Beschermt onze oudheden! dm RANG 9 de versnapering van de eerste RANV7 RANG als u Nationale Campagne voor Beter Vleesgebruik VOS' zaden Sociale Voorzieningen voor 65-jarigen oboie^TKAATG38VE ^FovoANN6Sr ïïKfEÏÏ WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN In blij verwachting Wist U... deqiafcttUSen. Zaterdag 29 maart 1958 No 13 NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG m PEEL EN MAAS CONFECTIE VAI m UULPA"8 9AAAiAAAAUtAi OJLOXO.JLPJJLfJUUUUIJ.OJIJ^.il.UJUUJUIXILIUjUU>X(UiJU>JIJIXUJJIXM-».l>.A.».».l>.ll P >AUJUUUL«.IÜUU 4 yy, A v RANG is alleen rrrronrnnrmTyrmTmTrmrTrrroTinrmTOTTrTmTinnnrmTr»rii'r»Trnrn'r8T9Tripr»"»"»"i)"iiTbTb<Tb'it"8"o RANG op staat Bulldozers, draglines en andere moderne machines veranderen in 'n razend snel tempo het oude aan zien van het Nederlandse landschap. Er zijn dingen, die onvermijdelijk voortvloeien uit de gang der ont wikkeling en niemand vermag het grote uurwerk van de vooruitgang der tijden stil te zetten. In dit dynamische proces bevindt de mens zich op de g- ens van twee steeds in elkaar vervloeiende werel den, het verleden en de toekomst. Op de grens van deze beide we- re den, het voorbijgegane en het komende, wordt hij naar 2 kanten geboeid en gebonden, beseffende, dat heden en toekomst niet te be grijpen zijn zonder kennis van het verleden. In brede kringen nu, is erbelang- steling voor hetgeen er in de bodem aan sporen, van het voorbijgegane menselijke leven nog aanwezig is, niet in het minst, wanneer dit de oudste tijden betreft. Moeder Aarde bergt een groot geheim in zich, waarvan één facet datgene is, wat zich bevindt in het cultuurdek, dat haar omgeeft. In deze cultuurlaag ligt het leven der volkeren weggezonken als een oude stad op de bodem der zee. De bodem trekt en het verleden roept. Deze belangstelling is van zeer veel gewicht. Heel de oudheidkunde is uit een dergelijke activiteit ge groeid; uit de behoefte om schatten op te graven, om de cultuurresten van oude volkeren aan het licht te brengen, om het verleden te ont dekken. De oudheidkunde heef t in de loop der tijden een eigen wetenschap pelijke methode opgebouwd, waarbij het niet zo zeer alleen te doen is om materieel waardevolle voor werpen, maar vooral om het ge hele complex van gegevens, dat de bodem kan verschaffen met be trekking tot de oude culturen. Een wetenschappelijke methode betekent dus, dat de wijze van onder zoek garantie biedt voor het ver krijgen van een maximum aantal gegevens, waarvan kan worden in gezien, dat zij dienstig kunnen zijn voor het vormen van een zinrijke reconstructie van het verleden. Deze methode ontbreekt de schat gravers en de doorsnee amateur. Het is vanwege de afwezigheid van methodisch inzicht, dat de vak- archeoloog de plicht op zich voelt rusten om de z.g. schatgraverij on verbiddelijk tegen te gaan. Deze onverbiddelijkheid is ge boden vanwege het feit, dat iets maar eenmaal kan worden opge graven. Dat nu, wat eeuwenlang onge stoord als 'n kostbare cul'uurrest in de bodem verborgen lag, valt uiteen en de bodemsporen worden door ondeskundige opgravingen ver nietigd of onleesbaar. Welk een bijna ondragelijke last betekent dit voor hen, die de taak en de opdracht hebben, het „boek van de bodem" te lezen en van het gelezene verantwoording af te leggen. Maar welk een ramp ook als leden van dit eeuwenoude archief der mensheid door onverlaten of vaak niets vermoedende bouwers grondverbeteraars voor altijd ten gronde worden gericht. Opgraven door onbevoegden is derhalve een vergrijp tegenover de historie, niets minder! Naast de personen, die bewust of door gebrek