zoek... Sötiótagisch óndekzeek De betekenis van de sport onderkend Ziekentriduum De triomftocht van de Coloradokever WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Tweede INENTING tegen diphterie, kinkhoest en tetanns Ingezonden. Zaterdag 23 Juni 1956 No 25 ZEVEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG m PEEL EN MAAS CONFECTIE VAI H DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF GROTE STRAAT 28 TELEFOON 512 GIRO 150652 ADVERTENTIE-PRIJS: 8 ct. per m.m. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 BUITEN VENRAY I 1.45 De enquête, die vorige week in dit blad besproken is, naar aan leiding van de woningbehoeften, doet de vraag onwillekeurig rijzen, waar toch de uitslag blijft van die andere enquête, het sociologisch onderzoek. Het is misschien wat oneerbiedig gezegd, maar het socio logisch onderzoek stelt toch aan de hand van enquêtes en andere gegevens o.a. de noden en behoef ten vast van de plaats, waarin dit onderzoek gehouden wordt. We kennen de voorgeschiedenis van dit onderzoek. De gemeente raad, staande voor een nieuwe en (misschien) grootse ontwikkeling van Venray, waarvan het moeilijk is de richting te bepalen en de problemen te kennen, welke die met zich brengen, besloot weten schappelijk vast te laten stellen welke moeilijkheden men thans heeft, welke men verwachten kan en hoe men die kan oplossen, voor komen of opvangen. Dit mede om haar beleid voor de toekomst te kunnen bepalen. Men schakelde daarvoor dan in het KASKI, een instelling, die op dit terrein een zeer goede naam heeft en o.a. verbindingen heeft met de Nijmeegse Universiteit. De raad besloot met algemene stemmen de gelden daarvoor be schikbaar te stellen. Dat gebeurde in 1954. Maar Ged. Staten onthiel den hun goedkeuring aan dit raads besluit. Wel waren ze genegen om gelden beschikbaar te stellen voor een dergelijk onderzoek als dit zou gaan over de gehele streek, ook Horst en Sevenum o.a., mede ter bepaling van wat er leefde onder de boerenbevolking en de toekomst mogelijkheden op agrarisch terrein. Bij dit onderzoek konden tevens verschillende provinciale bureaux en instanties worden ingeschakeld en zo zou het rapport nog grotere waarde hebben. Men stond toen in Venray voor de keus ofwel niets doen ofwel Ged. Staten volgen. Men besloot toen gedwongen tot het laatste met de uitdrukkelijke waarschuwing er bij, dat dit niet alleen maar een agrarische aangelegenheid moest worden, maar dat ook inderdaad alle problemen zouden bekeken Worden. Toen keurden Ged. Staten dat raadsbesluit wèl goed. Intussen zijn we enkele jaren ouder. Een half jaar geleden was het nog bijna gewoonte dat de Venrayse raadsleden iedere raads vergadering eens informeerden hoe het met dit onderzoek stond, of er nog geen bepaalde onderdelen klaar waren. Die waren dan altijd juist aan het verschijnen, maar tot heden horen of zien we niets. De raad schijnt het verder ook wel te ge loven en zo staan we dan heden precies hetzelfde als twee jaren geleden, alleen dat we een hoop centen kwijt zijn. Informeert men ter bestemder plaatse, dan krijgt men ondanks de mededeling, dat er aan gewerkt wordt toch de indruk, dat er iets scheef zit. Dat de samenwer king tussen de verschillende in stanties niet bepaald prettig is en dat daarom deze zaak zo vertraagd wordt. Trouwens we hebben reeds eer der de aandacht er op gevestigd, dat het niet bepaald duidelijk is, waarom de landbouworganisaties vorig jaar door middel van enquê tes in deze streek zelf besloten een onderzoek in te stellen naar de arbeidsgelegenheid onder de bceren- jeugd. En in verschillende kranten artikelen aankondigden, dat hier geen verborgen werkloosheid onder de boerenjeugd bestaat. Dat had men niet alleen wonderbaarlijk vlug ontdekt, maar waarom zulk een onderzoek als men wist dat door de betrokken gemeenten een dergelijk onderzoek reeds werd ingesteld. Al met al moeten de eerste resul