De mens grijpt niet altijd straffeloos in de natuur in De Heer De bosbranden De dodenherdenking op het Duitse kerkhof te Ysselsteyn. P M00REK Tel. 1070' Foor de politierechter Zaterdag 7 november 1959 No 45 TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WPPIfRÏ AT\ VOOR VPNRAY FN OM^TRPTCPIVT ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per m.m ABONNEMENTS- GROTESRAAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652 V UUI\ V LflllVA 1 VJiVlü 1 IXUIVLrll PRIJS PER KWARTAAL 1.40 BUITEN VENRAY 1.60 Niet zelden is. het zo dat plaatsen, waar nog nooit een mens geweest is, de natuur haar schoonste pracht ver toont. Maar mensen en dieren kun nen zo'n fraai natuurplekje grondig vernielen. Denk maar eens aan de oudste bewoners van ons land. Ze hakten naar hartelust zoveel bos om en pleegden zoveel roofbouw, dat op verschillende plaatsen onvruchtbare zandverstuivingen ontstonden, waar eerst de bodem een natuurlijke rijk dom bezat. Wel heeft de mens veel goede grond erbij gewonnen, maar niet zelden was het ook de mens, die anderzijds veel bedierf. SINT HELENA Sint Helena, het kleine eilandje in de Atlantische Oceaan, ten westen van Afrika, is bekend geworden door het verblijf van Napoleon. Voor 1500 was Sint Helena een prachtig eiland vol bossen. Maar wat gebeurt? Zeevaarders ontdekken in 1513 het eiland en ze laten er wat geiten los. Zo deed men in vroeger eeuwen wel meer. Tweehonderd jaar later is er van het fraaie bos op Sint Helena bijna niets meer over. De geiten hadden zich sterk vermenigvuldigd en knab belden maar steeds aan struiken en bomen. In de tijd dat Napoleon er gevan gen zat, moet Sint Helena een zo goed als kale, naakte rotspunt zijn geweest, die opduikt uit het water. In onze tijd trekt 't eiland veel toe risten door het Napoleon-museum. De bevolking is arm en van de 4600 bewoners is thans zeker een derde deel werkloos. De Engelse regering doet helaas weinig voor deze eiland bewoners. De Unicef, het hulpfonds van de Verenigde Naties verleent wel steun. IN TURKIJE In Turkije wordt nog elk jaar niet minder dan 300.000 ha bos door gei ten vernield, En wanneer 't bodem kleed is wegeevreten komt de bo dem bloot. Bij elke regenval voert 't afstromende water deeltjes vrucht bare klei mede. Zo kan het voorko men dat, na verloop van tijd, grote berghellingen, die eerst bos vertoon den en daarna vruchtbare bouw grond," 't teelaardekleed geheel ver liezen. Op harde rotsgrond wil niets meer groeien. De naar beneden stor tende rivieren en beken hollen in de berghellingen diepe kloven uit, waarin ook niets meer wil groeien. Of, als het bos verdwenen is, ver stuift in de hete streken de vrucht bare teelaarde en wolken stof dalen dan van de bergen neer op de bewo ners van het dal. ONDEUGDELIJK VLIEGVELD Een heel frappant voorbeeld van verstoren der natuur door de mens, is de aanleg van een vliegbasis in de Belgische Kongo. Hier nestelden veel haviken, valken cn andere roofvo- gels, die zich o.a. gaarne met muizen voeden en in dit opzicht dus nuttig zijn. Maar wat zag men nu gebeu ren? De roofvogels, die hier altijd een rustig, gezellig leventje hadden geleid, werden door het lawaai der vliegtuigen op de vlucht gedreven. De muizen evenwel bleven en ver menigvuldigden zich onrustbarend. Ze groeven holen bij de vleet en on dermijnden de vliegbasis. Landen werd er levensgevaarlijk. OOK IN' AUSTRALIë Toen eens in de buurt van Sydney enkele reizigers een paar konijntjes los lieten, wisten ze niet dat ze door deze daad een golf van ellende brachten over dit werelddeel. De ko nijnen vermenigvuldigden zich zo sterk, dat het niet lang duurde of de schade, die ze aan gewassen toe brachten, bracht de boeren tot wan