U, ik en het verkeer...
Meerdan de helft der Limb, bevolking
leeft in elf grote gemeenten bijeen
Werktijd-verkorting aanstaande
De bewapenings
wedloop
15 miljoen kilo melk aan de
Zuivelfabriek „Venray"
Klein maar fijn!
Zaterdag 26 november 1960 No. 48
EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WFFKRT AH vnnp VPNRAY RM nM^TRFïfFN ADVERTENTIEPRIJS t oi. per mm
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 15*6.51 W CCt/VDLAU V UUI\ V C1\I\A I EtlH UlVlj 1 IVEtACiN PRIJS PER KWARTAAL l.M (bol
ABONNEMENTS-
(bolten Venray f l.Gf)
Aan deze toenemende concentratie zijn voor nu en
in de toekomst vele gevaren verbonden
Limburg telde op 1 januari van dit jaar 882.386 inwoners, wat
vergeleken met vtff jaar geleden, toen het inwonertal nog slechts
801.135 bedroeg een vermeerdering met ruim 81.000 is. In dat
tijdsverloop is het aantal inwoners van dit gewest dus jaarlijks
gemiddeld met 16.200 gegroeid. Of met andere woorden: als de
groei in hetzelfde tempo voortduurt, is Limburg over zeven of
acht jaar millionnair. Dan passeert het inwonertal de grensstreep
van 't millioen. Er is op de voor- en nadelen, welke aan de staat
van bevolkingsmillionnair verbonden zijn, al meermalen gewezen
onder het motto: waar blijven we met de mensen en hoe zorgen
we voor verdere, snelle industrialisatie van een zodanige omvang,
dat ondanks de dichte bevolking Limburg ook in de toekomst wel
varend blijft en in staat is zijn eigen mensen in de eigen provin
cie arbeid en brood te verschaffen?
ACTUEEL VRAAGSTUK VAN
ONZE TIJD
Dit is de economische wijze van
het vraagstuk der bevolkingstoe
name. Ze is belangrijk; zij is een
levenskwestie, maar zij is niet al
leen zaligmakend.
De vraag, hoe en onder welke
omstandigheden de mensen leven
en wonen, is eveneens van grote be
tekenis, omdat dit van enorme in
vloed is op de mentaliteit, op het
levensgeluk en de levensstijl, wat
op zijn beurt weer sterk inwerkt op
het geestelijk leven van de bevol
king.
En dan valt onmiddellijk de ver
stedelijking van Limburg op. De
cijfers maken duidelijk, dat de idyl
lische voorstelling van Limburg als
een gewest met een nog overwegend
landelijk karakter niet meer in
overeenstemming met de werkelijk
heid is.
In de elf gemeenten van Limburg,
die meer dan 20.000 inwoners tellen
dat is rond één-tiende gedeelte
van alle Limburgse gemeenten
woont dicht opeen meer dan de
helft der bevolking van dit gewest.
Deze gemeenten telden op het
einde van het vorig jaar tezamen
455.885 inwoners of 51.7 procent
van het bevolkingstotaal. En deze
trek van de bevolking naar de
„grote stad" in Limburg, om het
met enige overdrijving te zeggen, is
als verschijnsel blijkbaar niet van
tijdelijke aard hetzelfde ziet men
overigens ook buiten Limburg; het
is een nationaal en internationaal
verschijnsel! want in 1957 was
nog slechts 48.4 procent van de be
volking in gemeenten met meerdan
20.000 inwoners gehuisvest. Toen
waren er overigens ook maar tien
van deze grote Limburgse gemeen
ten. De elfde, die er inmiddels is
bijgekomen, is Hoensbroek, dat nu
ook boven de scheidingslijn van
20.000 inwoners is aanbeland.
De elf Limburgse gemeenten, die
hier bedoeld worden,' zijn in
volgorde van grootte Maastricht,
dat ruim 90.000 inwoners telt en
snel op weg is naar de 100.000,
Heerlen, Venlo (het „stedje van
plezeer" werd de derde stad van
Limburg), Kerkrade, Roermond, Ge
leen, Sittard, Weert, Brunssum,
Venray en Hoensbroek.
