f Een zilveren spekpater. WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Voor 25 jaren... De zwendelende broeder Eligius foor de politierechter KOU 0 GEVAT/. de lekkere ITALIANO deXfLEM\S(E specialist Nederland helpt vluchtelingen aan nieuw bestaan. God is beslist geen robot Zaterdag 14 november 1959 No 46 TACHTIGSTE JAARGANG - CONFECTIE VAI PEEL EN MAAS f ONDERVINDT jpylé DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF GROTESRAAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652 per m.m ABONNEMENTS- 40 BUITEN VENRAY 1.60 Het is nu 25 jaren geleden, dat Noord-Limburg het jachtterrein was van een handige oplichter, die ook in onze gemeente en Wanssum ver schillende slachtoffers had gemaakt. Het was een zekere Akkermans uit Houthem, een gewiekste knaap, die onder de naam van Broeder Eligius, de goe-gemeente verhalen opdisten, die de portemonnaies open deed gaan. Hij was inderdaad vroeger enkele maanden in een klooster geweest, maar had dit verlaten en was op het slechte pad terecht gekomen. Hij werd gepakt voor diefstal en oplich ting, maar het verblijf in de gevan genissen had schijnbaar weinig uit werking op hem gehad. Want op een gegeven moment schafte hij zich een oude paterspij aan, een boekje waarin hij de ver valste handtekening zette van de toenmalige vicaris-generaal van het bisdom en hij begon zijn tocht. BARMHARTIGE BROEDERS Hij stelde zich op verschillende pastorieën in Midden- en Noord- Limburg voor als Broeder der Orde van de Barmhartige Broeders van Trier, en toonde de vervalste ge loofsbrieven, waaruit bleek, dat aan bieder alleen naar Limburg geko men was om handtekeningen te ver zamelen ter Zaligverklaring van hun Orde-Stichter. Deze eerw. Broeder, met zijn be scheiden, nederig en onderdanig voorkomen, wist het vertrouwen der parochie-geestelijken te winnen, waarna deze eerw. heren hun pa rochie-stempel en handtekening plaatsten onder die van de vicaris- generaal van het Bisdom. Met deze verklaring trok de pseudo-broeder rond in onze Limburgse dorpen en steden van Roermond tot Venray. EEN GEVAARLIJKE VERZA MELING HANDTEKENINGEN Na iedere bewerkte plaats werd 't handtekenning- en stempelboekje van deze broeder-duitendief over tuigender en het behoeft dus geen verwondering te baren, dat velen, na het inzien van deze indrukmakende handtekening-verzameling, er in vlogen. Ter pastorie verklaarde deze leu gen-broeder telkens, dat hij alleen bij de mensen op bezoek ging, om hun sympathie te verwerven voor hun Orde-Stichter, wiens zaligver klaring hierdoor bespoedigd kon worden. De mensen zouden voor dit doel dan hun handtekening plaatsen, moesten beloven iedere dag iets te bidden voor deze intentie en verder niets. Kosten waren er positief niet aan verbonden, want geld mocht hij vanwege zijn orde niet aannemen. Maar niet zo gauw was deze jon gen van de vlakte op de vlakte, in casu bij zijn toekomstige centen patiënten of hij had zijn portmon- naie al helemaal ontsloten. Bij de mensen sprak hij niet over zijn orde stichter, doch ging hij ogenblikkelijk over tot de kern van de zaak Op de eerste plaats vertelde hij, dat al de huisgenoten deelachtig konden worden aan de aflaten van 80 H. Missen per week tegen beta ling van een gulden, twee-vijftig of nog meer. Ten bewijze dat zijn rond gang langs de huizen goedgevonden werd door het Episcopaat en de pa rochie-geestelijken legde hij dan zijn handtekeningenboekje over. ALLEEN MEER DAN 1.000 IN HORST EN SEVENUM Zeer velen heeft deze oplichter beetgenomen. Hij heeft ongeveer 3 maanden in geheel Noord-Limburg geopereerd. Het kapitaal wat hij hierdoor in de wacht heeft weten te slepen was bij geen benadering te schatten. Alleen in Horst en Seve- num heeft hij meer dan duizend gul den opgehaald. Er waren personen bij, welke aan Broeder Eligius vijf en twintig of twintig of tien gulden overhandigd hadden, waarvoor dan ook H. Mis sen gelezen zouden worden. Dezelfde de foefjes