aan voldoende kennis, ongelukkig genoeg vernietigingen aanrichten, is er een andere cate gorie van personen, die, zij het ook vaak argeloos, toch onherstelbare schade aan onze oudheidkundige monumenten berokkenen. Tot deze groep behoren zij, die betrokken zijn bij herverkavelingen, ontginningen, wederopbouw, stads en dorpsuitbreidingen, wegenaanleg enz. Hier dient echter onmiddellijk aan te worden toegevoegd, dat de Rijks dienst voor Oudheidkundig Bodem onderzoek een hogelijk gewaardeer de en onontbeerlijke medewerking ondervindt van talrijke overheids instanties, die bij bodemverandering en bouwbedrijvigheid betrokken zijn, zoals het Staatsbosbeheer, Rijks en Provinciale Waterstaat, de P.T.T., deCultuur-technische Dienst, de Stichting voor Bodemcartering,' de Rijksdienst voor het Nationale Plan, de Ruil- en Herverkavelings- dienst, de Nederlandse Heide Maat schappij, de Rijksdienst voor Mo numentenzorg en andere. Het is dan ook dringend gewenst, dat de uitvoerders van werken in lichtingen krijgen over het belang van oudheidkundige vondsten. Het indrukwekkende voorbeeld van het belang van de oplettend heid is wel, dat van Rhenen. In 1951 werd ten westen van deze stad aan de rijksweg naarLeersum door de Rijkswaterstaat zand ge graven, dat nodig was voor weg- verbreding. Bij het graven van de eerste put bemerkte een dragline-machinist, dat er scherven uit de bak vielen en hij rapporteerd dit onmiddellijk aan een der opzichters. De Rijksdienst voor Oudheidkun dig Bodemonderzoek (R.O.B.) te Amersfoort werd via een harer correspondenten gewaarschuwd. Hieraan is het te danken, dat er toen op dit terrein een onderzoek werd ingesteld waarbij een Mero- vingisch grasveld (pl.m. 400—800 na Cr.) aan het licht is gekomen, dat tot de belangste tot nu toe be kende begraafplaatsen uit de vroege Middeleeuwen in Nederland be hoort. Uit 846 geheel ongestoorde graven konden ruim 2000 voor de oudheidkunde waardevolle vondsten worden geborgen. Wanneer men hier ruw te werk was gegaan en onverschillig ge staan had tegenover hetgeen de bodem aan cultuurresten bewaart, dan zou de Nederlandse archeologie onherstelbare schade hebben ge leden. Rhenen is dus een prachtig voorbeeld van voortreffelijke samen werking, dat navolging ten volle verdient. De oproep „Meldt Uw Vondsten' betekent, dat men bij de R.O.B. te Amersfoort, steeds dankbaar is voor een bericht van een gedane vondst, omdat ieder vondstbericht voor de archeologie van groot gewicht kan zijn. In aansluiting op het voorgaande dient vermeld te worden, dat nog steeds het waandenkbeeld bestaat, dat de archeologen alles inde wacht slepen om het nooit meer terug te geven. Men is niet bekend met het feit, dat de R.O B. geen museum heeft en het deze dienst verboden is een verzameling van oudheidkundige voorwerpen aan te leggen. Het is slechts haar taak oudheidkundige voorwerpen op te sporen, te restau reren en te zorgen dat, zo nodig in overleg met de vinder, de voor werpen op een verantwoorde plaats kunnen worden opgesteld. „Beschermt onze oudheden", be tekent dus een verzoek aan elkeen die uit hoofde van zijn ambt ofwel belangstelling met de oudheidkun dige monumenten, voor zover die zich in de bodem bevinden, in aan raking komt, deze met respekt te behandelen en van de aanwezigheid kennis te geven aan de pl. corres pondent van het R.O.B. Deze amateur-archeoloog, die het contact onderhoudt met de vakman kan op effectieve wijze meehelpen om onze oudheden te beschermen, Ook voor Venray en omstrêken is een correspondent aangesteld in overleg met de Historische Kring Venray en de directeur