Sparen, bezitsvorming en... belasting U, ik en hel verkeer... de politierechter Uit Peel en Maas De helm van de Peel Zaterdag 9 juli 1960 No. 28 EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPPITRT A H VHOP VP IMP A V P*1M OM^TPPPPN ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. AB ONNEME NT 3- GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1506.52 V* UtLrIVOL/lIJ1 V UVJI\ V LtHUÜ 1 IJ#AN VJlflkJ 1 AL«I\Ull PRIJS PER KWARTAAL 1.40 (bulten Venray 1.60) Oppervlakkig bekeken hebben deze punten met elkaar geen ver band, ja, men ziet er zelfs een te genstrijdigheid in. Toch is dit niet het geval. Het is zelfs zo, dat naar onze mening het een het andere kan bevorderen. We moeten hierbij van het stand punt uitgaan, dat belastingbetalen nu eenmaal een noodzaak is, omdat er nu eenmaal zaken zijn, leger vloot, politie, wegen, brandweer, reinigingsdiensten, riolering, volks gezondheid,- waterwegen, die uit de openbare middelen betaald moeten worden. Verder dat er belasting naar draagkracht moet zijn,, dat een be paald bedrag van het inkomen als noddzakelijk levensonderhoud on belastbaar moet zijn, en dat men de kip niet moet slachten die de eieren legt. Met inachtneming van al deze punten willen we toch een paar op merkingen maken, waarvan we ho pen, dat ze ter bevoegder plaatse zullen worden gelezen. Zo zouden we allereerst om de be zitsvorming te stimuleren de moge lijkheden van sparen willen bevor deren. Nu weten we dat er personen zijn die dit niet toelaat. Maar we weten ook, dat verschillende perso nen niet sparen omdat ze denken, dat van dat gespaarde geld veel be lasting moet worden betaald. Zij redeneren dan als volgt: spa ren is in feite niet alles uitgeven, zich een offertje getroosten voor de toekomst. Degene die direct alles uit geeft, vooral in goederen, krijgt in die goederen direct de economische waarde terug. Degene die spaart krijgt straks normaal hetzelfde bedrag met rente terug, maar de economische waarde van zijn geld is als regel stukken minder. Bovendien moet hij, indien dat gespaarde geld een bepaalde rente oplevert, hiervan inkomsten belasting betalen. Als zo'n spaarzame mens reeds een eigen huisje heeft gespaard, waaruit per jaar 150 overschot komt (vergeleken bij degene die huur moet betalen) behoeft hij nog maar f 50 rente te hebben om een aanslag aan Ink. belasting te ont vangen, waarbij wij uitgaan van de veronderstelling, dat deze persoon in de loonbelasting valt. Dit bedrag aan belasting varieert naar gelang de inkomengroep en het aantal kinderen onder de 16 iaar, maar men kan gerust aannemen, dat dit 20n/o belasting oplevert, dus van die 200 rente moet men dan nog 40 belasting betalen. En dat voelen de mensen als iets tegenstrijdigs aan en daarom sparen ze niet, ofwel ze sparen wel, doch in een oude kous, d.w.z. dat gespaarde geld wordt niet productief gemaakt, niet op de spaarbank gezet. Volgens de belastingvoorschriften moet men dit toch opgeven, maar daar komt niet veel van terecht. Om het sparen te bevorderen, het ge spaarde geld produktief te kunnen maken, zou men b.v. een bedrag van 200 a 300 rente belastingvrij moeten laten. Naar onze mening zou er dan meer gespaard worden en dat meerdere gespaarde geld zou op de spaarban ken terecht komen en weer voor an dere goede dingen gebruikt kunnen worden. We hebben een geval ge kend nog geen 2 jaar geleden, dat iemand met een zeer groot gezin, met verdienende kinderen, die alle verdiensten aan de ouders afgaven en deze ouders voor de huwelijks uitzet moesten zorgdragen, dat de vader met een bedrag van 