hoop. Enkele jaren geleden was het gehele werelddeel bijna door konij nen „bezet". Jachtpartijen uitge schreven om de knagers te doden, hadden maar weinig succes, al wer den er bij zulke gelegenheden hon derden gedood. In 1949 besmette men konijnen met myxomatose, miljoenen dieren stier ven, maar vele exemplaren waren ongevoelig voor besmetting en leef den vrolijk voort. Teneinde de scha delijke knaagdieren te weren, liet West-Australië een schutting om zijn gebied bouwen van 1800 km lengte! DE VISOTTER Dit dier staat in kwade reuk. In derdaad eet deze otter veel vis en men zou geneigd zijn de kwaadspre ker gelijk te geven. Dochonder zoekingen hebben aangetoond dat de gewraakte visotter wel veel vis eet, maaralleen zieke vis! Hij houdt dus opruiming onder de visstand en al wat ziek is verorbert hij. Zo kon het voorkomen dat, toen men eens de otters uit een meer had weggevangen, de visstand achteruit ging. De gezonde vissen werden n.l. door de ziekte besmet. INSECTEN Tenslotte nog iets over de insek- ten, waarvan wij er thans maar al te veel hebben. Niet zelden moppe ren we op die lastige insekten en we gaan bespuiten met giftige stoffen. Soms hele velden. Maar daar staat tegenover, dat door de gifbespuitin- gen vaak ook tal van nuttige hom mels ten gronde gaan. Toen men bij voorbeeld in Westfalen eens grote gebieden had bespoten, stierven daardoor niet minder dan 20.000 bijenvolken. Bestuiving bleef uit en de boeren jammerden dat hun oogst mislukt was. Het blijft dus immer 'n groot probleem hoe te handelen! contra feestredenaars en brochureschrijvers Van tijd tot tijd verschijnen er brochures van katholieken, die be wogen door misstanden of fouten in de Kerk te keer gaan op een manier, dat ieder die er niet rechtsreeks bij betrokken is, ervan zit te gnuiven. Soms ook staan er redenaars op, feestredenaars nog wel, die het eens even flink weten te zeggen die soms hooggeplaatste leiders niet sparen om hen op hun nummer te zetten. Daarvan zit menigeen stilletjes te genieten. „Het is ze maar eens fijn onder de neus gewreven". Om eerlijk te zijn, deze methode van critiek verdient meer waarde ring dan de stiekeme, waarbij door een soort roddelen of lasteren men sen van soms hoge kwaliteiten en hoge posities omlaag worden ge haald. Openheid is meer te waarderen dan achterbaks gedoe. En er is bo vendien een grote moed voor nodig om openlijk iets onaangenaams te zeggen over mensen en instellingen die met macht en gezag bekleed zijn. Het werkt zuiverend, ongetwijfeld, maar niet zelden tot persoonlijk na deel van degenen die moed betoont. Toch is het onzin de waarde van grote openhartigheid te overdrijven. Want misstanden die in groot ver band, in clubverband of in verband van instellingen tot uiting komen, worden alleen maar gedragen en houden alleen maar stand omdat de mensen, die dergelijke gemeen schappen bouwen, zelf met die fou ten behept zijn. In laatste instantie is altijd de in dividuele mens, of een groep van in dividuen de drager van de fouten en zonden. En daardoor zouden bro chures over de zondigheid van indi viduen vruchtdragender kunnen zijn en meer op de man af. En misschien ook meer practisch. Maar toch weer niet zodanig dat men daarmede ook een eind aan fouten, zonden of kwaad zou hebben gemaakt. Kansloos en onverstandig zou het bovendien zijn. Ik verwijs U daarvoor naar het evangelie van de vijf en twintigste zondag na Pinksteren, waar de Heer Zijn maaiers (bij ons feestredenaars en brochureschrijvers) verbiedt het on kruid tussen de tarwe uit te rukken. „Neen laat staan, zegt Hij, want als gij het onkruid uittrekt, zoudt gij misschien ook de tarwe uittrek ken. Laat ze beiden opgroeien. Tot de oogst". En daarmee