Toekomst-mogelijkheden Wat is roeping! De verhouding kom en kerkdorpen ffii§tjg£rdwijnen met 25 cent per stuk, bij aankoop wïssê weekblad voor venray en omstreken voor de jonge boeren rondom Venray. extra bij UqG# in 1958 door extra aanbiedingen 200.000 praktische jampotdeksels met "bijpassende lepel beschikbaar, van 45 voor iPUROL Zaterdag"15 maart 1958 No 11 NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG L EN MAAS Vf CONFECTIE VAN m "EÉN RIJK BEZIT In de laatste Kringvergadering van de LLTB, die maandag in café de Engel gehouden werd, heeft drs. Hutsemakers een der meest grote vraagstukken aangesneden van de laatste tijd, nl. de toekomstmoge lijkheden voor de jonge boeren in deze streken. Drs Hutsemakers stelde voorop, dat de beantwoording van deze vraag velerlei antwoorden kan op leveren. Als men stelt, dat een jonge boer met de 25 jaren gaat trouwen, en dan dus een eigen be drijf moet kunnen stichten, verder nog eist, dat dit een flink en groot bedrijf moet zijn, dan kan een klein kind reeds uitmaken, dat aan die eisen niet voldaan kunnen worden, bij de boeren niet, maar ook nergens anders. Men zal met de werkelijkheid rekening moeten houden. 17 tot 28 jaar. Om juist die werkelijkheid te onderzoeken, heeft men in 1955 een enquête gehouden, om eens zuiver te achterhalen, hoeveel jongeren er feitelijk in de landbouw een be staan willen zoeken in onze pro vincie. Men nam daartoe alle jonge mannen van 1728 jaren en totaal dus 11 jaarklassen. Het is namelijk in deze jaren, dat de jonge mens gevormd wordi tot de toekomstige beheerder van het boerenbedrijf. In Limburg bleken er in die jaar klassen 5600 jonge boeren te zyn, die later ais boer hun bestaan wilden vinden. Voor Venray (kring LLTB) was dit cijfer: 401. Aan de hand van bekende cijfers Wist men, dat er in Limburg rond 17000 bedrijven waren en wist men verder, dat gemiddeld om de 33 jaren het bedrijf van eigenaar ver wisselt. Dat belekent dus, dat per jaar 1/33 van alle boerderijen, ofwel ruim 500 boerderijen beschikbaar komen voor jonge boeren. De uitslag der enquete was, dat 11 jaarklassan 5600 jonge boeren kenden en dus 1 gemiddelde jaar klas 5600 11 is 500 jonge boeren geeft. In het algeméén bleek dus, bij deze enquete, dat er slechts heel weinig jonge boeren teveel waren en het eventueel teveel kan opge vangen worden door emigratie en dergelijke. 16.500 boerderyen Een later gehouden enquete, om te komen tot nog een betere vast stelling van het boerderijen-aantal toonde aan, dat dit aantal was terug gelopen tot 16.500. Hier zijn verschillende oorzaken voor aan te geven en een van de voornaamste is wel de voortdurende uitbreiding van steden en dorpen, die voornamelijk gaat tenkostevan het grond-areaal der boeren. Het aantal jonge boeren zou dus in het licht van dit cijfer iets te groot zijn (al is dit dan ook een fractie en feitelijk te verwaarlozen) als niet een ander verschijnsel zich had voorgedaan, namelijk het terug lopen van het aantal georganiseer de jonge boeren in Limburg. Kende de jonge boeien-organisa ties in 1949 5671 leden, in 1957 was dit teruggelopen tot 3783 leden terwijl ook bij het land- en tuin- bouwonderwijs een teruggang in 't aantal leerlingen te zien gaf. Zo waren er in 1949 1850 leer lingen op de land- en tuinbouw scholen en 1645 op de landbouw scholen. In 1957 waren die cijfers resp. 1560 en 1082. Dus ook hier een te ruggang van het aantal gegadig den. Toestand in Venray In de Kring Venray kwam men zoals boven is gezegd— tot een aantal van 401 jonge boeren, ter wijl er 1084 bedrijven waren. Dat betekent, dat er in 11 jaar- klassen ongeveer een 40 jonge boeren teveel zijn, dus maar een zeer betrekkelijk overschot, temeer waar in deze kring nog mogelijk heden voor ontginning liggen. Bovendien komt de tuinbouw langzaam maar zeker in de belang stelling, waardoor bedrijfsplitsing en inventisering mogelijk is. Temeer waar 80 pet van de Ven- rayse bedrijven groter is dan 7 ha en zich dus inderdaad nog voor splitsing leent. Men behoeft dus