De St. Vincentius-vereniging te Venray 100 jaren ond. Heiligen in Noord-Limburg ïïzsï" r weekblad voor venray en omstreken Rond de tentoonstelling bij Peter Swenker De Politierechter oordeelt Land-entuinbouw Mater Amabilisschoui Wie zal de reis naar Lonrdes wiocen Zaterdag 22 maart 1958 No 12 NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS CONFECTIE VAN "EEN RIJK BEZIT hulpverlening gaat mee met de veranderde nood der mensen. „He, Fréderic, waar ga je met dat pak naar toe „Vertel jij me eens, waar ga jij met dat hout heen?" Deze vragen, gesteld op een nauwe trap van een Parijse huurkazerne, tussen le Taillanüier en Fréderic Ozanam waren de geboorteaankon diging 125 jaar van de St Vincen tius-vereniging. Daags tevoren had Fréderic Oza nam een van zijn vele discussie bijeenkomsten gehad met katholieke niet-katholieke en zelfs atheïstische studenten van de Parijse Sorbonne over de betekenis en de taak van het Christendom. Een van de atheïstische studenten vroeg hem: „Het Christendom heeft vroeger inderdaad wondere dingen gedaan, maar wat doen jullie nu? Waar zijn de daden, die jullie ge loof bewijzen". Deze vraag overrompelde Ozanam volkomen. Wat deden inderdaad de Christenen ten bewijze van hun Christendom? Waarmee onderscheidden zij zich van de niet-christenen? Ozanam en le Taillandier keerden terug naar hun kamer in de bin nenstad van Parijs. Het resultaat was, dat Ozanam zijn beste pak uit de kast haalde en le Taillandier het houtvoor het haardvuur bij elkaar bond en dat zij onafhankelijk van elkaar, doch van gelijke gedachte, datgene wat zij niet strikt nodig achtten, naar een gezin brachten, dat het wel nodig had. Hun spontane daad werd het begin van de St. Vincentins Conferentie, welke de gehele wereld over is ge gaan. Ook ons land telt honderden conferenties. In Venray hoopt de hier opge richte conferentie volgende week woensdag haar 100-jarig bestaan te herdenken. Verkeerd idee De meeste mensen hebben onge veer het volgende denkbeeid van de Vincentiusvereniging. Het is een vereniging van goedwillende oude heertjes, met veel tijd en het werk der Vereniging bestaat alleen maar in een aalmoesje hier en een giftje daar. Niets is echter minderwaar. De St. Vincentiusvereniging is geen bedelings-instituut en kan alleen maar mensen gebruiken, die jong zijn of die jong van hart zijn gebleven. Deze vereniging heeft tot doel de mens in no<d te helpen. Bij de oprichting in de 19e eeuw was die nood vooral materieel en daarom bood de vereniging toen materiële hulp. Maar daarnaast was zijde eerste bij de oprichting van bijzondere scholen, bibliotheken enz. Nu is de nood dèr mensen totaal veranderd. De materiële nood be heerst niet meer de maatschappij in ons land. Er heerst nu veel meer de geestelijke nood. Daarom heeft de St. Vincentius vereniging in Nederland ook haar roer omgegooid en probeert zij, waar zij kan, haar bijdrage te geven aan de opheffing van die geestelijke moeilijkheden. Zij werkt daarbij samen met de beroepskrachten, zoals de maat schappelijke werkers of werksters in de Soc. Char, centra. De hulpverlening aan de mens in nood, het goed zijn voor anderen is het kenmerk der Vincentianen, die van hun stichter de opdracht te laten zien, dat het christendom leeft en inspireert tot daadwerke lijke naastenliefde. Daarom spoort Frederik Ozanam zijn volgelingen aan om heiligen te worden, want hoe heiliger de mens is, des te beter is hij voor de me demens. Dat lezen wij in het pas ver nieuwde handboek van de Vincen- tiaan: Een wereld 'van heiligen is zeker geen egoïstische wereld! De Venrayse vereniging De geschiedenis van de Venrayse Vincentiusvereniging is 100 jaren oud. Op woensdag 19 maart j.l. herdacht zij de dag, dat zij de acte ontving van de Hoofdraad der Vin centiusvereniging, waarin de Ven rayse afdeling, die op 10 