„Armoe troef"... Urnen en bekers uit Ven ray Vindt een Bussums voorbeeld in Venray navolging 't Ziet er uit, Uit Peel en Maas Zaterdag 10 augustus 1957 No 32 ACHT EN ZEVENTIGSTE JAARGANG CUNffcLllt VP PEEL EN MAAS DRUK EN uitgave firma van den münckuof WPPïfRT AH VOOR VPNRAY PM HM^TRPPCPM advertentie-prijs: 8 ct. per m.m. abonnements- grotestraat 28 telefoon 512 giro 150052 VV V V-JV-JIY V I JCflY V-JiYJLO 1 I\.C,IYC,IY prijs per kwartaal f 1.40 büitenvenray f 1.60. In vrijwel alle nederlandse boeken en zelfs handboeken over praehis- torie (voorgeschiedenis), wordt Venray als vindplaats of aloude bewoningstreek vrijwel niet ge noemd. En toch heeft Venray een zeer oude bewoning gehad. Wij toonden dit reeds aan in onze vorige bijdrage over de Venrayse Schans. Het is erg jammer, dat veel in Venray werd verwaarloosd en zelfs vernield wat deze vind-plaatsen be treft, of dat, wat er gevonden werd, versjacherd is er. niets ervan, be houdens enkel privé hier en daar, in Venray zelf achterbleef. Om een voorbeeld te noemen: door een vrijwel intakt urnenveld trokken de diepploegen van de Heide-Maatschappij voor bosaan- plant, en haalden de stukgeploegde urnen in gruizelementen naar boven. Deze gruizels van urnen zijn daar nog te vindenDit terrein lag bij het z.g. Potjesven, was toen Peel-gebied met een laag en een hoog gedeelte en lag oostelijk van de Paolse koelen en het Zwart Water op de grens van Overloon. De moderne waterlossing van de Vredepeel loopt er nu langs erdoor. De naam Potjesven zegt ons bovendien genoeg: „er zaten potjes in de grond", vertelden toen de oude schepers, „en in die potjes zieltjes Deze zieltjes bestonden van zogenaamd zichtbaar as in de restantjes van het verbrand lijk (been-gedeeltes). Toch werd, en wordt nog wel, veel in Venray gevonden. Er kwa men slechts geen „auteurs van praehistorisclie studies" en „officiële oudheidkundigen" aan te pas! We willen ditmaal dus eens iets vertellen over Venrayse urnen. Er zou een hele verhandeling over zijn te schrijven, doch wij willen het zo populair mogelijk aan onze lezers voorleggen om daardoor de liefde voor de eigen streek dieper te maken. In het vinden van bekers en urnen ligt bovendien een pracht materiaal opgesloten voor een ge degen kennis van de allervroegste geschiedenis van ons dorp en onze streek. In Venray werden urnen bekers uit verschillende periodes gevonden, maar ze zijn toch in hoofdzaak op 3 periodes terug te brengen. Laten we dus zeggen: drie soorten urnen of bekers. Deze zijn in volgorde van ouderdom: de klokkebekers, de touwbekers en vroeg-germaanse urnen. De naam urn zegt het: onder urn kunnen we een soort lijkkist verstaan, waarin men de restanten van het (verbrand) lijk deed. Hoewel ook elders in Venray klokkebekers werden opgegraven (o.a. Hoogriebroek en de Blakl) lag het terrein voor de klokkebekers toch in hoofdzaak achter Beek- Brabander en op de Haansberg, maar dan op het hoger gelegen gedeelte. Het terrein achter de Brabander-Beek werd destijds als het ware omgegooid, omdat de steenfabriek van Trynes hier klei groef. De Haansberg was vroeger een reeks van kleine kleffen, thans bijna geheel geëgaliseerd en in kuituur gebracht. Wat betreft de Haansberg is nog te melden, dat, mogen we enkele oude aantekenin gen geloven, hier vroeger een gerichtsplaats is geweest, waar dus de boef werd opgehangen. Wij groeven op de Haansberg zelf nog klokkebekersresten op. De klokkebekers hadden een sierlijke klok-vorm. daarvandaan de naam. Het profiel was, meestal breed en krachtig opgaand, gebogen terwijl de mondopening