heeft hij ook uitgehaald in al de maasdorpen, in Venray, Venlo, Blerick, Tegelen, Roermond en in al de tussenliggende plaatsen. Wel vond men soms zijn gedra gingen wat vreemd, maar ja, in die duitse orden was natuurlijk alles een tikkeltje anders dan hier in ons land. Weinig broederachtige manieren Hij logeerde niet als andere eerw. broeders, welke hun jaarlijkse rond gang maken, op de pastorieën, doch in hotels. In een hotel waar deze pseudo-broeder tien dagen gehuis vest was, verwonderde men zich wel over zijn minder broederachtige ge woonte van doen. Hij had hier ten minste de gewoonte om iedere mor gen, gauw'voordat hij de H. Mis in de parochiekerk ging bijwonen, „2 oude klare" te pikken. Ook zijn gewoonte om voor ban ketbakkers- of fruitwinkels zo maar staande aan de toonbank de meest dure eetwaren naar binnen te spe len, bevreemde wel enigszins. En wat te zeggen van Broeder Eligius, ■welke een viswinkel binnenwipte en er met hand en tand twee ha ringen in het bijzijn van enkele an dere klanten veroberde en toen met twee kwartjes betaalde: „Wat t& Veel is, is voor het meisje", Zei broeder Eligius. In Venray: Pater Zijn manier van doen hier, was ongeveer hetzelfde als op de andere plaatsen. Alleen was hij hier al op geklommen tot de nog een beetje meer eerbied gevende titel van: Pa ter Eligius Ook behoorde hier tot zijn com petentie het zegenen van rozenkran sen, welke hij a raison van 10 ct. per stuk van een ongekend groot aantal aflaten voorzag. En in Wanssum had men daveren de ruzie gekregen, omdat iemand be weerde dat deze pater bij het plecht statig zegenen van enkele rozen kransen op het einde van ieder ze gengebed zei: „Du dumme Hollander Dat kon immers niet, dat was onmogelijk, dat was kwaadsprekerij en laster De grote onbekende Dit alles baarde opzien, doch dat deze bescheiden monnik, die toch met neergeslagen ogen door de stra ten schreed om huis aan huis de mensen deelgenoot te maken van zijn sympathieke zending, een op lichter was, daaraan dacht wel nie mand. Aan alles komt echter een einde, en dus ook aan het makkelijk geld- verdienen van broeder Eligius. In Horst vertelde hij broeder Re demptorist uit Wittem te zijn, maar trof het slecht, want hij kwam daar bij een familie die verschillende kennissen in dat klooster had. Hem werd gevraagd hoe het ging met pa ter die en broeder die, enz. Hierop wist broeder Eligius echter niet veel te zeggen. Nog werd niet aan fraude gedacht. De volgende dag echter kwam een broeder uit genoemd klooster op bezoek, en wat bleek nu: Broeder Eligius was in het klooster te Wittem een grote onbe kende. Nog werd aan dit feit geen rucht baarheid gegeven, alhoewel toen ten zeerste gerechtvaardigd veronder steld werd, dat men met een geraf fineerde oplichter te doen had. Na het overzenden van fotos bleek dat broeder Eligius totaal geen recht had om het ordekleed te dragen, laat staan om geld in te zamelen. En daarmede was zijn lot bezegeld. Maar broeder Eligius had nattig heid gevoeld. Hij had zich intussen feur omdraaien naar Roermond. Hij taxi, maar liet onderweg de chauf- naar Venray laten brengen met een voelde zich niet lekker, en wilde zich in het Roermondse ziekenhuis eens laten onderzoeken. Toen de politie later eens in het ziekenhuis naar de broeder infor meerde, was hij natuurlijk nooit iaar geweest. Het zou verschillende jaren duren voordat men hem bij een grensover schrijding, in het zuiden, bij zijn kraag kon grijpen. In Duitsland had hij goede sier gemaakt van het „aflaten-geld". „Is het eiereneter, of eiereëter?", vroeg de griffier, toen de zaak- Eendeëi werd afgeroepen. De oude baas, die beschuldigd werd een eendeëi van de gemeente gestolen te hebben, sprak voor zijn beurt: „Eieter, edelachtbare,het was maar één ei". „U hebt te zwijgen tot U wat ge vraagd wordt" zei de rechter, „zo lang niet onomstotelijk is bewezen dat het om één of om meer eieren handelt, zullen we spreken van