Sparen, bezitsvorming
en... belasting
U, ik en hel verkeer...
de politierechter
Uit Peel en Maas
De helm van de
Peel
Zaterdag 9 juli 1960 No. 28
EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPPITRT A H VHOP VP IMP A V P*1M OM^TPPPPN ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. AB ONNEME NT 3-
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1506.52 V* UtLrIVOL/lIJ1 V UVJI\ V LtHUÜ 1 IJ#AN VJlflkJ 1 AL«I\Ull PRIJS PER KWARTAAL 1.40 (bulten Venray 1.60)
Oppervlakkig bekeken hebben
deze punten met elkaar geen ver
band, ja, men ziet er zelfs een te
genstrijdigheid in. Toch is dit niet
het geval. Het is zelfs zo, dat naar
onze mening het een het andere kan
bevorderen.
We moeten hierbij van het stand
punt uitgaan, dat belastingbetalen
nu eenmaal een noodzaak is, omdat
er nu eenmaal zaken zijn, leger
vloot, politie, wegen, brandweer,
reinigingsdiensten, riolering, volks
gezondheid,- waterwegen, die uit de
openbare middelen betaald moeten
worden.
Verder dat er belasting naar
draagkracht moet zijn,, dat een be
paald bedrag van het inkomen als
noddzakelijk levensonderhoud on
belastbaar moet zijn, en dat men de
kip niet moet slachten die de eieren
legt. Met inachtneming van al deze
punten willen we toch een paar op
merkingen maken, waarvan we ho
pen, dat ze ter bevoegder plaatse
zullen worden gelezen.
Zo zouden we allereerst om de be
zitsvorming te stimuleren de moge
lijkheden van sparen willen bevor
deren. Nu weten we dat er personen
zijn die dit niet toelaat. Maar we
weten ook, dat verschillende perso
nen niet sparen omdat ze denken,
dat van dat gespaarde geld veel be
lasting moet worden betaald.
Zij redeneren dan als volgt: spa
ren is in feite niet alles uitgeven,
zich een offertje getroosten voor de
toekomst. Degene die direct alles uit
geeft, vooral in goederen, krijgt in
die goederen direct de economische
waarde terug.
Degene die spaart krijgt straks
normaal hetzelfde bedrag met rente
terug, maar de economische waarde
van zijn geld is als regel stukken
minder. Bovendien moet hij, indien
dat gespaarde geld een bepaalde
rente oplevert, hiervan inkomsten
belasting betalen.
Als zo'n spaarzame mens reeds
een eigen huisje heeft gespaard,
waaruit per jaar 150 overschot
komt (vergeleken bij degene die
huur moet betalen) behoeft hij nog
maar f 50 rente te hebben om een
aanslag aan Ink. belasting te ont
vangen, waarbij wij uitgaan van de
veronderstelling, dat deze persoon
in de loonbelasting valt.
Dit bedrag aan belasting varieert
naar gelang de inkomengroep en
het aantal kinderen onder de 16 iaar,
maar men kan gerust aannemen, dat
dit 20n/o belasting oplevert, dus van
die 200 rente moet men dan nog
40 belasting betalen. En dat voelen
de mensen als iets tegenstrijdigs aan
en daarom sparen ze niet, ofwel ze
sparen wel, doch in een oude kous,
d.w.z. dat gespaarde geld wordt niet
productief gemaakt, niet op de
spaarbank gezet.
Volgens de belastingvoorschriften
moet men dit toch opgeven, maar
daar komt niet veel van terecht. Om
het sparen te bevorderen, het ge
spaarde geld produktief te kunnen
maken, zou men b.v. een bedrag
van 200 a 300 rente belastingvrij
moeten laten.
Naar onze mening zou er dan meer
gespaard worden en dat meerdere
gespaarde geld zou op de spaarban
ken terecht komen en weer voor an
dere goede dingen gebruikt kunnen
worden. We hebben een geval ge
kend nog geen 2 jaar geleden, dat
iemand met een zeer groot gezin,
met verdienende kinderen, die alle
verdiensten aan de ouders afgaven
en deze ouders voor de huwelijks
uitzet moesten zorgdragen, dat de
vader met een bedrag van 20.000
(twintig duizend gulden) „op zak"
liep, hetwelk hij niet wilde beleggen
uit angst voor de belasting, welke
hij weer zou moeten betalen. Dan
maar geen rente, en dan ook geen
extra belasting, redeneerde hij.