taten nog immer te voorschijn komen. Als nu Maastricht stelt, dat hier in Venray geen behoefte bestaat aan een bejaardenhuis of bejaar dencomplex, dan moeten we ons daarbij neerleggen. Cijfers hebben we geen, want het sociologisch onderzoek is niet gereed. Als nu een nieuwe industrie aan getrokken kan worden, weten we niet wat er aan arbeiders te ver wachten is uit de snel groeiende jeugd, omdat.... enz. Twee nog betrekkelijk kleine punten, die de laatste tijd al spelen. Hoe staat het met de landbouw, moet Tuinbouw met alle kracht bevorderd worden, of moet men het meer zoeken naar de industrie. Welke industriën dan Hoe staat het met onze woningbouw en speciaal de bouw van woningen voor grote gezinnen. Zijn die nodig en hoeveel ongeveer... Andere pun ten, waarop we het antwoord schuldig moeten blijven. We praten dan niet over onderwijs, ontwikke ling en sport, welke behoeften op die terreinen liggen. We weten het niet. -We hebben de eerlijke mening gehad om het te achterhalen, we hebben daar met Maastricht over gevochten, zijn tenslotte met het Maastrichtse voorstel accoord ge gaan, hebben er ons geld voor uitgegeven en zijn nog even wijs, als we toen waren. Alleen zijn er bijna twee kostbare jaren over heen gegaan. Wie en wat daar nu de oorzaak van is, weten we niet. Wel weten we, dat dezelfde argumenten als voorheen misschien zelfs drin gender om een wetenschappelijk onderzoek vragen en dat zonder de resultaten daarvan het voor een gemeenteraad als die van Venray zeer moeilijk is een beleid op te zetten, dat mede in de toekomst van belang is. En dat toch wêl de vraag gesteld mag worden, wat er nu feitelijk aan de hand is. De sociale evoiutie en de econo mische ontwikkeling hebben ons veel meer vrije tijd gegeven; tijd vcor ons zelf, om te besteden zoals ieder van ons dat het beste dunkt. Vanzelfsprekend kwam de sport als gezond middel tot ontspanning en recreatie van geest en lichaam in de belangstelling te staar. Sportief is een begrip geworden dat thans veel meer dekt dan zijn oorspronkelijke betekenis. De sport is een onmisbaar deel van ons leven geworden. „Sportief gekleed" gaat iedereen op zijn tijd. Welk een vlucht de actieve sport beoefening in ons land genomen heeft, bewijzen de 13.493 sportver enigingen met gemiddeld 75 leden per vereniging. Ze voetballen, turnen, zwemmen korfballen, wielrennen, tennissen, zeilen, wandelen, schaatsen, roeien enz. enz. In 1900 deden 76.750 mannen aan sport, in 1954 720.000. Hoe vele duizenden zijn er verder niet, die ongeorganiseerd aan sport doen? Ook de belangstelling voor de sport van de zijde der niet ac tieve sportbeoefenaren is veel en veel groter geworden, daarvan ge tuigt bijv. het feit, dat op 19 april 1953 3.650.000 mensen naar het radioverslag van de voetbal-ont moeting Holland—België luister den. In Venray kennen we onze voetbalclubs op ieder kerkdorp en in de kom, de tumclub, wan delvereniging, ryvereniging, ten nis- eix hockeyclub, om van de andere sporten nog maar niet te spreken. Onze boerenjeugd krijgt in orga- nisatieverband mogelijkheden voor sport en sportbeoefening, die men jaren geleden voor onmogelijk zou hebben gehouden. Ondanks de vaak onoverkome lijke moeilijkheden, wat terreinen en uitrusting betreft, wordt het aantal sportbeoefenaars groter en strekt het zich uit over alle stan den van onze gemeenschap. En het is voornamelijk de jeugd en de oudere jeugd, die zich tot de verschillende sporten getrokken voelt. Hierdoor kan dus in de sport een machtig stuk jeugdwerk zitten, omdat de sport een binding is, die men elders tevergeefs zoekt. Maar behalve dat, is de sport een machtig middel om er geeste lijk en lichamelijk beter van te worden. Paus Pius XII, die zelf zijn leven lang aan sport heeft gedaan wandelen, paardrijden, zwemmen, roeien en gymnastiek en die de Italiaanse sportslieden de naam „Papa degli sportivi" heeft gekre gen, heeft meermalen op de