20.000 (twintig duizend gulden) „op zak" liep, hetwelk hij niet wilde beleggen uit angst voor de belasting, welke hij weer zou moeten betalen. Dan maar geen rente, en dan ook geen extra belasting, redeneerde hij. Een ander punt is de omstandig heid, wanneer man en vrouw beiden gaan werken, hetzij in het begin van het huwelijk om zich te kunnen installeren over een paar jaar, hetzij omdat er geen kindei-en zijn of de kinderen getrouwd zijn, hetzij om dat men noodzakelijk wat moet bij verdienen. Men ziet dit bij het on derwijs en ook wel in ambtelijke kring, maar ook in de gewone be drijven. Dezer dagen vestigde nog een werkgever met een seizoenbedrijf de aandacht op het punt, dat tenge volge van de schaarste aan arbeids krachten, en om voor Nederland een zo groot mogelijke productiviteit te verkrijgen in de strijd om de inter- naionale concurrentie, dat het niet alleen wenselijk, maar zelfs noodza kelijk werd geacht dat gehuwde vrouwen, zij het tijdelijk en wan neer geen gezinsbelangen zich hier tegen verzetten, weer aan het werk zouden moeten gaan, inplaats dat wij buitenlandse arbeidskrachten aantrekken. We weten, dat tegen dit standpunt bezwaren zijn te maken, maar we staan voor het feit, dat b.v. in Duitsland een groot percentage gehuwde vrouwen aan het produc- tieproces deelnemen, waardoor het volksinkomen verhoudingsgewijze zeer groot is. Maar dan komen we weer aan het belastingpunt, dat deze beide in komsten van man en vrouw samen getrokken worden (met f 100 in komsten aftrek voor ieder) en dat men zelfs van dit inkomen niet mag aftrekken de onkosten van degene, die tijdelijk de huishouding waar neemt. De uitgaven van de winkeljuf frouw in de zaak wel, maar de kos ten van de dienstbode of huishoud ster niet. Dit achtten we onbillijk en onjuist, afgezien nog van het be zwaar, dat men dan na 1 of 2 jaar die samengetrokken inkomsten van 2 personen (na aftrek van de betaal de L.B.) te betalen krijgt hetgeen soms ook in de honderden guldens loopt. Om dit werken te stimuleren is het nodig, dat een groter bedrag van deze inkomsten voor belasting wordt vrijgelaten omdat er ook meerdere kosten voor uitgegeven moeten worden. Tenslotte zouden we nog een lans willen breken om de overuren op een afzonderlijke wijze te belasten, zodat het niet kan voorkomen dat men soms 25°/o van de overuren, die ook extra geldkosten aan eten en drinken, met een vast percentage zou belasten, waardoor het aantrek kelijker wordt om tijdelijk over te werken. Nu is de aardigheid eraf, want (men gaat niet voor de belasting werken, zegt men dan, en houdt zich dan aan de rust na de arbeid, wel ke men ook verdiend heeft. Want de meerdere vrije tijd wordt gezien als een bereikt welvaarts-niveau. De strafbare chauffeur die de eveneens strafbare dame aan zijn zegekar heeft gebonden, moet een maand de gevangenis in. De rech ter heeft hem drie maanden opge legd, waarvan twee voorwaardelijk met drie jaar proeftijd. De lift tegen wil en dank van deze dame vormde het hoogtepunt van een woelige nacht. Er was sprake van diverse buurlieden, die elkaar het leven zuur maakten en die deze nacht hadden gekozen om hun koude oorlog wat op te warmen. De resultaten van het nachtelijk rumoer zijn voor de staatskas niet bemoedigend. Daar was een buur man die vijftien gulden moet beta len omdat hij zijn buurvrouw een aantal klankvolle doch-niettemin be ledigende termen heeft toegevoegd. Dan was er nog een buurman, die veertig gulden moet betalen in ver band met het nachtelijk gerinkel dat hij veroorzaakte door het stuk slaan van een W.C.