naar buiten boog. De in het klei aangebrachte ver sieringen voor het bakken, vullen vrijwel de gehele vaas, en praktisch geen beker heeft dezelfde dekora tie. De dekoratie was sierlijk en verzorgd, zodat het klokkebeker- volk een kunstzinnige inslag moet hebben gehad. Toch bestond het klokkebeker - volk, voor zover wij kunnen nagaan, waarschijnlijk uit weinig honkvaste stammen, afkomstig uit het verre zuiden (SpanjeDe indruk is, dat het dus een soort praehistorisch, artistiek zigeunervolk is geweest met nochthans een eenheid van beschaving. Men kan de tijd, dat zij in ons land en dus ook in de Venrayse omgeving kwamen, rond 1800 jaar vóór Christus stellen. Uit dezelfde tijd en enkele eeuwen vroeger en er na huisden hier ook stammen, die tot het touwbeker- volk moeten worden gerekend. Voor 50 jaar terug vond een dag loner bij een boer uit Hoogriebroek, toen hij een mangelwortelenkuil tegen een klef (waar toch niks groeide) groef, een pracht-exem- plaar van een touwbeker. Hij ver kocht deze beker voor 5 mark aan een Duitser, we menen afkomstig uit Dusseldorf. Hij vertelde toen eerst aan een „officieel" Venrayse persoon, wat hij gevonden had, met deze woorden: ,.ik heb enne goeie gehad, vief mark vur zón aerig ding, zón sort hiël aide kom, die ik ien de zand vond zitte, aaor mot ik anders en hiële wèèk vur werke Deze dagloner, afkomstig uit Oirlo, heeft op dagen dat hij geen dag- lonerswerk had, méér in de buurt gegraven, maar helaas voor die marken, er geen meer gevonden. Ook herinneren we uit onze jeugd, dat bij de „oude weg" zuid-oostelijk van Sint Wilbert, zulk een beker werd gevonden, die, hoewel in enkele delen, door de baron genaast werd. Het touwbeker-volk kwam hier heen uit midden-Europa, en ver moedelijk voordien uit zuid-Rusland, Wat dit volk karakteriseert is, dat zij heersende-veroverende stammen waren. Zij kwamen in deze streken naar schatting rond 2000 jaar voor Christus. Mogen we sommige oudheid kundigen geloven, dan vindt men nog touwbekers die omstreeks 1500 jaar voor Christus gebakken zouden zijn. Het ontgaat mij wel, hoe „men dit weet"! Mogelijk is het, dat men b.v. een klokkebeker op een bepaald punt vond, dus b.v. uit 1800 jaar voor Christus, en op dezelfde plaats, hoger in het zand, een touwbeker. Dat zou dus wijzen op een latere „bijzetting". De touwbeker ïs bij lange niet zo sierlijk dan de klokkebeker. Het profiel is vloeiend en gebogen- krom met aan de hals dicht bij elkaar getrokken versieringen, horizontaal „als met een touwr aangebracht in de klei. De ruimte tussen de horizontale versieringen is opgevuld met een ris van recht lijnige, meestal schuinlopende streepjes. Bij de z.g. Hoogriebroekse beker, waarvan wij via een familielid een goede beschrijving ontvingen, ging deze dekoratie over tot op de buik van de beker. Bij het merendeel van deze bekers vindt men dit slechts bij de hals. Een algemene indruk hebben verder de oudheid kundigen gekregen, dat het touw bekervolk toch meer aan de doden cultus deden en minder aan de bewoning dan het klokkebeker- volk. De meeste urnen echter, welke men in Venray heeft gevonden r zullen er ongetwijfeld nog wel een mooi aantal gevonden kun nen wordenis van het ger- maans type, en wel van het vroeg germaanse. Deze urnen hebben een geheel andere vorm dan de klokke bekers en de touwbekers, blijven deze meer een beker- of vaasvorm houden, de vroeg-germaanse lijkt meer op een pot. Deze urn vertoont ook geen versieringen, is eniger mate plomb en het doet zich aan als een (modern gezegd) massa- produkt. Toch heeft deze urn, welke goed gebouwd is, haar eigen bekoring. Meestal is de voet, hoewel breed genoeg, niet groot, en loopt de. buik schuin aandikkend omhoog tot aan de korte hals, die ingetrokken is met een weer even naar buiten gebogen rand. Ze zijn in Venray op talloze plaatsen gevonden: tegen Overloon aan bij het Potjesven, achter Mer- selo, achter de Boshuizen, in de Oirlose en Oostrumse heide, ooste lijk en zuidelijk van Volen-Veulen, tussen Hoogriebroek en Castenray, in de Castenrayse bergen, enz. 