be langrijkheid van de sport gewezen. Steeds echter wees Hij ook op de juiste rangorde van waarden. Op 20 mei 1954 zei de Paus tot 10.000 sportslieden: „Als u door de sport er in slaagt uw lichamen soepeler te maken en ze beter aan uw geest en de zedelijke verplichtingen te onderwerpen, als tenslotte uw voorbeeld er toe bijdraagt het moderne sportleven een vorm te geven, die beter met de mense lijke waardigheid en de godde lijke voorschriften overeenkomt, dan krijgt uw lichaamscultuur een bovennatuurlijke waarde". Er zal dan ook wel niemand meer zijn die de grote betekenis van de sport in onze dagen zal ontkennen. Een betekenis, die nog steeds groeiende is, omdat de moderne mens over steeds meer vrije tijd gaat beschikken. Als we dan zien wat voor de sport in het algemeen dan feitelijk gedaan wordt, dan is dit gezien de grote betekenis daarvan, toch feitelijk bitter weinig. Ook in onze gemeente. Als men op een jaarvergadering van een voetbalclub hoort, hoe groot en zwaar de lasten zijn lasten die practisch iedere sportvereniging kent, maar waarbij dan de voetbal club nog dat voordeel heeft, dat ze door de publieke belangstelling ook van die zijde geld krijgt,dan vraagt men zich toch wel af, waar dat naar toe moet. Van de jongelui worden vele en dikwijls al te grote offers gevraagd. Contributieverhoging is een laatste, maar dikwijls ook gevaarlijk red middel. Men moet het dus hebben van de publieke belangstelling, die nogal eenzijdig op de voetballerij is ge richt. Maar dan vraagt de fiscus zijn deel inde vorm van vermakelijk heidsbelasting Als een betrekkelijk kleine voet balclub na een heus niet gunstig seizoen bijna f 1.500,vermakelijk heidsbelasting moet betalen, dan is dit geld, dat aan de jeugd-opvoe ding wordt onttrokken. En nu wil dit geen critiek zijn op 't gemeente bestuur, dat deze belasting vraagt, omdat ook zij door maatregelen van hogerhand daartoe weer wordt ge noodzaakt. Maar alleen een vast stellen van het feit, dat de betekenis der sport in dit opzicht allerminst wordt erkend. Want sport is meer dan ontspan ning, zoals we hierboven hebben aangetoond. Als er een zgn. cul turele film draait, een zgn. cultu rele opvoering wordt gegeven is deze belastingvrij, maar als er een sportmanifestatie is, waarvan een sportvereniging door middel van het publiek ook iets wil verdienen, om die verdiensten ten goede te laten komen aan de sport, dan staat de belasting klaar. En strijkt dikwijls juist de verdiensten op. Dat men die belasting kan terug vragen van het publiek, is een schone theorie, maar de prak lijk leert duidelijk, dat op een gegeven moment datzelfde publiek een zekere prijs wenst te betalen, maar ook niet meer dan dat. Wat biedt nu in het algemeen de gemeente voor de sportbeoefening. Schept ze gelegenheid om te sporten, geeft ze subsidies of heeft zij op dit terrein geen taak. Om met het laatste te beginnen menen we te mogen zeggen, dat het bovenstaande duidelijk aantoont, dat het zeker de taak van de over heid is, om een juiste sportbeoefe ning te bevorderen. Dat kan ze doen door subsidies te geven en door sportgelegenheid te scheppen. Via de subsidie aan de jeugdraad krijgen verschillende sportverenigingen voor haar jeug- digste leden iets toegewezen. Maar als men er aan denkt, dat b.v. S.V.V. bijna voor haar alleen al, driekwart van de hele subsidie aan de jeugdcentrale opbrengt aan vermakelijkheidsbelasting, dan ligt de verhouding scheef getrokken. En die sportverenigingen, die zulk een jeugdige leden niet ken nen, als tennis- en hockeyclub b.v.? Zij krijgen niets. Er komt eenmaal een sportpark, waarin ook zij al of niet tegen huur kunnen spelen. Tot dan moeten zij naar elders en de meer kosten daarvan moeten ze maar uit hun contributies zien te voldoen. Andere sporten krijgen helemaal geen kans, als volleyen enz. De vraag daartoe zal zeker komen. Het zou onredelijk zijn om de gemeente te