-raam, een raampje in de voordeur en nog wat glaswerk in het perceel van een an dere buurman. Voorts was er de meegesleurde dame, die vijf gulden boete kreeg omdat zij de chauffeur een oog dicht sloeg. Maar dat is, samen met het feit, dat de chauffeur deze dame aan zijn zegekar bond, een apart ver haal. Temidden van het tumult der scheldpartijen, mishandelingen en rinkelende ruiten naderde de chauf feur per auto het slagveld. Daar hij een liefhebber was van knokfilms liet hij zich dit nachtelijk buiten kansje niet ontgaan. Hij stopte en draaide het portierraam open om de spannende gang van zaken beter te kunnen volgen. Na enige tijd werd hij door de strijdenden opgemerkt. De dame schreed met afgemeten passen op de auto toe, en sloeg de chauffeur via het geopende portierraam een blauw oog. De chauffeur zag sterretjes. Desondanks handelde hij zoals hij het op het witte doek al eens had gezien. In een bliksemsnelle greep knelde hij de arm van de dame in de zijne. Deze verklaarde naderhand door deze schijnbaar liefdevolle aan pak de kluts enigszins kwijt te zijn geraakt. De chauffeur echter had zijn rol goed geleerd. Hij klemde de ver overde arm tussen zich en het por tier en liet de koppeling opkomen. De auto reed weg, de spartelende dame aan de buitenzijde meevoe rend. De getuigenverklaringen lopen uit een omtrent de afstand die het slachtoffer aldus langs mechanische weg werd gedwongen af te leggen. De een zei twintig de andere tachtig meter. Het was in elk geval ver ge noeg om haar de rest van de ruzie te laten vergeten. In de arm van de chauffeur werd zij met de auto mee gesleurd. Daar zij aan de straatzijde niet was voorzien van wielen werd het een pijnlijke geschiedenis. Blijkens de civiele verordening is er voor 54,20 schade aan de meegenomen dame aangericht, verwoeste kousen, Schoenen en loonderving inbegre pen. De chauffeur moet die schade vergoeden. "Ik verdedigde me alleen maar. Ik Het saaie onderwerp van voorsor teren, dat wij verleden week reeds behandelden, zou onvolledig zijn, in dien we nalaten deze bijdrage tot besluit te plaatsen. Op welke wijze moet U nu als "motorijtuigbestuurder een links ge legen inrit in? Of, hoe moet U nu links op de rijbaan parkeren? Hoe onpractisch dit in sommige omstandigheden ook lijkt, waarde lezers, er is maar één foutloze wijze. Namelijk vanaf de rechterzijde der rijbaan naar de linker rijden. Dus niet zoals met voorsorteren vanaf de middelaslijn der rijbaan. Als er geen verkeer op de weg is, zit in deze manoevre nagenoeg geen verschil. Nu komt er echter achter en voor een groot aantal autos. U zit in een auto en moet b.v. naar een garage die links van U ligt. Hoe komt U in deze situatie onbescha digd en foutloos op die linkerzijde? Zeer simpel, waarde lezers. Zo lang er verkeer aanwezig is, dat voor Uw uitwijkmanoeuvre gevaar loopt, moet U uiterst rechts op de rijbaan blijven staan, al duurt dat een kwartier lang. Pas als er niets meer in Uw omgeving is, dat door Uw handeling gevaar loopt, ook wielrijders niet, moogt U de abnor male manoeuvre uitvoeren om links in te rijden, dan wel te parkeren. Veronderstel nu, dat op de rechter zijde van die straat een wachtverbod geldt en dat men daar dus niet mag blijven staan. Op wegen waar zulk een verbod heerst mag U alleen blijven staan voor het onmiddellijk in- of uitla den van goederen, dan wel het on middellijk in- en uitstappen van passagiers. En U blijft daar staan, terwijl hiervan geen sprake is? Wij stellen het nog sterker, ge achte lezers. Binnen een afstand van 10 meter van een kruising van we gen moogt U zelfs niet