'n Enkele maal werd zelfs een z.g. koningsurn gevonden. Destijds had de heer Trynes Sr. twee mooie exemplaren; de koningsurn, onge veer van dezelfde bouw, is wel 2 a 2Va maal groter dan de z.g. stan daard-type. Deze urnen vindt men veelal in z.g. grafheuveltjes, welke dan ook weer dicht bij elkaar lig gen zelfs in symetrische vorm. Maar men heeft ze praktisch ook „alleen" gevonden, bv. tegen een bestaande zandheuvel aan. We weten van een geval, dat bij de urn een kommetje aanwezig was, terwijl in een andere urn een partij ronde kiezelsteentjes zaten. Dit kommetje: om de afgestorven ziel van voedsel te voorzien; de kiezelsteentjes: om het visnet te verzwaren De ziel kreeg dit voor het leven hiernamaals mee, opdat ze niet zou verhongeren Treft men een urnenveld aan, zoals er een lag op de Overloonse grens achter het Roosendaal, dan is het volgende op te merken, men ziet in de vlakliggende oppervlakte op geregelde afstanden telkens kleine verhogingen. Dit zijn graf heuveltjes. Vaak zjjn ze wat of zelfs geheel verwaaid en hebben zich daardoor verplaatst, meestal van zuidwest naar noordwest. De hoogte varieert, van nl. Vi tot 3/4 meter. Ze zijn omgeven geweest van een greppel, waaruit men blijkbaar het zand opgroef om de heuvel te vormen. Meent men zo'n Een simpel krantenberichtje zet een mens soms tot denken. Er stond te lezen, dat een jonge kapelaan in Bussum de overall had aangetrokken en op een bulldozer is gaan zitten om het grondwerk te doen voor een nieuw te bouwen jeugdhuis, dat hij in samenwerking met de plaatselijke bouwvakarbei ders en aannemers gaat bouwen. De parochie had geen geld, maar door gezamenlijk de handen ineen te slaan, door hun arbeid cadeau te doen en verschillende materialen, krijgt Bussum binnen afzienbare tijd zijn jeugdhuis met een mini mum van kosten. Tot zover dat berichtje. Als vanzelf dringt zich dan de vergelijking op met Venray. Wie de heer Deken onlangs heeft horen zeggen, dat hij er voorlopig geen kans toe ziet om een jeugdhuis te bouwen, wie Venrays jeugdvereni gingen in de gebrekkige noodschool gehuisvest ziet en iets meer weet van de noden en wensen, die bij de jeugd leven, vraagt zich onwille keurig af of dit in Venray ook niet kan. Er zijn duizend-en-een bezwaren tegen. Zowel van aannemerszijde als van de kant der bouwvakkers. Bezwaren van werktijden, van materiaal, in verband met sociale voorzieningen, in verband met kosten, met vrije tijd en nog vele andere dingen meer. En toch heeft het hier gekunnen, want anders hadden wij in Venray nooit deze machtige kathedraal gehad van onze Petrus Banden. Toen was men niet zo goed ge organiseerd, toen had men geen sociale voorzieningen en hoge lonen, toen had men geen hulpmaterialen, geen technische voorzieningen, toen had men niets, als handen om te werken en deze handen stelde men in dienst van de gemeenschap. Hiermede willen we noch de organisaties, noch de sociale voor zieningen iets verwijten, integen deel, alleen maar aanduiden dat organisatorisch de zaak een stuk gemakkelijker ligt dan vroeger. Alleen vrezen wij, dat