ei-, respectievelijk eieren-eter". „Eiereter kan ook", dacht de of ficier, „hoe het ook zij met die spel ling, dit is een ernstig vergrijp. Het algemeen belang vergt, dat een af schrikwekkend voorbeeld wordt ge steld voor alle gemeente-eiereneters in ons land. Het aantal der clande stien opgegeten gemeente-eendeëie- ren is niet te tellen. Daar moet nu eens een eind aan komen". In verschillende gemeenten is de laatste jaren het probleem van het ei opgedoemd. Na de oorlog hebben allerlei gemeenten er heil in gezien parkjes aan te leggen, met 'n vijver, en eenden en wat dies meer zij. En wat doet de ondankbare burgerij? De ondankbare burgerij eet de ei eren (die die beesten soms leggen) kalmweg op. Aldus paal en perk stellend aan de uitbreidingsmoge lijkheden van het eendental. De burgerij slaat de recreatie in de pan en eet die met wat peper en zout op. Dit tijdsverschijnsel schijnt inder daad ergerlijke vormen aangenomen te hebben. De gemeenten vertroete len de eenden en ganzen in hun par ken en plantsoenen. Is er eens een eend, die een ei gelegd heeft, dan wordt dat beschouwd als een blijde Gisteren vrijdag 13 november her dacht pater Werenfried van Straaten van Oost-priesterhulp zijn 25-jarig klooster j ubileum. Dit jubileum zou voor de wereld ongemerkt voorbij zijn gegaan, als er op een gewone dag van het jaar 1948 niet een brief in de bus van de abdij van Tongerlo zou zijn gevallen. Een brief van Mgr. Hubertus Noots, generaal-abt van de Orde der Prae- monstratensers, waarin hij op ver zoek van Mgr. Kindermann te Kö- nigstein aan een onbekende pater de opdracht gaf iets te doen voor de verjaagde priesters in Duitsland. In deze brief school het simpele en verborgen begin van Oostpriester- hulp. En inderdaad niet lang daarna was een onbekende Norbertijn uit Tongerlo bezig, de herders van de verjaagde kudde hulp te verschaf fen. Het was een priester uit Eindho ven, die reeds volledig in het Vlaam se land ingeburgerd was. Nu zijn de naam van pater Werenfried van Straaten en Oost-priesterhulp een begrip geworden. De eerste actie, die hij ontketende was eigenlijk geen actie maar een slag, de zo bekend geworden spek- slag. Op zijn welsprekend woord kwamen de Vlaamse boeren met grote hoeveelheden vlees en spek aandragen waarmee hij de talloze ondervoede priesters nieuwe kracht heeft gegeven en menigeen zelfs van de dood heeft gered. Dit was het be gin, want de „spekpater" zag zich geplaatst voor enorm veel vraag stukken. De meest havelozen en ont redderden stroomden samen in een ontredderd land. Tienduizenden katholieken, die losgerukt waren van hun eigen ka tholieke geboortestreek, kwamen in streken, waar nagenoeg geen katho lieken woonden en waar dus geen kerken waren en geen zielzorgers. Wie hadden meer de steun van 'n goede zielzorg nodig dan juist deze mensen? Het eerste wat moest gebeuren was de verdreven priesters in staat stellen hun geestelijk ambt onder hun lotgenoten uit te oefenen. Daarvoor waren levensmiddelen nodig, kleding, boeken en paramen ten voor 't opdragen van de H. Mis. Voor dit alles heeft Oostpriesterhulp gezorgd. Ongeveer 4000 priesters kregen maandelijks een voedselpakket van minstens 7 kilogram, ruim 400 pries ters kregen een kelk en litux-gische benodigdheden en ruim 300 konden er in vacantieverblijven van hun ge schokte gezondheid herstellen. Maar de verdreven priesters had den vooral behoefte aan vervoer middelen. Onder het parool „Wagens voor God" begon pater van Straa ten een nieuwe actie. Na zeer korte tijd hadden zeer vele priesters reeds de beschikking over een volkswagen, motor of bromfiets. Maar het grootste resultaat van deze actie waren de zgn. rijdende kerken, de kapelwagens, die pater van Straaten met tientallen naar de Duitse diaspora zond. Maar ook de stoffelijke nood van de verdreven massa mocht niet ver geten worden. Juist door deze stof felijke nood leefden velen in twijfel. Pater van Straaten breidde zijn