verwijten, dat een en ander alleen haar schuld is. Deze toestand is langzaam gegroeid en is slechts een der vele problemen, waarmede men na de oorlog werd verrast. De financiële middelen om ook dit probleem definitief op te lossen zonder de zelfwerkzaamheid der verenigingen weg te nemen zijn er de laatste jaren niet. Maar of het hele probleem op gelost is, als er eenmaal een sport park is aangelegd, is en blijft een open vraag. En we hebben de in druk, dat van overheidswege de aanleg van dit sportpark als het enige en juiste middel om aan alle wensen van sportbeoefenaren tege moet te komen, gezien wordt. We geloven, dat men dan een ernstige fout maakt. En dat het juister is, dat men zich nu reeds bezint welke oplossing er gevondenYnoet worden, voor die sporten, die daar geen plaats in kunnen vinden, bv. die op de kerkdorpen beoefent worden. Want daar blijft de nood... Iedereen weet nu, dat we in juli voor de negende keer een Zieken triduum gaan houden. De datum is bepaald op 17, 18 en 19 juli, en het zal weer worden gegeven door Pater Gilbertus Lohuis. Een aanbeveling is overbodig. Als O.L.Heer nu mooi weer geeft en een rijkdom van genaden aan onze zieken en veel liefde aan alle medewerkers, dan zullen deze dagen weer rijke vruchten dragen. Onder die medewerkers rekenen wij ook U allen. Zonder Uw hulp kunnen wij niets. Want er komt heel wat kijken om meer dan 150 zieken eens echt goed te doen en alles vlot en prettig te doen verlopen. Aan duizend en een dingen moet gedacht worden, alles moet tip-top in orde zijn, als we beginnen. Daarom moeten we vooraf weten over hoeveel financiën we kunnen beschikken. Op het ogenblik hebben we niets, maar als deze week de ijverige propagandisten bij U aankloppen, stuurt U ze niet met lege handen weg. O, zeker is alles duur en moeten we op de kleintjes passen, maar ook ons werk is duur en daardoor heel moeilijk.... Toch durven we met de ervaring van het verleden, ook nu weer bij U te komen. Geeft Uw offer voor onze zieken, die toch al zoveel moeten missen. Het zal U door de grote Vriend der zieken duizendvoudig worden vergolden Zullen wij met onze bestrijdingsmiddelen de plaag onderdrukken En de Plantenziektenkundige Dienst waarschuwt onze streken, NU te beginnen met bestrijding. Aan het strand zijn blijkens offi ciële mededelingen weer colorado kevers gesignaleerd. Nederland is nog een van de weinige delen van Europa, waar de gevreesde en gehate Colorado- of aardappelkever, nog geen vaste voet heeft kunnen krijgen. Dit danken wij hoofdzakelijk aan de zeer intensieve wijze, waarop wij dadelijk met de ons ter beschik king staande bestrijdingsmiddelen het insect bij zijn eerste verschij nen in ons land te lijf zijn gegaan. Dat wij zo verstandig waren, dan ken wij aan het feit, dat wij eerst hebben kunnen zien, welke ruï- nieuze gevolgen het verschijnen van de coloradokever voor de aard appelteelt in andere landen heeft gehad. Of wij blijvend deze parasiet kunnen bestrijden, valt te betwij felen, omdat er altijd enkele sterke kevers zijn, die de vergiftiging door bespuiting overleven. Uit deze kevers bestaat op den duur een nakomelingschap, dat immuun is voor onze bestrijdings middelen en wat dan de gevolgen zullen zijn, kunnen wij slechts raden. De „prachtige vondst" Ongeveer honderd vijftig jaar ge leden kende men deze vraatzuch tige kever nog niet en wij danken het aan een door het amerikaanse gouvernement uitgezonden expedi tie naar de onherbergzame streken van de Rocky Mountains, dat wij kennis maakten met dit insect, nog voordat het zijn beruchte naam had gekregen. Het was bij deze expeditie, dat in 1823 de bekende insectenkun- dige Say een prachtige kever ont dekte, die zo groot was als een vingernagel. Het diertje was geel en droeg op zijn dekschilden tien overlangse zwarte strepen. Het insect leefde op de bladeren van wilde aardappelsoorten. De larven, die een vleeskleur hebben, zijn