel is arbeiders (dus werk nemers in loondienst) te verzekeren tegen geldelijke gevolgen van inva liditeit en ouderdom. De wet geeft meer dan 5 miljoen personen recht op ouderdoms rente, op uitkering bij invaliditeit en bovendien recht op weduwen- en wezenrente. Als mogelijkheden kent de wet ge nees- en heelkundige behande ling (daaronder begrepen verple ging in een ziekeninrichting) ter voorkoming van blijvende invali diteit. Voorts een eventuele ge zinstoelage NAAST de genees- en heelkundige behandeling. INVALIDITEIT Het recht op invaliditeitsrente be staat bij blijvende invaliditeit OF na 6 maanden tijdelijke invaliditeit. Indien aanspraak bestaat op zie kengeld, hetzij krachtens de ziekte wet of een daarmede gelijk te stel len regeling, gaat de aanspraak pas in na 52 weken (de maximum uit keringstermijn van het ziekengeld). Een verzekerde wordt als invalide beschouwd, als hij (of zij) tengevol ge van ziekte of gebreken buiten staat is 1/3 van het gewone loon te verdienen met arbeid die hem met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep naar billijkheid kan worden opgedragen. Er bestaat een invaliditeitswacht- tijd, dat wil zeggen, dat een verze kerde tenminste 150 rentezegels (premiën in rekening moet kunnen brengen. GROOTTE INVALIDITEITS RENTE Het jaarlijks bedrag der rente wordt gevonden door samenstelling van de grondslag en de verhoging. De grondslag bedraagt 260x het totaal bedrag der geplakte rente zegels, door het aantal weken dat de verzekering heeft geduurd, het tijd vak dus gelegen tussen de aan vangsdatum van de eerste rente- kaax-t en de indiening der aanvraag. Buiten beschouwing blijven de weken waarover invaliditeitsrente is genoten en de eventueel over die geplakte rentezegls. Deze worden echter wel medegeteld voor de ver hoging. Buiten beschouwing kunnen ook blijven: de weken en de rentezegels vóór de 16-jarige leeftijd, mits de verzekerde dan nog 150 zegels in rekening kan brengen en voorts de weken en de rentezegels over de laatste 5 jaar voorafgaande aan het indienen van de aanvraag, mits over die jaren tenminste 20 zegels per jaar zijn geplakt. Per slot van rekening vindt men niet elke dag briefjes met het ver zoek 't lijk thuis te brengen. Het slachtoffer kreeg geen gelegenheid aan die situatie te wennen. De man ging schelden, barstte in luid ge ween uit en drukte zijn vuist door het ruitje van de voordeur. De scheldwoorden worden hem vergeven, maar voor het kapotte ruitje moest hij vijf gulden boete betalen. „Een lage straf',, zei de rechter, „maar ik kan me voorstel len dat u een weinig uit uw even wicht was geraakt. Ze zullen het je vragen: Wilt u even uw lijk thuis bezorgen? De verhognig bedraagt 11,2% van het totaalbedrag der geplakte rente zegels met een minimum van 1/5 van de grondslag. TOESLAGEN Aan rentetrekkers beneden 65 jaar wordt ten laste van het rijk verleend: a. een toeslag van 290% op de in- validieteitsrente; b. een gezinstoeslag van 73.— per maand naast de rente, wanneer de rentetrekker kostwinner of gezinshoofd is. Aan een gehuwde vrouw wordt geen gezinstoeslag toegekend wan neer ook de echtgenoot een invalidi teitsrente en daardoor tevens de ge zinstoeslag geniet. Bij samenloop van invaliditeits rente en ongevallenrente wordt de gezinstoeslag slechts verleend voor zover die toeslag de ongevallenrente en de daarop verleende bijslagen overtreft. Aan een weduwe die aanspraak heeft op weduwenpensioen ingevol ge de algemene weduwen- en we zenwet, worden deze toeslagen niet verstrekt. De invaliditeitsrente, wanneer daarop aanspraak bestaat en die rente hoger is, zij kunnen dus niet tezamen worden genoten. i KWESTIE VAN (GOED) GASTHEERSCHAP Gastheer (of gastvrouw) zijn is niet ieders werk. Want goed gast heerschap verondersteld, dat wij als het ware intuïtief aanvoelen wat onze gasten wél en niet willen. Dat betekent, dat wij die gasten niet op een rechte stoel zetten als wij maar het minste vermoeden hebben dat ze liever „lekker lui" zitten. Dat we niet wachten met het aan bieden van een sigaar of sigaret tot dat onze gast in de moed der wan hoop zondigend tegen een hoofd regel van „gastelijke" wellevend heid, zelf zijn rokertje voor de dag haalt En dat we met lafenis klaarstaan voordat het gesprek stokt als ge volg van èl te droge tongen Die lafenis