voor Oud heidkundig en Bodemonderzoek, Dr Glazema, is ondergetekende als zo danig aangesteld. Wij rekenen er dan ook op, dat de gehele bevolking van Venray en omstreken, de moeilijke taak van deze correspondent zullen verlich ten, door zich als één man tescha- ren achter deze oproep en bij mo gelijke oudheidkundige vondsten, hoe onaanzienlijk ook, hiervan mel ding te maken aan onderstaand adres. We hebben elkaar nodig, ook als 't erom gaat 't oude cultuurgoed in Venray en omgeving te beschermen en te conserveren. Veel is er reeds verloren gegaan en uw steun is onontbeerlijk om dit te voorkomen en voor het na geslacht te bewaren. Plaatsel. correspondent R.O.B. B. KRUYSEN, Gr. Markt 15 Venray Tel. 971 Zo heet dit toelichtend en geruststel lend Doktersboek.dat gratis is in gesloten bij een Babyderm Set, waarin alles voor een vorstelijke verzorging van Baby's tere huidje. ~WAT~M u N HARDT MAAKTÏS 00 E"D"J Een wetenschappelijk onderzoek heeft indertijd aan hetlicht gebracht, dat in het tegenwoordige Europa nog dezelfde graansoorten worden gebruikt als 4 000 jaren geleden. Het zijn gierst, gerst en tarwe, alsmede haver (uit de Bronstijd) en rogge (uit de IJzeriijd). Bij deze soorten, waaraan in de loop der eeuwen slechts kwalita tieve verbeteringen werden aange bracht, vinden de Europeanen zich blijkbaar zo wel, dat zij nog nooit enige poging hebben ondernomen om dit bescheiden assortiment uit te breiden. Sterker nog: geen Euro peaan heeft ooit een plant ontdekt, welke inboorlingen ai niet kenden. Hoe zeer de wereld op velerlei ander gebied geëvolueerd moge zijn, In het plantenrijk slaat zij eigenlijk maar een pover figuur. Van de 140.000 bekende planten soorten over de gehele aarde zijn er drie tot vier duizend nuttig voor de mens. Hij gebruikt er echter maar twee tot drie honderd soorten van. En geen enkele belangrijke is er sedert de geschiedschrijving meer aan toegevoegd. 0— Zijn deze cijfers uit de planten wereld al opzienbarend, nog meer bevreemdt het povere gebruik, dat de mens maakt van het dierenrijk. 140.000 bekende plantensoorten is veel; het is echter een kleinigheid bij de hoeveelheid diersoorten, welke bekend zijn. Men is tot het ronde getal ge komen van 1.000.000, inderdaad: één miljoen. En van hoeveel soor ten maakt de mensheid een nuttig gebruik? Van niet meer dan zegge en schrijve 200. De wetenschap vindt dit betreu renswaardig, zei eens een voedings deskundige, want het voedsel van de mens is daardoor wel zepr een zijdig geworden Een eenzijdigheid overigens, welke in de praktijk nosr veel sterker is, daar van die 200 soorten er maar betrekkelijk wei nige direkt voor de voeding wor den gebruikt. Ook in dit opzicht zijn de Euro peanen behoudend, want zij blijken tevreden te zijn met voorde slacht bestemde huisdieren uit de voor historische tijd. Het geslacht der runderen, schapen, geiten en zwij nen is bijna 8.000 jaren oud. Het internationale huisdier, de hond, is even oud. Alleen het paard is iets jonger, omdat het eerst in de Bronstijd als huisdier werd op genomen. 0— De verhouding tussen de mens en de planten en dieren is sterk afhankelijk van de omstandigheden, waarin eerstgenoemde verkeert. Men mag rustig aannemen, dat de tegenwoordige natuurvolken^on geveer leven, zoals dat vroeger de primitieve mens heeft gedaan. Zo'n levenswijze werkt een grote kennis van de omringende planten en dierenwereld in de hand. De jagers uit de oertijd en die der na tuurvolken kenden en kennen alle gewoonten van de hen omringende dieren door en door. De Polynesiërs bewijzen het door hun indrukwekkende kennis van „hun" vissen, en