nog vraatzuchtiger en zij zijn het hoofdzakelijk, die de enorme schade veroorzaken. De amerikaanse pioniers drongen langzaam maar zeker oerwoud en prairie terug naar 't oosten. Waar zij zich vestigden, legden zij onder meer aardappelvelden aan om in hun onderhoud te kunnen voorzien met als gevolg, dat na verloop van tijd het gebied werd bereikt, waar de kevers zich bevonden. Dadelijk wipten die van de wilde aardappelsoorten over op de aan gelegde velden, waar de bladeren malser en sappiger waren. Een groot nakomeling schap. In dit paradijs leefde de kever rustig voort en tierde er welig. Zijn wijfje schonk hem de eerste maal 8001000 en soms wel 2000 nako melingen. Dit herhaalde zich in hetzelfde jaar nogmaals en soms een derde maal. Maar de eerste lingen vermenigvuldigden zich ook snel en zo behoeft het ons niet te verwonderen, dat in minder dan geen tijd een plaag ontstond, die door de mens niet in toom te houden was, aangezien men in die tijd bovendien niet over geschikte bestrijdingsmiddelen beschikte. De oranje-rode eitjes hechtte het keverwijfje onder de aardappel bladen en wanneer de larven uit kwamen, zagen zij kans met hun ontembare vraatzucht in minder dan geen tijd hele velden kaal te vreten. Staken alleen nog de dorre kale stengels boven de grond uit, dan verplaatsten de kevers zich in volken naar nieuwe velden. Met behulp van de wind ver plaatsten de kevers, die zelf niet zo best vliegen kunnen, zich naar het westen. In 1859 staken ze de Missouri over, in 1865 de Missis- sipi en omstreeks 1875 bereikten ze de kust van de Atlantische Oceaan. Hier werd hun voorlopig een halt toegeroepen, want de uitgestrekte watervlakten waren een belem mering om 2ich verder oostwaarts te verplaatsen. Aanval op Europa. Hoe de eerste kevers in Europa zijn beland, is niet met zekerheid vast te stellen, doch vermoedelijk zijn ze ongemerkt met amerikaan se schepen meegekomen. Dit is heel goed mogelijk, wan neer men bedenkt, dat een colorado kever gemakkelijk enige maanden zonder voedsel kan. In 1877 werden in Europa de eerste kevers gesignaleerd en wel bij Mühlhausen. De bestrijding werd grondig aangepakt. De velden wer den plat gebrand en de grond met ongebluste kalk bewerkt, zodat geen- kever of larve in leven kon blijven. Het mocht niet baten, want het volgende jaar werden in Duitsland op verschillende plaatsen weer kevers aangetroffen. Weer pakte men de zaken grondig aan en het gelukte de mens de kever de baas te worden. Het gevaar voor Europa scheen voorlopig bezworen. Tien tallen jaren lang kreeg de colora dokever geen kans om zich voor goed in Europa te nestelen. De mens in het defensief De eerste wereldoorlog bracht voor de kevers de grote kans. Men had te weinig aandacht voor de be strijding en na de oorlog kwam men plotseling tot de ontdekking, dat een gebied van ruim 200 ha bij Bordeaux volop besmet was met de beruchte aardappelkevers. Wat men ook probeerde, de kevers waren niet uit te roeien en zij hadden dus voorgoed vaste voet op europese bodem. Vermoedelijk zijn de insecten met de amerikaanse expeditionaire macht meegekomen. Aangezien men de dieren niet kon uitroeien, besloot men te trach ten ze te localiseren. Alle middelen werden aangewend om verdere ver breiding van de plaag te voorko men, maar zonder veel succes. Langzaam maar zeker verplaatsten de kevers zich naar het noorden en oosten en zo bereikten de eerste kevers in 1933 ons land. Hier waren wij echter niet van zins om ons over te geven en de bestrijding werd krachtig ter hand genomen. Zo gelukte het ons de keverplaag tot een minimum te beperken en tot na de tweede wereldoorlog zelfs ons land boven de grote rivieren geheel vrij te houden van de coloradokever. Nieuwe invasie De tweede wereldoorlog had de zelfde gevolgen als de eerste. Weer kwamen met de Amerikanen veel kevers mee, maar nu ook naar ons land. In verschillende gebieden waar de geallieerden