U, ik en het verkeer... Meerdan de helft der Limb, bevolking leeft in elf grote gemeenten bijeen Werktijd-verkorting aanstaande De bewapenings wedloop 15 miljoen kilo melk aan de Zuivelfabriek „Venray" Klein maar fijn! Zaterdag 26 november 1960 No. 48 EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WFFKRT AH vnnp VPNRAY RM nM^TRFïfFN ADVERTENTIEPRIJS t oi. per mm GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 15*6.51 W CCt/VDLAU V UUI\ V C1\I\A I EtlH UlVlj 1 IVEtACiN PRIJS PER KWARTAAL l.M (bol ABONNEMENTS- (bolten Venray f l.Gf) Aan deze toenemende concentratie zijn voor nu en in de toekomst vele gevaren verbonden Limburg telde op 1 januari van dit jaar 882.386 inwoners, wat vergeleken met vtff jaar geleden, toen het inwonertal nog slechts 801.135 bedroeg een vermeerdering met ruim 81.000 is. In dat tijdsverloop is het aantal inwoners van dit gewest dus jaarlijks gemiddeld met 16.200 gegroeid. Of met andere woorden: als de groei in hetzelfde tempo voortduurt, is Limburg over zeven of acht jaar millionnair. Dan passeert het inwonertal de grensstreep van 't millioen. Er is op de voor- en nadelen, welke aan de staat van bevolkingsmillionnair verbonden zijn, al meermalen gewezen onder het motto: waar blijven we met de mensen en hoe zorgen we voor verdere, snelle industrialisatie van een zodanige omvang, dat ondanks de dichte bevolking Limburg ook in de toekomst wel varend blijft en in staat is zijn eigen mensen in de eigen provin cie arbeid en brood te verschaffen? ACTUEEL VRAAGSTUK VAN ONZE TIJD Dit is de economische wijze van het vraagstuk der bevolkingstoe name. Ze is belangrijk; zij is een levenskwestie, maar zij is niet al leen zaligmakend. De vraag, hoe en onder welke omstandigheden de mensen leven en wonen, is eveneens van grote be tekenis, omdat dit van enorme in vloed is op de mentaliteit, op het levensgeluk en de levensstijl, wat op zijn beurt weer sterk inwerkt op het geestelijk leven van de bevol king. En dan valt onmiddellijk de ver stedelijking van Limburg op. De cijfers maken duidelijk, dat de idyl lische voorstelling van Limburg als een gewest met een nog overwegend landelijk karakter niet meer in overeenstemming met de werkelijk heid is. In de elf gemeenten van Limburg, die meer dan 20.000 inwoners tellen dat is rond één-tiende gedeelte van alle Limburgse gemeenten woont dicht opeen meer dan de helft der bevolking van dit gewest. Deze gemeenten telden op het einde van het vorig jaar tezamen 455.885 inwoners of 51.7 procent van het bevolkingstotaal. En deze trek van de bevolking naar de „grote stad" in Limburg, om het met enige overdrijving te zeggen, is als verschijnsel blijkbaar niet van tijdelijke aard hetzelfde ziet men overigens ook buiten Limburg; het is een nationaal en internationaal verschijnsel! want in 1957 was nog slechts 48.4 procent van de be volking in gemeenten met meerdan 20.000 inwoners gehuisvest. Toen waren er overigens ook maar tien van deze grote Limburgse gemeen ten. De elfde, die er inmiddels is bijgekomen, is Hoensbroek, dat nu ook boven de scheidingslijn van 20.000 inwoners is aanbeland. De elf Limburgse gemeenten, die hier bedoeld worden,' zijn in volgorde van grootte Maastricht, dat ruim 90.000 inwoners telt en snel op weg is naar de 100.000, Heerlen, Venlo (het „stedje van plezeer" werd de derde stad van Limburg), Kerkrade, Roermond, Ge leen, Sittard, Weert, Brunssum, Venray