hebben we 'n vrucht bare gedachte gekregen. En wel deze: mild te zijn tegenover het kwaad in anderen. En ik geloof, dat men er zelfs een verstandige con clusie uit kan trekken voor zichzelf. Want een eerlijk mens, die zijn eigen fouten zou durven bekennen, zou er onverstandig aan doen ze op een slag te willen uittrekken. Hij zou de hele goddelijke kweek beschadigen en zichzelf ten gronde brengen. De les is dat we geduldig moeten zijn tegenover het kwaad van anderen èn tegenover het kwaad in ons. 34 Va DER BRANDEN DOOR ONVOORZICHTIGHEID Op de najaarsbijeenkomst van de Nederl. Bosbouwvereniging heeft de voorzitter, prof. dr. ir. J.H. Becking, geconstateerd dat ondanks alle voor zorgsmaatregelen en de efficiënte organisatie van de bosbrandweer dit jaar een sterker optreden van bos- en heidebranden niet kon voorko men worden. De verbrande oppervlakte bedroeg tot 1 oktober reeds 2900 ha, 300 ha méér dan in het als rampjaar be kend staande jaar 1954 is verbrand. In 1957 bedroeg de verbrande opper vlakte 868 ha in het zeer natte jaar 1958 slechts 240. Tot op heden is het gevaar voor nieuwe bosbranden nog geenszins geweken, zeide hij. Van de tot 1 oktober geregistreer- dë 694 bos- en heidebranden was 34 procent aan onvoorzichtigheid en ongeveer 1 procent aan kwaadwil ligheid te wijten. Van de overige kon de oorzaak niet met zekerheid wor den vastgesteld. De droogte heeft ook grote schade aangericht aan November is Allerzielenmaand. Op de kerkhoven staan de potten met chrysanten, de witte groet uit een hart, dat nooit vergeten kon. In de kille en lage landen aan de Noordzee reiken leven en dood el kaar de hand door middel van bloe men en kruisen. Hier beperkt de treurende zich tot een verdoken ge bed en een heimelijke groet. In de zuidelijke landen is het kerkhof de marmeren verblijfplaats van de geliefden, die weliswaar uit het leven zijn verdwenen, maar die men nog dagelijks kan opzoeken om daar innig van gedachten te wisse len, zonder een zweem van valse schaamte voor verwonderde voorbij gangers. Alleen de noordeling is verbaasd. De landgenoten beschouwen dit tedere spel van vragen en beloften als een onverbrekelijk deel van hun aardse wenteling tussen leven en dood. Voor hen zijn de open-gesper de armen en de luide woorden als de dwingende kracht van een geest, die de machteloosheid van het li chaam telkens weer overwint. Daar is de dode nooit eenzaam. Hoe eenzaam zijn dan de soldaten uit de Peel. Meer dan dertigduizend grijze kruisen scheppen een zee van leed in het golvende veld van de Peel. Aan het hek houdt iedere ver bittering op. Hier zijn we niet langer overwin naars uit een bloedige oorlog, waar van we zelf zo vele lasten te dragen hadden. Hier zijn wij een eenzame mens tussen de lange, grauwe rijen van mensen die even eenzaam in de venige aarde liggen van deze gren zeloze vlakte. Guur en triest is de Peel op deze ruwe dag met driftige en kille vla gen van een barse noordewind. De torens van Deurne, Zeilberg en Lies- sel zijn de enige bakens in een wijde kim, die nu eens vals verlicht wordt door een lage en onwillige zon en dan weer verdronken wordt door de vale Allerzielen. De zielen van ons aller afgestorvenen. Van de dorps genoten en de landgenoten. Maar ook van de Duitsers. Misschien wel daarom deze plotse pelgrimstocht naar de barre uithoek van de Peel, waar dertigduizend do den hun klagende ziel verheffen om de levenden te vragen, waarom dit nodig was. WAAROM? „Waarom?" is ook de immer terug kerende klacht van de eindeloze stoeten van moeders, vaders, vrou wen en kinderen. Gij moet u vanuit uw behaaglijke leunstoel niet van alles afmaken met de dooddoener, dat zij het zelf gewild hebben. Geen moeder ter wereld