En wanneer men zich dan in de
cijfers verdiept, blijkt, dat het in
wonertal van deze 20.000-gemeen-
ten in de afgelopen vijf jaren in to
taal met 87.000 is toegenomen. Of
anders gezegd: de grote gemeenten
hebben op meer dan de totale ge
westelijke bevolkingsaanwas, die
zoals we zagen ruim 81.000 bedroeg,
beslag gelegd.
Deze getallen wijzen uit, dat de
sterke groei van het inwonertal van
Limburg niet de kleinere gemeen
ten, maar practisch uitsluitend de
grote ten goede is gekomen
In een dicht bevolkt gewest als
het onze, dat overigens niet eens
het dichtst bevolkt van Nederland
is, want op dit punt wordt het door
Zuid-Holland, Nrd.-Holland en Ut
recht nog overtroffen, is verstede
lijking onvermijdelijk. Zij is een be>
geleidend verschijnsel van de mo
derne industrialisatie. Maar omdat
zij onvermijdelijk is, is zij nog geen
zegen.
Deze bevolkingsconcentratie is in
tegendeel een bron van zorg. Zorg
om de mens zelf. Zorg om het be
houd van voldoende mogelijkhe
den tot ontspanning, recreatie en
een gezonde sportbeoefening. Zorg
om de huisvesting, niet alleen wat
betreft het vinden van een be
hoorlijk onderdak dat de intimi
teit van het gezinsleven behou
den blijft en elk gezin althans in
de eigen woning nog een plek
vindt waar het niet voortdurend
door zijn omgeving met argusogen
wordt gadegeslagen en zichzelf
kan zijn.
Zorg om het behoud van de per
soonlijkheid, het vormen van
mensen met een eigen evenwich
tige mening en eigen oordeel, die
het tegendeel zijn van een kud
demens. En zowel het scheppen
van voldoende ontspanningsmo
gelijkheden als de instandhouding
van een gaaf gezinsleven en het
handhaven van de persoonlijkheid
worden steeds moeilijker, naar
mate de opeenhoping van de be
volking in de grote woongebie
den toeneemt, met alle gelijk-
schakelings- en nivelleringsten-
denzen, welke daarvan 't gevolg
zijn.
Zo mag bijvoorbeeld de vraag
worden gesteld, of de ook in Lim
burg vooral de laatste jaren toege
nomen ongodsdienstigheid niet voor
een groot gedeelte hieraan moet
worden toegeschreven, dat het voor
de zielzorg in de dicht bevolkte
grote gemeenten uiterst moeilijk
wordt de mensen nog afzonderlijk
te benaderen, vooral omdat zij
voortdurend bloot staan aan ster
ke invloeden van buiten, die hen
aanwakkeren tot geestelijke onver
schilligheid. En hetzelfde kan ge
zegd worden over het huiselijk le
ven, het familieverband, het fat
soensbegrip, het niet boven zijn
nog duizend en één andere facto
ren, die mede de waarde van de
mens en zijn nut voor de gemeen
schap bepalen.
Ook hier werkt de invloed, die
van de grote woongebieden uitgaat,
ongunstig. Daar voltrekt zich het
eerst en het snelst het slijtageproces
aan geest en hart en loopt de mens
het meeste gevaar zijn menselijke
waardigheid te verliezen.
—0—
Het vraagstuk van de bevolkings
concentratie is 'n typisch probleem
van onze tijd, waarvan wij ook in
Limburg, steeds meer de invloed
ondergaan. En de manier, waarop
wij dit vraagstuk zullen aanpakken
en proberen op te lossen, zal van
vérstrekkende invloed zijn op de
toekomst van ons gewest. Op het
leven, dat de geslachten die na ons
komen, hier straks zullen leiden.
De vakraad voor de metaalindus
trie heeft in een aardig boekje en
kele wenken naar voren gebracht
over de werktijdverkorting en de
productiviteitsverhoging, die hieruit
automatisch moet volgen.
Wij ontlenen hieraan het volgen
de:
Werktijdverkorting zit in de lucht.
Steeds meer werknemers zien met
verlangen uit naar de 45-urige
werkweek; steeds meer werkgevers
maken zich klaar om (via de orga
nisaties of in het eigen bedrijf) se
rieus hierover te gaan praten.