ook zij moeten wijzen op de vermateriali- seerde geest van deze tijd, die als eerste vraag, altijd en immer, stelt: wat word ik er beter van.... grafheuvel te herkennen, dient men de oudheidkundige dienst te waar schuwen en zelf het niet te gaan vernielen. Men graaft dan, bij op gravingen, een gleuf aan de zuide lijke kant gaande van de heuvel voet af naar buiten totdat men de greppel ontdekt. Dat ziet men in de kleur van het zand, omdat zo'n greppel na meer dan 2000/2800 jaar dichtgewaaid is en dichtgegroeid; de kleur van het zand is dan im mers donkerder. Heeft men zo'n greppel gevonden, dan kan men op een centimeter bepalen, waar de urn zelf zit. Maar toch zal de gedegen graver de heuvel afvlakken en niet zo maar een gat graven om enkel de urn te vinden, en... te hebben. De urn staat in het midden van de oor spronkelijke heuvel, niet op, maar in de oorspronkelijke grondopper- vlakte geplaatst. De verbrande resten van het lijk (wit geworden knokenresten) zitten in de urn. Het gebeurt ook wel eens, dat zo'n greppel bij de heuvel man keert, zoals bv. bij een vondst in de Maashese bossen, waar, ondanks bosaanplant, bosrooi, nieuwe aan plant en daarna gedeeltelijk in kuituur-brengen zo'n grafheuvel was blijven staan. Hier was het terrein reeds enigermate glooiend en dus was er ook zand genoeg geweest om een heuvel op te bouwen, zodat men geen greppel ervoor behoefde te graven. Wij hebben persoonlijk een urn van dit type in ons bezit, opgegraven nabij het Potjesven. We willen dit exem plaar gaarne aan het toekomstig Venray's museum afstaan Men heeft ons verteld, dat ook op deze urnen wel eens versierin gen zijn aangebracht, zelf zagen we in een museum één exemplaar aldus. Ons is niet bekend, dat onder de vele gevonden en versjacherde Venrayse urnen, urnen-met-versie- ringen waren. De tijd, dat deze urnen-kuituur in onze streek begon, dus dat dit urnenvolk hier kwam wonen, is terug te brengen tot 800 en 600 jaar voor Christus. Het volk was van germaanse oorsprong, juister: vroeg-germaanse, en het drong ons land vanuit het oosten en zuid oosten binnen. Sommigen oordelen, dat het keltisch-germaanse stammen moe ten zijn geweest. Zeer aanneembaar is, dat de Venrayse Schans van Veulen-Volen en die van de Kamp te Merselo van dit volk komt, maar dan o.i. echter gebouwd enkele eeuwen na hun vestiging in deze streek. GERARD LEMMENS Er zijn inderdaad duizend-en-een bezwaren aan te voeren, dat zal niemand ontkennen. Alleen al de organisatie van dit alles eist enorm veel, maar het is ook nu, in deze tijd, mogelijk. Dat bewijst men in Bussum. Dan moet men echter niet vragen: wat word ik er beter van, maar wat wordt Venrays jeugd er beter van.... En moet men niet kijken of Jan, Piet en Klaas wel meedoen, maar zelf beginnen. Er zijn twee mogelijkheden. Ven rays jeugd laten staan op de hoeken van de straat of laten zitten in een noodgebouw zonder enige aantrek kelijkheid, bij ons zelf denken, dat anderen het maar opknappen en bij tijd en wijle eens flink kankeren op alle mogelijke mensen omdat er niets gebeurd. De andere mogelijkheid is, dat men een gemeenschapsdaad stelt, zoals onze voorouders, dat men toont ook iets bij te willen dragen aan te oplossing van het jeugd probleem, waar we, ieder op zijn tijd en plaats, onherroepelijk mee geconfronteerd worden of zullen worden. Die geest zal het zijn, die de duizend-en-een bezwaren zal over winnen, zoals ze vroeger en nu overwonnen worden. Als we een pater Franciskaan jl. zondag hoorde preken, dat in Leiden enkele duizenden katholieken in anderhalf jaar tijds