jaagt haar zoon de dood in. Geen vader en geen vrouw. Mensen die elkaar beminnen, koesteren het leven als 't dierbaarste bezit. Maar zo lang de wereld be staat hebben wij elkaar naar ons be zit gestaan. Romeinen streden tegen Germa nen. Mongolen stormden naar Euro pa. Noormannen brandden onze kus ten. Napoleon stuurde zijn troepen naar Rusland. Hitier zette ons ge hele werelddeel in brand. Zijn het steeds de volkeren ge weest die om oorlog riepen? Of waren het de hitsende en van machtswellust benevelde leiders, die geen geld of mensen spaarden als zij de kans schoon zagen om hun stoutste wensdromen om te zetten in de bloedige werkelijkheid? Dit zijn vermetele vragen, maar ge kunt ze niet ontkomen op het kerk hof in de Peel. Want zij ontspruiten telkens weer uit dat ene benarde woord „Waarom?" Niet „waarom", maar „warum?", want het zijn Duitse mensen waar mee ge spreekt. Zondag kwam de jaarlijkse grote tocht. Op Allerheiligen had iedereen vrij, en reden de Duitsers met grote bussen en auto's naar Ysselsteyn. Bij duizenden gingen zij hun zwijgende pelgrimstocht. Zij kwamen voorbij aan lange rijen met 't opschrift: Un- bekannter Soldat. Hier liggen de naamlozen. Hier liggen de mannen, waarvan iedere wetenschap ontbrak. Maar draagt dan niet iedere sol daat een naamplaatje op zijn borst? Toch wel, maar er zijn slacht offers die dermate verminkt worden, dat 't plaatje onvindbaar blijkt. En het komt voor dat een soldaat de plaatjes van gesneuvelde makkers onder zijn hoede neemt en nog de zelfde dag de dood vihdt. nieuwe aanplant en de jonge, tot 20- jarige, opstanden. Hoe groot de scha de is, is thans nog niet te beoordelen. De oudere opstanden hebben uitermate minder van de droogte ge leden, al zal de aanwas, met uitzon dering van de populier, wel veel ge ringer zijn dan in meer normale jaren. Bijzonder goed heeft de eik de lange droogte doorstaan. Prof. Becking verwachtte, dat door de inmiddels weer gestegen bouw activiteit de prijzen van het bouw- hout iets zullen stijgen. Dan staat de dienst van vereenzel- ving voor een hopeloze taak. Maar het werk gaat nog steeds verder. Nog steeds worden onbekenden tot bekenden en nog steeds worden in ons land tot dusverre onbekende veldgraven gevonden. TANK UIT ROERMOND Veertien dagen geleden waren het 31.215 graven. Maar op dit ogenblik is het getal alweer gestegen tot 31.227. Dat zijn 12 soldaten meer. Drie daarvan komen uit de tank, die nog pas uit de Maas bij Roermond getakeld werd. Hoe vindt men zulk een pantserwagen? Een schipper werpt zijn anker uit en als hij weer verder wil, blijkt het ijzer onwrikbaar vast te zitten. Wa terstaat gaat op onderzoek en een duiker komt boven met de bood schap dat daar een Duitse tank op de bodem van de Maas ligt. Het departement stuurt een grote, drijvende bok en ten aanschouwe van honderden kijkers op de brug komt een Duitse tank boven water. De omstanders vragen zich af hoe dit gevaarte daar midden in de rivier kon komen. Toch is de oorzaak een voudig aan te wijzen. Als de brug in Roermond door de terugtrekkende Duitsers wordt op geblazen, moet men enige tijd later nog een pantsercolonne met behulp van pontons over de Maas zetten. Een der voertuigen werd niet goed geladen. De pontons helden over en nog voor de bemanning de kans kreeg de tank te verlaten, kantelt het logge gevaarte reddeloos verlo ren in de rivier. Na vijftien jaar werpt een schipper zijn anker juist achter de rupsbanden van het oor logstuig en vanuit Ysselsteyn is men dan spoedig ter plaatse om het stof felijk overschot te bergen. En staat nu ergens op een Duits bureau een foto met het opschrift dat Karl voor het vaderland de heldendood gestor ven is? Als men door zulk een