allerminst pes simistisch te zijn over de jonge boeren toekomst, de toestand van vraag en aanbod is rond Venray ongeveer in evenwicht. Men zal dan echter nooit verder moeten gaan, dan twee kinderen op het bedrijf te houden en voor de overigen een andere werkkring te zoeken. In dit verband wees spr. op de beroepskeuze-adviezen, die na de lagere school zeer goed werk kun nen verrichten. Financiën. Dat is allemaal heel mooi, zo kwamen echter stemmen uit de vergadering, maar als men een boerderij te pakken kan krijgen, moet ze gewoonlijk betaald wor den. En komt de jeugd dan niet voor zeer zware opgaven te staan, zie bijv. de ontginningsboerderijen, waar de jonge eigenaar soms zelfs met een gouden dak moet begin nen. D s Hutsemakers om kende zeker niet de moeilijkheden op financieel terrein, welke aan de overname en zeker aan de nieuwbouw van bedrijf zaten. Allereerst meende hij te moeten opmerken, dat er nog te veel ou ders zijn, die feitelijk hun kinderen exploiteren. Ze krijgen voor een week hard werken wat zakgeld en daarmee is de kous af. Broers, die in fabrieken of elders werken, kunnen een behoorlijk loon verdienen en een spaarpot vormen, maar met vele jonge boeren zal vader dat wel in orde maken als ze gaan trouwen. Deze stelling is uit den boze. Als medewerker op het bedrijf moet hem een behoorlijk salaris worden uitgekeerd en indien dit onmogelijk is, toch zeker tegoed worden ge schreven op de jaarlijkse balans. Op die manier krijgt de jonge man een spaarpot, die hem later toch mogelijk maakt de grote sprong te doen. In de kring Gennep bleek een reservering van f 4000 per mede werkend gezinslid het afgelopen jaar mogelijk. Andere voorwaarden zijn, dat hij inderdaad goed boer moet zijn, deskundig is en werkzaam, bereid sober te leven. Want men maakt zich te dikwijls illusies, dat men groot en uitge breid moet beginnen, dat in een jaar of vijf de hele zaak op eigen naam moet staan, maar dat kan men in andere standen onmogelijk opbrengen. Men moet niet verder springen dan zijn polsstok lang is, klein be ginnen en rustig de termijn van 5 op 20 jaar brengen. Hoe hebben anders de mensen in Ysselsteyn het moeten doen en in zoveel andere plaatsen? Een andere kwestie is, dat vader de teugels soms wat vlugger uit handen moet geven. Men blijft dik wijls onder alle mogelijke voor wendsels als oude boer op het be drijf en de jeugd is onderhand ook al grijs als ze voor hun eigen gaan beginnen. De gemiddelde bedrijfswisseling om de 33 jaren, is de meest ge zonde en kan niet ongestraft zonder reden overschreden worden. Er is een tijd van werken en een tijd van rusten. Anders had men ouderdomsverzekering e.d. sociale wetten in dit verband niet behoeven te maken. SAMENWERKING Op deze kringvergadering sprak ook de heer Dinghs, die eerst de aandacht vestigde op de jonge boerinnenbonden, waarvan het be stuur nu op het Landbouwhuis zit, waardoor betere samenwerking mogelijk is geworden. Zijn advies was, oin niet van ho gerhand te komen tot oprichting van deze jeugdbonden, maar dit rustig in iedere plaats te laten groeien. Uit de vergadering kwam de op merking, dat in enkele kerkdorpen ook andere mei»jes dan jonge boerinnen lid zijn van deze jeugd bond en soms zelfs een meerder heid in deze bond vormen. Aangezien de LLTB gewoonlijk moet subsidiëren in dit jeugdwerk, kan er wel eens wrevel ontstaan, omdat deze organisatie dan ook voor de meisjes van andere standen op moet komen. Het advies achter de groene tafel luidde, dat, als er een goed samen spel is tussen meisjes van verschil lende standen in deze jonge boerin nenbonden, ze zeker niet in gevaar gebracht moet worden terwille van een subsidie van de boerenbond. Deze heeft dan juist terwille van de goede samenwerking en de een heid van een dorp de plicht, haar onmisbare steun te blijven geven, daarmede een voorbeeld gevende van de brede blik en juist inzicht. Verder sprak de heer Dinghs over het landbouwbeleid van dit ogen blik, waarbij natuurlijk speciaal aandacht gevestigd werd op het