geloof maar niet, dat de zeezoogdieren voor de Es kimo's ook maar het kleinste ge heim hebben. Zelfs een zeer jeugdige Eskimo heeft geen anatomie-lessen nodig om te weten welke de ongewenste ingewanden van een geslacht dier zijn. Hun levenswijze doet hen in stinctief grijpen naar de voedings stoffen, welke voor hun welzijn noodzakelijk zijn. 0— De mens is van nature een vlees eter. De oermens moet instinctief geweten hebben, dat het voor hem een levenskwestie was zich met vlees te voeden. Misschien heeft het gedrag der dieren onderling hem in die gedachte versterkt, daar hij dagelijks waarnam, dat zij elkaar niet alleen uit „lijfsbehoud" ver slonden. Er zijn geleerden, zoals professor dr. J.H.J, van Gils, die een diep gaande studie heeft gemaakt van de menselijke voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong, die verklaren, dat de menselijke spijsvertering zo sterk op vleesvoeding is ingesteld, dat een mens zeer go^d alleen van vlees zou kunnen leven. Weliswaar zou een gedeelte daar van rauw geconsumeerd moeten worden (leve de bief stuk-tartaar), maar het totale effekt zou beslist florissant zijn. 0— De omstandigheden, waarin de moderne mensenleven, hebben over het algemeen een vruchtbaar con tact tussen hen en de dieren- en plantenwereld verbroken. Nu zijn er wél anatomische lessen nodig om te achterhalen, welke delen van het dier wel en welke niet geschikt zijn voor de voeding. In feite is het zo, dat nog maar weinigen weten, onbewust weten, welk voedsel werkelijk goed voor hun lichaam is. Het is veelzeggend, dat van de zijde der slagers een campagne moet worden begonnen in de vorm onder andere van animerende re cept enbladen en mannen van de weienschap een vermanend woord moeten laten horen, om het publiek duidelijk te maken, dat dierlijke eiwitten, zoals die vooral in vlees geconcentreerd zijn, nodig zijn voor een goede gezondheid en een licha melijk welzijn. Dit geldt voor kin deren evenzeer als voor volwassenen, In dit verband zouden we tot be sluit een citaat willen aanhalen uit de rede, welke professor dr. C. den Har tog enige jaren geleden heeft gehouden bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoog leraar in de leer van de voeding en voedselbereiding aan de Land bouwhogeschool te Wageningen. Sprekende over de jeugd ver klaarde hij toen: „Het is vooral de Nederlandse jeugd, die door een te hoog suikerverbruik weinig andere, meer hoogwaardige, voedingsmid delen binnenkrijgt. Het ontbijt van een kind bestaat in 99 van de 100 gevallen uit boter hammen met „zoetigheid", terwijl het mij is opgevallen, hoe de boter hammen van de kinderen, die op school tussen de middag overblijven, ook veelal belegd zijn met een sul kerhoudend produkt. Als men weet, dat suiker uitslui tend koolhydraten bevat, dan is het duidelijk, dat de beide maaltijden een groot tekort vertonen aan andere, belangrijker voedingsmid delen, zoals dierlijke eiwitten, vet ten, calcium en vitamine B2. Een tekort, dat het kind in de derde, zijn warme, maaltijd niet meer in haalt". Hiddgenezing JHuidzuiverhcid Huidgezondheid Puistjes verdrogen door Purol-poede dat het volgende typisch eigen tijds is Na de begrafenis zei een deelnemend bezoeker: „Uw man was iemand, die voortreffelijke hoedanigheden bezat." „Hij moet een braaf man geweest zijn", zuchtte de weduwe, „persoon lijk heb ik hem weinig gekend. Hij was lid van 12 verenigingen." dat een patiënt in een krankzin nigengesticht bij een lege emmer zat te visser? Op de vraag van een der geneesheren: „Heb je al beet gehad?" antwoordde hij: „Nou, U bent al de derde