f 85.000 bijeen weten te brengen voor een nieuwe kerk, als we zien wat in nabuur gemeente voor kerkenbouw ge geven wordt, we van een pater Aegidius lezen wat een handjevol katholieken in een dorp in Austra lië weet op te brengen voor kerk school en we onze Belgische broeders horen over de offers welke van hen gevraagd worden voor de schoolstrijd, dan vraagt men zich af, wat doen wij dan toch feitelijk Zou het Bussumse voorbeeld hier niet na te volgen zijn Hier wordt dan een geraeenschaps daad gesteld van de eerste orde, waardoor niet alleen een groot deel van Venrays jeugd geholpen wordt, maar ook een voorbeeld krijgt dat van onschatbare waarde is. Zou het niet mogelijk zijn, dat de verschillende organisatie in deze het initiatief eens nemen en de mogelijkheden en moeilijkheden eens bekijken Met hun leden over leg plegen hoe de mogelijkheden uitgebuit, de moeilijkheden over wonnen kunnen worden en animeren om hun schouders, hun geest en hun handen in dienst te stellen van dat deel van onze ge meenschap voor wie toch iedereen werkt, nl. de jeugd, de dragers van de toekomst? Het zal de geest terugbrengen, die onze voorouders heeft bezield toen zij als gemeenschap eendrach tig samenwerkten, metterdaad, om de Petrus Banden te bouwen, dat monument uit vervlogen tijden. Die geest zal een nieuw monument mogelijk maken. Het feest van St Petrusbanden op 1 augustus is voorde ooievaars het begin van hun vertrek naar war mere landen; de zwaluwen wachten nog tot begin september. De dagen beginnen al aanmer kelijk te korten: „Portionkel, om acht uur donkel". Hoezeer het weer de belangstel ling houdt, blijkt op 4 augustus, bjj het feest van St Dominicus: Is het heet op Sint Domijn. 't Zal een strenge winter zijn. De kalender vermeldt op 5 augus tus het kerkelijk feest van Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw. Deze be naming houdt verband met een legende. Onder Paus Liberius stonden een patriciër van Rome en zijn echtge note, die kinderloos waren, heel hun vermogen af voor een vrome daad ter ere van de H. Maria. Zij smeekten de Moeder Gods een aan wijzing te geven, wat Haar het aangenaamste was. Hoewel het op 5 augustus te Rome anders zeer warm kon zijn, bedekte des nachts sneeuw een deel van de Esquilijnse heuvel. In een droom verwittigde Maria het echt paar, dat haar wens was, dat te harer ere een kerk gebouwd zou worden op de plek die zij met sneeuw bedekt zouden vinden. Op 10 augustus viert de kerk het feest van de H. Laurentius, aan wie te Rome ook een kerk is toegewijd, met de relikwie de rooster, waar op de heilige levend verbrand werd. Door zijn marteldood werd hij ver eerd als beschermheilige tegen brandwonden. Een van de hoge kerkelijke fees ten is dat van Onze Lieve Vrouw ten hemel opneming op 15 augus tus, ook genoemd het feest der „Hoog Lieve Vrouw". De heide bloeit van de Hoog- tot de Laag-Lieve Vrouw (15 augustus We zijn op een tamelijk hard handige manier door de jongste raadsvergadering aan ons verstand gebracht, dat we aan bestedings beperking moeten gaan doen. Wat dat betekent voor onze gemeente, is wel overduidelijk geworden. We moeten effecten verkopen, we moeten onze laatste peelgrond ver handelen, om tenminste uit te kun nen voeren, wat tot heden besloten is. En dan is het op, schoon op en niemand weet wat de toekomst brengen zal. We kunnen nu onze scholen ge lukkig afbouwen en inrichten, onze uitbreidingsplannen klaar maken, maar dan is het afgelopen. En we mogen ons nog gelukkig prijzen, want andere gemeenten hebben nu al niets meer en zoals wel duidelijk