december 1857 hier was opgericht, bij de landelijke vereniging op 19 maart 1858 werd ingelijfd. Daaraan was nog een en ander aan vooraf ge gaan. Op 8 november 1857 kwamen de heren Ph. Esser, J. A. H. en J. Hasenackers, L. J. P. v.d. Heijden, M. v. Luijk, A. Esser, G. v.d. Borgh, J. L. Luther, J. A. v. Roosmalen, G. Jochijms, H. C. Cuijpers en H. Reijnders bijeen om te komen tot oprichting van een Vincentius vereniging in Venray, in navolging van wat gebeurde in vele andere plaatsen. Men vroeg de steun van het Venrayse publiek en ruim 90 mensen meldden zich als weldoener •«n, Toen bleek, dat een dergelijke afdeling in Venray dus levensvat baar was, werd in een vergadering van 10 december 1857 besloten door te gaan en werd de zeepzieder Ph. Esser tot president gekozen. Op 12 december d.o.v. werd het bureau samengesteld waarbij de gepens. controleur Luther vice- president werd, de cand.-notaris v.d. Heijden, secretaris, J. A. 1. Hasenackers, penningmeester, de organist Messemaekers, magazijn meester en de boekhandelaar Leyerzaph, bibliothecaris. Pastoor deken P. Verheggen werd ere-pre>i- dent. In den Haag werd om erkenning gevraagd van de Venrayse afdeling aan de Hoofdraad, die deze zaak op haar beurt voorlegde aan de Algemene Raad, die dan op 19 maart 1858 haar goedkeuring ver leende. Intussen waren echter zowel de president als de secretaris afge treden, zodat van een plechtige viering van deze „inlijving" voor lopig niets kon komen en eerst pastoor Verheggen tot president benoemd moest worden. De plech tige viering is dan doorgegaan op 19 juli 1858 en de pastoor van Weert, die o.a. behulpzaam was geweest bij de oprichting, hield de feestpredicatie. Het liep niet storm toen met het werk begonnen moest worden. De eerste officiële collecte bracht f 35 84l/j op. Een der eerste opdrachten die de magazijnmeester kreeg was de aankoop van 25 pond zeep, opdat de armen zich eens goed konden wassen en zich zo tegen huid- en andere ziekten konden beschermen. Ook moest hij 50 pond zout verdelen, omdat de armen te weinig zout gebruikten, waardoor, zoals men meende, worm ziekten en verslijmingen in de buik- klieren ontstonden. De zg. trommelslaegers werden verzameld en geplukt, waarbij dan het daar afkomende materiaal diende voor matrasvulling. Oude spinnewielen werden ingezameld, zodat de armen tegen loon wol konden spinnen, dat dan later ten hunne behoeve geweven werd. Voor elke geweven el linnen kregen de drie wevers 10 centen. Pootaardappelen werden verzameld en uitgegeven, onder uitdrukkelijk beding echter, dat het geleverde pootgoed weer terug zou komen. Zo niet, dan geen bedeling. Men ziet dus, dat ondanks de niet bepaald grootse opbrengsten van het begin af aan toch door Vincentianen al het mogelijke gedaan is, om de toendertijd vooral grote financiële nood zoveel moge- ijke te lenigen. Dat dit werk van naastenliefde niet altijd gewaardeerd werd en op zijn juiste merites beoordeeld, is ook een vaststaand feit, maar daarnaast mag men toch wijzen op de grote invloed, welkjMde Vincen tiusvereniging heeft uitgeoefend bij de practische beoefening van de deugd der naastenliefde. Dat Venray later dit werk ook heeft weten te waarderen blijkt uit de ieder jaar grotere opbreng sten der collectes, waardoor het werk ook grotere omvang kreeg en nog doeltreffender kon worden georganiseerd. Dat zij na 100 jaren nog immer haar vrijwillig op zich ge nomen taak blijft vervullen, zij het dan onder gewijzigde omstandig heden, stemt tot tevredenheid en zal de mensen-ln-nood alleen maar ten goede komen. Presidenten der vereniging Presidenten der Vincentius-ver eniging te Venray waren: 1857—1858 Ph. Esser 1858—1862 Pastoor Verheggen 18621884 Pastoor W. v. Haeff 18851886 Pastoor Neujean 18861893 Pastoor W. Notermans 1893-1899 J. J. Smits 1899—1915 M. Vermaten 1915—1924 