Venray heelt 20.000 inwoners Venray vierde Vastelaovend Het spoëk ien de pan Zaterdag 22 februari 1958 No 7 SBSTESeInRA"T°zA8VE telefoon*öifN SS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN raSBpïïïw™ldïi; de doivel. Lambert Daniëls de gelukkige Ingezonden. Uit Peel en Maas Duitse NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS CONFECTIE VAN •EEN RIJK BEZIT ADVERTENTIE-PRUS: 8 ct. per m.m. ABONNEMENT8- ,40 BUITEN VENRAY f 1.60 Ie zondag van de vasten. De moderne mens gelooft maar weinig in de duivel. Dat komt om dat men langzamerhand van de duivel meer een komische figuur heeft gemaakt. Men liet ook in een Carnavals optocht wel eens duivels meelopen met andere zotten. Daaraan kan misschien in vroegere tijden nog een christelijk gevoel ten grondslag gelegen hebben: de christen spot met de eens zo gevaarlijke tegen stander, waarvan Christus hem heeft bevrijd. Maar deze spot van het geloof is verworden tot de lach van het ongeloof. Men lacht met dat geloof aan duivels en boze geesten. Dat kan men aan kinderen en on-ont- wikkelde mensen "nog wijsmaken. Maar ontwikkelde mem en geloven niet meer, dat de duivel iemand is, waarvoor men ten zeerste op zijn hoede moet zijn. En satan, de vorst der duivels vindt het al lang goed, dat men niet meer aan hem gelooft, of in ieder geval zo goad als geen reke ning met hem houdt. Des te meer kan hij ongehinderd zijn gang gaan om namelijk de mensen van God en Christus af te trekken en hen onder zijn heerschappij te krijgen. Want daarom alleen is het de dui vel te doen; men mag dan gerust lachen met dat geloof aan boze geesten. Oppervlakkige mensen spotten met de duivel. Toch, als wij wat dieper nadenken over de toestand, waarin onze wereld zich bevindt, dan zegt ook ons verstand, dat er iemana is, die God overal tegen werkt. Het kwaad immers in de wereld neemt zulke monsterachtige ver houdingen aan, in oorlogen, in corruptie, in zedenbederf, in dui velse wreedheden en barbaarse on derdrukking van hele volkeren en het bereikt zijn toppunt in een zo systematisch honen van God en 't bestrijden van de godsdienst. De geest en het hart van zovele mensen zijn zo afgestompt en zo weinig ontvankelijk voor hogere dingen, dat men met zekerheid kan zeggen: zo kan God de mensheid niet geschapen hebben, een vijand van God is hier aan het werk. En wij weten het door goddelijke openbaring en het staat te lezen in de Heilige Schiift, dat deze vij and van God een afvallige engel is, een in woedend verzet geraakt schepsel, dat God de wereld uit handen wil nemen. En hij heeft macht over de wereld hij is zelfs de vorst van deze we reld, maar zijn macht reikt niet verder dan in zover de mensen zich van God laten aftrekken en zondigen. Hij streeft naar een rijk, dat gericht is tegen Gods heilig Rijk. Het Evangelie van de eerste zon- dag van de Vasten wil van deze waarheden meer bewust maken. We zien satan de strijd aanbin den met Christus en zien ook hoe hij het van Christus verliest. Daar staan de twee vorsten tegen over elkaar, de vorst van deze wereld, de duivel, tegenover Chris tus, de Koning van het Godsrijk. Maar voor Christus en Zijn Rijk moet de duivel wijken. Als wij ons aan de zijde van Christus scharen, zal de duivel ook niets tegen ons vermogen. Ook wij moeten met de duivel vechten. Sint Petrus leert ons: „Uw tegen stander, de duivel, gaat rond als een briesende-leeuw, zoekend wie hij zal verslinden. Weerstaat hem, sterk door het geloof".; Hij