vanmorgen". dat, toeneen advocaat de weduwe een chèque overhandigde van 50 000 gulden van een levensverzekering, de arme vrouw nog niet te troosten as. „Ik zou wel 20 000 gulden terug willen geven, wanneer hij weer levend werd". Algehele regeling en verzorging van Begrafenisonderneming GOUMANS Telefoon 592 apert en niet duur 65 jaar zijn en toch nog kunnen werken; het ls velen niet mo gelijk en anderen wensen het niet. Maar de een zal het moeten en de ander behoeft het niet te doen. Toch zijn er vele 65-jarigen die hun gezondheid blijven behouden, omdat zij nog aan het werk kunnen blijven. Vallen deze werknemers nu bultende so ciale voorzieningen? Niets is minder waar. Als een 65-jarige in loondienst is (genomen), dient hij ook in de so ciale wetgeving opgenomen te worden. Als men nog geen 65 jaar was, maar men het geluk te kunnen.blij- ven werken zodra men deze leeftijd bereikt heeft, lopen alle sociale wetten gewoon door, met uitzonde ring van de werkloosheidwet. Men behoeft dus voor die wet geen premie meer te betalen, dat is uiteraard een voordeeltje voor be trokkene, maar bij ontslag kan er geen werkloosheidsuitkering volgen. Wordt de 65-jarige ziek, dan kan hij wel rekenen op uitkering inge volge de ziektewet. Mocht deze werknemer getroffen wordt door tuberculose, dan zal hij, als hij kostwinner is, hoogstwaarschijnlijk niet in aanmerking komen voor de verlenging met 2 jaren van de ziekengelduitkering. Maar geduren de het eerste jaar houdt hij, als alle andere werknemers, zijn volledige recht en valt hij natuurlijk ook on der de controlemiddelen van de bedrijfsvereniging, die hem het ziekengeld uitbetaalt. Als de ouderdom meespreekt Nu is er ook weer een „maar" aan verbonden. Ziekengeld wordt n.l. uitbetaald in geval van ziekte. Als men wegens ziekte niet in staat is zijn arbeid te verrichten, dan komt men in aanmerking voor uitkering. Is de arbeidsongeschikiheid ech ter een gevolg van ouderdomsge brek, dan wordt het anders. Dit probleem is echter niet gebonden aan de 65-jarige leeftijd, dit kan zich evegoed voordoen op 60-jarige leeftijd. De ziektewet kent wel een soort leeftijdgrens, n.l. die van 70 jaar. Een 70-jarige kan ziekengeld ge weigerd worden, als niet kan wor den aangetoond, dat hij in het laatste half jaar aan het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid voorafgaande, minstens 60 dagen heeft gewerkt. De ongevallen- en kinderbijslag wet zijn eveneens op de 65-jarige of oudere van toepassing, natuur lijk als voldaan is aan de desbe treffende voorwaarden. Deze bepa ling is van grote betekenis voor die werknemers, die nog te zorgen hebben voor kinderen boven 20 jaar (gebrekkige b.v.). En de invaliden Met de invaliditeitswet staat het er anders voor. Is men in het bezit van een rentekaart (er zijn ook werknemers, die niet (meer)'in aanmerking konden komen voor een rentekaart in verband met de leeftijd waarop zij in dienst traden) dan krijgt men in de regel ouder- domsuitkering vanaf zijn 65-jarige leeftijd. Deze uitkering berust op het feit, dat ei rentezegels zijn geplakt. Is men nu in het genot gesteld van ouderdomsrente, dan kan men niet (meer) in aanmerking komen voor invaliditeitsrente. Een 65-jarige of oudere, die onverhoopt na een jaar ziekte is „uitgetrokken" uit de ziektewet en die al ouderdomsrente geniet, kan dus geen invaliditeits rente meer krijgen. Voorzover betreft hetzlekenfonds- besluit zij opgemerkt, dat de 65- jarige of oudere gewoon onder de bepalingen blijft vallen van de ver plichte ziekenfondsverzekering. Natuurlijk geldt ook hier de be perking, dat als men meer dan f 6 900 