Als de rode haan kraait Kasteel van Well In het Venrayse land rond de eeuwwisseling WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Schade aan boerderijen f 40 millioen pér jaar. Ingezonden. Zaterdag 21 Juli 1956 No 29 ZEVEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF GROTE STRAAT 28 TELEFOON 512 GIRO 150652 ADVERTENTIE-PRIJS: 8 ct. per m.m. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL f 1.35 BUITEN VENRAY f 1.45 We vonden een oud-Venraynaar bereid om het lief en leed in het Venrayse land gedurende de eeuw wisseling voor onze lezers op schrift te stellen, die wij zo nu en dan zullen publiceren. Daarin zullen oude herinneringen worden opge haald en zullen we kunnen lezen hoe veel ellendige toestanden in het Venrayse land gelukkig zijn verdwenen, maar dat helaas wat goeds en moois in de menselijke samenleving verloren is gegaan. De ouderen zullen waarschijnlijk een aansporing om deze artikelen ^>ij te houden niet nodig hebben, aan gezien zij vele dingen nog uit eigen herinnering zullen weten. We ver trouwen, dat ook de jongeren hier aan hun aandacht willen geven, om zo te leren uit het verleden hoe het toen was en hoe nu. HET SCHOOIERKE Als men over de grindweg van Oostrum naar het dorp wandelde, passeerde men rechts de hoeve van de Beurskesboer, woning, stallingen en schuur rondom de meste en links de daarbij behorende schop. Het was een bergplaats, opge trokken van palen, latten, plaggen, planken en een strooien dak. Een veldweg daarlangs tussen landerijen van de Beurskesboer door, van oudsher publieke weg geworden door verjaring, verbond de grind weg met de zandweg van Oostrum naar de Paterskerk door het Bruks- ke heen. Overdag stonden de deuren van de schop gewoonlijk open. Er waren een paar varkenskooien in, waarvan de bewoners op gezette tijden door hun bekend geschreeuw om voer de landelijke stilte ver scheurde en doorlopend de lucht rondom vervulde met meststank. Verder lag er zo van alles, rommel, kapot gereedschap, heistrooisel, hooi, enz. Een wanorde en vieze luchtjes, waardoor vele boeren hoeven in die tijd zich kenmerkte. Op een goede dag wandelde een Venrayse brouwer, die de café's in Oostrum had bezocht, naar het dorp terug. Hij had wel een van de postwagens kunnen nemen van De Zwaan of van De Gouden Leeuw maar hij wilde ook de café's van de Kurver, Peter Camps, Michel, enz. aandoen. Zo passeerde hij natuurlijk de schop van de Beurskesboer. En het trok zijn aandacht, dat een groep jongens, die blijkbaar van de Oos- trumse school naar huis in Lull op weg waren, in de schop naar iets bijzonders stonden te loeren. Daar wilde hij wel iets meer van weten, omdat hij dacht aan belhamel streken. De brouwer stapte binnen, in het troepje, met een houding, die de verdachten niets goeds be loofde. Maar de jongens bleven rustig staan, doodonschuldig. De tweede ervaring was een vieze stank in zijn neus, een stank van menselijke ontlasting. Hij vroeg aan de jongens, wat er was. „Daor lit-ie," zei er een. Hij keek. En zag een beweging onder een hoopje heistrooisel. Wie dat was O, het schooierke. Had daar al enkele dagen gelegen. Iedereen kende toch het schooierke wel? Brouwer stapte bij de Beurskes boer binnen. De Beurskesboeren stonden bekend als beste mensen. Beurskes-Marten, de boer was niet thuis, was op het veld. De Beurskesvrouw lichtte hem in. Op een morgen, een dag of wat ge leden, hadden ze hem in de schop gevonden, toen ze de varkens gingen voeren. Hij had zich 's avonds laten insluiten en was in een hoop hei- strooisel gekropen. Ze hadden hem elke dag wat eten