Optimisten menen dat iedereen
over een paar jaar zijn 45-urige
werkweek zal hebben; pessimisten
zien nog vele moeilijkheden, maar
ook zij betwijfelen eigenlijk niet
dat de kortere werkweek er komt.
In enkele bedrijfstakken zijn of
worden reeds maatregelen genomen
om geleidelijk een werkweek van
45 uur in te voeren en het is te ver
wachten dat in de eerstkomende ja
ren in elk bedrijf de 45-urige werk
week werkelijkheid wordt. Dat be
tekent dan minder werkuren
...MAAR NIET MINDER WERK
Minder werkuren zijn niet aan
trekkelijk als de werkers daar
slechter van worden. De werkne
mers hebben pas iets aan de werk
tijdverkorting als zij in de kortere
werkweek (minstens) hetzelfde loon
verdienen als nu en voor de bedrij
ven wordt dit pas verantwoord als
in de nieuwe week van 45 uur ten
minste hetzelfde wordt geprodu
ceerd als thans.
In elk bedrijf zal de werktijdver
korting dan ook moeten worden
„verdiend" door een grotere pro-
duktie per werkuur.
De werktijdsverkorting moet
worden betaald door een produkti-
viteitsverhoging.
In het algemeen wordt onder pro-
duktiviteit verstaan het aantal een
heden produkt gedeeld door het
aantal daaraan bestede uren (zowel
in de fabriek als op het kantoor).
Anders gezegd: produktiviteit "de
produktiviteit per man/uur.
We spreken van produktiviteits-
verhoging wanneer de produktie
per man/uur groter wordt, hetgeen
door gemeenschappelijke inspan
ning moet worden bereikt.
HOEVEEL MOET DE PRODUC
TIVITEIT OMHOOG
Herinnert u zich van de lagere
school de rekenheren A en B nog?
Het waren de heren die kuilen
groeven en steeds weer van X naar
Y liepen. Welnu, de vraag hoeveel
de produktiviteit omhoog moet, is
een sommetje naar hun hart.
A begint maandagmorgen om 7
uur te werken. Hij werkt 48 uur tot
zaterdagmorgen 12 uur. B begint op
dezelfde tijd als A, maar hij werkt
maar 45 uur tot vrijdagavond 16.45
uur.
Als A 15 stuks per uur maakt, of
wel 15 x 48 720 stuks per week,
hoeveel moet B er dan per uur ma
ken om tot dezelfde weekproduktie
te komen als A?
Het antwoord: 720 45 16.
In wat deftiger taal luidt het ant
woord, dat bij een werkweekver
korting van 48 tot 45 uur de pro
duktiviteit omhoog moet met 3/45
of 6,7%. In de tijd waarin 15 assen
worden gedraaid, moeten er straks
16 worden gemaakt. En precies de
zelfde produktieverhoging van 6,7%
zal nodig zijn in elk ander produk-
tieproces.
Deze produktiviteitsstijging van
6,7moet bijna overal een extra
duw vooruit zijn.
Bijna elk bedrijf heeft namelijk
jaarlijks alleen bepaalde produktivi-
teitsverhoging nodig om zich te
kunnen handhaven.
De produktieverhoging per werk
uur voor werktijdverkorting moet
daar als produktiviteits-extraatje
bovenop komen.
De slotsom: Extra produktiviteits-
verhoging.
De produktiviteit in de industrie
als geheel gaat per jaar normaal
met enige porcenten omhoog o.m.
als gevolg van regelmatige verbete
ringen op technisch en organisato
risch gebied. Per bedrijf of branche
kan dit naturlijk sterk uiteenlopen.
Als de werktijdverkorting over een
periode van 3 jaar geleidelijk tot
stand komt, is daarvoor per jaar een
extra produktiviteitsstijging nodig
van ruim 2%. Voor veel bedrijven
betekent dit dus dat in de komende
3 jaar de produktiviteit niet onbe
langrijk meer moet stijgen dan nor
maal.