Jos. Aerts 19241948 Dr. A. Janssen 1948—1958 P. W. Janssen. Op 19 juli 1933 werd het 75-jarig bestaan der afdeling luisterrijk ge vierd. Bij die gelegenheid herdacht J. J. Roeffs zijn 60-jarig lidmaat schap, bij gelegenheid waarvan hij onderscheiden werd met de Pause lijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice. Eenzelfde onderschei ding kreeg de heer E. Messemaec- kers bij zijn 50 jarig lidmaatschap in 1949, mede wegens zijn ver diensten als secretaris der vereni ging. Het oudste lid is thans de heer H. Kraykamp, die in 1915 als lid werd ingeschreven. De plechtige viering van dit 100-jarig bestaan stelt men zich voor op Beloken Pasen. Heiligen zijn nooit zo vereerd als op de vooravond van de Hervorming, die definitief met alle cultus brak. Er zijn nooit zo veel beelden ge maakt als in de eeuw vóór de beel denstorm. Het verband is wel duidelijk. Een teveel aan verering riep reaktie op, die zoals meer geschied té ver ging, véél te ver. Om ons tot punt twee te bepalen: als vandaag aan de dag ergens op een auctie of op de Antiek Beurs of waar te wereld ook, een beeldje van rond 1500 op duikt, bieden de direk»euren van musea fabelachtige prijzen. U her innert zich nog wel 't geval Boukoel. Wel valt het dus toe te juichen als nog eens op een bijzondere manier, nl. door een foto-tentoon stelling, de aandacht gevestigd wordt op het feit, dat wij hier in Noord-Limburg nog altijd een groot aantal beelden van rond 1500 in onze kerken hebben staan. Welhaast geen kerk in onze streek of er staat een of ander mooi beeld van rond 1500; om maar enkele te noemen: de kerken van Gennep, Merselo, Castenray, Sevenum en Panningen. In sommige kerken treft men er meerdere aan, zoteOirlo, Swolgen, Oostrum en Lottum, terwijl de ker ken van Venray en Horst, een schat van beelden vertonen. De styl Deze beelden behoren niet alle tot dezelfde stijl. Sommige zijn j maar moeilijk thuis te brengen. Oppergelder zoals de streek toen heette onderging invloed van buiten en oefende op zijn beurt invloed uit buiten zijn grenzen, b.v. in het Maasland. Als Oppergelders worden genoemd: Johannes Baptist van Merselo, Johannes Evangelist en Laurentius van Venray, Antonius Abt, Petrus en Dionysiusvan Oirlo, Michael en Agatha van Lottum, de Man Job van Horst. Gelders heten te zijn de Christus van Oostrum en Elisabeth van Venray. Verering vond Sebastianus voor namelijk als patroon van de boog schutters. Geen Heilige komt in Noord-Lim burg zoveel voor als Antonius Abt. In zeer veel kerken prijkt de expres sieve beeltenis van de kluizenaar. Aparte kapellen zijn hem gewijd en bezitten zijn beeld somstot drie maal toe. Wellicht bezit Oirlo het schoonste beeld. Het is waarschijnlijk, dat zijn alomtegenwoordigheid in onze streek verklaring vindt in het over wegend agrarisch deel van de be volking en dat het varken de mon nik uit Epypte naar Limburg heeft geleid. Naast Antonius Abt komen Paus Cornelius (Venray Lottum), bis schop Hubertus (Veltum) en de tribuun Quirinus (Lottum, Genooi) voor; en zo kende Noord-Limburg ook de in het Rijnland veel ver eerde „Vier maarschalken". De voorstelling Na de stijl vraagt de voorstelling de aandacht. Van welke heiligen vindt men hier de beelden? Interessant is het, het beelden- bezit te vergelijken met dat van andere bisdommen. Men stoot dan op sterke overeenkomsten, maar ook op merkwaardige verschillen. In franse diocesen treft men over het algemeen veel beelden aan van heiligen die er geleefd hebben, of waarvan althans de traditie zegt, dat zij er geweest zijn. In dit op zicht slaat Noord-Limburg een pover figuur. Van Willibrordus vonden wij maar één beeldje van rond 1500 en nog wel te Lottum, niet te Geijsteren. Venray komt iets berer voor de dag met een Oda beeld in de pa rochiekerk, dat hoewel niet zo schoon als dat van Lucia, er toch