Een ander punt is de omstandig
heid, wanneer man en vrouw beiden
gaan werken, hetzij in het begin
van het huwelijk om zich te kunnen
installeren over een paar jaar, hetzij
omdat er geen kindei-en zijn of de
kinderen getrouwd zijn, hetzij om
dat men noodzakelijk wat moet bij
verdienen. Men ziet dit bij het on
derwijs en ook wel in ambtelijke
kring, maar ook in de gewone be
drijven.
Dezer dagen vestigde nog een
werkgever met een seizoenbedrijf de
aandacht op het punt, dat tenge
volge van de schaarste aan arbeids
krachten, en om voor Nederland een
zo groot mogelijke productiviteit te
verkrijgen in de strijd om de inter-
naionale concurrentie, dat het niet
alleen wenselijk, maar zelfs noodza
kelijk werd geacht dat gehuwde
vrouwen, zij het tijdelijk en wan
neer geen gezinsbelangen zich hier
tegen verzetten, weer aan het werk
zouden moeten gaan, inplaats dat
wij buitenlandse arbeidskrachten
aantrekken. We weten, dat tegen dit
standpunt bezwaren zijn te maken,
maar we staan voor het feit, dat b.v.
in Duitsland een groot percentage
gehuwde vrouwen aan het produc-
tieproces deelnemen, waardoor het
volksinkomen verhoudingsgewijze
zeer groot is.
Maar dan komen we weer aan het
belastingpunt, dat deze beide in
komsten van man en vrouw samen
getrokken worden (met f 100 in
komsten aftrek voor ieder) en dat
men zelfs van dit inkomen niet mag
aftrekken de onkosten van degene,
die tijdelijk de huishouding waar
neemt.
De uitgaven van de winkeljuf
frouw in de zaak wel, maar de kos
ten van de dienstbode of huishoud
ster niet. Dit achtten we onbillijk en
onjuist, afgezien nog van het be
zwaar, dat men dan na 1 of 2 jaar
die samengetrokken inkomsten van
2 personen (na aftrek van de betaal
de L.B.) te betalen krijgt hetgeen
soms ook in de honderden guldens
loopt. Om dit werken te stimuleren
is het nodig, dat een groter bedrag
van deze inkomsten voor belasting
wordt vrijgelaten omdat er ook
meerdere kosten voor uitgegeven
moeten worden.
Tenslotte zouden we nog een lans
willen breken om de overuren op
een afzonderlijke wijze te belasten,
zodat het niet kan voorkomen dat
men soms 25°/o van de overuren, die
ook extra geldkosten aan eten en
drinken, met een vast percentage
zou belasten, waardoor het aantrek
kelijker wordt om tijdelijk over te
werken.
Nu is de aardigheid eraf, want
(men gaat niet voor de belasting
werken, zegt men dan, en houdt zich
dan aan de rust na de arbeid, wel
ke men ook verdiend heeft. Want
de meerdere vrije tijd wordt gezien
als een bereikt welvaarts-niveau.
De strafbare chauffeur die de
eveneens strafbare dame aan zijn
zegekar heeft gebonden, moet een
maand de gevangenis in. De rech
ter heeft hem drie maanden opge
legd, waarvan twee voorwaardelijk
met drie jaar proeftijd.
De lift tegen wil en dank van deze
dame vormde het hoogtepunt van
een woelige nacht. Er was sprake
van diverse buurlieden, die elkaar
het leven zuur maakten en die deze
nacht hadden gekozen om hun koude
oorlog wat op te warmen.
De resultaten van het nachtelijk
rumoer zijn voor de staatskas niet
bemoedigend. Daar was een buur
man die vijftien gulden moet beta
len omdat hij zijn buurvrouw een
aantal klankvolle doch-niettemin be
ledigende termen heeft toegevoegd.
Dan was er nog een buurman, die
veertig gulden moet betalen in ver
band met het nachtelijk gerinkel
dat hij veroorzaakte door het stuk
slaan van een W.C.-raam, een
raampje in de voordeur en nog wat
glaswerk in het perceel van een an
dere buurman.