Hier ligt een grote zaak zowel
voor werkgevers als werknemers die
deze produktieverhoging ook zullen
moeten opvangen door ondoelmatig
tijdgebrek, te laag tempo, te hoge
materiaalkosten tegen te gaan en
verder in gezamenlijk overleg mid
delen moeten vinden tot stimulering
der productie.
Houders en bestuurders van
vrachtauto's zijn gehouden het laad
vermogen van hun voertuig NIET
te overschrijden.
Onder LAADVERMOGEN dient
men te verstaan: het maximum toe
gestane gewicht aan lading. Dit toe
gestane gewicht kan men terug
vinden op het kentekenbewijs, be
trekking hebbende op DAT motor
rijtuig.
Dit vermogen wordt vastgesteld
door de RIJKSDIENST voor het
WEGVERKEER, die aan de hand
van de technische indruk van een
gebruikt motorrijtuig, vaststellen
hoe zwaar maximaal zulk een voer
tuig beladen mag worden.
Er spelen bij zulk een keuring
velerlei factoren een rol. O.a. neemt
men speciaal de lengte, breedte, ve
ring, achterbouw en opbouw in
ogenschouw.
Zulk een keuring geschiedt door
technisch geschoolde ambtenaren. In
't algemeen is vo.or standaardmodel
len typen auto's 'n gelijk laadver
mogen vastgesteld.
Nieuwe auto's vormen bij het be
palen van het laadvermogen der
halve geen moeilijkheid. Dit begint
zodra dumpwagens of opgekalefa
terde „buitenlanders" voorgereden
worden.
Deze dienen nauwkeurig en geval
voor geval bekeken worden. De uit
slag van dergelijke onderzoeken
vindt de eigenaar in de vorm van
laadvermogen op zijn kentekenbe
wijs terug.
Het is daarna zaak niet eigenwijs
te zijn en zich te houden aan de be
palingen daaromtrent gegeven.
Het komt echter niet zelden voor
dat men zich van DAT laadvermo
gen wejnig of niets aantrekt. Men
laad totdat het eigenlijk niet meer
hoger kan, waarna met opzij-
zetting van alle risico's daaraan
verbonden, het gevaar op wielen de
OPENBARE weg opgaat.
Sommigen plaatsen nog wat op
standen langs de laadbak, teneinde
zo weinig mogelijk lading te ver
liezen, alsmede om in de gelegen
heid te zijn nog wat hoger te kun
nen laden.
We hebben niets tegen zulke op
standen, doch de algemene veilig
heid dient in acht te worden ge
nomen.
Wie zulke opstanden plaatst ten
einde een lading van een aanmer
kelijk laag soortelijk gewicht te
kunnen vervoeren heeft groot gelijk.
Wie dat doet om zich hiervan niets
aan te trekken en er alleen opuit is
zoveel mogelijk tonnage te ver
plaatsen dient gevoelig tot de orde
geroepen te worden.
Dat de Justitie NIET spot met
dergelijke VERKEERSMISDRA-
GINGEN zullen enkele expediteurs
onlangs gevoeld hebben.
Algemeen is bekend dat de POLI
TIE op het gebied van overbelading
geenszins vitterig te werk gaat. Al
hoewel zulks nergens bepaald is,
wordt nagenoeg door de NEDER
LANDSE politie een overbelading
10% oogluikend toegestaan.
Vele vrachtwagen-eigenaars of
bestuurders menen weliswaar dat
zulks een voorgeschreven norm is.
Niets is minder waar dan dit.
Het is de toelaatbare speling, waar
op evenwel niemand zich kan be
roepen indien men er eens GEEN
rekening mee houdt.
Dezelfde norm wordt aangeno
men bij het bepalen van de z.g.
wieldruk een controle die aan de
grenzen veelvuldig wordt uitge
oefend.
Men dient naast het toelaatbare
maximale gewicht, tevens rekening
met deze wieldruknorm te houden.
Het maximum hiervan is nl. 4 ton.
Zogenaamde dubbelassers zullen
van deze controles niet veel pijn
hebben.
Het kan zijn, dat men met een
auto het LAADVERMOGEN niet
overschrijdt doch voor de wieldruk
WEL hangt.
Dit euvel zit in het NIET gelijk
matig verdelen van de lading.