heeft het gemunt op ons eeuwig leven, de eeuwige geluk zaligheid, die hij ons niet gunt. Christus en de duivel strijden met elkaar om in ons hun rijk te vestigen. Het Evangelie leert ons, wat wij moeten doen in de komende weken, opdat Christus in ons zal zege^ vieren. Christus verjaagt de duivel met slechts te verwijzen naar een woord uit de H. Schrift. Hij heeft van te voren veertig dagen gevast en ge beden. Bij een andere gelegenheid zal Hij leren, dat een bepaald soort duivels slechts kan overwonnen worden door vasten en gebed. Dus niét alleen door vasten en verstervingen moeten wij de duivel in ons bevechten, maar ook door meer te bidden, door in de Vasten tijd bijv. meer naar de H. Mis te gaan, ook in de week. En als wij ons ook in deze weken wat meer verdiepen in de Heilige Schrift, al was het maar door het aandachtig lezen van het Epistel en het Evangelie, die elke dag van de Vasten weer anders en toch zo leerzaam zijn, dan zal Christus in ons het van de duivel winnen. En dan zullen wij met Pasen hopelijk weer betere christenen ge worden zijn. En dat is toch vooral de zin van de Vastentijd! De Vastelaovend zit er op. De oude pakjes en mutsen zijn weer opgeborgen en de verschillende vastelaovendprinsen zijn weer dood gewone jongens geworden, die raar zouden kijken als men ze nu Door luchtigheid zou noemen. Het is een schoon feest geweest, dat over het algemeen begunstigd was door goed weer. Dat begon zondag al, '.om in Venray zelf de Prins officieel werd ingehuldigd op het Gemeentehuis. In een lange rij wagens werd de prins en zijn gevolg naar het stad huis gereden, waar burgemeester Janssen het bestuur der gemeente drie dagen lang toevertrouwde aan Prins Piet, die een „pront" bestuur beloofde en den opper-Piëlhaas, zoals burgemeester Janssen toen heette, achter elkaar de eerste van de vele medailles schonk, die in die dagen door hem werden uitge geven. Na zijn officiële troonrede op het bordes van het gemeentehuis, waar hem door twee bijtjes uit het Ven- rayse wapen de sleutels waren aangeboden, begon een der kleur rijkste optochten uit deze dolle dagen, de kinderoptocht, waaraan meer dan 1000 kinderen soms in de meest bizarre kleding deel namen. Bij de kinderaubade brak de zon door en zelden was er een kleuriger en schoner geheel te zien geweest als toen de Markt bood. 's Maandags trok de grote op tocht, die dit jaar gelukkig de processie-route volgde de daardoor vlotter kon verlopen dan vroeger het geval Was. Deze optocht was eens te meer een voorbeeld van goede samenwerking tussen kom en kerkdorpen, want alle prinsen waren aanwezig. Aan de optocht was kennelijk meer moeite an meer aandacht ge schonken dan het vorig jaar en verschillende groepen en wagens waren het bekijken meer dan waard. De jury had dan ook een moeitijke taak. Wie tegen de avond de dans gelegenheden bezocht vroeg zich verbaasd af, hoe het toch mogelijk is, dat zoveel mensen op zo weinig ruimten bij elkaar kunnen worden gepakt. De stemming leed er niet onder, integendeel zelfs.... Er werd gezongen en gehost, dat men wel eens bezorgd naar de dansvloeren keek, of die het houden zouden. Dinsdags trok de boerenbruiloft, waaraan de buurtvereniging van de Oranje-buurt alle moeite had ge daan. De hofkapel zorgde voor een vlotte muzikale omlijsting van dit feest, dat begunstigd door goed weer, wederom honderden mensen op de been bracht. De huwelijks voltrekking verliep vlot en de komst van de 20.000ste