Voorts was er de meegesleurde
dame, die vijf gulden boete kreeg
omdat zij de chauffeur een oog dicht
sloeg. Maar dat is, samen met het
feit, dat de chauffeur deze dame aan
zijn zegekar bond, een apart ver
haal.
Temidden van het tumult der
scheldpartijen, mishandelingen en
rinkelende ruiten naderde de chauf
feur per auto het slagveld. Daar hij
een liefhebber was van knokfilms
liet hij zich dit nachtelijk buiten
kansje niet ontgaan. Hij stopte en
draaide het portierraam open om de
spannende gang van zaken beter te
kunnen volgen.
Na enige tijd werd hij door de
strijdenden opgemerkt. De dame
schreed met afgemeten passen op de
auto toe, en sloeg de chauffeur via
het geopende portierraam een blauw
oog. De chauffeur zag sterretjes.
Desondanks handelde hij zoals hij
het op het witte doek al eens had
gezien. In een bliksemsnelle greep
knelde hij de arm van de dame in
de zijne. Deze verklaarde naderhand
door deze schijnbaar liefdevolle aan
pak de kluts enigszins kwijt te zijn
geraakt. De chauffeur echter had zijn
rol goed geleerd. Hij klemde de ver
overde arm tussen zich en het por
tier en liet de koppeling opkomen.
De auto reed weg, de spartelende
dame aan de buitenzijde meevoe
rend.
De getuigenverklaringen lopen uit
een omtrent de afstand die het
slachtoffer aldus langs mechanische
weg werd gedwongen af te leggen.
De een zei twintig de andere tachtig
meter. Het was in elk geval ver ge
noeg om haar de rest van de ruzie
te laten vergeten. In de arm van de
chauffeur werd zij met de auto mee
gesleurd.
Daar zij aan de straatzijde niet
was voorzien van wielen werd het
een pijnlijke geschiedenis. Blijkens
de civiele verordening is er voor
54,20 schade aan de meegenomen
dame aangericht, verwoeste kousen,
Schoenen en loonderving inbegre
pen. De chauffeur moet die schade
vergoeden.
"Ik verdedigde me alleen maar. Ik
Het saaie onderwerp van voorsor
teren, dat wij verleden week reeds
behandelden, zou onvolledig zijn, in
dien we nalaten deze bijdrage tot
besluit te plaatsen.
Op welke wijze moet U nu als
"motorijtuigbestuurder een links ge
legen inrit in? Of, hoe moet U nu
links op de rijbaan parkeren?
Hoe onpractisch dit in sommige
omstandigheden ook lijkt, waarde
lezers, er is maar één foutloze wijze.
Namelijk vanaf de rechterzijde der
rijbaan naar de linker rijden. Dus
niet zoals met voorsorteren vanaf de
middelaslijn der rijbaan.
Als er geen verkeer op de weg is,
zit in deze manoevre nagenoeg geen
verschil. Nu komt er echter achter
en voor een groot aantal autos. U
zit in een auto en moet b.v. naar een
garage die links van U ligt. Hoe
komt U in deze situatie onbescha
digd en foutloos op die linkerzijde?
Zeer simpel, waarde lezers. Zo
lang er verkeer aanwezig is, dat
voor Uw uitwijkmanoeuvre gevaar
loopt, moet U uiterst rechts op de
rijbaan blijven staan, al duurt dat
een kwartier lang. Pas als er niets
meer in Uw omgeving is, dat door
Uw handeling gevaar loopt, ook
wielrijders niet, moogt U de abnor
male manoeuvre uitvoeren om links
in te rijden, dan wel te parkeren.
Veronderstel nu, dat op de rechter
zijde van die straat een wachtverbod
geldt en dat men daar dus niet mag
blijven staan.
Op wegen waar zulk een verbod
heerst mag U alleen blijven staan
voor het onmiddellijk in- of uitla
den van goederen, dan wel het on
middellijk in- en uitstappen van
passagiers. En U blijft daar staan,
terwijl hiervan geen sprake is?
Wij stellen het nog sterker, ge
achte lezers. Binnen een afstand van
10 meter van een kruising van we
gen moogt U zelfs niet stoppen. Ook
niet voor het doen in- en uitstappen
enz.
Toch overtreedt U dit verbod da
gelijks. U moet toch ook soms stop
pen om voorrang te verlenen. Zou
U dat buiten 10 meter van een hoek
doen, dan zag U niets.