stoppen. Ook niet voor het doen in- en uitstappen enz. Toch overtreedt U dit verbod da gelijks. U moet toch ook soms stop pen om voorrang te verlenen. Zou U dat buiten 10 meter van een hoek doen, dan zag U niets. Welnu, met dat' stoppen voor het vorenomschreven doel is dat evenzo. Als actieve verkeersdeelnemer mag U rustig op dat wachverbod stil blijven staan, mits dit plaats vindt omdat U niet anders kan en mag. Laat U vanwege de drukte de wa gen even staan en gaat U aan de overkant vlug die boodschap doen, dan is Uw handeling fout. U moet dus als bestuurder daadwerkelijk doende zijn om naar links te willen. Dit kan alleen maar uit de omstan digheden ter plaatse blijken. Krijgt U 'n bon, omdat U rechts op een wachtverbod stilstaat, dan is het be roep op vorenstaande vrij beden kelijk als ter plaatse geen ander verkeer te zien is._ Om ook het oordeel van de Rech ter over de voorsorteeraangelegen- heid weer te geven volgen tenslotte hier enkele arresten. VONNIS RECHTBANK BREDA d.d. 19-2-1957 Alvorens een autobestuurder naar links van richting gaat veranderen, moet hij zich deugdelijk vergewis sen, of hij zulks kan doen, zonder gevaar voor botsing op te leveren met achteropkomend verkeer. De rechtbank is van mening, dat bij inachtneming van de normale voorzichtigheid linksafslaander zijn 1. knipperl. 200 a 150 m voor deze kruising in werking had moeten stellen. Door dit pas op ongeveer 40 meter afstand te doen, heeft hij zulks aan zienlijk later gedaan dan vereist wordt bij een veilige rijwijze ter plaatse. Het betrof hier een civiel geding, waarbij aan de partij die schade door een ontstaan ongeval had be komen, de vordering geheel werd toegewezen. ARREST GERECHTSHOF TE ARNHEM d.d. 15-11-1956 Verdachte heeft grove schuld aan een bot'sting, waarbij twee personen zwaar lichamelijk letsel opliepen doordat hij onvoldoende heeft reke ning gehouden met een personen auto, welke voor hem reed en die had voorgesorteerd om links af te slaan, welke gedragingen volkomen in overeenstemming waren met de wettelijke voorschriften. Het beroep dat verdachte, die ach ter tegen dit voorsorterende voer tuig was opgereden, miste alle grond. Zijn verweer luidde, dat hij tenge volge van het natte wegdek tegen dit voorsorterende voertuig naar links was aangeslipt- Tenslotte: KANTONRECHTER HELMOND d.d. 27-3-'53 Wanneer de bestuurder van een gedroeg me correct!" riep hij tijdens de zitting, maar het is niet correct op een dergelijke manier met strijd wagens in te grijpen tijdens een frisse burenruzie. Want in feite is de twist der geburen nu nóg niet opge lost. auto, die de abnormale manoeuvre van links afslaan wil tot stand bren gen, ontdekt, dat zich op een afstand van 150 a 200 meter een auto ach ter hem bevindt, waarvan op een grote voorrangsweg kan worden aan genomen, dat hij een grote snelheid bezit, eist de normale voorzichtig heid in het verkeer, dat de eerste automobilist stopt, om het achter hem komende verkeer vrije door gang te verlenen. van 13 juli 1935 Deze week werd onderhands aanbesteed het afbreken van een bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning met winkel en werkplaats aan de Grotestraat, voor rekening van de heer H. Mes- semaeckers. Laagste inschrijvers waren de he ren Gielen-Arts-Maassen te Merselo, .voor de som van 7.895 aan wien het werk werd opgedragen. De fanfare „St. Catharina'* te Leunen, behaalde op het concours te Venray de le prijs met 294 pun ten met lof der jury, benevens de le directeursprijs, zijnde de prachtige medaille, door H.M. de Koningin ge schonken. van 16 juli 1910 