en Hoensbroek. En wanneer men zich dan in de cijfers verdiept, blijkt, dat het in wonertal van deze 20.000-gemeen- ten in de afgelopen vijf jaren in to taal met 87.000 is toegenomen. Of anders gezegd: de grote gemeenten hebben op meer dan de totale ge westelijke bevolkingsaanwas, die zoals we zagen ruim 81.000 bedroeg, beslag gelegd. Deze getallen wijzen uit, dat de sterke groei van het inwonertal van Limburg niet de kleinere gemeen ten, maar practisch uitsluitend de grote ten goede is gekomen In een dicht bevolkt gewest als het onze, dat overigens niet eens het dichtst bevolkt van Nederland is, want op dit punt wordt het door Zuid-Holland, Nrd.-Holland en Ut recht nog overtroffen, is verstede lijking onvermijdelijk. Zij is een be> geleidend verschijnsel van de mo derne industrialisatie. Maar omdat zij onvermijdelijk is, is zij nog geen zegen. Deze bevolkingsconcentratie is in tegendeel een bron van zorg. Zorg om de mens zelf. Zorg om het be houd van voldoende mogelijkhe den tot ontspanning, recreatie en een gezonde sportbeoefening. Zorg om de huisvesting, niet alleen wat betreft het vinden van een be hoorlijk onderdak dat de intimi teit van het gezinsleven behou den blijft en elk gezin althans in de eigen woning nog een plek vindt waar het niet voortdurend door zijn omgeving met argusogen wordt gadegeslagen en zichzelf kan zijn. Zorg om het behoud van de per soonlijkheid, het vormen van mensen met een eigen evenwich tige mening en eigen oordeel, die het tegendeel zijn van een kud demens. En zowel het scheppen van voldoende ontspanningsmo gelijkheden als de instandhouding van een gaaf gezinsleven en het handhaven van de persoonlijkheid worden steeds moeilijker, naar mate de opeenhoping van de be volking in de grote woongebie den toeneemt, met alle gelijk- schakelings- en nivelleringsten- denzen, welke daarvan 't gevolg zijn. Zo mag bijvoorbeeld de vraag worden gesteld, of de ook in Lim burg vooral de laatste jaren toege nomen ongodsdienstigheid niet voor een groot gedeelte hieraan moet worden toegeschreven, dat het voor de zielzorg in de dicht bevolkte grote gemeenten uiterst moeilijk wordt de mensen nog afzonderlijk te benaderen, vooral omdat zij voortdurend bloot staan aan ster ke invloeden van buiten, die hen aanwakkeren tot geestelijke onver schilligheid. En hetzelfde kan ge zegd worden over het huiselijk le ven, het familieverband, het fat soensbegrip, het niet boven zijn nog duizend en één andere facto ren, die mede de waarde van de mens en zijn nut voor de gemeen schap bepalen. Ook hier werkt de invloed, die van de grote woongebieden uitgaat, ongunstig. Daar voltrekt zich het eerst en het snelst het slijtageproces aan geest en hart en loopt de mens het meeste gevaar zijn menselijke waardigheid te verliezen. —0— Het vraagstuk van de bevolkings concentratie is 'n typisch probleem van onze tijd, waarvan wij ook in Limburg, steeds meer de invloed ondergaan. En de manier, waarop wij dit vraagstuk zullen aanpakken en proberen op te lossen, zal van vérstrekkende invloed zijn op de toekomst van ons gewest. Op het leven, dat de geslachten die na ons komen, hier straks zullen leiden. De vakraad voor de metaalindus trie heeft in een aardig boekje en kele wenken naar voren gebracht over de werktijdverkorting en de productiviteitsverhoging, die hieruit automatisch moet volgen. Wij ontlenen hieraan het