Welnu, met dat' stoppen voor het
vorenomschreven doel is dat evenzo.
Als actieve verkeersdeelnemer mag
U rustig op dat wachverbod stil
blijven staan, mits dit plaats vindt
omdat U niet anders kan en mag.
Laat U vanwege de drukte de wa
gen even staan en gaat U aan de
overkant vlug die boodschap doen,
dan is Uw handeling fout. U moet
dus als bestuurder daadwerkelijk
doende zijn om naar links te willen.
Dit kan alleen maar uit de omstan
digheden ter plaatse blijken. Krijgt
U 'n bon, omdat U rechts op een
wachtverbod stilstaat, dan is het be
roep op vorenstaande vrij beden
kelijk als ter plaatse geen ander
verkeer te zien is._
Om ook het oordeel van de Rech
ter over de voorsorteeraangelegen-
heid weer te geven volgen tenslotte
hier enkele arresten.
VONNIS RECHTBANK BREDA
d.d. 19-2-1957
Alvorens een autobestuurder naar
links van richting gaat veranderen,
moet hij zich deugdelijk vergewis
sen, of hij zulks kan doen, zonder
gevaar voor botsing op te leveren
met achteropkomend verkeer.
De rechtbank is van mening, dat
bij inachtneming van de normale
voorzichtigheid linksafslaander zijn
1. knipperl. 200 a 150 m voor deze
kruising in werking had moeten
stellen.
Door dit pas op ongeveer 40 meter
afstand te doen, heeft hij zulks aan
zienlijk later gedaan dan vereist
wordt bij een veilige rijwijze ter
plaatse.
Het betrof hier een civiel geding,
waarbij aan de partij die schade
door een ontstaan ongeval had be
komen, de vordering geheel werd
toegewezen.
ARREST GERECHTSHOF TE
ARNHEM d.d. 15-11-1956
Verdachte heeft grove schuld aan
een bot'sting, waarbij twee personen
zwaar lichamelijk letsel opliepen
doordat hij onvoldoende heeft reke
ning gehouden met een personen
auto, welke voor hem reed en die
had voorgesorteerd om links af te
slaan, welke gedragingen volkomen
in overeenstemming waren met de
wettelijke voorschriften.
Het beroep dat verdachte, die ach
ter tegen dit voorsorterende voer
tuig was opgereden, miste alle grond.
Zijn verweer luidde, dat hij tenge
volge van het natte wegdek tegen dit
voorsorterende voertuig naar links
was aangeslipt- Tenslotte:
KANTONRECHTER HELMOND
d.d. 27-3-'53
Wanneer de bestuurder van een
gedroeg me correct!" riep hij tijdens
de zitting, maar het is niet correct
op een dergelijke manier met strijd
wagens in te grijpen tijdens een
frisse burenruzie. Want in feite is de
twist der geburen nu nóg niet opge
lost.
auto, die de abnormale manoeuvre
van links afslaan wil tot stand bren
gen, ontdekt, dat zich op een afstand
van 150 a 200 meter een auto ach
ter hem bevindt, waarvan op een
grote voorrangsweg kan worden aan
genomen, dat hij een grote snelheid
bezit, eist de normale voorzichtig
heid in het verkeer, dat de eerste
automobilist stopt, om het achter
hem komende verkeer vrije door
gang te verlenen.
van 13 juli 1935
Deze week werd onderhands
aanbesteed het afbreken van een
bestaande woning en het bouwen
van een nieuwe woning met winkel
en werkplaats aan de Grotestraat,
voor rekening van de heer H. Mes-
semaeckers.
Laagste inschrijvers waren de he
ren Gielen-Arts-Maassen te Merselo,
.voor de som van 7.895 aan wien
het werk werd opgedragen.
De fanfare „St. Catharina'* te
Leunen, behaalde op het concours
te Venray de le prijs met 294 pun
ten met lof der jury, benevens de le
directeursprijs, zijnde de prachtige
medaille, door H.M. de Koningin ge
schonken.
van 16 juli 1910
Pater Th. Kusters uit Leunen,
zal midden september naar de mis
sie op de Philipijnen vertrekken.
Aan de Tekenschool te Venray,
werd een subsidie van 230 ver
leend.