Indien men een laadvermogen
van 10 ton heeft en een daarvoor
geëigende lading onoordeelkundig
op de achteras laad, kan men alzo
in overtreding bevonden worden.
Bij het wegen van de wieldruk
wordt n.l. GEEN eigen gewicht af
getrokken. U bent dan niet alleen
per wiel over 4 ton heen, doch bo
vendien boven de daarbij gerekende
10% (welke geste niet officieel is).
Wordt de wieldruk in het binnen
land niet zo vaak gecontroleerd, het
LAADVERMOGEN des meer. Een
aantal excessen op dit gebied heeft
er toe geleid, dat de goeden het met
de kwaden moeten delen.
Wie immers met een laadvermo
gen van 10 ton drie maal toe in 14
dagen tijd betrapt wordt met ladin
gen variërend van 15 tot 17 duizend
kilogram, zal geen enkel redelijk
excuus kunnen vinden.
Zijn gedrag is een ergerlijk voor
val van bewust OVERTREDEN.
Niemand zal geloven, dat zulk 'n
gedrag toevallig NET die keren aan
de dag gelegd werd tijdens een con
trole.
Men is eerder geneigd aan te ne
men, dat zulk een overtreder zich
geen snars van alles aantrekt en de
voorschriften maar laat zijn voor
wat ze zijn.
Hopenlijk zullen de financiële
aanslagen dergelijke broeders tot
een andere zienswijze nopen.
De veiligheid van allen onzer zou
er mee gebaat zijn.
„Dat eenheid en vrede onder de
volkeren groeien door nederig
heid en zachtmoedigheid der ge
lovigen".
„Waarde Iwan", wij geven dit jaar
45 miljard dollar uit aan bewape
ning, omdat we bang zijn voor wat
jullie doen als wij het niét deden.
Ik neem aan dat jullie ongeveer het
zelfde bedrag uitgeven om dezelfde
motieven. Laten we het zo aanpak
ken: we verminderen dit jaar met
'n 10 procent van onze bewapenings
uitgaven als jullie hetzelfde doen.
Wij doen beiden het geld in het
zelfde fonds. Het volgend jaar ver
dubbelen we de inzet. In vijf jaar
hebben we dan 81 miljard voor een
geschenk aan de mensheid". Deze
open brief schreef het Amerikaanse
congreslid Jim Wright aan een
denkbeeldige Rus.
Het is voor ons allemaal duidelijk
dat dit een tamelijk naief voorstel
is. Toch zien we ook duidelijk het
waanzinnige van deze wedloop met
de dood. De vrede is louter negatief.
Een vrede zoals tussen twee bok
sers die rondlopen in de ring en zoe
ken naar de zwakke plek van hun
tegenstander. Als ze die gevonden
hebben zal de klap raak zijn. Dit
kunnen we toch moeilijk vrede noe
men.
Alle pogingen om de oorlog voor
goed uit de wereld te helpen zullen
op niets uitlopen, wanneer we niet
beginnen met vrede in onszelf te
hebben; als we niet door nederig
heid en zachtmoedigheid tonen dat
we leerlingen van Christus zijn. Zo
wordt het juist gèformuleerd in de
dringende maandintentie van deze
december 1960.
Vrede is er niet ineens als resul
taat van een grootscheepse aktie.
Zij begint altijd ergens in het klein.
En dat „ergens" is bij onszelf. Alleen
daardoor kan de eenheid en de vre
de onder de volkeren tot stand ko
men.
De heer van Keijsteren uit de
Vredepeel wist niet wat hém over
kwam, toen hij maandagmorgen een
fiks pakket zuivelproducten kreeg
aangeboden namens het bestuur
van de Zuivelfabriek Venray. Maar
hij kreeg dit niet onaardig cadeau
omdat in zijn bussen de 15 miljoen
ste kg. melk zat, die dit jaar gele
verd is aan de Zuivelfabriek. En
met dit cadeau heeft 't bestuur even
de mijlpaal willen accentueren, wel
ke de melkfabriek heeft bereikt.