doortrokken, hadden de kevers vrij spel en zij hechtten zich aan de zeilen van de vrachtwagens of kwamen tussen de goederen terecht. Op die manier arriveerden ze als blinde passagiers ook in ons land. Door bebrek aan voldoende be strijdingsmiddelen vlak na de be vrijding konden we weinig doen. De plaag nam in omvang toe en vooral in het zuiden was het nood zakelijk tot verplichte bespuiting van de velden over te gaan. Langzaam zijn wij weer wat ter rein gaan winnen, maar het gevaar is nog niet voorbij en zal waar schijnlijk ook voorlopig niet wijken. Het valt te betwijfelen of wij in de toekomst succes zullen blijven hebben met onze bestrijdingsmid delen, want de insecten die de vergiftiging overleven, zijn de sterkste en worden immuun, het geen na verloop van tijd ook op hun nageslacht wordt overgebracht. Dan zullen we met onze middelen niets meer kunnen bereiken, of er moeten nieuwe, betere bestrij dingsmiddelen ter beschikking ko- Burgemeester en wethouders van Venray brengen ter openbare ken nis, dat de tweede kosteloze inen ting tegen diphterie, kinkhoest en tetanus zal geschieden als volgt: In Venray-kom: op dinsdag 26 juni 1956, om 2 u. n.m. in het Groene Kruis gebouw aan de Merseloseweg. De kinderen uit Venray-kom, die op 29 mei j.l. niet zijn ingeënt, kunnen op 26 juni de eerste in enting ontvangen. In de kerkdorpen Ysselsteyn, Veu len Heide en Merselo: op dinsdag 3 juli 1956, om 2 u. in de school te Ysselsteyn om 2.40 u. in de school te Veulen om 3.20 u. in zaal Rongen Heide om 4 u. in Jeugdhuis te Merselo In de kerkorpen Leunen, Castenray Oirlo en Oostrum. op dinsdag 10 juli 1956, om 2 u. meisjesschool te Leunen 2.40 u. in het patron. Castenray om 3.20 u. meisjesschool Oirlo om 4 u. in de school te Oostrum Wij vertrouwen erop, dat alle ouders van de geboden gelegenheid gebruik maken, om hun kinderen tegen deze gevaarlijke kinderziek ten te laten inenten. Men wordt verzocht stipt op tijd aanwezig te zijn. De derde inenting zal nog nader bekend worden ge maakt. Venray, 20 juni 1956. Burgemeester en wethouders vrnd. A.H.M. Janssen, burgemeester, H. Vorst, secretaris. VEILIG VERKEER Heer Redacteur is het U nog niet opgevallen, dat met markt dagen het verkeer in Venray nog onveiliger wordt dan het al is. Dan staan links en rechts op de Eind- straat, Julianasingel en Poststraat de wagens der marktventers en andere bezoekers en is ternauwer nood plaats voor het gewone toch al drukke doorgaande verkeer. Als er geen ruimte was om te parkeren, liet ik dat nog staan, maar aan de Eindstraat en de beide andere straten is parkeerruimte, zonder het verkeer te hinderen. Kan dat nu niet anders of gebeuren er nog geen ongelukken genoeg? V. V. Nieuws uit Venray en Omgeving GROENE KRUIS DONDERDAG a.s.: Consultatiebureau voor zuigelingen uit de Kom 40-Jarig kloosterfeest Woensdag vierde broeder Wol- fa odus Buitendijk van de orde van de Broeders van Liefde in Huize St Servatius te Venray, zijn 40-jarig kloosterfeest. Hoewel het 40-jarig feest bij de broeders van liefde niet gevierd wordt, werd voor broeder Wolbodus een uitzondering gemaakt omdat de jubilaris bij zijn zilveren kloosterfeest ziek was. Broeder Wolbodus is geboortig van Maastricht. Verblijft sinds 1933 te Venray en vervult thans het ambt van bibliothecaris van 't huis. Voor dien was hij werkzaam als zieken verpleger te Noordwijkerhout. Het feest werd in intieme kring gevierd. Ernstige val met bromfiets De 27-jarige A.F. kwam Zondag middag op de weg Veltum—Heide, zo ernstig te vallen, dat hij meteen zware hersenschudding in 't zieken huis moest worden opgenomen. Aanbesteding Aan aannemersbedrijf M. Coppes, Meterikseweg te Horst, is opge dragen, het bouwen van een woon huis annex champignonskwekerij en zweetruimte, teeltoppervlakte 600 m2, voor de heer J. Peeters te Merselo, voor de som van f 66.600. Architect Frans Steegh, Velden.

Peel en Maas | 1956 | | pagina 1