inwoner was natuurlijk een geliefd onder werp bij deze bruiloft. De Prins bezocht naast de kerk dorpen ook de ouden van dagen, die in de bejaardensoos een extraatje aangeboden kregen, maar ook gul hun cadeaux aan de prins aanboden. Ook op deze dag was het overvol in dansgelegenheden en café's en kon men van beste dingsbeperking maar weinig mer ken. KERKDORPEN Ook op verschillende kerkdorpen is vastelaovend goed gevierd. In Oostrum zorgde Vorst Herman, da:, zondag de jeugd in een fleurige optocht de vastelaovendstemming in dit kerkdorp brachf. Trouwens ook maandag werd de jeugd goed bedacht, daar was een goed kin- der-matiné, waarop een goochelaar zijn kunsten bracht. Met een ge- costumeerde wedstrijd werd Dins dag het officiële gedeelte dan afgesloten, maar in het parochie huis en in de café's bleef het druk tot sluitingsuur. In Oirlo regeerde Prins Sjaak 1, die zondag officieel werd ingehaald en die een druk bezochte receptie had in zaal Rongen, 's Maandags had de Prins voordat hij deelnam aan de grote optocht in de kom, het nl druk gehad bij zijn bezoek aan de schooljeugd, die ook hier weer spontaan en ongedwongen feest vierden. Dinsdag was in Oirlo optocht en het is ieder jaar weer verbazend te zien, wat men op dit terrein in Oirlo kan zien. Vorst Toën en zijn mannen worden onderhand rotten in het vak. In Leunen trok zondag een op tocht onder leiding van Prins Piet, die alle bekijks had. Terecht, want men bleek hier een jong kunstenaar ingeschakeld te hebben, wiens ad viezen duidelijk merkbaar waren aan opbouw en afwerking van ver schillende wagens. Deze jonge klup stond er goed op en betreurde het diep, dat door te weinig zaalruimte niet veel andere dingen konden worden georganiseerd. Op het Veulen weet men ook van wanten, daar begon men zondag al met een fietswedstrijd en genkrijden. 's Maandags was er een flinke dele gatie in de Venrayse optocht en dinsdags was er een boerenbruiloft, die klonk als een klok. In Merselo was men op 't laatste ogenblik nog een Prins aan het kiezen, maar zondagavond kwam dan prins Jopp 1 letterlijk uit het varken rollen. Daar zullen voor de komende jaren ook nog wel andere acties worden georganiseerd. In Ysselsteyn waren dePiëlreuzen weer op dreef, die zondagmiddag hun in huldigden en dinsdags een kinderoptocht hielden, die er zijn mocht. Alle kerkdorpen werden zondag door Prins Piet bezocht en het be hoeft geen betoog, dat zijn ontmoe tingen met zijn collega's-prinsen, vergezeldging van medaille-gerinkel en dat er^menig glaasje op gepikt is. Maar onverbiddelijk kwam èn voor kom èn voor kerkdorpen dins dagavond het uur van scheiden waarop vastelaovond 1958 ten einde ging, Een vastelaovend met veel drukte, veel plezier. Een vastelaovend ook, waarin de 20.000 ste inwoner van Venray werd geboren. Ons bericht van vorige week, dat men de 20.000ste kon verwachten, kreeg dinsdag zijn gelukkige bevestiging, toen W. Daniëls uit Oostrum, haastig naar het gemeentehuis kwam fietsen om voor het sluiten der kantoren zijn pas geboren zoon aan te geven. Aan de 20.000ste, waarover juist in deze vastelaovend- dagen zo veel te doen was geweest, had hij niet gedacht. Nauwelijks kunnen denken, want 10 minuten over 10 had zich de nieuwe wereldburger gemeld en dan staat een mens zijn hoofd wel naar andere dingen. Zijn enige zorg was, om voor sluiting de kleine nog op tijd aan te geven. Namens het gemeentebestuur bood hij de kleine Lambert een spaarbankboekje