stom toeval als een kantelende tank in de Maas verdrinkt, sterft men dan de helden dood? Of moet men wetens en willens het vijandelijke vuur tegemoet lo pen als voorbeeld voor de strijd makkers om met recht en reden een held genoemd te worden Hier zijn weer de martelende vra gen. TUSSEN LEVEN EN DOOD Wanneer is men een held, wan neer een gewoon gesneuvelde, wan neer een laffe dode? Een vraag die ge niet móógt be antwoorden omdat zij u buiten het gewoon-menselijke voert. De dertig duizend doden hebben op Allerzielen hun klacht tegen de levenden: „Waarom? Waarom joeg ge ons de dood in? Is de wereld nu beter? Zijn wij niet voor niets gestorven? Heb ben wij met ons bloed de veiligheid van onze kinderen gekocht?" Nee, scharen van gesneuvelden, dat hebt ge niet. Want wij staan hier met een oude, bevende man uit Oost-Duitsland, die voor de eerste maal het graf van zijn zoon bezoekt. Hij kreeg een pas voor vier dagen om Westduitse familie te bezoeken en van de bondsrepubliek kreeg hij weer papieren voor de pelgrimstocht naar de Peel. Zo moet een mens zich in bochten wringen om in Europa het graf van een soldaat te bezoeken. En deze oude man uit Danzig vraagt hoe men in Holland denkt over de kwa de kansen van een derde oorlog. En hoe dat dan moet met de atoombom men. Zijn de soldaten dan niet vei liger dan de kinderen in de schuil kelder. En hoe moet dat dan met zijn kleinkinderen.met de kinde ren van de soldaat die hier ligt op een kerkhof van vreemde bodem. Dit is niet het werk van een God zegt de grijsaard. Dit is 't werk van de duivel. Dit is het satanische werk van een boze geest, die over de we reld doolt en ons aller ondergang zoekt. Met de oude man uit Danzig gaan wij zwijgend door de golvende zee van grijze kruisen. Over de wol ken en over de einder schouwen wij in de grondeloze diepten van leven en dood. Waarom zij wel en^wij niet. Waarom ontsprongen wij wel drie keer de dans? Eerst met het gra- naatvuur, later bij het bombarde ment, toen bij de straatgevechten. De man uit Danzig zoekt zijn ge zelschap op en alleen dwalen wij verder rond de dodenakker. Dertig hectaren gevuld met kruisen. En dit zijn slechts de mannen die in ons land gevallen zijn. België heeft zulk een begraafplaats, Frankrijk, Rus land, Italië, Polen. In 54 landen ter wereld zijn Duit se kerkhoven, zo vertelde de Duitse pater Montfortaan, die op bezoek was. Hij kwam in Ysselsteyn zijn twee broers herdenken die in Rus land gevallen waren en wier graven onbekend zijn in dat wijdse ruige land. Maar overal elders, waar de soldaten vochten, verschenen de gra ven met een helm of een kruis. Heb ben zij het gewild? Een gedeelte misschien, wijst op de schuldigen in deze grauwe zee van de dood. VOOR EEN MODERN TELEVISIETOESTEL EN VHKKUNDIGE PLRRTSING ZORGT Wij gaan met een wijde boog rond 't kerkhof, zodat wij tenslotte weer terugkeren tot het uitgangspunt bij het grote hek. Daar liggen de ge sneuvelden uit 19141918. Het wa ren hoofdzakelijk aangespoelde ma trozen, die her en der begraven la gen op de kerkhoven langs de kust. En in de verte tikkelt het carillon: Ich hatte ein kamerade Bij het witte grote kruis licht het geel der chrysanten uit de krans van de Bundeskanzler, die de Duitse con sul uit Maastricht kwam brengen. En over het kerkhof twinkelen de lichtjes, uit veldpotjes, die bezoekers daar hebben geplaatst. Vier generaals liggen hier. Er zijn officieren bij van prinselijken bloede. Er liggen burgervrouwen bij. Jonge korporaals en oude betaalmeesters. Hoge officieren en kantoorklerken. Maar allen hebben zij hier het zelfde eenvoudige kruis. Bezoekers lieten kransen achter. Of een gevlochten kruis. Er prijkt een foto in een plas tieken omhulsel bij 'n