Pater Th. Kusters uit Leunen, zal midden september naar de mis sie op de Philipijnen vertrekken. Aan de Tekenschool te Venray, werd een subsidie van 230 ver leend. De levering- van 8 wagons Kaïniet voor de Boerenbond alhier, werd opgedragen aan G. Gossens voor f 181,20 met zelf lossen enz. Twee andere inschrijvers hadden de zelfde prijzen, zodat geloot moest worden. Voor de kermis werd op de Trap rundvlees aangeboden voor 35 cent per pond. (Slot) Het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden liet de helm uit de Peel zoveel mogelijk in zijn oude staat terug brengen. Dat was een kar weitje, dat met veel voorzichtigheid, goede smaak en vakbekwaamheid moest worden uitgevoerd.^ Het werd toevertrouwa aan het atelier Van Rossum du Chattel te Leiden. De goudsmit L. Verkuil kreeg het op te knappen. Ook geen alle daagse opdracht: een helm uit de tijd van de Romeinen restau reren! Toen dat moeilijke werk voltooid was, bleek eerst duidelijk welk een prachtig stuk deze helm eigenlijk was! Dr. M. A. Evelein schreef in een tijdschrift, dat het museum een schitterend stuk rijker was gewor den. Hij noemde deze helm in ver gelijking met andere helmen uit de periode in het buitenland gevonden, zelfs een unicum. Toch was hij niet compleet. Smo- lenaars heeft nog geruime tijd ge zocht naar een ontbrekende wang plaat, doch tevergeefs. Wat bewaard bleef was eigenlijk alleen de verguld zilveren buiten- kap: de binnenkap, die van ijzer was, bleek bijna geheel te zijn weg- geroest. Maar die buitenbekleding was bijzonder mooi. Ze bestond uit twee losse gelijkvormige delen, wel ke ieder weer in drie onderling ver bonden stukken verdeeld waren. Door een soort van kam werden die twee hoofddelen verbonden en bijeengehouden. De helm had oor spronkelijk een nekbeschermer en twee wangplaten. Het was dus een pronkstuk, maar ook een uitrusting: het moest het hoofd in gevechten en veldslagen beschermen tegen steken en stoten. Deze Romeinse helm was vervaar digd van edel metaal en bovendien versierd met geperste bloempjes of kruisjes en parelrandjes. Van bin nenuit waren er knopjes ingeklon ken: dat was ook een sierend ele ment. Het kostbare metaal en de fraaie vorm wezen er op, dat men te doen moest hebben met 't hoofd deksel van een officier of honderd man. De helmen, die de gewone le gioensoldaten di'oegen, waren na tuurlijk lang zo mooi niet. Bij de helm werd volgens het be richt van B. en W. van Deume, een spoor gevonden. Daaruit viel op te maken, dat de drager van deze helm een officier van de ruiterij moet zijn geweest. Dit bleek nu weer te klop pen met een inscriptie in de helm: „Stablesia VI". De honderdman moet behoord hebben tot de Romeinse deTfL£V\S/E specialist TEL. 1070 ruitercorps van de „Equips Stable- siani". Prof. O. Bohn uit Berlijn las in 'n ander inschrift de naam van Titus Valonius Ursus. Blijkbaar omdat hij voorkwam bij een getal zag hij er niet de naam in van de honderdman doch van een verificateur van het rijk. Het cijfer was waarschijnlijk een officiële gewichtopgave. Dr. M. A. Evelein vergeleek de helm van de Peel in zijn studie met andere Romeinse helmen. Want er werden nog meer Romeinse helmen gevonden; zij het niet veel. In Duitsland werden er een drie tal opgegraven in de buurt van Augsburg. In Hongarije kwam er een te voorschijn uit de bedding van de Donau, bij Boedapest en te Thoms- bjerg in Denemarken werd er even eens een gevonden in het veen; in ons land werd er bij Nijmegen een legioenhelm opgegraven. Er bleek een overeenkomst in bouw en bewerking te bestaan tus sen de Romeinse helmen