volgen de: Werktijdverkorting zit in de lucht. Steeds meer werknemers zien met verlangen uit naar de 45-urige werkweek; steeds meer werkgevers maken zich klaar om (via de orga nisaties of in het eigen bedrijf) se rieus hierover te gaan praten. Optimisten menen dat iedereen over een paar jaar zijn 45-urige werkweek zal hebben; pessimisten zien nog vele moeilijkheden, maar ook zij betwijfelen eigenlijk niet dat de kortere werkweek er komt. In enkele bedrijfstakken zijn of worden reeds maatregelen genomen om geleidelijk een werkweek van 45 uur in te voeren en het is te ver wachten dat in de eerstkomende ja ren in elk bedrijf de 45-urige werk week werkelijkheid wordt. Dat be tekent dan minder werkuren ...MAAR NIET MINDER WERK Minder werkuren zijn niet aan trekkelijk als de werkers daar slechter van worden. De werkne mers hebben pas iets aan de werk tijdverkorting als zij in de kortere werkweek (minstens) hetzelfde loon verdienen als nu en voor de bedrij ven wordt dit pas verantwoord als in de nieuwe week van 45 uur ten minste hetzelfde wordt geprodu ceerd als thans. In elk bedrijf zal de werktijdver korting dan ook moeten worden „verdiend" door een grotere pro- duktie per werkuur. De werktijdsverkorting moet worden betaald door een produkti- viteitsverhoging. In het algemeen wordt onder pro- duktiviteit verstaan het aantal een heden produkt gedeeld door het aantal daaraan bestede uren (zowel in de fabriek als op het kantoor). Anders gezegd: produktiviteit "de produktiviteit per man/uur. We spreken van produktiviteits- verhoging wanneer de produktie per man/uur groter wordt, hetgeen door gemeenschappelijke inspan ning moet worden bereikt. HOEVEEL MOET DE PRODUC TIVITEIT OMHOOG Herinnert u zich van de lagere school de rekenheren A en B nog? Het waren de heren die kuilen groeven en steeds weer van X naar Y liepen. Welnu, de vraag hoeveel de produktiviteit omhoog moet, is een sommetje naar hun hart. A begint maandagmorgen om 7 uur te werken. Hij werkt 48 uur tot zaterdagmorgen 12 uur. B begint op dezelfde tijd als A, maar hij werkt maar 45 uur tot vrijdagavond 16.45 uur. Als A 15 stuks per uur maakt, of wel 15 x 48 720 stuks per week, hoeveel moet B er dan per uur ma ken om tot dezelfde weekproduktie te komen als A? Het antwoord: 720 45 16. In wat deftiger taal luidt het ant woord, dat bij een werkweekver korting van 48 tot 45 uur de pro duktiviteit omhoog moet met 3/45 of 6,7%. In de tijd waarin 15 assen worden gedraaid, moeten er straks 16 worden gemaakt. En precies de zelfde produktieverhoging van 6,7% zal nodig zijn in elk ander produk- tieproces. Deze produktiviteitsstijging van 6,7moet bijna overal een extra duw vooruit zijn. Bijna elk bedrijf heeft namelijk jaarlijks alleen bepaalde produktivi- teitsverhoging nodig om zich te kunnen handhaven. De produktieverhoging per werk uur voor werktijdverkorting moet daar als produktiviteits-extraatje bovenop komen. De slotsom: Extra produktiviteits- verhoging. De produktiviteit in de industrie als geheel gaat per jaar normaal met enige porcenten omhoog o.m. als gevolg van regelmatige verbete ringen op technisch en organisato risch gebied. Per bedrijf of branche kan dit naturlijk sterk uiteenlopen. Als de werktijdverkorting over een periode van 3 jaar geleidelijk tot stand komt, is daarvoor per jaar een extra produktiviteitsstijging nodig van ruim 2%. Voor veel bedrijven