Oostpriesterhulp daarom uit tot hulp aan alle vluchtelingen. In alle vrije Westerse landen werden inzamelin gen gehouden en gx'ote pakketten met schoeisel, kleding en voedsel wei'den naar de vluchtelingen ge stuurd. In de loop der jaren heeft pater van Straaten van Oostpriesterhulp een wereldactie gemaakt. De meeste tijd besteedt hij aan reizen naar alle delen van de wereld, of om de vluchtelingenproblemen te bestude ren of om propaganda te maken voor zijn werk. Zo is hij tevens een van de grootste tegenstanders van de communisten geworden. Niet voor niets vallen de communisten hem zo vaak aan en noemen hem zelfs „een schelm in priester-kleren", die zijn mensen uitzendt om te spioneren. Met deze laatste bedoelen zij de priesters, die op het vluchtelingen- seminarie Königstein hun opleiding genoten hebben en naar hun vader land terugkeren om er in alle stilte de zielzorg uit te oefenen. Door toedoen van deze Nederland se weldoener kreeg het seminarie Königstein niet alleen een grote hoeveelheid huishoudelijke artikelen en meer dan 14 duizend boeken, maar tevens een flinke steun bij de bouw van kapel, retraitehuis en gas- tenkwartier. Oos'priesterhulp verleent studie beurzen aan jongens uit de diaspora, die priester willen worden en finan ciert zelfs een Katholiek Sociolo- 19 cent per rol. EEN PRODUKT VAN KING- EN RANGFABRIEKEN TONNEMA N.V. SNEEK gisch Instituut voor het vluchtelin genvraagstuk. Pater van Straaten, die 25 jaar geleden in het klooster trad, heeft zich een naam over de hele wereld verworven. De geweldige uitgroei van Oostpriesterhulp is voorname lijk te danken aan zijn inzicht en be leid. Het vluchtelingenprobleem is een vuurproef voor de Katholieke Kei'k. Oostpriestei-hulp heeft haar schou ders gezet onder een werk dat voor de toekomst van het Chi'istendom in de communistische landen beslis send zal zijn. gebeurtenis. Het ei wordt behoed en bewaakt, alsof B. en W. het zelf had den gelegd. Er gaat dan een blijde mare door de rijen der beambten en ambtenaren. Aan deze verheugenis wordt dan een bruut einde gemaakt door de onverlaten, die zo'n gemeentelijk ei in de zak steken, naar huis brengen, en schaamteloos bij het ontbijt con sumeren. Zij leggen de toekomst van het recreatiegebied op hun boter ham. Zij kauwen keurend op het geen had kunnen opgroeien tot vreugde van de asfalt jeugd en de wandelende kindermeisjes. Zij slik ken zonder blikken of blozen de wonderen der natuur naar binnen. Dat had deze oude man ook ge daan. Vierenzeventig jaar was hij geworden, en nooit had hij de po litie enige reden tot klagen gegeven. De politie kende hem zelfs helemaal niet, hetgeen in onze dagen tot aan beveling strekt.. Hij stond ook wat onwennig in het verdachtenbankje. ,,'t Ei lag maar zo aan de kant van de vijver", sputterde hij. ,,'t Had geen nut meer. 't Lag niet in een nest of zo. Die eend had het daar maar laten liggen. Die stelde er geen prijs op. Dat gebeurt dagelijks. En als 't blijft liggen, eten de ratten of de kraaien 't op. Toen hij geen gelijk kreeg, ging hij zelfs zo ver, dat hij beweerde dat de eend niets meer van het ei wilde weten. Doch wie zal de diepste roer selen van een eend kunnen peilen? Deze ei(eren?)-eter niet. De officier wees op de ernst van het gepleegde misdrijf. „Herhaalde lijk worden er eieren gemist!" riep hij. „Daar moet nu eens en vooral een eind aan komen! De burgerij zal weten, dat de justitie deze eieren be schermt! Wie zich er aan vergrijpt kan op zware straffen rekenen!" De oude baas wilde het ei wel weer uit zijn maag te voorschijn peuteren toen hij al dreigende woor den hoorde. Maar hij deed het niet. Waarschijnlijk omdat de eend er toch niets meer van wilde weten. „Ik moet rondkomen van Suur- hofbegon hij. „Daar zullen we dan rekening mee houden. Maar u op uw leeftijd moest toch beter weten!" vond de officier toen hij drie rijksdaalders eiste. „Mag ik u bedanken?" vroeg de ei- respectievelijk eieren-eter