uit de tijd, toen de werkplaatsen, waarin deze uitrustingstukken werden gemaakt, vooral in Constantinopel waren. Door deze overeenkomst werd de vondst in de Peel ook belangrijk voor de datering van die andere hel men: bij de helm uit de Peel werden immers munten gevonden, die een aanwijzing gaven voor de tijdsbepa ling. Toen men wist, dat deze helm dateerde uit de vierde eeuw na Chr. mocht men aannemen, dat gelijk soortige helmen afkomstig waren uit diezelfde tijd. Het was immers zeker, dat gelijksoortige helmen afkomstig waren uit diezelfde tijd. Het was immers zeker, dat de honderdman op zijn reis alleen gangbare munten bij zich had. Deze nu waren duide lijk uit de tijd van Constantijn- de Grote. Drie ervan droegen er zelfs de beeltenis van de eerste Christen- keizer. Constantijn kwam in het jaar 312 aan de macht; hij bleef keizer tot 337. Er mag dus worden aange nomen, dat de honderdman in de Peel is omgekomen onder zijn rege ring of betrekkelijk kort daarna. Het kan natuurlijk zijn, dat de munten die onder de regering van Constantijn de Grote geslagen wer den, later nog enige tijd geldig ble ven. In alle geval is het zeker, dat deze Romeinse officier niet vóór het jaar 312 in het Peelmoeras is ver dronken of gestikt. Er kon zelfs worden nagegaan waar verscheidenne munten, die bij de helm werden gevonden, werden geslagen: een te Siscia, de andere te Rome en Trier. Laatstgenoemde stad was. 't voor naamste bestuurscentrum van het westelijk gedeelte van het Romeinse rijk. Het leer, dat werd opgegraven, was blijkbaar niet alleen afkomstig van het schoeisel van de honderd man maar ook van het paardentuig en het zadel. Blijkens de fibula, die werd gevonden, droeg de officier 'n mantel. Zeer interessant was, dat er wel een met zilver beslagen dolkschede aan het licht kwam maar geen dolk. Toch dient men aan te nemen, dat de honderdman gewapend was: hij was immers in bezet gebied. Het is natuurlijk mogelijk, dat deze dolk of was 't een kort zwaard? even als de binnenkap van de helm in het moer totaal is weggeroest. Men kan echter ook naar een andere ver klaring zoeken. Hier komt dan de vraag naar vo ren: wat heeft er zich vijftien eeuwen geleden in het Peelmoeras afgespeeld? Is de honderman van de goede weg af geraakt en verdronken? Zijn helm en de rest werden ge vonden tegen een lage landrug. Of is er een misdrijf gepleegd? Is de officier misschien overvallen, ontwapend en toen het verraderlijke veen ingejaagd? Is hij op de vlucht, nadat hem zijn zwaard was ontfutseld of nadat hij dat had verloren, omgekomen? Van roofmoord zal hier wel geen sprake zijn geweest. Zijn geld en kostbare helm wei-den hem immers niet afgenomen. Merkwaardig is in dit verband zeker een schrijven uit het midden der vorige eeuw van de commissa ris van het district Helmond, Jhr. Wesselman, aan de burgemeester van Deurne en Liessel. Hij vraagt daarin of het waar is, dat een boer in de omgeving van Deurne een gouden zwaard heeft gevonden. Het antwoord is, jammer-genoeg, in het gemeente-archief niet bewaard. Men zou misschien de vraag kunnen stel len: is dat zwaard zo het al ge vonden werd de dolk van de hon derdman geweest? Er is niets bekend van een derge lijke vondst. En het moet worden betwijfeld of de dood van deze Ro meinse militair nog ooit zal worden opgehelderd. Was de vondst thans gedaan, dan was de kans op 'n ver klaring van bet geval groter ge weest. Het wetenschappelijke onder zoek; ook op oudheid- en bodem- kundig gebied, weet tegenwoordig veel meer te bereiken dan een halve eeuw geleden. Een zeer nauwkeurige bestudering