De levering- van 8 wagons
Kaïniet voor de Boerenbond alhier,
werd opgedragen aan G. Gossens
voor f 181,20 met zelf lossen enz.
Twee andere inschrijvers hadden de
zelfde prijzen, zodat geloot moest
worden.
Voor de kermis werd op de
Trap rundvlees aangeboden voor 35
cent per pond.
(Slot)
Het Rijksmuseum voor Oudheden
te Leiden liet de helm uit de Peel
zoveel mogelijk in zijn oude staat
terug brengen. Dat was een kar
weitje, dat met veel voorzichtigheid,
goede smaak en vakbekwaamheid
moest worden uitgevoerd.^
Het werd toevertrouwa aan het
atelier Van Rossum du Chattel te
Leiden. De goudsmit L. Verkuil
kreeg het op te knappen. Ook geen
alle daagse opdracht: een helm uit
de tijd van de Romeinen restau
reren!
Toen dat moeilijke werk voltooid
was, bleek eerst duidelijk welk een
prachtig stuk deze helm eigenlijk
was!
Dr. M. A. Evelein schreef in een
tijdschrift, dat het museum een
schitterend stuk rijker was gewor
den. Hij noemde deze helm in ver
gelijking met andere helmen uit de
periode in het buitenland gevonden,
zelfs een unicum.
Toch was hij niet compleet. Smo-
lenaars heeft nog geruime tijd ge
zocht naar een ontbrekende wang
plaat, doch tevergeefs.
Wat bewaard bleef was eigenlijk
alleen de verguld zilveren buiten-
kap: de binnenkap, die van ijzer
was, bleek bijna geheel te zijn weg-
geroest. Maar die buitenbekleding
was bijzonder mooi. Ze bestond uit
twee losse gelijkvormige delen, wel
ke ieder weer in drie onderling ver
bonden stukken verdeeld waren.
Door een soort van kam werden
die twee hoofddelen verbonden en
bijeengehouden. De helm had oor
spronkelijk een nekbeschermer en
twee wangplaten. Het was dus een
pronkstuk, maar ook een uitrusting:
het moest het hoofd in gevechten en
veldslagen beschermen tegen steken
en stoten.
Deze Romeinse helm was vervaar
digd van edel metaal en bovendien
versierd met geperste bloempjes of
kruisjes en parelrandjes. Van bin
nenuit waren er knopjes ingeklon
ken: dat was ook een sierend ele
ment. Het kostbare metaal en de
fraaie vorm wezen er op, dat men
te doen moest hebben met 't hoofd
deksel van een officier of honderd
man. De helmen, die de gewone le
gioensoldaten di'oegen, waren na
tuurlijk lang zo mooi niet.
Bij de helm werd volgens het be
richt van B. en W. van Deume, een
spoor gevonden. Daaruit viel op te
maken, dat de drager van deze helm
een officier van de ruiterij moet zijn
geweest. Dit bleek nu weer te klop
pen met een inscriptie in de helm:
„Stablesia VI". De honderdman moet
behoord hebben tot de Romeinse
deTfL£V\S/E specialist
TEL. 1070
ruitercorps van de „Equips Stable-
siani".
Prof. O. Bohn uit Berlijn las in 'n
ander inschrift de naam van Titus
Valonius Ursus. Blijkbaar omdat hij
voorkwam bij een getal zag hij er
niet de naam in van de honderdman
doch van een verificateur van het
rijk. Het cijfer was waarschijnlijk
een officiële gewichtopgave.
Dr. M. A. Evelein vergeleek de
helm van de Peel in zijn studie met
andere Romeinse helmen. Want er
werden nog meer Romeinse helmen
gevonden; zij het niet veel.
In Duitsland werden er een drie
tal opgegraven in de buurt van
Augsburg.
In Hongarije kwam er een te
voorschijn uit de bedding van de
Donau, bij Boedapest en te Thoms-
bjerg in Denemarken werd er even
eens een gevonden in het veen; in
ons land werd er bij Nijmegen een
legioenhelm opgegraven.
Er bleek een overeenkomst in
bouw en bewerking te bestaan tus
sen de Romeinse helmen uit de tijd,
toen de werkplaatsen, waarin deze
uitrustingstukken werden gemaakt,
vooral in Constantinopel waren.