be leefd. ,,'t Is wel een duur ei, maar ik ben toch blij als ik er zo af kom". Als ik weer een ei vind, zal ik beter uitkijken", beloofde de ver dachte. De rechter vonniste conform. II „Wat komt U hier doen? Ik heb liever dat je verdwijnt, ik kan geen pottekijkers gebruiken". Zo ongeveer luidde het antwoord van een man, een vluchteling uit Letland, toen we hem vroegen of hij ons even te woord wilde staan. Met zijn vrouw en zes kinderen woont hij in een barak in het kamp Ohm stede bij Oldenburg in Duitsland. Twee kleine kamertjes met vuil groene houten wanden vormen de woning van een gezin met 6 kleine kinderen. Wij hebben de man gerustgesteld en hem verteld, dat hij na een jaar een echt huis zal hebben en dat de Hollanders via een actie in eigen land daarvoor zullen zorgen. „Ik heb al zoveel journalisten van allerlei nationaliteiten op bezoek ge had en telkens vertellen ze me, dat we een huis zullen krijgen, maar nu geloof ik er niet meer aan". Naast het kamp liggen de funda menten van de nieuw te bouwen huizen reeds zichtbaar voor ieder; desondanks gelooft die man niet aan een nieuwe woning. „Mogen we binnenkomen?" Het mocht. Maar we hadden bijna spijt, dat we het gevraagd hadden. Een brandende urinelucht walmde ons tegen, om flauw te vallen, maar we mochten niets laten blijken. De twee kamertjes bevatten niet veel meer dan bedden die er allen onopgeschud en vies bij lagen. In een van de bedden zat een kind van een jaar of 6. Enkele grote pleisters ontsierden haar gezicht „Ze is gisteren door een motor aangere den", vertelde de man. ELLENDE Midden in de kamer zat een baby van 6 maanden in een kinderwagen. Met haar grote blauwe ogen staarde ze ons aan. „Zij is de jongste" zei de man. Achter in de kamer stond een vrouw, opvallend in verwachting van haar volgend kind. „Ze is doof", vertrouwde de man ons toe. „Tijdens haar vlucht uit Letland met eer. schip werd het schip door de Rus sen getorpedeerd. Sinds die tijd ver staat ze niets meer. We informeerden naar de kinde ren. „Twee jaar geleden is er een van 6 maanden gestikt in de rook". Het was zo koud geweest, dat ze een vertrek hadden afgesloten en flink hadden verwarmd. Maar op een dag, toen het kind alleen in de kamer was, was het gestikt in de rook die uit de kachel kwam. De vrouw, nu tegen een van de bedden geleund, lachte, ze verstond immers niet wat haar man vertelde. .Ikzelf heb t.b.c." bekende de man. ,Dat heb ik reeds 10 jaar". Veertien jaar geleden werd ik als dwangar beider door de Duitsei's uit Letland gevoerd. Sinds die tijd ben ik van 't ene kamp naar het andere gevoerd, het ene was veel viezer dan het an dere. En wat er van ons worden moet, ik weet het niet. Mijn oudste is pas elf jaar, althans dat wordt ze morgen. Ze droomt van een fiets, maar die kan ik niet betalen. Ik heb zelf nooit iets nieuws. De laatste veertien jaren heb ik alleen maar oude kleren afgedragen, die anderen ons schonken, omdat ze anders toch weggegooid zouden worden". Wij lazen wanhoop in de ogen van deze man. Later op de dag hebben we het oudste kind en de man in een auto mee naar Oldenburg genomen en een fiets voor het meisje gekocht. De blijheid van dit kind zullen we wel nooit meer vergeten evenals het gedrag van de man. Hij huilde zoals alleen maar een dood-ongelukkig of een ziels-gelukkig mens huilen kan. BITTERHEID De vader, die ik u beschreef is een van de velen, die dergelijke, maar even bittere verhalen weten te ver tellen. Hij is een van hen, die zich, zij het met veel moeite, nog staande kunnen houden. Velen kunnen dit niet en vormen nu de meest a-so- ciale-groep, die maar denkbaar is. Toen we met pastoor Urdze, de dominee van het kamp Ohmstede, die zelf ook een vluchteling is, over deze groep van mensen spraken, waai'schuwde hij ons, geen veroor deling uit te spreken. „Wij verwonderen er ons niet over dat er zovelen van het rechte pad zijn afgekeerd", zei hij, en hij ver volgde: „Wij verwonderen