en drinken ge bracht. Een bekend schooierke. Maar het zag er naar uit, dat hij erg ziek was, hij stond nooit op en deed alles in zijn broek. Och boeren mensen vielen daar niet flauw van. Meneer Brouwer wist immers nog wel, dat een boerenjongen flauw gevallen was, en dat een juffrouw hem beter had willen maken met eau de cologne, en dat de boer woedend had uitgeroepen, of ze hem vermoorden wilde En hij had de jongen opgepakt en hem boven de varkenskooi gehouden, en ineens was de jongen zo gezond als een vis. Wist meneer Brouwer dat niet meer? Maar met het schooierke was het afgelopen, dat kon men zien, triestig was het wel, wat kon men er aan doen Men moest er erg compas sie mee hebben... Brouwer werkte zijn weg naar het dorp verder af. Zaken gingen voor het meisje. Maar het schooier ke vergat hij toch ook niet. Hij wist de weg. Hij moest bij Dolf zijn. Dolf Dommeck. Een populaire dorpse figuur. Een beste mens, die allerlei karweitjes opknapte uit mensenliefde. De volgende morgen toog Dolf met zijn kruiwagen naar de schop. Hij laadde het schooierke op zijn kruiwagen en bedekte hem met een paar jutezakken, De tabaksrook uit zijn aarden pijp beschermde hem tegen de stank van het schooierke. Hij borg zijn last op onder de ingang van het raadhuis, bergplaats en arrestantenlokaal. Toen pakte hij een emmer en een dweil en ging daarmee naar de pomp op de Varkensmarkt. „Ja", zei hij tegen de nieuwsgierige toeschouwers, „we motte 't schoijerke zien keuntje mer es gaon aafspule." De volgende morgen vond hij het schooierke dood. Verlost uit zijn ellende. En het manneke werd be graven. En daarmee was alles afge lopen. Niemand had er nog een gedachte voor over. Opgeruimd was netjes. Dolf wachtte andere karweitjes. U weet misschien niet, dat een tiende deel van het aantal branden in ons land plaats heeft op boer derijen. De rechtstreekse schade beloopt zelfs een kwart van alle brandscha in Nederland, omdat de brand op de boerderij in de regel zo'n grote omvang aanneemt. In cijfers bedraagt de jaarlijkse rechtstreekse schade door brand aan boerderijen aangericht, bijna tien miljoen gulden. De werkelijke schade ligt ongeveer vier maal zo hoog, aldus ir Bouma, Rijkslandb.- consulent voor de boerderijenbouw. Het is daarbij ontstellend, dat, volgens een opgave van deskundi gen, de helft van deze branden wordt veroorzaakt door onoplet tendheid, onvoorzichtigheid, nala tigheid en door spelen met vuur. Spelen met vuur alleen al is de oorzaak van bijna een vijfde deel van de branden in boerderijen. Het is noodzakelijk zich te be zinnen op het voorkomen van deze jaarlijkse vernietiging op grote schaal. Blijkbaar is men niet algemeen doordrongen van de noodzaak om voorzichtig te zijn en zijn gezond verstand te gebruiken. Te veel worden nog uit sleur, onbekendheid of zorgeloosheid, be paalde onachtzaamheden begaan, vaak, omdat er nog nooit wat is gebeurd en men zelf nog nooit brand heeft gehad. Tot het te laat js en de boerderij en misschien er mensenlevens verloren gaan. Beter voorkomen. Het sterk toenemen van het ge bruik van verbrandingsmotoren op de boerderij, levert door de ge bruikte brandstoffen, vooral benzine en trekker-petroleum, bij ondeskun dig gebruik, grote gevaren op. Dampen van deze vloeistoffen zijn zeer brandbaar. Ze liggen als een dikke laag op de vloer en de kleinste vonk kan ze in een oog wenk in een vlammenzee veran deren. Vul doorgaans bij, zo enigszins mogelijk in de buitenlucht. Laat de motor nimmer draaien tijdens het bijvullen. Rook daarbij niet. Steek binnen, ook na het sluiten van de