Want 15 miljoen kg melk is 'n der
mate grote plas, dat weinig bedrü-
ven in het zuiden van ons land die
bereiken kunnen. Met dit inderdaad
grootse cijfer kan de nu 56-jarige
oude coöperatie meer dan tevreden
zijn..
1.8 MILJOEN
Toen de nieuwe fabriek in 1905
begon te draaien (in jan. 1904 werd
de stoomzuiverfabriek Venray opge
richt) voerden de 302 leden, welke
de coöperatie toen telde 1,8 miljoen
kg melk aan. In 1915, tien jaren la
ter dus, was het ledental gestegen
tot 486, maar ook de aanvoer tot
4 miljoen kg. Weer tien jaren later,
in 1925, was het 6,3 miljoen kg en
daar is men tot aan 1935 blijven
staan. Over 1945 praten we maar
niet. De oorlog zorgde voor een
dieptepunt in de aanvoer en slechts
1,6 miljoen kg melk kon worden
aangevoerd. Kregen de leden voor
de melk aangevoerd in 1905 f 170.000
uitbetaald, in 1945 kregen ze voor
minder melk f 267.000, hetgeen een
kleine pleister op de wond was.
FUSIE
De eigenlijke bloei van de fabriek
is begonnen na de fusie met de fa
briek in Oostrum. In 1948 kon men
reeds een aanvoer boeken van 10
miljoen kg melk per jaar en nu 12
iaren later heeft men dan de 15
miljoen bereikt, tesamen gebracht
door ruim 1000 leden.
Wel een bewijs hoe de melkvee
houderij in deze afgelopen jaren
aan betekenis heeft gewonnen in
deze streken en hoe door een ver
betering van fok- en verwervings
methoden prestaties zijn geboekt,
die beslissend zijn voor de toe
komst van de boerderijen in de
zandgebieden.
GARANTIEPRIJZEN
Waar uit deze cijfers reeds een
productievermeerdering af te leiden
is bij de aangesloten leden, is het
duidelijk dat de nieuwe melk-garan-
tieregeling, die met 'n prodetiestij-
ging bij de melk geen rekening
houdt (hoewel toch van regerings
wege bij andere bedrijfstakken al
les productievermeerdering is, wat
de klok maar slaat) ook hier in de
zandgebieden het hardste zal aan
komen. Waar met veel moeite en
zorg gestreefd geworden is naar een
zeer behoorlijke veestapel met een
productie, die steeds toeneemt en
waarvan het vetgehalte redelijk ligt
t.a.v. de andere gebieden, wordt
men nu beloond met een lagere ga
rantieprijs. Dat dit ook nog net treft
in een tijdvak, dat overvloedige re
gens de productiviteit van andere
onderdelen van de boerderij zeker
niet bevorderd heeft, maar integen
deel zwaar verminderd, doet de boer
in deze streken terecht afvragen of
hij niet de dupe gaat worden van
een efficiënter en economischer be
leid van zijn bedrijf en of al de
moeite en zorgen van de afgelopen
jaren voor zijn veestapel niet tever
geefs zijn geweest. Dat is punt 1, dat
men bij deze plas., van 15 miljoen
kg melk overweegt.
Punt 2 mag dan zijn, of men er
juist aan doet te denken over split
sing, omschakeling e.d. als een soort
wraak t.a.v. de gebeurtenissen bij
de K.I.
Of de gang van zaken al of niet
juist is geweest bjj de vergade
ring over de K.I.-toekomst, moge
hier buiten beschouwing blijven.