melkbeleid, dat zoveel critiek heeft gekregen. Kapelaan van Leipzig, bleek be noemd te zijn tot geestelijk advi seur der kring en in een vlotte speech vroeg hij toch vooral bij alle problemen, waarmee de boer op dit moment sukkelt, het vertrouwen in God niet te verliezen. De boer die zo dicht bij de natuur staat, ziet daar meer nog dan welke mens, hoe wonderbaarlijk Gods schepping is en hoe leder ding daar zijn plaats vindt. Zal God dan zijn grootste schepping, de mens in de steek laten. Hij drong ook aan op samen werking tussen verschillende stan den, waardoor men een beter inzicht krijgt in elkanders moeilijkheden en zorgen en vertrouwde, dat daar door tevens de samenwerking tus sen kom en kerkdorpen inniger en beter zou worden. Deze kringvergadering was zeer geanimeerd en stond als gewoonlijk onder leiding van de hter Rutten uit Wanssum. We zijn nu in de dagen, dat er weer in vele seminaries priester wijdingen plaats hebben, zowel bij de wereldheren als bij de paters. Met Pasen komen in meerdere parochies de pas gewijde priesters hun eerste plechtige H. Mis op dragen temidden van de parochianen, die feest vieren omdat God uit hun midden die jongeman heeft uitver koren en geroepen tot het heilig priesterschap. Want Sint Paulus zegt: „Niemand mag die eer uit zichzelf nemen, maar alleen wan neer hij door God geroepen wordt". In deze dagen moeten wij vurig bidden voor de wijdelingen en de nieuwe priesters, dat zij wijze, goede, ja heilige priesters mogen zijn. Naar aanleiding van die priester wijdingen willen wij hier iets zeg gen over die goddelijke uitverkie zing die wij „roeping" noemen. Wanneer is iemand geroepen om priester, priester-kloosterling pater, broeder of zuster te worden? Daarover hebben velen geen goed idpe. We moeten hier vooropzetten, dat ons tegenwoordig spraakgebruik dit schone begrip „roeping" bijna uitsluitend tot de roeping van pries ters en kloosterlingen beperkt. Onder ons is jammer genoeg het besef verloren gegaan, dat elke christen als zodanig door God per soonlijk geroepen is met 'n hemelse en eeuwige roeping, zoals Sint Paulus dat herhaaldelijk z^gt in zijn brieven. God heeft n.l. ieder van ons ge roepen in Christus Jezus, om heilig en vlekkeloos te zijn voor Zijn aan- gezicht(Eph. 1,4), d.w.z. om een aan God welgevallig leven te leiden, aangepast aan de omstandigheden waarin wij leven. Zo is elke chris ten persoonlijk door God geroepen. Maar wij denken bij „roeping" bijna uitsluitend aan de roeping tot het priesterschap of tot het religieuse (klooster)leven. En daar bedoelen we dan mee, dat God uit de christenen enkelen uitkiest die Hij persoonlijk roept om met op offering van het geluk en de vol doening van het liefdeleven in het huwelijk, zich in liefde te geven aan God of zich te wijden aan Gods Kerk. Zo'n roeping is een grote genade. Maar zoals bij iedere genade blijft de mens vrij om met die genade mee te werken, of zich weinig er van aan te trekken en die genade zelfs af te wijzen. De roeping is dus een uitnodi ging van God dm een volmaaktere levensstaat te aanvaarden. Maar de mens heeft het in zijn vermogen om die uitnodiging af te slaan. Want God heeft de mens zijn vrij heid geschonken, een kostbare en tegelijk noodlottige gave. Ja, ook noodlottig kan zij zijn, daar in de vrijheid de vreselijke mogelijkheid ligt van de weigering der genade en het missen van zijn roeping. En dat betekent het missen van veel geluk, want de mens zal slechts echt gelukkig kunnen zijn in de staat waartoe God hem persoonlijk geroepen heeft. Zo gebeurt het, dat een mens weerstand biedt aan een roeping. Maar een roeping kan ook verloren gaan, of als een zaad van Gods genade in onze ziel verstikt wor den, als iemand die door God eigen lijk geroepen is tot het priester schap of het re igieuse leven, b.v. in een gezin leeft waar men zo opgaat in wereldse genoegens en vermaken, in veel geld verdienen en iWeer uitgeven voor alles wat de wereld te bieden heeft, dat bij of zij Gods roepstem onmogelijk kan verstaan, of op den