brandstofhouders geen sigaret, pijp of sigaar aan. Anders kan het u vergaan gelijk de boer, die na het bijvullen van de motor van zijn melkmachine en het goed sluiten van de beide dop pen, aan deze verregaande zorge loosheid te wijten, ternauwernood zijn leven kon redden en die een schade veroorzaakte van bijna twee ton. Ook de wasbenzine, veel gebruikt voor het reinigen van kleding, is uitermate brandbaar. Pas dit in huis nimmer toe bij vuur, zelfs niet wanneer dit een nevenvertrek aan wezig is. Menige huisvrouw heeft hierbij haar leven op het spel ge zet. Gevaarlijke dampen. Dampen van flessengas zijn even gevaarlijk. Nog deze winter ging een boerderij met het vee ln de vlammen op, omdat de boer, die voor de zekerheid altijd een nieuwe fles aansloot en daarna een verse pijp opstak. Zorg voor een goede pakking- ring bij het aansluiten van een nieuwe fles. Volg de voorschriften van de leverancier. De ruimte waar de fles staat, moet op de grond worden ontlucht. Zoek niet met een brandende lu cifer naar lekken en tracht even min met een soldeerbout een be vroren gasleiding te ontdooien. Uw leven kan er mee gemoeid zijn. Wees uitermate voorzichtig bij 't gebruik van trekkers in schuren. Een lage gloeiende uitlaat kan op de grond liggend hooi en stro doen ontbranden. Vonken uit de uitlaat eveneens. Het is bekend, hoe verraderlijk en kostbaar hooibroei kan zijn. Reeds bij veertig tot vijftig gra den Celsius, wanneer er nog geen gevaar voor brand bestaat, is er reeds een belangrijk verlies aan voedende bestanddelen. Het is nodig de temperatuur en de geur van broeiend hooi nauw lettend te bewaken en tijdig over te gaan tot het maken van een gat of omzetten (60 tot 80 graden Cel sius). Doorblazen van lucht, desge wenst met de waaier van de hooi- blazer, kan ernstige broei voor komen. Controleer. Elektrise leidingen moeten ook geregeld worden nagezien, hetzelf de geldt voor gasleidingen. Een bliksemafleider voorkomt bijna zeker het uitbreken van een brand bij inslag. Ook deze moet geregeld worden doorgemeten. Tenslotte: weest waakzaam in alle opzichten en gebruik uw verstand Stel een rookverbod ln op plaatsen met hooi, stro, benzine enz. Let op nabrandende weggewor pen sigaretten en andere kleinig heden. Loop 'savonds voor het naar bed gaan nog even door huis, schuren en stallen: je kunt nooit weten. Bliksem. Men moet met huisgenoten en personeel bespreken, wat er bij brand moet geschieden. Is de brand eenmaal uitgebroken dan is iedere minuut winst. Men dwinge zich kalm te blijven. Zo gauw mogelijk moet de brandweer worden gewaarschuwd. Noteer het telefoonnummer van de brandweer duidelijk op een ge makkelijk zichtbare plaats. Velen hebben dit zich voorgenomen, doch voerden het nog niet uit. Ga na, waar de brandweer water kan vinden. Probeer het te regelen als dit niet in orde is. Blusmiddelen voor het bestrijden van een begin van brand, moeten op iedere boerderij aanwezig zijn. Een tuinslang met een afschuif- bare straalpijp, aangesloten op de waterleiding, opgehangen op een vaste plaats, is uitstekend. Bij het ontbreken van waterlei ding kan een aantal watervaten van 200 liter met emmers ook heel goed dienen. Snelblussers, zg. natblussers wor den ook toegepast. Omdat de inhoud ervan niet erg groot is, moeten ze eerst vlak bij de brandhaard in werking worden gesteld en goed worden gericht. Bij de trekker moet een schuim of droogpoederblusser worden ge bruikt. Ook is een bak met zand van 50 liter en een grote schop wenselijk. Goedgekeurde blustoestellen heb ben een Rijkskeurmerk. Schilder de blusmiddelen