daar gaat het nu net om. Bij een gezellige avond komt de fles op tafel. Maar mét die fles haalt de gastheer tegelijk een ander pro bleem binnen, dat groter wordt naarmate de inhoud van die fles kleiner wordt: zijn mede-verant woordelijkheid voor het wel en wee van de gemotoriseerde gasten onder het gezelschap Met de moderne tijd heeft het goed-gastheerschap er een aspect bijgekregen waar de aloude en hei lige Griekse gastvrijheid zich be paald geen zorgen over behoefde te maken. In die dagen was het geen pro bleem wanneer de gasten een tik keltje vrolijk en beneveld de deur uitgingen. Onze hedendaagse maat schappij vraagt in dat opzicht een ander levenshouding. Van de gast. Natuurlijk in de eerste plaats. Maar óok .van de gastheer en de gast vrouw. Niets menselijks is onze gasten vreemd en daarom is het goed, neen noodzakelijk, dat wij als gastheer of gastvrouw een beetje morele mede verantwoordelijkheid voor het (weg) gedrag van die gast op onze (smalle) schouders nemen. Een ondex'zoek van het Sociolo gisch Instituut van de Universiteit te Groningen heeft uitgewezen, dat 6% alleen thuis „drinkt". Dat laats te gaat het hier om. Het gezellige borreluurtje. De verjaardagspartij. De kerstmaaltijd. Oudejaarsavond. Voor velen hoort daar een goed glas wijn of een ste vige borrel. Akkoord. Ieder het zijne. Maar laten wij als gastheer of gastvrouw er aan denken, dat het onze morele plicht is om die gasten, die strakjes weer op de brommer, op de motor, op de scooter of in de auto stappen een ware vriendendienst te bewij zen door ze iets vóór te zetten waaiwan later nooit gezegd kan worden,,'t zat 'm in dat glaas je". Terugkeer van zelfvertrou wen en arbeidsvermogen. Verdwijning van angst, oprust en gejaagdheid MijnhardT» Zenuwtabletten Probeer het zelf, dan ondervindt u alle voordelen van een: Telefoon I 04780-1871 I OHLER EINA OURKOPP VESTA De koude lucht golft weer over ons werelddeel. Iedereen heeft z'n wintergarderobe al uit de kast ge haald. En terecht, want wie draagt er nu 's zomers en 's winters dezelf de kleren? Toch doen we er geen goed aan, om in het koude seizoen overmatig veel textiel aan te trekken. Velen leven nog steeds in de ijdele hoop, dat zij zich daarmee beschex-men te gen ziek worden! KASPLANTJES LIGGEN ZO ONDER DE WOL Met al die dikke en beschuttende lagen wordt ons lichaam echter steeds gevoeliger voor de vele in vloeden die onze gezondheid bedrei gen. Dat is niet zo moeilijk te be grijpen, want een plant die altijd in de beschuttende omgeving van de kas heeft gestaan, kan ook geen enkel stootje meer hebben. Ja, u hebt het goed begrepen: wij moeten er voor zorgen, geen „kas plantjes" te worden. Al die veel te dikke kleren komen onze weerstand helemaal niet ten goede. De huid wordt er steeds gevoeliger dooi*. De vochtige lichaamswarmte die het lichaam moet verlaten, kan niet naar behoren worden uitgewasemd. In de poriën van de huid nestelen zich spoedig bacteriën en schimmels. Dit geeft dan weer aanleiding tot allerlei verdere onfrisse complica ties. DUNNE KOUSEN, BLOTE ARMEN Het gaat voortreffelijk met wat minder bekleedselen. En wie het niet gelooft, die kijkt maar naar de dames: ragdunne kousen, blote ar men, soms zelfs lang uitgesneden halzen. Het zogenaamde „zwakke" ge slacht wordt met deze uitgesproken luchtige dracht beslist niet vaker ziek dan al die heel goed ingepakte heren. We zouden bijna zeggen: in tegendeel! Bij de dames vertonen de onbe dekt blijvende delen van de huid maar zelden ziekelijke veranderin- gen. (De zo hinderlijke steenpuisten in de nek behoren tot de typische mannenkwalen) Kortom: wij kleden ons in Neder land, voox*al 's winters, over het al gemeen veel te dik en wij bewijzen onszelf daar beslist geen dienst mee. OVERDEKTE ZWEMBADEN Het is helemaal niet erg als wij ons lichaam er aan wennen tempe- ratuur-verschillen op te vangen. Het is daartoe in staat, als men er maar „oefening" in heeft. Het is eigenlijk een gebiedende eis dat wij deze mogelijkheid niet door nodeloze verwennerij verloren laten gaan, want dan zouden we heel erg vatbaar worden. Vooral voor kinderen is het wel erg nodig, dat zij er van hun jongste jaren af, aan wennen, de huid gere geld met de buitenlucht in aanra king te laten komen. (vervolg zie achterpagina)

Peel en Maas | 1961 | | pagina 5