Maar K.I. en zuiverfabriek zjjn en
horen twee afzonderlijke coöpera
ties te zijn, die weliswaar nauw
met elkaar verbonden, toch elk
huns weegs dienen te gaan. Als de
eenheid bjj de een verloren gaat,
dan is het niet noodzakelijk dat
dan ook de eenheid bij de ander
gaat verdwijnen. En zo wellicht
oorzaak zal zijn, dat er mis
schien onbedoeld nog grotere
stukken gemaakt worden, dan
schijnbaar al gebeurd Is
EEN BEDRIJF UIT DE
VREDEPEEL WORDT GEPREZEN
In de discussies over de bedrijfs-
grootte wint geleidelijk aan de ge
dachte veld, dat niet de oppervlakte
in hectares maar de omvang van het
bedrijf bepalend is voor het al dan
niet kunnen opleveren van een be
staan, aldus ir. J. H. Voorburg,
rijkslandbouwconsulent voor Noord
Limburg onlangs voor de radio. Toch
wordt nog al te vaak een lichtvaar
dig oordeel alleen aan de hand van
de oppervlakte uitgesproken. Nu zijn
er inderdaad bedrijven waar gerin
ge oppervlakte samengaat met een
beperkte omvang. Daar staat echter
tegenover, dat er nog heel wat be
drijven zijn, waarvan het bedrijfs
plan zo is, dat met een paar ha min
der, een zeker zo goed resutlaat be
reikt zou kunnen worden. Er bestaat
inderdaad wel zoiets als een opti
male oppervlakte. Hoe groot deze
opprvlakte ongeveer moet zijn hangt
echter volkomen af van het be
drijfsplan.
VOLWAARDIG BEDRIJF
VAN 4 HA.
Een goed voorbeeld hiervan is het
bedrijf van de heer W. Claessens te
Vredepeel. Deze jonge boer is 'n jaar
of drie geleden begonnen op een be-
bedrijf van 4 ha. Momenteel ziet dit
bedrijf er als volgt uit:
750 kippen, 1500 mestkuikens, 160-
180 mestvarkens, 60 are asperges,
45 are aardbeien en 30 are zwarte
bessen.
De rest van de grond dient voor
namelijk voor de vrucht wisseling.
De hierop verbouwde gewassen (sui
kerbieten en rogge) zijn voor het
bedrijfsplan als zodanig van minder
belang.
Bij deze bedrijfsomvang is er een
volledige taak voor één arbeids
kracht. Het is zelfs zo, dat in het
voorjaar nog los personeel moet
worden aangetrokken. Door het
ploegen en maaien e.d. in loonwerk
te doen uitvoeren, hoeft er geen
paard te zijn terwijl ook het aantal
werktuigen tot een minimum be
perkt kan blijven. Een paar ha meer
zou voor dit bedrijf helemaal geen
verbetering zijn. Immers, dan wa
ren er wel een paard en wagen en
een aantal werktuigen nodig. De tijd
die aan deze grotere oppervlakte
zou worden besteed, betekent al
leen maar overbelasting van de boer,
hetgeen ten koste zou gaan van de
andere bedrijfsonderdelen.
OOK HIER NOG
VEREENVOUDIGING MOGE
LIJK
Dit bedrijf heeft dus als het ware
drie belangrijke takken: varkens,
pluimvee en kleinfruit. De produk-
ten, die worden voortgebracht zijn
allemaal min of meer luxe produk-
ten, die vrij hoge eisen stellen aan
de vakbekwaamheid van de boer.
Daarom is het belangrijk te voorko
men dat een dergelijk bedrijf toch
nog te ingewikkeld wordt.
Van dit standpunt bezien zijn de
1500 mestkuikens een weinig ren
dabele eenheid, vanwege de te ge
ringe omvang van dit onderdeel.
Een verdere uitbreiding van het
aantal legkippen is momenteel nog
niet toegestaan. Als meer legkippen
mogen worden gehouden, zullen de
mestkuikens zeker verdwijnen, het
geen ongetwijfeld een verbetering-
van het bedrijfsplan betekent.
NIEUWS UIT
VENRAY EN OMGEVING
Zondagsdienst huisartsen
Vanaf zaterdagmiddag 4 uur tot
maandagmorgen 8 uur, wordt de
practijk der huisartsen voor Venray
e.o. waargenomen door
Dr. VAN TIHEL
Patersstraat 30 Telefoon 1887
Uitsluitend voor spoedgevallen.
GROENE KRUIS
Donderdag a.s.:
Zuigelingen-bureau voor de kerk
dorpen.
Zondagsdienst Groene Krnls:
Zr. Janssen, Kard. van Rossum-
straat 4, tel. 1504.
Th. van THIEL, arts, AFWEZIG
vanaf woensdag 30-ll-'60 tot en met
zondag 4-12-'60. Waarneming ge
schiedt door de plaatselijke collegae.