onderofficier. „HELDENTOD" En aan de ingang offert men voor het carillon, dat telkens opnieuw Heimat-liederen speelt. Een moeder droogt haar tranen. WILT GIJ DE VREDE, GORDT U TEN STRIJDE De meeste graven vond men in Arnhem: 1679. Niet omdat er daar zo zwaar ge vochten is, maar omdat daar de ge wonden als ratten stiérven in de hospitalen. In 1944 vaardigden alle gemeen ten een oproep uit, waarbij de inge zetenen werd gelast om opgave te verstrekken van alle soldatengraven. Maar als de burgers verjaagd wa ren uit hun huizen en uit hun dorp, dan konden zij met de beste wil ter wereld geen opgave indienen. Nu nog stuit men op overschotten bij 't leggen van een kabel, bij graafwerk voor nieuwe wegen of door het ploe gen van een boer. En staag komen er brieven bin nen van ouders die hun zoon opge ven als vermist. Dan gaat er een lange lijst met vragen naar Duits land en soms slaagt men er in weel een onbekende soldaat terug te brengen tot een man met een naam en een geboortedatum. Dan gaan de ouders hun martelgang naar Yssel steyn en zij zijn gelukkig alleen met de wetenschap dat hun zoon op deze gemerkte en gekruiste plaats begra ven ligt. Val geen bezoekers lastig met uw verwijten over schuld en hakenkruis. Erken slechts, dat bij het kerkhof de vijand weer tot mens wordt. Ga als wij over de lange paden. Zie naar de vele, vele en zeer vele graven aan uw linkerhand. Zie naai de vele, vele en zeer vele graven aan uw rechterhand. Voor u en achter u. Overal. Zo ver ge kunt kijken, rijen de kruisen hun leed aaneen tot een jammerklacht van geslacht op ge slacht. En smeek dat ons dit onheil bespaard blijft. Zie uw kind met blij hart door de straten gaan. Verheug u om elke dag van gezondheid. Om iedere zonne straal en elk blij gemoed. Want deze ene gang naar Ysselsteyn door drenkt uw hart met de gloed die geen enkele preek u kan schenken. Want de woorden in de kerk wor den hier tot een vermaan van vrees wekkende, tastbare werkelijkheid. En als de soldaten door de straten gaan met hun jeeps en hun over huifde, grommende vrachtwagens zie hen dan als een bescherming van de vrede, hoe vreemd u dit ook in de oren mag klinken. Wij Nederlanders zijn van nature niet krijgshaftig. Wij willen rustig handel drijven, polderen en dijken bouwen. Kleine volkeren zoeken niet makkelijk ruzie. Maar laten wij be ducht zijn voor de oorloghitsers. Kijken wij slechts in de historie, dan wapenen wij ons volgens een spreuk uit de oudheid: wilt gij de vrede, wapent u ten oorlog. Het is een bittere waarheid taj de poort van dit wijde kerkhof. Een verwijt tot de leider van deze mannen en zijn naaste trawanten en een kreet van afschuw in de mist van alle menselijke roerselen die u omstrengelen met het éne, klagende woord „Waarom?" ALLEEN DE MOEDERS WETEN Hoe klein zijn dan de kerkhoven uit de dorpen. De zerken en stenen spreken hun eigen taal. Geen onbe kende hier en geen soldatentermen. Hier rusten de dierbaren die ons ontvielen door het leven en niet door de oorlog. Door ziekten en ouderdom, maar toch ook door gra naten en kogels. Door een verrader lijke mijn of de bom uit een onbe kend vliegtuig. November is Allerzielenmaand. De mensen gaan hun gang naar 't kerk hof. Zij spreiden hun bloemen op een graf. Zij spreken een gebed zon der woorden en zij hopen, dat het waar is, van de tijd die alle wonden heelt. En ieder heeft zijn eigen ge dachten over de graven in de Peel. Er zullen verbitterden zijn die veel geleden hebben door de Duitse laars. Zij kunnen niet vergeten en niet vergeven. Hun hart is versteend van smart. Anderen bleven gespaard van dood, gebrek of vernieling. Zij gaan gedachtenloos hun weg en zij be kommeren zich niet om graven: niet in het