Door deze overeenkomst werd de
vondst in de Peel ook belangrijk
voor de datering van die andere hel
men: bij de helm uit de Peel werden
immers munten gevonden, die een
aanwijzing gaven voor de tijdsbepa
ling. Toen men wist, dat deze helm
dateerde uit de vierde eeuw na Chr.
mocht men aannemen, dat gelijk
soortige helmen afkomstig waren uit
diezelfde tijd. Het was immers zeker,
dat gelijksoortige helmen afkomstig
waren uit diezelfde tijd. Het was
immers zeker, dat de honderdman
op zijn reis alleen gangbare munten
bij zich had. Deze nu waren duide
lijk uit de tijd van Constantijn- de
Grote. Drie ervan droegen er zelfs
de beeltenis van de eerste Christen-
keizer.
Constantijn kwam in het jaar
312 aan de macht; hij bleef keizer
tot 337. Er mag dus worden aange
nomen, dat de honderdman in de
Peel is omgekomen onder zijn rege
ring of betrekkelijk kort daarna.
Het kan natuurlijk zijn, dat de
munten die onder de regering van
Constantijn de Grote geslagen wer
den, later nog enige tijd geldig ble
ven. In alle geval is het zeker, dat
deze Romeinse officier niet vóór het
jaar 312 in het Peelmoeras is ver
dronken of gestikt.
Er kon zelfs worden nagegaan
waar verscheidenne munten, die bij
de helm werden gevonden, werden
geslagen: een te Siscia, de andere te
Rome en Trier.
Laatstgenoemde stad was. 't voor
naamste bestuurscentrum van het
westelijk gedeelte van het Romeinse
rijk. Het leer, dat werd opgegraven,
was blijkbaar niet alleen afkomstig
van het schoeisel van de honderd
man maar ook van het paardentuig
en het zadel. Blijkens de fibula, die
werd gevonden, droeg de officier 'n
mantel.
Zeer interessant was, dat er wel
een met zilver beslagen dolkschede
aan het licht kwam maar geen dolk.
Toch dient men aan te nemen, dat
de honderdman gewapend was: hij
was immers in bezet gebied. Het is
natuurlijk mogelijk, dat deze dolk
of was 't een kort zwaard? even
als de binnenkap van de helm in
het moer totaal is weggeroest. Men
kan echter ook naar een andere ver
klaring zoeken.
Hier komt dan de vraag naar vo
ren: wat heeft er zich vijftien
eeuwen geleden in het Peelmoeras
afgespeeld?
Is de honderman van de goede
weg af geraakt en verdronken?
Zijn helm en de rest werden ge
vonden tegen een lage landrug. Of
is er een misdrijf gepleegd?
Is de officier misschien overvallen,
ontwapend en toen het verraderlijke
veen ingejaagd?
Is hij op de vlucht, nadat hem zijn
zwaard was ontfutseld of nadat hij
dat had verloren, omgekomen?
Van roofmoord zal hier wel geen
sprake zijn geweest. Zijn geld en
kostbare helm wei-den hem immers
niet afgenomen.
Merkwaardig is in dit verband
zeker een schrijven uit het midden
der vorige eeuw van de commissa
ris van het district Helmond, Jhr.
Wesselman, aan de burgemeester
van Deurne en Liessel. Hij vraagt
daarin of het waar is, dat een boer
in de omgeving van Deurne een
gouden zwaard heeft gevonden. Het
antwoord is, jammer-genoeg, in het
gemeente-archief niet bewaard. Men
zou misschien de vraag kunnen stel
len: is dat zwaard zo het al ge
vonden werd de dolk van de hon
derdman geweest?
Er is niets bekend van een derge
lijke vondst. En het moet worden
betwijfeld of de dood van deze Ro
meinse militair nog ooit zal worden
opgehelderd. Was de vondst thans
gedaan, dan was de kans op 'n ver
klaring van bet geval groter ge
weest. Het wetenschappelijke onder
zoek; ook op oudheid- en bodem-
kundig gebied, weet tegenwoordig
veel meer te bereiken dan een halve
eeuw geleden. Een zeer nauwkeurige
bestudering van de vondst, ter
plaatse, had misschien waardevolle
aanwijzingen kunnen geven.