betekent dit dus dat in de komende 3 jaar de produktiviteit niet onbe langrijk meer moet stijgen dan nor maal. Hier ligt een grote zaak zowel voor werkgevers als werknemers die deze produktieverhoging ook zullen moeten opvangen door ondoelmatig tijdgebrek, te laag tempo, te hoge materiaalkosten tegen te gaan en verder in gezamenlijk overleg mid delen moeten vinden tot stimulering der productie. Houders en bestuurders van vrachtauto's zijn gehouden het laad vermogen van hun voertuig NIET te overschrijden. Onder LAADVERMOGEN dient men te verstaan: het maximum toe gestane gewicht aan lading. Dit toe gestane gewicht kan men terug vinden op het kentekenbewijs, be trekking hebbende op DAT motor rijtuig. Dit vermogen wordt vastgesteld door de RIJKSDIENST voor het WEGVERKEER, die aan de hand van de technische indruk van een gebruikt motorrijtuig, vaststellen hoe zwaar maximaal zulk een voer tuig beladen mag worden. Er spelen bij zulk een keuring velerlei factoren een rol. O.a. neemt men speciaal de lengte, breedte, ve ring, achterbouw en opbouw in ogenschouw. Zulk een keuring geschiedt door technisch geschoolde ambtenaren. In 't algemeen is vo.or standaardmodel len typen auto's 'n gelijk laadver mogen vastgesteld. Nieuwe auto's vormen bij het be palen van het laadvermogen der halve geen moeilijkheid. Dit begint zodra dumpwagens of opgekalefa terde „buitenlanders" voorgereden worden. Deze dienen nauwkeurig en geval voor geval bekeken worden. De uit slag van dergelijke onderzoeken vindt de eigenaar in de vorm van laadvermogen op zijn kentekenbe wijs terug. Het is daarna zaak niet eigenwijs te zijn en zich te houden aan de be palingen daaromtrent gegeven. Het komt echter niet zelden voor dat men zich van DAT laadvermo gen wejnig of niets aantrekt. Men laad totdat het eigenlijk niet meer hoger kan, waarna met opzij- zetting van alle risico's daaraan verbonden, het gevaar op wielen de OPENBARE weg opgaat. Sommigen plaatsen nog wat op standen langs de laadbak, teneinde zo weinig mogelijk lading te ver liezen, alsmede om in de gelegen heid te zijn nog wat hoger te kun nen laden. We hebben niets tegen zulke op standen, doch de algemene veilig heid dient in acht te worden ge nomen. Wie zulke opstanden plaatst ten einde een lading van een aanmer kelijk laag soortelijk gewicht te kunnen vervoeren heeft groot gelijk. Wie dat doet om zich hiervan niets aan te trekken en er alleen opuit is zoveel mogelijk tonnage te ver plaatsen dient gevoelig tot de orde geroepen te worden. Dat de Justitie NIET spot met dergelijke VERKEERSMISDRA- GINGEN zullen enkele expediteurs onlangs gevoeld hebben. Algemeen is bekend dat de POLI TIE op het gebied van overbelading geenszins vitterig te werk gaat. Al hoewel zulks nergens bepaald is, wordt nagenoeg door de NEDER LANDSE politie een overbelading 10% oogluikend toegestaan. Vele vrachtwagen-eigenaars of bestuurders menen weliswaar dat zulks een voorgeschreven norm is. Niets is minder waar dan dit. Het is de toelaatbare speling, waar op evenwel niemand zich kan be roepen indien men er eens GEEN rekening mee houdt. Dezelfde norm wordt aangeno men bij het bepalen van de z.g. wieldruk een controle die aan de grenzen veelvuldig wordt uitge oefend. Men dient naast het toelaatbare maximale gewicht, tevens rekening met deze wieldruknorm te houden. Het maximum hiervan is nl. 4 ton. Zogenaamde dubbelassers zullen van