eigen dorp en niet in de Peel. Een enkele zal naar de dode sol daten gaan. Hij gaat als wij over de akkers van duizenden kruisen. Zijn blik gaat over het land, tot aan de spits van het vertrouwde dorp. Hij vraagt alle zielen om voor spraak: laat dit het laatste graf van soldaten zijn. Van nieuwe angsten, van nieuwe rampen, verlos ons. Laat dit het eeuwige antwoord zijn op de klacht die des nachts over de Peel waart. Dertig duizend doden vx-agen „waarom?" Omdat wij de duivelen van onze wereld nog altijd niet konden ver jagen en omdat slechts de moeders de waarde weten van een mensen leven. P. VINK. De droge zomer heeft talrijke ge volgen gehad en één daarvan is, dat deze boerenknecht voor de balie moest komen. Hij had een caféhou der laten opdraaien voor zijn dorst. Dat is gebeurd in het heetst dei- dagen, ergens midden in de zevende zomer van 1959. Landbouwers heb ben geen vakantie, dat is bekend. Zij plegen te werken wanneer wij niets doen, en daardoor vormen zij een aangename stoffering voor onze vakantietochten. Er is niets pretti ger dan zelf niets doen, en tegelijk anderen te zien sloven en zwoegen. Deze landbouwersknecht echter had een vrije middag. Hij stapte op zijn fiets en reed door de omgeving terwijl de zon zijn gebruind gelaat nog verder verschroeide en het stof zich in zijn keel vastzette. Na talrijke kilometers begon de dorst hem te kwellen. Hij had helaas geen geld in zijn zak gestoken, want zijn moeder, die een ouderwetse vrouw was, had hem geleerd, dat men niet opmaakt wat men niet bij zich heeft. Dientengevolge fietste de jongeman zuchtend langs uitspan ningen en café's en de tong kleefde aan zijn verhemelte als hij de koele glazen bier zag die anderen naar binnen goten. Tenslotte besloot hij een plan te beramen om buiten bezwaar van de eigen schatkist zijn dorst te lessen. Hij stapte bij een caféhouder bin nen en schudde de onbekende man hartelijk de hand. Vervolgens begon hij een praatje over het weer, en in aansluiting daarop vroeg hij of hij de zaal eens mocht zien. De caféhouder, gelukkig met een potentiële klant, liet de zaal zien. De dorstige landbouwersknecht vroeg of tweehonderd mensen er gemak kelijk een plaats in konden vinden. De caféhouder beaamde dat en gaf vast een glaasje bier weg. De landbouwersknecht begon nu een zakelijk gezicht te tx-ekken. Hij vertelde, dat hij voorzitter was van 'n tuindex-sbond. Tweehonderd jonge leden zouden binnenkort een feest- vergadering gaan houden. Hij wist alleen nog niet goed waar hij dat zou organiseren. De caféhouder luisterde met be langstelling, terwijl hij nog maar 'n glaasje wegschonk. Elk lid, vertelde de voorzitter, zou tijdens die feeste lijke bijeenkomst f 12,50 mogen op maken. Het bestuur had ervijfmille voor uitgetrokken. Nu is het ook bij de caféhouders niet allemaal winst, maar deze meende, dat er vanwege de good will nog wel een glaasje bier af kon. De landbouwersknecht keuvelde verder. Toen zijn dorst was gelest, nam hij hartelijk afscheid en fietste vérder. De feestelijke bijeenkomst bleef echter uit, want de tuindersbond bestond alleen in de fantasie van de dorstige fietser. Wel volgde er een vergadering van hotel-, restaurant- en café-eigenaren en al spoedig bleek, dat in een wijde omtrek café houders vol hoop uitzagen naar de resultaten van glaasjes biex-, die zij aan de tuinders-voorzitter hadden verstrekt als voorschot op de feest- nota. De politie werd er staande de vergadering in gemengd. Spoedig was de fantasierijke dorst lijder opgespoord. Vandaag stond hij terecht. Hij heeft een maand voor waardelijk gekregen met drie jaar proeftijd en toezicht, in de hoop, dat hij daardoor zijn vrije middagen

Peel en Maas | 1959 | | pagina 1