aan, zodat hij ook later nog een souvenir zou hebben aan deze ook voor de gemeente zo belangrijke dag, nu deze door zijn geboorte is gaan behoren tot de middelgrote gemeenten van Neder land. Op dezelfde dag, dat H.K.K. Prinses Margriet jarig is, werd de kleine Lambert geboren, aldus be sloot de Burgemeester, moge hij opgroeien tot een flinke kerel en een nuttig lid van de maatschappij. Dan werd een heildronk uitge bracht op de 20.000ste en een grote schaal „beschuut mit muuskes" deed de ronde, terwijl de sirene en de kerkklokken het blijde nieuws verkondigden. Na deze heildronk sprak Deken Loonen een woord van gelukwens tot de familie Daniëls, die hij in het begin van zijn pastoraat in de echt had mogen verbinden. Hij ver telde gehoopt te hebben, dat de 20.000ste in zijn parochie zou ge boren worden, maar nu het in Oos trum, zijn geboorte-plaats gebeurd Eerst toen hij in plaats van op de secretarie van het gemeentehuis naar de raadzaal werd gevraagd, begon een vermoeden te rijzen. Want daar in die raadzaalnog bont versierd van vastelaovend vond hij behalve het college van Burgemeester en Wethouders, de gehele Raad van Eilef der Piël- hazen, later nog de Heer Deken Loonen, het secretarie personeel, de pers en vele andere genodigden. Zijn vermoeden werd waarheid, toen de burgemeester als ambtenaar van de Burgerlijke Stand mede deling deed van de aangifte van de geboorte van Lambertus Johannes Maria Daniëls, zoon van W. T. J. Daniëls en H. A. Rongen, die dins dagmorgen geboren was in het kleine huisje aan de Geijsterseweg in Oostrum. Venrays 20.000ste in woner was ingeschreven. Burgemeester Janssen was de eerste die de vader gelukwenste met deze nieuwe wereldburger, ge lukwensen, die hij later ook per soonlijk aanbood aan de gelukkige moeder en het kleine broertje. was, kon hij er vrede mee vinden. Vorst Karei was enthousiast, dat juist in deze vastelaovesdagen de 20 000ste zich was komen melden. Namens Prins Piet gaf hij een bankboekje als souvenir mee voor dit jonge „piëlheske" en over 20 jaren zou hij dan eens komen praten of er een Prins Lambert d'n urste van te maken was. De heer Laurensse bood namens de Credietbank een bankboekje aan voor de jonge Lambert en hoopte, dat zijn naamgenoot dan van de gespaarde rente een goede vastel aovend kon houden. De voorzitter van het Groene Kruis de heer Vorst, kon dan niet met bankboekjes werken, toch ver trouwde hij, dat een 5-jarig gratis lidmaatschap van het Groene Kruis ook welkom zou zijn. Het was een ontroerde vader, die aan het einde van deze plechtig heid de sprekers en gevers dank bracht voor deze prettige verras sing. Een verrassing, die steeds groter werd, toen later op de dag zich velen meldden bij de woning van Daniëls om hun gelukwensen aan te bieden. Een van de eerste was de Oos- trumse vastelaovesklup, die een geschenk onder couvert aanboden en zij werd gevolgd door vele anderen, die blijken van belang stelling aanboden. En onze kleine 20.000ste trok zich van dat alles niets aan. Het sliep rustig bij de gelukkige moeder, die feitelijk niet aan haar rust is toe gekomen. Maar men wordt ook niet iedere dag moeder van een 20.000ste inwoner... Onze arme gemeenteplantsoenen Als bewoner van het Oranje- kwartier is de aanblik van onze grasperken aldaar mij een voort durende ergernis. Op voortreffelijke wijze is hier een stratenplan verwezenlijkt, waar in de plaatsing van vele platsoenen een sieraad voor Venray en om geving zou kunnen