deze controles niet veel pijn hebben. Het kan zijn, dat men met een auto het LAADVERMOGEN niet overschrijdt doch voor de wieldruk WEL hangt. Dit euvel zit in het NIET gelijk matig verdelen van de lading. Indien men een laadvermogen van 10 ton heeft en een daarvoor geëigende lading onoordeelkundig op de achteras laad, kan men alzo in overtreding bevonden worden. Bij het wegen van de wieldruk wordt n.l. GEEN eigen gewicht af getrokken. U bent dan niet alleen per wiel over 4 ton heen, doch bo vendien boven de daarbij gerekende 10% (welke geste niet officieel is). Wordt de wieldruk in het binnen land niet zo vaak gecontroleerd, het LAADVERMOGEN des meer. Een aantal excessen op dit gebied heeft er toe geleid, dat de goeden het met de kwaden moeten delen. Wie immers met een laadvermo gen van 10 ton drie maal toe in 14 dagen tijd betrapt wordt met ladin gen variërend van 15 tot 17 duizend kilogram, zal geen enkel redelijk excuus kunnen vinden. Zijn gedrag is een ergerlijk voor val van bewust OVERTREDEN. Niemand zal geloven, dat zulk 'n gedrag toevallig NET die keren aan de dag gelegd werd tijdens een con trole. Men is eerder geneigd aan te ne men, dat zulk een overtreder zich geen snars van alles aantrekt en de voorschriften maar laat zijn voor wat ze zijn. Hopenlijk zullen de financiële aanslagen dergelijke broeders tot een andere zienswijze nopen. De veiligheid van allen onzer zou er mee gebaat zijn. „Dat eenheid en vrede onder de volkeren groeien door nederig heid en zachtmoedigheid der ge lovigen". „Waarde Iwan", wij geven dit jaar 45 miljard dollar uit aan bewape ning, omdat we bang zijn voor wat jullie doen als wij het niét deden. Ik neem aan dat jullie ongeveer het zelfde bedrag uitgeven om dezelfde motieven. Laten we het zo aanpak ken: we verminderen dit jaar met 'n 10 procent van onze bewapenings uitgaven als jullie hetzelfde doen. Wij doen beiden het geld in het zelfde fonds. Het volgend jaar ver dubbelen we de inzet. In vijf jaar hebben we dan 81 miljard voor een geschenk aan de mensheid". Deze open brief schreef het Amerikaanse congreslid Jim Wright aan een denkbeeldige Rus. Het is voor ons allemaal duidelijk dat dit een tamelijk naief voorstel is. Toch zien we ook duidelijk het waanzinnige van deze wedloop met de dood. De vrede is louter negatief. Een vrede zoals tussen twee bok sers die rondlopen in de ring en zoe ken naar de zwakke plek van hun tegenstander. Als ze die gevonden hebben zal de klap raak zijn. Dit kunnen we toch moeilijk vrede noe men. Alle pogingen om de oorlog voor goed uit de wereld te helpen zullen op niets uitlopen, wanneer we niet beginnen met vrede in onszelf te hebben; als we niet door nederig heid en zachtmoedigheid tonen dat we leerlingen van Christus zijn. Zo wordt het juist gèformuleerd in de dringende maandintentie van deze december 1960. Vrede is er niet ineens als resul taat van een grootscheepse aktie. Zij begint altijd ergens in het klein. En dat „ergens" is bij onszelf. Alleen daardoor kan de eenheid en de vre de onder de volkeren tot stand ko men. De heer van Keijsteren uit de Vredepeel wist niet wat hém over kwam, toen hij maandagmorgen een fiks pakket zuivelproducten kreeg aangeboden namens het bestuur van de Zuivelfabriek Venray. Maar hij kreeg dit niet onaardig cadeau omdat in zijn bussen de 15 miljoen ste kg. melk zat, die dit jaar gele verd is aan de Zuivelfabriek. En