is aangetoond, moeten zelfs woning bouw stopliggen wegens gebrek aan geld. Al zijn we nu dus de dans ont sprongen en kunnen we nog even vooruit, de tijd is niet ver meer, dat we voortaan alleen nog verder kunnen, mits we vaste geldleningen kunnen sluiten. En daar is met de huidige voorschriften van het rijk, practisch niet aan te komen. De aangegane miljoen-lening dan ook een wel uiterst gunstige uitzondering, maar of we in de toe komst nog meer van die uitzonde ringen kunnen krijgen, is wel zeer twijfelachtig. De toekomst is dus wel een heel groot vraagteken. 0— Wij zijn en bovengenoemde maatregelen zijn daar een afspie geling van in Nederland dicht bij het punt gekomen, waarop de staat niet meer kan worden ge financierd. De deskundigen hebben al meer malen uiting gegeven aan hun klim mende bezorgdheid over de gelde lijke toestand van het land. Er wordt in Nederland te veel ge consumeerd, met als gevolg, dat de invoer veel sneller stijgt dan de uitvoer. De handelsbalans voor het eerste halfjaar van 1957 geeft een tekort te aanschouwen van over de twee miljard. Temidden van deze zorgelijke toestand moet de regering nog be talingen verrichten. Aan het einde van de maand juli, heeft de staat 250 miljoen gulden moeten betalen aan de Nederlandse gemeenten. In de loop van augustus moet 350 miljoen worden opgebracht aan vervallend schatkistpapier en rente voor uitstaande leningen. Maar de schatkist is leeg en het voorschot bij de Nederlandse Bank staat vrij wel op zijn maximum. 0— Hoe redden wij ons? De regering zoekt naar twee middelen. Een buitenlandse lening en belastingverhoging. Wat het eerste middel betreft: het verkrij gen van credietenis uiterst moeilijk. De Duitsers zouden bereid zijn ons te helpen, maar onder bepaalde voorwaarden. Hoe die voorwaarden zijn, is onbekend. En zal zulk een lening voldoende zijn om de ontzaglijke uitgaven, waartoe de staat geroepen wordt, te bestrijden? tot 8 september) zegt de volks mond. In alle kerken in Limburg, wordt de „kroedwisj" gezegend, een bos kruiden en bloemen van allerlei aard, die in de katholieke woningen wordt bewaard als behoedmiddel tegen donder en bliksem, ziekten en boze geesten. De bos bevat voor al de koningskaars, een toortsbloem, of hemelbrand. Wanneer 't dondert, wordt er in de huisgezinnen een takje van verbrand, terwijl men ge zamenlijk bidt. Het gebruik van de „kroedwisj" steunt op de mooie overlevering' volgens welke in plaats van haar maagdelijk lichaam, bloemen en welriekende kruiden vonden. Terwijl StLaurensdag voor Vlaan deren en Noord-Duitsland geldt als het begin van de herfst, wordt in andere streken van Duitsland St Bartholomaeusdag op 24 augustus als zodanig beschouwd. Een volks rijm zegt, dat een goede herfst wacht, als dan de zon schijnt. Het feest van de H. Bernardus op 20 augustus brengt op sommige plaatsen nog wel processies naar jedevaartsoorden van Onze Lieve Vrouw. De Duitse processies naar O.L. Vrouw in 't Zand te Roermond, ken merkten zich vroeger door bijzondere luister met mooie vaandels en een stoet van bruidjes; de begeleidende pastoor had zijn baret versierd met een groen takje, en bij de terug keer droegen de pelgrims het drie hoekig papieren vaantje met bonte beschildering van gebeurtenissen uit de geschiedenis van de bede vaartplaats, terwijl jubelend de zang door de straten klonk. Zal men, ook wanneer men een lening verkregen heeft, waarschijn lijk op korte termijn, toch niet nog zijn toevlucht moeten nemen tot het heffen van speciale belastingen? Belastingverhoging is fnuikend voor onze welvaart, voor