zijn. Het tegendeel is waar Deze mooie grasperken zijn door de lieve jeugd herschapen in kale grauwe glibberige vlakken, die het hele aanzien van onze straten gaan ontsieren Steeds meer staan vele bewoners van het Oranje-kwartier mét mij erover verwonderd, dat dit zó maar kan.... Wij nemen aan, dat de jeugd niet wijzer is, dat zij hierin nog opgevoed dient te worden. Dit ge beurt hier echter in geen geval door de betreffende ouders, want deze bepalen zich hoogstens tot een apathische grijnslach. Ook deze ouders zijn niet wijzer en moeten hierin nog „opgevoed'" worden. Men schuift dan deze taak soms zo behendig in de schoenen van het onderwijzend personeel. Deze doen ongetwijfeld hun best, maar wat helpt dit, als de^ouders er zo onwijs op reageren, neen, dit gesol met het stratenschoon zelfs stimu leren met de uitroep: „Dan moet de gemeente maar voor kinder speelplaatsen zorgen!" Als kleine jongen in een grote stad heb ik zelf vroeger tweemaal mijn voetbal hartstocht op een gemeente plantsoen botgevierd. De politie maakte daar met een waarschuwing en daarna een proces verbaal vlot een eind aan tot meerdere eer en glorie van mijn spaarpot thuis. Zie de plantsoenen in Nijmegen, zie ze elders en kom dan terug in uw woonplaats, in Venray, dat toch zo z'n list deed om triomfantelijk te herrijzen uit het oorlogspuin. Dan moet het ons van het hart, dat er door de ouders, maar vooral óók door de overheid schromelijk wordt te kort geschoten Politie, gij kunt met een dras tische surveillance in onze straten dit kwaad zeer spoedig overwinnen, maar waar blijft ge Gij let wel op de heer in het verkeer, maar vergeet „Jeroen in het plantsoen". Directie der gemeente-beplantin gen, richt uw blik eens naar dit Oranje-oord en het wordt u grijs en geel voor de ogen. Velen met mij vragen zich af: „War.neer wordt hier iets aan gedaan van 15 februari 1908 De miliciens voor de lichting 1908 werden opgeroepen om op 3 maart a.s. te Venlo te worden in gelijfd. Zondag 16 febr. heeft het jaar lijks Soirée plaats voor de St Vin- centiusvereniging in de Muziekzaal. Opgevoerd zal ook worden het WeinachtsOratorium met levende beelden door Fidelis Mulder. van 22 februari 1908 Als een bewijs, dat hier voor lopig nog geen werkloosheid heerst in de bouwvakken, bleek maandag bij een alhier gehouden aanbeste- Enne Venraodse visser was is nao de Maas gaon vlsse. 't Is al miër dan hoonderd jaor geleje. Heej goonk ien de buurt van 't Gaesters- kastiël. De vis beet slaecht en heej haaj nog haost niks gevange en de zon begos al te zakke. Dor opaens, ploons, ging ziene stop nao oonder. Heej sloeg an en jaowel, ennen dikken bressem. Heej deuj um ien zien netje en smiet wir ien. Nao twië kier drieves wir beet en dor sloeg ie den twedde an den haok. Dat goong nog en paar kiër zoë en 't begos oonderhand al mojkes te schiemmere. 't Was tied um op huus an te gaon. Heej piek zien vis en zien visgrij. Um wat iër tuus te zien goonk ie binnedur, dur de bus. Mer wat gebeurde, 't wier al langer hoe duus- terder en heej haaj zeker en ver- kiërd pedje genome en heej rakte de weg kwiet. Heej wos nie mer, wor hin en heej was net van plan um mer oonder ennen boëm gaon te ligge, tot 't licht wier, doe heej opaens en lichtje zaag brande. Dor stieperde heej op aaf en heej kwaam beej en groët vervalle huus. Het mos wel en boerdereej zien gewist. Toep-toep-toep klopte ie op de deur, mer heej huerde niks en niemes deej um.ope. Heej klopte nog enne kiër en nog aens en jaowel, dor goonk de deur van zellef ope. Heej voond dat wel vrimd, mer verlaege was ie nie. Heej was ennen oëstgenger en haaj twellef jaor as koloniaal ien Indië gediend. Dan ziede vur de duvel nog nie bang. Heej goonk nao blnne. 