met dit cadeau heeft 't bestuur even de mijlpaal willen accentueren, wel ke de melkfabriek heeft bereikt. Want 15 miljoen kg melk is 'n der mate grote plas, dat weinig bedrü- ven in het zuiden van ons land die bereiken kunnen. Met dit inderdaad grootse cijfer kan de nu 56-jarige oude coöperatie meer dan tevreden zijn.. 1.8 MILJOEN Toen de nieuwe fabriek in 1905 begon te draaien (in jan. 1904 werd de stoomzuiverfabriek Venray opge richt) voerden de 302 leden, welke de coöperatie toen telde 1,8 miljoen kg melk aan. In 1915, tien jaren la ter dus, was het ledental gestegen tot 486, maar ook de aanvoer tot 4 miljoen kg. Weer tien jaren later, in 1925, was het 6,3 miljoen kg en daar is men tot aan 1935 blijven staan. Over 1945 praten we maar niet. De oorlog zorgde voor een dieptepunt in de aanvoer en slechts 1,6 miljoen kg melk kon worden aangevoerd. Kregen de leden voor de melk aangevoerd in 1905 f 170.000 uitbetaald, in 1945 kregen ze voor minder melk f 267.000, hetgeen een kleine pleister op de wond was. FUSIE De eigenlijke bloei van de fabriek is begonnen na de fusie met de fa briek in Oostrum. In 1948 kon men reeds een aanvoer boeken van 10 miljoen kg melk per jaar en nu 12 iaren later heeft men dan de 15 miljoen bereikt, tesamen gebracht door ruim 1000 leden. Wel een bewijs hoe de melkvee houderij in deze afgelopen jaren aan betekenis heeft gewonnen in deze streken en hoe door een ver betering van fok- en verwervings methoden prestaties zijn geboekt, die beslissend zijn voor de toe komst van de boerderijen in de zandgebieden. GARANTIEPRIJZEN Waar uit deze cijfers reeds een productievermeerdering af te leiden is bij de aangesloten leden, is het duidelijk dat de nieuwe melk-garan- tieregeling, die met 'n prodetiestij- ging bij de melk geen rekening houdt (hoewel toch van regerings wege bij andere bedrijfstakken al les productievermeerdering is, wat de klok maar slaat) ook hier in de zandgebieden het hardste zal aan komen. Waar met veel moeite en zorg gestreefd geworden is naar een zeer behoorlijke veestapel met een productie, die steeds toeneemt en waarvan het vetgehalte redelijk ligt t.a.v. de andere gebieden, wordt men nu beloond met een lagere ga rantieprijs. Dat dit ook nog net treft in een tijdvak, dat overvloedige re gens de productiviteit van andere onderdelen van de boerderij zeker niet bevorderd heeft, maar integen deel zwaar verminderd, doet de boer in deze streken terecht afvragen of hij niet de dupe gaat worden van een efficiënter en economischer be leid van zijn bedrijf en of al de moeite en zorgen van de afgelopen jaren voor zijn veestapel niet tever geefs zijn geweest. Dat is punt 1, dat men bij deze plas., van 15 miljoen kg melk overweegt. Punt 2 mag dan zijn, of men er juist aan doet te denken over split sing, omschakeling e.d. als een soort wraak t.a.v. de gebeurtenissen bij de K.I. Of de gang van zaken al of niet juist is geweest bjj de vergade ring over de K.I.