wezen mag en met een beeld in het kapelletje op de Hiept, maar dat is dan ook alles. Voor het overige is er veel overeenkomst. Heiligen die in duitse of franse diocesen veel vereerd werden, vindt men ook in Noord-Limburg. Hier en daar een enkele nuance. De „nood" Het heet, dat de middeleeuwse heiligenverering niet belangeloos geweest is. Men vereerde de hemel bewoners op utiliteitsgronden. Zoals bekend werden met name veertien (en nog meer) heiligen als noodhelpers vereerd. Tijdens hun leven, vooral tijdens de marteling hadden zij van God verkregen al degenen te mogen helpen, die hun toevlucht tot hen namen. Zo vroeg en verkreeg Margarita vrouwen te helpen in barensnood. Men behoeft maar rond te zien om te bemerken, dat het aantal noodhelpers onder de heiligen van Noord-Limburg groot is: Barbara, Dionysius, Georges, Catharina, Mar- garita, Quirinus, Rochus, Blasius, Christophorus, Vitus. Rochus behoort om zo te zeggen' tot de tweede editie, of is een latere additie. Oorspronkelijk stond hij niet op de lijst. Maar hoewel later er bij gekomen deed hij in sympathie voor de anderen niet onder. Weer loos tegenover de epidemie zocht het gelovige volk hulp bij de Heilige, die overal op zijn pelgrimstochten de pestlijders had verpleegd en bij liefdediensten, zoals de pestbuil op zijn been bewijst, zelf de besmet- ting had opgelopen. Vóór Rochus werd Sebastianus aangeroepen. Met Fabianus is hij de patroon van de kerk van Seve- num (beeld te Horst). Onverhoeds' als de pijl trof de pest de mens; de Heilige, wiens lichaam met pijlen was doorzeefd, werd de patroon tegen de pest. In Fabianus en Sebastianus schijnt Sevenum wel een zeer oud pairo- cinium te bezitten, evenals Afferden met Cosmas en Damianus. Niet enkel „nood" Het is evenwel beslist onvoldoen de de „nood" als enige verklarings grond van de heiligenverering aan te voeren. Zeker het volk zocht hulp bij de heiligen, vooral tegen de onverhoedse slag, het bad tot Barbara om bewaard te blijven voor een onvoorziene dood, het volk koos de heiligen als patronen voor zijn gilde en bedrijf. Eligius voor de edelsmeden, Ambrosius voor de im kers, Hubertus voor de jagers. Maar bij de keuze van de heiligen die men eerde en uitbeeldde spra ken ook nog andere factoren mee. Men zag in de Heilige een stuk levend Christendom, een mode. Mi- chaël (die wij nóg aanroepen na iedere H. Mis), Sint Joris, Mar garita en in zekere zin ook Catha rina (de Heilige, die na Antonius Abt in Noord-Limburg het meest voorkomt), afgebeeld met zwaard of lans, zijn exempels van strijders tegen de draak, het kwaad. Geen heiligenleven spreekt zo duidelijk de waarheid van Christus' woord: „Wat gij de minste der mijnen gedaan hebt, dat hebt gij Mij gedaan" als het oude levens verhaal van Martinus, door Sul- picius Severus geschreven. Het is deze episode die de kunst bij voor keur uitbeeldde. Zo te Venlo, waar de Heilige, te paard gezeten, zijn mantel doormidden snijdt om de arme te kleden. En te Venray kunt. U zien hoe Elizabeth, die drie zware kronen in de rechterhand draagt, prachtig in evenwicht blijft, door in de lin kerhand de aalmoes klaar te hou den voor de bedelaar aan haar voet. Mag in dit verband ook Christofo- rus genoemd worden? De goedige reus, die trouw ieder een over de stroom helpt, ervaart op een dag, dat het Christus is, die hij zijn diensten biedt. Naast Catharina en Lucia komen Agnes en Cecilia voor. Cecilia is de patrones van de muziek, maar daarnaast neemt zij een aparte plaats in onder de heilige marte laressen. Agnes is de Maria Gorettl uit de Oudheid, het kind, dat voor haar zuiverheid stierf. Cecilia dacht aan hemelse bruidegom, terwijl de Hochzeitsmarschreeds werd ingezet, Catharina was onwankelbaar in het dispuut met keizer en wijs geren. Ieder van hen vertegenwoordigt een fase in de strijd om het behoud