ons spaar- vermogen, voor de ontwikkeling van onze bedrijven. Kan ons volk nieuwe belasting verhoging nog wel dragen? Er is een derde oplossing van het financiële vraagstuk die tot dusver verwaarloosd werd: onbarmhartig bezuinigen, de lonen op het huidige peil houden, maar grote matiging betrachten bij het verlenen van sub sidies en het te veel aan ambtenaren inkrimpen. En, tenslotte, die objec ten buiten de bestedingsbeperking te houden, welke volstrekt nood zakelijk zijn. 0— Het leven zal op de duur niet meer te dragen zijn, als de toe stand zo voortgaat als hij is. Het dure leven blijft duur en wordt steeds duurder, ondanks de zoet houdertjes van prof. Zijltra, die zo nu en dan optimistische berichten de wereld inzendt over de ontwik keling der kleinhandelsprijzen. Niettemin is na zijn laatste be richt de prijs van de suiker, een uiterst belangrijk volksvoedsel, al weer aanmerkelijk gestegen. Zo loopt alles elkaar achterna en de ene prijsverhoging wordt weer gevolgd door andere. De gemeenten hebben „de pin op de neus gekre gen". Wat dat betekent, hebben we in de laatste raadsvergadering kun nen merken. En zoals de staat en de gemeen ten de tering naar de nering moe ten zetten,, niet goedschiks, dan maar kwaadschiks, zo zal ook de Nederlandse burger 't moeten doen en zijn persoonlijk bestedingen uiterst streng moet inkrimpen, wil ook hij niet gedwongen worden eens zijn bezit te moeten verkopen. van 12 augustus 1911 De Weleerw. Heer Piet Wijn hoven, droeg op kermis-zondag zijn eerste plechtige H. Mis op. De kermis ging niet zonder wanordelijkheden voorbij. Op ver schillende plaatsen moest de politie hardhandig optreden en werden processen opgemaakt. Mond- en klauwzeer werd op nieuw in Venray geconstateerd. - Mej. J. Huis werd directrice van het postkantoor alhier. van 10 augustus 1912 - Bij de wed. S. aan de Oos- trumseweg werd ingebroken. De heer M. Coenders, onder wijzer te Oostrum, slaagde voor de hoofdakte. van 9 augustus 1913 - De handboogschutterij „Sint Joris" te Leunen, behaalde op het concours te Maastricht, de 5e corps- prijs, eerste afdeling. Nieuws uit Venray en Omgeving GROENE KRUIS Donderdag a.s.: Zuigelingenbureau voor de Kom. BEKENDMAKINGEN Burgemeester en wethouders der gemeente Venray, brengen ter open bare kennis, dat door de raad dier gemeente bij zijn besluit van 30 juli 1957: no. 486, aan het bestuur van de St Clara-school van het rectoraat van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten medewerking is verleend op grond van de Lager-onderwijs- wet 1920, voor het aanschaffen van leermiddelen voor de eerste inrich ting van die school; no. 487, aan het bestuur van de St. Angela-school te Leunen, mede werking is verleend voor het aan schaffen van 4 twee-persoonsbanken no. 2, zulks in verband met de uit breiding van het aantal leerlingen van die school; no. 488, aan het bestuur van de St. Angela-school te Leunen, mede werking is verleend als bedoeld in de artikelen 72 en volgende van de Lageronderwijswet 1920 voor de aanschaffing van leermiddelen in verband met de uitbreiding van het aantal leerlingen van die school; no. 489, aan het r.-k. kerkbestuur van de parochie van St. Petrus- Banden alhier, het bestuur uit oefenende over de bijzondere lagere school voor jongens Henseniusschool medewerking is verleend als be doeld in de artikelen 72 en volgen de van de Lager-onderwijswet 1920 voor de uitbreiding en verandering van de speelplaats van die school en voor het aanbrengen van een beplanting. Venray, 3 augustus 1957.

Peel en Maas | 1957 | | pagina 1