van de vondst, ter plaatse, had misschien waardevolle aanwijzingen kunnen geven. Belangrijk was deze vondst overi gens ook doop hetgeen zij aantoonde betreffende de vorming van het hoogveen in de Peel. Het bleek, dat het grauwveen ten tijde van keizer Constantijn nog niet was gevormd. De helm, de munten, het leerwerk en de andere voorwerpen lagen im mers daaronder, op het zwarte veen. Zowat vijftig jaar wordt het voor naamste onderdeel van deze zeld zame vondst nu al bewaard in het Rijksmuseum voor Oudheden te Lei den. H.N. Ouwerling vond het erg jam mer, dat Deurne deze Romeinse helm niet behield. In zijn „Geschie denis der Dorpen en Heerlijheden Deurne, Liessel en Vlierden" liet hij er zich nog scherp over uit. „De Romeinse helm", schreef hij, „had voor Deurne kunnen wezen wat de beker van Maxmiliaan van Bourgondie voor Veere is. Die helm had naam kunnen geven aan een museum uit de rijkste gemeente van Nederland, die om haar schatten het miljoenenparadijs genoemd werd. Deurne zou aantrekkingspunt ge worden zijn voor oudheidminnaars en kunstenaars. Dat zeldzame Ro meinse stuk waren Amerikanen, En gelsen etc. komen bezichtigen. De gemeente heeft er 'n duizend guldentjes van gebeurd in een tijd, dat ze op 't raadhuis zaten te rede twisten, of ze tien premies voor stieren zouden uitloven of acht. Voor altoos voorbij. Den Bosch -verpatste zijn oxaal, Deurne zijn helm. De rijke Peelgemeente heeft gedaan of ze broodgebrek had". Toen in het Helmondse kasteel raadhuis een gemeentemuseum was gesticht mede onder leiding van Ouwerling werd daarin al gauw een afgietsel van de helm uit de Peel geplaatst. Deurne kreeg er toen ook een. Het stond later in de bur gemeesterskamer van het raadhuis. Zo keerde deze merkwaardige en waardevolle helm in 1934 toch in onze Peelstreek terug. Nog getuigt hij in 't Deurnese gemeentehuis van de macht en de hoogstaande bescha ving der Romeinen en van hun ver blijf in onze streken. BRANDVERZEKERING NAAR NIEUWWAARDE Er is iets nieuws te vertellen over brandverzekeringen van huishoude lijke inboedels Het zal onze lezers bekend zijn, dat voorwerpen die reeds enige ja ren werden gebruikt, in waarde zijn gedaald. Veelal vergoedt een bfand- polis slechts die gedaalde waarde. Om nu na een brandschade weer ge heel op dezelfde wijze te kunnen in richten, moet vrijwel altijd een be paald bedrag uit eigen beurs wor den bijbetaald. Dat vraagt natuurlijk in verreweg de meeste gevallen een grote uit gave. Thans is het echter ook mogelijk huishoudelijke inboedels te verzeke ren naar hun nieuwwaarde. Bij deze „moderne" verzekeringsvorm wordt het bedrag uitgekeerd, dat u nodig hebt om de verloren gegane goede ren door nieuwe te kunnen vervan gen, ook al waren deze niet nieuw meer. Bij de meeste maatschappijen is de premie per 1000 gelijk aan de huidige polis. Alleenhet spreekt vanzelf dat het verzekerde bedrag op de polis gelijk moet zijn aan de nieuwwaarde van de inboedel. HET LEVEN BEGINT BIJ 40 De wiskundige afdelingen hebben onderzocht, met welk bedrag de ver zekering moet worden verhoogd om deze dekking der nieuwwaarde te kunnen bereiken. Gemiddeld bleek te kunnen worden volstaan met een verhoging van tenminste 40%. Het is dus raadzaam, dat u zich eens in verbinding stelt met de maatschappij waarbij u bent ver zekerd. Misschien komt de bereke ning in uw geval voordelig uit. Niet in alle gevallen is het nood zakelijk de verzekerde som met 40% te verhogen, zeker niet wanneer een inboedel kort geleden is aangeschaft. Het kan zijn dat met een kleine ver-

Peel en Maas | 1960 | | pagina 1