van de maagdelijkheid en is een voorbeeld van zuiverheid voor een bepaalde rang of leeftijd. De streek voegde aan dit heilig drietal nog enkelen toe: zo Alde- gundis (Maasbree), Dympna (Wans- si m), Oda (Venray), Wilgefortis (Horst), Gertrudis (Oirlo, Lottum). De muizen, die langs de abdissen- staf van Sinte Gertrudis opkruipen, pleiten voor eenzelfde verklarings grond voor haar aanwezigheid hier als van die van Antonius Abt. Maar bij de plechtige viering van haar feest is in de preken zeker ook herinnerd aan de heldhaftige strijd, die zij gestreden heeft en verhaald, hoe zij de adellijke en be minnelijke bruidegom, die koning Dagobert haar voorstelde, afwees. Dit afwijzen van een schitteren de partij en vluchten als dwang wordt uitgeoefend, zijn motieven, die we ook aantreffen in de levens van Dympna, Oda en Wilgefortis. Om aan de pressie te ontkomen, kwam Oda naar Venray. Wilgefortis is een geval apart. Zij werd van alle aanzoek bevrijd, doordat zij op wonderbare wijze een baard kreeg! Waarom haar vader haar aan het kruis liet han gen (beeld te Horst). Heel bizonder blijkt de belang stelling uit pure verering voor de Heilige uit beelden als van Sint Anna, de H. Maria, Christus. In vele kerken en kapellen wordt een prachtige Annatriis of Anna te Drieën aangetroffen, zo in Horst, Panningen en Venray. Blitterswijk heeft een grote An na-kapel, Broekhuizen bezit een merkwaardig beeldje, dat de op voeding van Maria voorstelt. Hier hielden de Middeleeuwen aan de vrouw het ideale moeder schap voor. Waarachtige en diepe devotie spreekt tenslotte uit de Pieta's en de uitbeelding van Christus op de naakte steen. Het godsdienstig leven uit zich hier op zijn best en zijn innigst. Dit is meditatie, dat wil zeggen: stilstaan en nadenken. Even brengt de kunst in de gang van het heilige gebeuren een pauze aan. Het afgemartelde lichaam van Christus rust cp de schoot van de Moeder (Vesperbeelden te Gennep, Venray, Horst) of ligt naar de beschrijving van St. 3onaventura vóór haar op de grond (Piëta van Jeruzalem). Even rust de Hei land op de koude steen en wacht Hij op de kruisiging, stil en alleen. Hier wordt eenieder gedwongen te mediteren over het woord: „O gij allen, die voorbij gaat, komt en ziet of er een smart Is ge lijk aan de Mijne". tentoonstelling. Het is een goede gedachte ge weest van de heer Peter Swenker, om bij gelegenheid van zijn tweede lustrum in Venray een aantal beel den uit Venray en omgeving te fotograferen en te exposeren. Er is een keuze gedaan, naar volledig heid is niet gestreefd. De tentoonstelling laat zien, wat beeldhouwkunst vermocht in het verleden en wat fotokunst in het heden. De tentoonstelling wordt gehou den vanaf heden tot en met Paas maandag. Dr. E.SLOOTS, O.F.M. St. BlUabeth, Parochiekerk Venray „Ik verdien nu vijfenveertig gul den per week", zei de verdachte, „en daar kreeg ik maar drie rijks daalders zakgeld". „Wat is uw beroep?" vroeg de president. „Landbouwerskneclit" klonk het antwoord. Deze landbouwersknecht had zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf: bedreiging. „Je geld of je dochter!" had hij tegen de weduwe geroepen en als hij geen van beiden kreeg zou hij de boerderij inbrand steken. Hij had de waarde van de dochter op drieduizend gulden ge schat. Voor dat bedrag was hij bereid van haar af te zien. De president bromde lets over negers in de meest binnenste bin nenlanden van Afrika. Zij moeten goed betalen voor hun bruid. De I schoonvader raakt immers een werkkracht kwijt en de bruigom krijgt er een bij, na de bruiloft. In bijbelse tijden ging men enige jaren bij de schoonouders werken om de mensen over het verlies van hun dochter heen te helpen. Zo on geveer stelde de landbouwersknecht de zaken ook voor. „Ik heb daar twee jaar gewerkt", zei hij, „en ik beurde zeker dertig gulden per week