duur niet meer waarneemt in zijn hart. Als wij hier spreken van Gods roepstem, moet men daaruit toch niet concluderen, dat iemand pas kan weten, dat hij of zij geroepen is wanneer men een stem van bin nen hoort die tot zulk een levens staat roept. De meeste priesters en religieusen hebben zo'n inwendige stem nooit gehoord. Het is zelfs niet eens nodig, dat iemand zich sterk getrokken voelt tot zulk een leven, dat geheel aan God en het welzijn van anderen is gewijd, al zal er dikwijls wel zo'n verlangen aanwezig zijn. Het kan ook gebeuren.dat iemand die naar het priesterschap of kloos terleven verlangt, er niet toe ge roepen is, wanneer hij of zij n.l. niet de vereiste hoedanigheden van geest en hart bezit. Als iemand die hoedanigheden van een pot VéGê-jam 10°lo korting in geldzegels. TWEE IS VOORDELIGER DAN ÉÉN 2 pakjes VéGé-groentesoep van )H> ct. voor 89 ct. 18 geldzegels 2 pakken Stiff Super Stijfsel van }4 ct. voor 59 ct. 12 geldzegels 2 blikjes VéGé-leverpastei van $4 ct. voor 75 ct. 15 geldzegels 2 pakken VéGé-macaroni van ptf ct. voor 54 ct. 11 geldzegels iiio. Nu ttctn voordeel dinlc lij de (Pk', Europese VéGéUnie.Erzijncok VéGé-winkels in Belgié, Frank- rijk, Duitsland, Saargebied, Luxemburg. Zwitserland. xfr „Mijnheer", zo zeiden enkele men sen, die aan de Heid*e Peelweg wonen, „dat stuk dat vurrigewaek ien de krant stoont ower de kom en de kerkdorpen was hiël aarig, mar kom mer efkes hierhin, dan zuwwe om laote zien, hoe die ver houding is..." We hebben ze inderdaad gezien. We hebben gezien hoe daar een weg niet meer normaal te berijden is. omdat er gaten en kuilen in zijn, waar een vrachtwagen zich niet in waagt en een luxe wagen eerbiedig stopt. Toen we er aan kwamen was men juist bezig het materiaal van een electricien uit zijn wagen over te laden op een boerenkar. De luxe wagen kon er niet door en de electricien kon niet verder als de boer hem niet met kar en paard geholpen had. De fietspad was inderdaad bereidbaar tot we bij de boer zijn huis kwamen. Daar was de eerste vraag: wat dunkt ow d'r van? We hebben wat gemompeld over het winterse weer, over de sneeuw, over de "lage weg, maar keihard sloeg men de argumenten op tafel. Inderdaad de weg ligt te laag en heeft dus gauw last van de nattig heid. Maar waarom wordt hij dan niet hoger gemaakt? Men is daar een vorig jaar mee begonnen, toen was hij goed in orde, maar dan gebeurt er niets meer aan, gat noch kuil wordt gedicht, hij wordt verder niet onderhouden en hoe hij er na een jaar uit zier, kan men zelf bewonderen. De fietspad heeft men keurig netjes in orde gebracht, maar als ik verder op naar de wei moet, aldus de boer, dan moet ik met mijn buurlui maar zien hoe ik er kom. Want verder als bij mij voor de deur, zijn ze niet gegaan met het herstel en het opknappen van de pad. Als ik naar Ysselsteyn wil, breek ik mijn nek... De veronachtzaming van onze buitenwegen, waarvan die Heidse P» elweg een simpel voorbeeld is, omdat er nog veel erger gevallen in onze gemeente liggen, wordt nu eens afgedaan met de mededeling, dat er geen personeel is, dan weer dat in een vijf-jaren-plan de zaak bezit, n.l. echt godsdienstig is, kuis kan leven, offers weet te brengen voor God en 't welzijn van anderen en voor het priesterschap de ver eiste studies zal kunnen volgen, dan is het heel goed mogelijk, dat God zo iemand voor het priesterschap of het religieuse leven geroepen heeft, ook al heeft zo iemand daar eigenlijk nooit ernstig aan gedacht. Een biechtvader of een vader of moeder zou zo'n jongen of meisje ook gerust in die richting mogen sturen. Op het seminarie of in het kloos ter zal dan wel vanzelf blijken of er werkelijk roeping aanwezig is. v.d. B. versierd wordt, dan weer, dat er geen sintels zijn of puin is, dan zijn de centen op, maar al met al ge beurt er niets of veel te weinig. Gooit men met goed geld naar kwaad geld en moet de boer het bezuren. Dezelfde boer, die met zijn belastingcenten ook de nieuwe stra ten in de kom heeft helpen finan cieren. Wordt het niet hoog