Belangrijk was deze vondst overi
gens ook doop hetgeen zij aantoonde
betreffende de vorming van het
hoogveen in de Peel. Het bleek, dat
het grauwveen ten tijde van keizer
Constantijn nog niet was gevormd.
De helm, de munten, het leerwerk
en de andere voorwerpen lagen im
mers daaronder, op het zwarte veen.
Zowat vijftig jaar wordt het voor
naamste onderdeel van deze zeld
zame vondst nu al bewaard in het
Rijksmuseum voor Oudheden te Lei
den.
H.N. Ouwerling vond het erg jam
mer, dat Deurne deze Romeinse
helm niet behield. In zijn „Geschie
denis der Dorpen en Heerlijheden
Deurne, Liessel en Vlierden" liet hij
er zich nog scherp over uit.
„De Romeinse helm", schreef hij,
„had voor Deurne kunnen wezen
wat de beker van Maxmiliaan van
Bourgondie voor Veere is. Die helm
had naam kunnen geven aan een
museum uit de rijkste gemeente van
Nederland, die om haar schatten het
miljoenenparadijs genoemd werd.
Deurne zou aantrekkingspunt ge
worden zijn voor oudheidminnaars
en kunstenaars. Dat zeldzame Ro
meinse stuk waren Amerikanen, En
gelsen etc. komen bezichtigen.
De gemeente heeft er 'n duizend
guldentjes van gebeurd in een tijd,
dat ze op 't raadhuis zaten te rede
twisten, of ze tien premies voor
stieren zouden uitloven of acht.
Voor altoos voorbij. Den Bosch
-verpatste zijn oxaal, Deurne zijn
helm. De rijke Peelgemeente heeft
gedaan of ze broodgebrek had".
Toen in het Helmondse kasteel
raadhuis een gemeentemuseum was
gesticht mede onder leiding van
Ouwerling werd daarin al gauw
een afgietsel van de helm uit de
Peel geplaatst. Deurne kreeg er toen
ook een. Het stond later in de bur
gemeesterskamer van het raadhuis.
Zo keerde deze merkwaardige en
waardevolle helm in 1934 toch in
onze Peelstreek terug. Nog getuigt
hij in 't Deurnese gemeentehuis van
de macht en de hoogstaande bescha
ving der Romeinen en van hun ver
blijf in onze streken.
BRANDVERZEKERING
NAAR NIEUWWAARDE
Er is iets nieuws te vertellen over
brandverzekeringen van huishoude
lijke inboedels
Het zal onze lezers bekend zijn,
dat voorwerpen die reeds enige ja
ren werden gebruikt, in waarde zijn
gedaald. Veelal vergoedt een bfand-
polis slechts die gedaalde waarde.
Om nu na een brandschade weer ge
heel op dezelfde wijze te kunnen in
richten, moet vrijwel altijd een be
paald bedrag uit eigen beurs wor
den bijbetaald.
Dat vraagt natuurlijk in verreweg
de meeste gevallen een grote uit
gave.
Thans is het echter ook mogelijk
huishoudelijke inboedels te verzeke
ren naar hun nieuwwaarde. Bij deze
„moderne" verzekeringsvorm wordt
het bedrag uitgekeerd, dat u nodig
hebt om de verloren gegane goede
ren door nieuwe te kunnen vervan
gen, ook al waren deze niet nieuw
meer.
Bij de meeste maatschappijen is
de premie per 1000 gelijk aan de
huidige polis. Alleenhet spreekt
vanzelf dat het verzekerde bedrag
op de polis gelijk moet zijn aan de
nieuwwaarde van de inboedel.
HET LEVEN BEGINT BIJ 40
De wiskundige afdelingen hebben
onderzocht, met welk bedrag de ver
zekering moet worden verhoogd om
deze dekking der nieuwwaarde te
kunnen bereiken. Gemiddeld bleek
te kunnen worden volstaan met een
verhoging van tenminste 40%.
Het is dus raadzaam, dat u zich
eens in verbinding stelt met de
maatschappij waarbij u bent ver
zekerd. Misschien komt de bereke
ning in uw geval voordelig uit.
Niet in alle gevallen is het nood
zakelijk de verzekerde som met 40%
te verhogen, zeker niet wanneer een
inboedel kort geleden is aangeschaft.
Het kan zijn dat met een kleine ver-