er ons al leen over dat er nog zovelen staan blijven, die toch ook alle mogelijke ellende doorstaan hebben". Wij hebben ze gezien, de a-socialen of de arme sloebers, zo je ze noemen wilt. Vier mannen in een klein ka mertje in een barak, die deze alleen verlieten om wijn aan te slepen. Baarden tot over hun borst en ha ren tot op hun rug. Al het mogelijke is reeds voor deze mannen gedaan om ze weer in de maatschappij op te nemen. Alles tevergeefs. Zij ge loven eenvoudig niet meer aan een maatschappij, die ook goed kan zijn. Zij geloven niet meer, dat er ook goede mensen zijn. Voor hen bestaan er niets anders meer dan gruwelen, die de maatschappij en de mensen hen hebben aangedaan. Het eten wordt door 't raam aan gegeven, omdat niemand het waagt bij hen binnen te komen. Een van ons probeerde dit, ondanks verschei dene waarschuwingen toch. Toen hij aanklopte werd hem gevraagd of hij filosoof was of van de pers. Toen hij vertelde van de pers te zijn hoorde gen: „Kameraden het is o.k., hij is van de pers". Zij waren reeds zo vaak met men sen van maatschappelijke instellin gen en met psychiaters in aanraking geweest, dat zij er niets meer van wilden weten. Ook deze mensen moeten geholpen worden. De enige mogelijkheid is nog ze gescheiden van elkaar in verschillende streken van het land in de maatschappij werkzaam te doen zijn. Misschien dat ze dan weer eens ontdekken, dat een ander leven, als volwaax'dig lid van de maatschappij nog mogelijk is. Maar de hoge Commissaids in Bonn, die de zorg heeft over de vluchtelingen kan niet allen tegelijk helpen. Het aantal vluchtelingen is enorm groot. Alleen in Duitsland zijn nu nog, 14 jaar na de oorlog, 207.000 vluchte lingen. Daarbij worden niet de Oost-Duit sers gerekend, omdat die volgens de autoriteiten in Bonn in West-Duits- land in eigen land zijn. Van deze 207.000 vluchtelingen verblijven er 11.900 in 52 officiële kampen, 1.800 in ziekenhuis en te huizen voor ouden van dagen en 190.000 hebben onderdak gevonden buiten de officiële kampen. „Het is niet mijn bedoeling U te kwellen". Frappante woorden, die Jeremias God in de mond legt en die tot doel hebben de mensen gerust te stellen, dat God geen boeman voor hen is. Ik vraag me dikwijls af of God voor ons niet een boeman is, een soort van superkweller, die ver bui ten ons bex-eik ligt, maar die van zijn kant wel zoveel contact met ons heeft, dat hij ons het leven zuur weet te maken. Hoe staat menig mens, die de ene tegenslag na de andere te verwerken krijgt, tegenover het lijden? Hoe de ouders die een dierbaar kind verliezen, hoe de ouden van dagen, de door kinderen verstoten worden, hoe een mens, die langzaam maar zeker weet, dat hij aan een on geneeslijke kwaal lijdt? Er zijn duizend en een vorm van lijden, dat meestal voor ieder zicht baar is, zielelijden, dat nog veel die per kan grijpen, maar waarmee de mens alleen staat, geestelijk lijden, dat voortvloeit uit het onvoldaan blijven van werkelijk geestelijke strevingen. „Ik heb niet de bedoeling u te kwellen". Zo staat God tegenover dat lijden. Maar dat begrijpen we maar zel den. Want wij menen, dat 't hoogste ideaal van dit aardse leven erin be staat er zo goed mogelijk en met zo min mogelijk kleerscheuren door te komen. Wij willen vóór onze dood 't maxi mum aan comfort, plezier en wel vaart en minimum aan ellende. We weten, dat zo iets wel onvermijde lijk is, en dat we er niet onderuit kunnen. „Ieder huisje heeft: zijn kruisje", zo is de koele vaststelling van de werkelijkheid. Maar waar is die echte instelling van de katholiek tegenover het lijden. Omdat de Heer zegt dat Hij ons niet wil kwellen met 't lijden, moe ten wij overwegen wat wél Zijn be doeling is. Hij wil ons in vrede tot Zijn heerlijkheid leiden, maar heeft daarbij nodig, dat wij onze hoog moed afleggen of tenminste over winnen. En daartoe draagt het lijden veel toe bij. Het leert ons te buigen voor de

Peel en Maas | 1959 | | pagina 1