rood; laat ze altijd op hun vaste plaats en houd ze goed in orde. Kortom, doe wat U kunt, om brand te voorkomen! VEILIG VERKEER! Verleden week heeft men in het Raadsverslag kunnen lezen, dat er een voorstel, om voor een paar duizend gulden palen en kettingen te kopen, om hiermee in de kom enkele gevaarlijke hoeken op kruis punten af te kunnen sluiten, zodat voetgangers van de gemerkte over steekplaatsen gebruik moeten ma ken, zonder veel commentaar was aangenomen. Men ziet dus blijkbaar het belang van een goede regeling van het verkeer wel in. Waarom kan dit op andere pun ten in onze gemeente ook niet zo geregeld worden Komt men nu met een wagen van Oostrum af over de weg naar Castenray, dan passeert men 't kruispunt bij de kerk te Oirlo. Of er verkeer van de zijde van Hoogriebroek komt, kan men niet zien voordat men op deze weg is, omdat hier een boerderij bijna op de weg ligt. Normaal is hier regel dat rechts voorrang heeft. Iedereen die dus van Oostrum komt, is hier ver plicht om bijna stil te houden, wil hij niet te veel vaart hebben, als er eens verkeer van rechts mocht komen. Komt men echter van Hoogrie broek, dan is hier sedert enige tijd een bord met de waarschuwing Stop". Dit verkeer moet dus het verkeer op de andere weg voorrang verlenen. Nu is mijn vraag: waarom mag het verkeer op de andere weg dit niet weten? Waarom staan hier geen bordjes, die aangeven, dat er op die plaats een voorrangskruising is, zoals bijv. op de Langeweg kruising Merseloseweg? Waarom in de kom wel en hier niet een paar borden meer dan er nu staan? Kan bruintje dat niet meer trekken omdat het voor een kerkdorp is bedoeld? Want hoe is het nu? Iemand komt van Oostrum en op die hoek te Oirlo komt ook iemand van rechts, die doorrijdt ondanks dit stopbord en er heeft een aan rijding plaats. Wie heeft dan schuld? Degene, die door dat stopbord rijdt, krijgt een bonnetje, omdat hij niet gestopt heeft, maar ook de andere is even goed strafbaar, want er staat nergens aangegeven, dat hij voorrang had, tenminste niet dat hij dit kon zien. Dan kan hij wel beweren, dat hij weet, dat er een stopbord staat op de andere weg, maar daarom moest hij rechts verkeer nog voorrang geven, als hij zelf niet op een voorrangsweg rijdt. Door het plaatsen van twee bor den kunnen ongelukken voorkomen worden. Of het echter zover komt, zal men af moeten wachten. Laten we hopen van wel, in het belang van alle weggebruikers, want voor komen is beter dan genezen, vooral bij verkeersongevallen. C. te O. IV In 1841 logeerde bij Pieter Willem Liedel Koning Willem II. Aangezien zijn twee kinderen vóór hem over leden, werd de zoon van zijn zuster baron Frans Peter von Schloisnigg erfgenaam. Het vruchtgebruik kwam echter aan een dame, bekend onder de naam van Marie Anneke van Alden- driel, tegenover wie de laatste kasteelheer en zijn vrouw zekere verplichtingen gehad moeten heb ben. Wie deze Marie Anneke is ge weest is feitelijk nooit bekend ge worden. Zij ging in 1852 op Well wonen en ontving de familie Schlois nigg, die toen voor de eerste maal nog per rijtuig van Wenen naar Well reisde als haar gast. Ook na haar overlijden in 1878 kwam de familie Schloisnigg ge regeld ieder jaar in de zomer naar Well en werd door de bevolking met vreugde begroet. Frans Peter von Schloisnigg over leed in 1899 en liet Well, Aldendriel en Annadael na aan zijn zoon Frans (later gehuwd met Marie baronesse de Weichsde Wenneuit Geijsteren) en zijn vier dochters, die de Neder landse goederen om uit de onver deeldheid te geraken in 1906 ver kochten. 