't Was d'r lekker waerm en ien den open haerd, mit ennen open schow (die han ze vroeger host aoveral) brand de en vuurke. Op de taofel zaag ie enne pot mit mael en kroek mit olie en en pan staon. Now denkt ie, dat kumt schon uut, went mien maag begint me wel en bitje te jeuke van dat ge- kroep dur de bus. Heej begos drek koekemengsel te make ruurde d'r wat olie durhin, deuj 't ien de pan en zat de pan op 't vuur. Heej bleef d'r beej staon, um de koek nie èn te laote brande. Mer wat vur en geraspel huerde heej dor ien de schow? Ien aens klats viel d'r en biën van enne meens ien zien koeke mengsel. En biën, dat wil zegge de bö t van en meensebiën host zoonder vleis d'r an. Wat, zit ie beej zien aege, krieg ik d'r now ok nog vleis beej? Doe heej zaag, dat 't en meense biën was. smeet heej 't naeve 't vuur nir. Nië, zit ie, meensevleis lus ik nie, went enne kanibaal bin ik nog nie. Behalve dat, 't ziet er ok nog aerg tèj uut. Heej prebierde zien koekemeng sel wir en bitje ien orde te make en zat 't wir op 't vuur. Mer 't stoond kwellik op of pats dor kwaam 't twedde biën midde ien de pan nir kwakke. As dat zoë durgötdaenkt ie hald ik niks mer ien de pan aover. Heej gaaf de koëp nie op en be gos an den twedde koek. Van zienen uerste was, niks mer te zien. Aef- kes stoond den twedde nog mer op 't vuur of dor kwaam uerst ennen aerm en drek d'r op ok den twedde an valle. Heej wier zó zuutjes an wel en bitje narrig en klepperde mit de böt tigge-èn en begos an den derde koek. Wir op 't vuur d'r mit, mer pats dor viel de meenseroomp en vlak d'r op ok nog enne kop op zien koekegrei. Now mot 't ver.... ok mer is uut zien kwekten ie! Heej smeet de kop en de roomp beej de ander böt. Heej begos wir te bakke, 't spektakel haaj opge- halde. Doe heej drie kuukgebakke haai, liet heej ze en bitje kald werre en begos te aete. Doe heej den derde hos op haaj, huerde heej ge raspel nevve 't vuur en wat zaag ie? Alle böt, roomp en kopworreien beweging en opaens stoond dor net en geraamte ennen broëdmagere kei net de doëd mer zoonder zeis. Ge ziet aegelik wel en bitje laat zit oze visser mer wat er aover is zun we iërlijk same daele. Den „doeje" zuw we mer zezge, liet um nie wiër praote, mer woos mit enne hiël magere vinger nao de muur en zaej mit en grafstem: „doe die deur ope". Now zaag de visser en deur, die heej van te vurre nog nie haaj gezien. Heej was evvel niks bang en zei mit en vrekke smoel, mit de pan in twië hand, um 't spoëk ennen opdoonder tegaeve. As geej nie te lui ziet, mak ze dan zellef ope. Dor zaag ie en trap nao oonder. „Daal now de trap afzei't spoëk. Gaodde geej mer veur dan mot ik nog wiëte wat ik doej. Het spoëk goonk nao de legt en de visser greep 't lempke, dat heej van uut de bus haaj zien brande en goonk ok de trappe aaf. Midde ien de kelder laej enne groëte blauwe stiën mit ennen iezere ring d'r an. Now rakt 't spoëk mit iën hand die van de visser an. Het was net of zien hand d'r van schruide- Blief van me aaf, riep ie of zal ow is wat anders vertelle. „Ligt den stiën op" zei 't spoëk. „Nog vur gen tien zoë as geej", zei de visser. Höf um zellef mer op, dor binde niks te goed vur. Het spoëk schoof de stiën op ziej en