te weinig. Dat maakt precies drie duizend gulden. Of de dochter". Er was weinig tegen deze logica in te brengen. Nochtans vond het rekensommetje achter de groene tafel geen waarde: ing. De officier had de dagvaarding met gevoel voorgedragen, zodat men hem zelfs kon verstaan; hetgeen heel wat zeggen wil. Hij schetste de tragi komische achtergrond van het geval. „Ik wilde ze alleen maar bang maken", riep de landbouwersknecht, op de brandstichterij doelend. Maar het was dan toch maar zo, dat de verdere uitvoering van zijn voor genomen misdrijt niet voltooid is, alleen doordat de meergenoemde weduwe niet voor zijn bedreiging zwichtte, zoals het zo mooi in de dagvaarding stond. Als wij weduwe waren zouden wij trouwens ook liever onze boerderij in vlammen zien opgaan dan een dergelijke schoonzoon te krijgen. Er was wel sprake geweest van verkering. Maar daar was de klad in gekomen, zoals de jongeman het uitdrukte, ,,'t Is een stevige meid", zei hij, die flink met het werk uit de voeten kan. Maar ze wil niet meer". Een zware straf, zei de officier. Misschien kon zoiets een paar dui zend jaar geleden worden gedoogd. Nu Mn elk geval niet meer. Het verhandelen van huwbare dochters behoort in onze contreien niet tot de goede zeden. Vier maanden ge vangenisstraf maar dan voorwaar delijk, in de hoop, dat de land bouwersknecht met hulp van de reclassering geen rare dingen meer zal doen. De raadsman was het er niet mee eens. Raadslieden zijn het maar zelden eens met officieren. „Er is wel sprake van 'n wederrechtelijke handelwijze", zei hij in zijn pleidooi, „maar de verdachte beoogde geen wederrechtelijk voordeel. Hij meende oprecht, dat hij dit bedrag te goed had. Daarom moet htf worden vrij gesproken". Ook de landbouwersknecht zelf beklemtoonde nog eens, dat hij het geld In zijn bruid had geïnvesteerd. Maar het mocht niet baten. De rechtbank was het wel met de offi cier eens. Wijziging in de bemestings methode Wat het tijdstip van de toepas sing der kunstmeststoffen aangaat, is er de laatste jaren wel het een en ander veranderd. Om een voorbeeld te noemen, werden de kalizouten en het Tho- masslakkenmeel vroeger steeds In de herfst en winter op het land gebracht. Voor deze meststoffen was dit mogelijk, omdat men voor uitspoeling hiervan meestal niet bang behoefde te zijn. Behalve voor de wintergewassen, werd de stikstof daarentegen eerst in het voorjaar gegeven, wanneer de plant hieraan direkt behoefte had. Deze vroege uitstrooi van kali en fosforzuur was een maatregel welke een goede werkverdeling op het bedrijf mogelijk maakte. Het was namelijk een gelukkige om standigheid, dat al een groot ge deelte van de bemesting verzorgd was, voordat de z er drukke voor jaarswerkzaamheden begonnen. Door schaarste aan arbeidskrach ten gaat men tegenwoordig het kallzout en het slakkenmeel ook in het voorjaar strooien. Zijn hiertegen bezwaren aan te brengen? Kali kan heel goed in het voor jaar worden gegeven, als men maar oppast, dat geen chloorhoudende kalizouten op aardappelland worden uitgestrooid. Daar neemt men dus patentkall of zwavelzüre kali. Om reden van arbeidsbesparing mengt men de kali met een andere meststof, b.v. met Thomasslakken- meel. Dat Thomasmeel op de meeste Nederlandse gronden ook in maart nog met succes kan worden ge- stooid, hebben de proefnemingen van de laatste jaren bewezen. De hele Mater Amabllisschool is in spanning. Wie zal de reis naar Lourdes winnen Het geld voor deze reis is nog niet bijeen. Nu gaan de meisjes de door hen met zorg en toewijding gemaakte werkstukjes op een ten toonstelling verkopen. Alle ouders en belangstellenden verwachten w(j gaarne hiervoor In de Huishoudschool, a.s. zondag 23 Maart. Geopend: na de Hooemis tot 5 uur 's middags. Entree 25 ct. Kinderen onder geleide vrij entree,

Peel en Maas | 1958 | | pagina 1