1900 Eigenaar van het kasteel en om geving werd Dr. Wolters uit Dussel- dorf. De heer Wolters was in Well wegens zijn vriendelijkheid en mede leven met de bevolking een zeer geziene persoonlijkheid. Aanvanke lijk leefde hij op het kasteel met zijn oude moeder, die daar ook is overleden en begraven. Hij zelf moest het kasteel in het laatste jaar van de oorlog, toen het door duitse troepen werd bezet, verlaten en is kort na de bevrijding te Dus- seldorf overleden. Het kasteel is door een toeval van de vernietiging en verwoesting, die het huis op de St. Jansberg te Mook en het kasteel Blijenbeek op de rechter Maasoever en de kaste len Haetert, Makken, Geijsteren, Blitterswijck en Broekhuizen op de linker Maasoever heeft getroffen, gespaard gebleven. Juist toen de Engelsen tot een bombardement vanuit de lucht zouden overgaan verlieten de Duitse troepen het kasteel in de richting grens achter volgd door de Engelse bommen werpers. Nadat de geallieerden over de Maas waren gegaan volgde bezet ting door Engelse en Nederlandse troepen. Het kasteel had toch nog zeer grote oorlogsschade opgelopen. Het kwam onder beheer van de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door Burgemeester Douven en werd met c.a. 4 ha in 1949 aan het Bis dom Roermond verkocht. Pas na grondige restauratie kon de tiend schuur, waarheen de kunstschatten der verwoeste kerk aan de Maas gebracht waren, als noodkerk in gebruik worden genomen. Later kon ook het kasteel ter beschikking gesteld worden als centrum voor godsdienstige, sociale en culturele vorming en de voorburg als land bouwschool. Wat betreft de folklore: ijs-, vissers-, ruiter- en schuttersfeesten, deze traditie wordt voortgezet, terwijl het kasteel en het park voor belangstellenden ter bezichti ging openstaat. Spoedig na de bevrijding heeft H.M. Koningin Wilhelmina, bij ge legenheid van een bezoek aan het dorp Well, ook op het kasteel ver toefd temidden van de bevolking. Op 14 Mei 1956 viel het kasteel de eer van een bezoek van H.M. ko ningin Juliana te beurt, die voor het werk, dat aldaar wordt ver richt zeer grote belangstelling en bewondêring betoonde. Zo zal het kasteel, zoals bij die gelegenheid door de Commissaris der Koningin werd gezegd, na gebouwd te zijn uit strategische overwegingen als bolwerk in tijden van oorlog thans een bolwerk zijn in vredestijd in dienst der naastenliefde. De lijst van kasteelbewoners en gebeurtenissen is een droge opsom ming. Toch hebben deze kasteel heren en de lotgevallen van het kasteel betekenis gehad voor de geschiedenis van het dorp Well en de streek. Al naar gelang van hun persoonlijke geaardheid, macht en invloed, van hun sociale, gods dienstige en culturele instelling hebben de kasteelheren invloed gehad op de gang van zaken in dorp en streek, ftieestal ten goede. In de woelige tijden der 16e en 17e eeuw, toen er voortdurend oorlog was, ook wel eens ten kwade wat betreft de naburige dorpen en heerlijkheden. Toch moet men dit zien in het licht der tijden, waarin deze feiten plaats hadden. Eén grote verdienste kan de heren van Well niet ontzegd wor den: in oorlogstijd kwamen zij op voor de belangen van hun onder horigen, in vredestijd trachtten zij het culturele leven te bevorderen. Vooral aan de kasteelheren van de 18e en 19e eeuw wordt in Well een dankbare herinnering bewaard. Onder hen beleefde Well een tijd van bloei en groei. Onder de bezit tingen der kerk en van het gilde bevinden zich nog vele stukken die door de kasteelheren zijn geschon ken, terwijl iiun namen aan tal van stichtingen zijn verbonden.

Peel en Maas | 1956 | | pagina 1