now zaag oze visser oonder ien en hooi drie aerde pöt staon vol gold geld. „Draag die now naor baove" ko- mendierde 't spoëk. Da kunde be- griepe, doet 't mer zellef, ik laot me dur ow nie komendiere. Het spoëk brocht de pöt nao baove beej den haerd en zei: „Den urste pot is vur de kerk, umdat ik gen goed gebruek heb gemakt van da geld. Den twedde is vur de erme, want diej heb ik verdrukt, um da geld te kunne opstapele en den derde is vur oow as daank da ge meej verlosse zut dör 't geld te bezörge, zó as ik ien mien leaste ogeblikke wooj doen". Um te laote zien, dat heej now verlost was, rakte heej de visser nog efkes mit zien hand an. Die hand was now zó kald as ies. En doe was van 't spoëk niks mer te ziën. ding van twee woningen, waarbij geen enkele aannemer kwam op dagen. Onze vroegere dorpsgenoot, de heer Rongen onderwijzer te Escharen is benoemd te Sevenum. van 14 februari 1914 Het bouwen ener boerderij in 't Zwarte Water voor rekening van de gemeente Venray werd aanbe steed zonder bij levering van stenen. Inschrijvers waren: Veldhuis Maashees f 6.800 Gebr. Oudenhoven Venray 6 750 Louis Wijnhoven, 6 600 Maassen-Vollenberg 6.085 Gunning aangehouden. Met no. 35 der Staatsourant zijn verzonden afdrukken van de akten, betreffende de Coöp. Vereni ging tot verbetering van 't paarden ras „Vooruitgang" te Venray. Er werd aangekocht een 9-jarige vos hengst uit Schinnen, die gestald werd bij Joh. Rambaghs te Cas tenray. Venray's Fanfare besloot deel te nemen aan het muziekconcours te Winterswijk op 28 juni a.s. van 21 februari 1914 De reeds meermalen bekroon de humorist Hub. Lucassen behaalde zondag te Asten, een 3de prijs met de voordracht: „De ongelukkige schoolmeester". De handboogschutterij te Mer selo besloot dit jaar een groot con cours te houden. Op een 12-tal plaatsen kon men met de a.s. Vastenavonddagen kaarten, schieten en hardrijden om prijzen. Mededeling welke van belang is voor personen, die buiten de jaren 1940-1945 hebben gewerkt in hët gebied dat thans deel uitmaakt van de West-Duitse Bondsrepubliek. De bepalingen van de Duitse wetgeving inzake de renteverzeke ringen zijn met ingang van 1 jan. 1957 ingrijpend gewijzigd, hetgeen tot gevolg kan hebben, dat rechten zijn ontstaan, waarop vroeger geen aanspraak kon worden gemaakt. Tot 1 januari 1957 werden voor het recht op Duitse rente beide volgende eisen gesteld: a. De wachttijd moest vervuld zijn. Deze bedraagt voor ouderdoms rente 730 we- k of 180 maand premiën en voor invaliditeics- rente alsmede voor rente aan nagelaten beuekkingen 260 week of 80 maandpremiën. Ook Neder landse pre niën tellen hierbij mede. b. De z.g. „Anwarschaft" moest behouden zijn. Hiertoe was in het algemeen vereist, dat over de ge hele duur van de verzekering per jaar gemiddeld 26 week- of 6 maandpremiën waren voldaan. Sedert 1 januari j.l. is de hier boven onder b vermelde voorwaarde vervallen. Thans is nog slechts nodig dat de wachttijd is vervuld en dat tenminste één premie is betaald na 1 januari 1924. De aanvragen om Duitse rente moeten worden gericht tot de Raad van Arbeid binnen wiens gebied men woont. Zij, die in Nederland niet verzekerd zijn geweest kunnen zich ook wenden tot hét bureau voor Duitse Zaken, p a Raad van Arbêid te Nijmegen. Ook degenen, die in het verleden een afwijzende beslissing op hun aanvraag om Duitse rente hebben ontvangen omdat de „Anwartschaft" niet behouden was, kunnen opnieuw

Peel en Maas | 1958 | | pagina 1