tijd, dat juist voor deze wegen gezorgd wordt, dat ze ook in de winter berijdbaar blij ven en niet met enkele nacht- vorstjes het werk van de zomer in enkele nachten teniet wordt gedaan en de weg erger wordt als hij ooit is geweest. Is het in wezen wel zedelijk te rechtvaardigen, dat wij het volle pond in de belasting betalen, waar mee in de kom en eiders allerlei voorzieningen werden en worden getroffen, aldus vragen vele boeren zich af, terwijl men ons hier in 't land laat zitten in het water en de modder. ELECTRIFICATIE. We hebben een kopje koffie ge dronken en een praatje gemaakt met de onfortuinlijke electriciën, die, nadat hij zijn schoenen van de ergste modder had ontdaan, aan 't werk ging om de electrische ver lichting aan te brengen. De boer volgde ons gesprek en vertelde op een gegeven ogenblik, dat die electrificatie, dat „grapje", zoals hij het noemde, hem op f 2000 kwam te staan. We keken hem schijnbaar ongelovig aan, want met een kwam hij met rekeningen voor de dag, f 1.400 aansluitingskosten, te betalen voordat de kabel in huis lag en f 600 voor de aanleg van buizen en wat dies meer zij. „Dan zienze ient durrup toch wel en stuk veur...." Tot het jaar des Heren 1958 heb ben deze mensen met petroleum en butagas liggen „mieren" en mogen nu in het atoom-tijdperk, terwijl electriciteit alweer gaat ver ouderen, voor diezelfde eiectnciteir, die de meeste nederlanders al jaren niet meer te missen achten, nu f 2.000 te betalen. En ais hier over enkele jaren jongere mensen gaan bouwen, want daar is nog ruimte voor, dan krij gen die de „stroom" voor niets thuis. Dan ligt de leiding er waar voor nu 4 mensen bijna f 6.000 moeten opbrengen of ze kunnen of niet. Maar waarom zal men zich daar over het hoofd breken in de kom, daar staan immers de „luchtepaole" langs onbewoonde fantastische we gen, met gesloten wegdek en met trottoirs en vindt men iemand die met een butagas-fies fietst, een „achterlijke boer". „Hoe viende de koffie?"was een andere vraag en toen we vertelde, dat we hem lekker vonden, zei de boerin open en eerlijk: „dan ziede geej den eurste uut 't duixep den um lekker viendt. Ge pruuft anders 't moer der bovve uut...." We hebben emmers gezien en kommen, waarin het water een nacht is blijven staan en waarin na leegschudden een vieze bruingroene aanslag achterbleef, dat heel wat poetsen en boenen kostte, voordat net weer schoon was. „De henne lussen 't nie..." Maar Je waterleiding is dichter op Ysselsteyn aan, netjes afge draaid, want er is niet meer geld beschikbaar. Dat de hennen het smerige stin kende moerwater niet lusten, moe ten ze zelf weten en de boerin moet maar zien, waarin ze de aardap pelen kookt, de was doet en zich zelf wast. „Wat hebbe weej toch gedaon, dat we krek overal butevalle...." is een vraag van die boeren, welke zich inderdaad kopzorgen moeten maken over allerlei voorzieningen, die wij hier in de kom al lang doodgewoon vinden en die sak keren en klagen als eens een heel enkele keer de waterleiding een uur lang verstek iaat gaan.... Zal 't met de waterleiding niet precies zo gaan als met de elec triciteit? Later kan men wel aansluiten, maar wat zal 't dan kosten? „Gillie praot mer van en zwem bad, van en wandelpark en wat meer. Dat zal allemaol wel goed en ok moj zien, mer weej won allennig mer water hebbe vur ons bedrief, vur ons te wasse en vur te drinke. Mer dat hebbe we niet.... We won en bitje enne fatsoenlijke weg hebbe, nie urn te wandele. mer um nar ons land en ons weije te kunne, um ons werk te kunne doen, mer we verzoepe ien de modder en de blubber... We won eindelijk ok wel is enne kier lectrisch licht hebbr, zo Jat ut hier riie alt nar petroleum stinkt en ge soaves nie mer mit en stallucht nar bed mot... mer we kriege ut nie. En as we ut kriege kost ut ons en half jaor werke.... Wat vur de iene wel kan, schient vur den andere onmeugelik. Mis schien snapte now waorum ut hiel zaakje oz gen mieter intersiert..." We zijn beschaamd naar huis ge gaan.

Peel en Maas | 1958 | | pagina 1