-toekomst, moge hier buiten beschouwing blijven. Maar K.I. en zuiverfabriek zjjn en horen twee afzonderlijke coöpera ties te zijn, die weliswaar nauw met elkaar verbonden, toch elk huns weegs dienen te gaan. Als de eenheid bjj de een verloren gaat, dan is het niet noodzakelijk dat dan ook de eenheid bij de ander gaat verdwijnen. En zo wellicht oorzaak zal zijn, dat er mis schien onbedoeld nog grotere stukken gemaakt worden, dan schijnbaar al gebeurd Is EEN BEDRIJF UIT DE VREDEPEEL WORDT GEPREZEN In de discussies over de bedrijfs- grootte wint geleidelijk aan de ge dachte veld, dat niet de oppervlakte in hectares maar de omvang van het bedrijf bepalend is voor het al dan niet kunnen opleveren van een be staan, aldus ir. J. H. Voorburg, rijkslandbouwconsulent voor Noord Limburg onlangs voor de radio. Toch wordt nog al te vaak een lichtvaar dig oordeel alleen aan de hand van de oppervlakte uitgesproken. Nu zijn er inderdaad bedrijven waar gerin ge oppervlakte samengaat met een beperkte omvang. Daar staat echter tegenover, dat er nog heel wat be drijven zijn, waarvan het bedrijfs plan zo is, dat met een paar ha min der, een zeker zo goed resutlaat be reikt zou kunnen worden. Er bestaat inderdaad wel zoiets als een opti male oppervlakte. Hoe groot deze opprvlakte ongeveer moet zijn hangt echter volkomen af van het be drijfsplan. VOLWAARDIG BEDRIJF VAN 4 HA. Een goed voorbeeld hiervan is het bedrijf van de heer W. Claessens te Vredepeel. Deze jonge boer is 'n jaar of drie geleden begonnen op een be- bedrijf van 4 ha. Momenteel ziet dit bedrijf er als volgt uit: 750 kippen, 1500 mestkuikens, 160- 180 mestvarkens, 60 are asperges, 45 are aardbeien en 30 are zwarte bessen. De rest van de grond dient voor namelijk voor de vrucht wisseling. De hierop verbouwde gewassen (sui kerbieten en rogge) zijn voor het bedrijfsplan als zodanig van minder belang. Bij deze bedrijfsomvang is er een volledige taak voor één arbeids kracht. Het is zelfs zo, dat in het voorjaar nog los personeel moet worden aangetrokken. Door het ploegen en maaien e.d. in loonwerk te doen uitvoeren, hoeft er geen paard te zijn terwijl ook het aantal werktuigen tot een minimum be perkt kan blijven. Een paar ha meer zou voor dit bedrijf helemaal geen verbetering zijn. Immers, dan wa ren er wel een paard en wagen en een aantal werktuigen nodig. De tijd die aan deze grotere oppervlakte zou worden besteed, betekent al leen maar overbelasting van de boer, hetgeen ten koste zou gaan van de andere bedrijfsonderdelen. OOK HIER NOG VEREENVOUDIGING MOGE LIJK Dit bedrijf heeft dus als het ware drie belangrijke takken: varkens, pluimvee en kleinfruit. De produk- ten, die worden voortgebracht zijn allemaal min of meer luxe produk- ten, die vrij hoge eisen stellen aan de vakbekwaamheid van de boer. Daarom is het belangrijk te voorko men dat een dergelijk bedrijf toch nog te ingewikkeld wordt. Van dit standpunt bezien zijn de 1500 mestkuikens een weinig ren dabele eenheid, vanwege de te ge ringe omvang van dit onderdeel. Een verdere uitbreiding van het aantal legkippen is momenteel nog niet toegestaan. Als meer legkippen mogen worden gehouden, zullen de mestkuikens zeker verdwijnen, het geen ongetwijfeld een verbetering- van het bedrijfsplan betekent. NIEUWS UIT VENRAY EN OMGEVING Zondagsdienst huisartsen Vanaf zaterdagmiddag 4 uur tot maandagmorgen 8 uur, wordt de practijk der huisartsen voor Venray e.o. waargenomen door Dr. VAN TIHEL Patersstraat 30 Telefoon 1887 Uitsluitend voor spoedgevallen. GROENE KRUIS Donderdag a.s.: Zuigelingen-bureau voor de kerk dorpen. Zondagsdienst Groene Krnls: Zr. Janssen, Kard. van Rossum- straat 4, tel. 1504. Th. van THIEL, arts, AFWEZIG vanaf woensdag 30-ll-'60 tot en met zondag 4-12-'60. Waarneming ge schiedt door de plaatselijke collegae.

Peel en Maas | 1960 | | pagina 1