per jaar inkomen heeft, men ook niet meer ingeschreven kan blijven als verplicht verzekerde. Bij dit bedrag van f 6.900 dient op geteld te worden een bedrag van f 175 per jaar voor ieder kind waarvoor men kinderbijslag ont vangt. De ouderdomswet De 65-jarige krijgt ouderdoms- uitkering ingevolge de algemene ouderdomswet als aan alle bepa lingen zijn voldaan. De uitkering ingevolge deze al gemene ouderdomswet gaat gewoon door, men behoeft geen premie meer te betalen en op het loon mag geen enkele korting plaats hebben In dit verband, met uitzon dering van de compensatieverho ging, ingevolge de huurverhoging in 1957. De werkgever mag van de verplichte compensatie aftrekken een bedrag gelijk aan de compen satie, die gegeven is ingevolge de algemene ouderdomswet. En de belasting Ook de belastingsdi-nst vergeet de werkende 65-jarige of oudere niet. Is deze nl. gehuwd, dan komt hij in aanmerking voor een aftrek van f 624 per jaar, terwijl de on- gehuwden overgaan van de belas ting groep 1 naar belasting groep 2 (voor gehuwden), een niet te versmaden voordeel. Ongehuwden, die toch al in groep 2 vielen omdat zij langer dan 5 jaar getrouwd zijn geweest, hebben op hun 65-jariee leeftijd geen voor deel meer, zij blijven in groep .2 en komen niet in aanmerking voor af trek van genoemd bedrag f 624 per jaar. Tenslotte de opmerking, dat er wel premie betaald moet woxden voor het ziekenfondsbesluit (2,2 pet.). Rem op industrievestiging schept werkloosheid In het grootste deel van noord en midden-Limburg dreigt een ernstig tekort aan werkgelegen heid. De sterke aanwas van de man nelijke beroepsbevolking in deze gebieden maakt een voortdurende uitbreiding van de industrie nood zakelijk. Door de stopzetting, reeds in februari 1957 van de premie regeling voor bevordering van de industrievestiging, hee.t de regering een toestand geschapen die reden geeft tot een zeer grote bezorgd heid voor de komende jaren. Dit is de kerninhoud van een brief die de Limburgse KAB dezer dagen aan de minister van Economische Zaken heeft gezonden. De premieregeling is te vroeg buren werking gesteld, zo zegt de de Limburgse KAB. Enkele ge meenten hebben er profijt van ge had. Zij konden industriële bedrij ven aantrekken die voor de ont wikkeling van deze gebieden van zeer groot belang zijn. Maar de beroepsbevolking blijft in de stre ken rond de indusirialisatiekernen Gennep. Bergen, Venray en Helden jaarlijks met meer dan duizend personen toenemen. Nu blijkt dat de capaciteit van de gevestigde in dustrie veel te klein is om deze aanwas op te vangen. Daarmee heeft de regering btf het stopzetten van de premieregeling onvoldoende rekening gehouden. In het Oostelijk van de Maas ge legen ontwikkelingsgebied van Gen nep en Bergen en in de gemeenten Helden en Venray (met directe omgeving) waren op 1 maart 600 werklozen. Overigens is de toestand nog on gunstiger dan deze cijfers doen vermoeden, omdat niet weinig werklozen in Duitsland zijn gaan werken, aldus de KAB. Toch zou de omvang van de werk loosheid in het algemeen nog niet direct aanleiding geven tot grote ongerustheid als er geen andere factoren bijkwamen, zo zegt de KAB. Deze factoren zijn: de toch al te kleine industriële werkgelegenheid, de zeer sterke groei van de beroeps bevolking, de steeds afnemende opname-capaciteit van de landbouw en de stagnatie in de bouwnijver heid. Wanneer er geen maatregelen worden getroffen om de industrie vestiging te stimuleren, zal de werkloosheid weer evenals vroeger van zeer ernstige aard worden en een structueel karakter gaan aan nemen.

Peel en Maas | 1958 | | pagina 1